Toelichting bij COM(2017)114 - Europese bedrijfsstatistieken tot wijziging van Verordening (EG) nr. 184/2005 en tot intrekking van tien wetgevingsbesluiten op het gebied van bedrijfsstatistieken

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De behoefte aan statistische informatie over ondernemingen voor beleidsvorming en andere doeleinden neemt toe. Het Europees statistisch systeem (ESS) 1 zal naar verwachting kwalitatief hoogstaande statistische gegevens leveren op dit gebied, waarbij de tijdigheid en de vergelijkbaarheid tussen de lidstaten worden gewaarborgd. De verspreide ESS-bedrijfsstatistieken moeten de basis vormen voor besluiten over de markteconomie die gebaseerd zijn op kennis en innovatie, teneinde de toegang tot de eengemaakte markt voor kleine en middelgrote ondernemingen te verbeteren en ondernemerschap en concurrentievermogen te stimuleren.

De ontwerpverordening betreffende Europese bedrijfsstatistieken, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 184/2005 en tot intrekking van tien wetgevingsbesluiten op het gebied van bedrijfsstatistieken (FRIBS) maakt deel uit van het Refit-programma van de Europese Commissie voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving waarmee wordt beoogd EU-wetgeving eenvoudiger te maken en onnodige kosten van regelgeving te verminderen, waarbij bedrijfsstatistieken zijn aangewezen als een van de prioriteitsgebieden. De ontwerpverordening voorziet in de integratie van de statistische behoeften en wetgevingsbesluiten voor bedrijfsstatistieken door deze te stroomlijnen en te vereenvoudigen en de lasten voor het bedrijfsleven te verminderen.

Het huidige stelsel voor Europese bedrijfsstatistieken is gefragmenteerd in afzonderlijke domeinspecifieke verordeningen. Dit leidt tot inconsistenties in de verzamelde gegevens en inefficiënties bij de productie ervan. FRIBS biedt een gemeenschappelijk rechtskader voor de productie en opstelling van ESS-bedrijfsstatistieken. Naar verwachting zal dit het volgende opleveren: betere kwaliteit van de ESS-ondernemingsregisters, gemeenschappelijke definities die kunnen worden gebruikt in alle bestreken statistische gebieden, de uitwisseling van identificeerbare microgegevens en een geïntegreerde gegevensstructuur. Dit moet leiden tot rationalisering van de nationale statistische productieprocessen, beter gebruik van de bestaande gegevensbronnen, en vermindering van de statistische lasten voor respondenten wanneer ESS-bedrijfsstatistieken worden opgesteld. Bovendien zal FRIBS zorgen voor geharmoniseerde gegevensstructuren en gemeenschappelijke kwaliteitsnormen voor de gegevens die het mogelijk zullen maken de verschillende bedrijfsstatistieken aan elkaar te koppelen, waardoor de verzamelde informatie nog waardevoller wordt.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Er is steeds meer behoefte aan betrouwbare statistieken van hoge kwaliteit, zodat beleidsmakers en ondernemingen op feiten gebaseerde beslissingen kunnen nemen. In de huidige context waarin er een toenemende druk is op de menselijke en financiële middelen die beschikbaar zijn voor de productie van statistieken, vormt de alsmaar toenemende behoefte aan statistieken van hoge kwaliteit echter een grote uitdaging voor het ESS. Tegelijkertijd wordt het ESS geconfronteerd met verzoeken van gegevensverstrekkers (respondenten – ondernemingen) om de administratieve lasten te verminderen. Om deze uitdagingen het hoofd te bieden, heeft de Commissie (Eurostat) onlangs een aantal initiatieven genomen die erop zijn gericht een efficiëntere productie van Europese statistieken mogelijk te maken en de lasten voor respondenten te verminderen door de coördinatie en samenwerking binnen het ESS te vereenvoudigen en te verbeteren. Een voorbeeld is de wijziging uit 2015 van Verordening (EG) nr. 223/2009 betreffende de Europese statistiek, om het bestuur van het ESS te verduidelijken en de instrumenten voor coördinatie en samenwerking op zowel EU- als nationaal niveau te verbeteren. Andere vergelijkbare initiatieven, bijvoorbeeld op het gebied van sociale statistieken, zijn opgenomen in het Refit-programma van de Commissie en zijn erop gericht de productie van Europese statistieken op specifieke gebieden te vereenvoudigen en te stroomlijnen.

Bedrijfsstatistieken zijn een van de drie pijlers van het ESS binnen het Europees statistisch programma voor 2013-2017 2 . Elke pijler bestrijkt een reeks primaire statistieken die voor verschillende behoeften dienen en de input voor de boekhoudsystemen (zoals nationale rekeningen of de betalingsbalans), alsook de basis voor indicatoren voor de verschillende beleidsbehoeften vormen. De ESS-visie 2020, die in mei 2014 door het ESS-comité is goedgekeurd, is het strategisch antwoord van het ESS op de uitdagingen in verband met officiële statistieken. Hierin wordt verklaard dat het mogelijk moet zijn gegevens in verschillende statistische gebieden te gebruiken, teneinde opkomende fenomenen beter te kunnen analyseren (bv. globalisering) en beter in te spelen op EU-beleid met een grote impact. De gegevensoutput moet gebaseerd zijn op efficiënte en degelijke statistische processen. Het Programma tot modernisering van de Europese bedrijfs- en handelsstatistiek ("het Meets-programma") heeft de uitvoering van de ESSvisie 2020 op het gebied van de bedrijfs- en handelsstatistieken voorbereid. Er zijn diverse acties gestart met het oog op integratie, vereenvoudiging, gegevenskoppeling en de ontwikkeling van geharmoniseerde methoden.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Een van de doelstellingen van FRIBS is om geschikte statistieken te leveren, die helpen bij de formulering van en het toezicht op het EU-beleid dat van invloed is op ondernemingen.

Meer in het bijzonder zijn voor de toetsing van de vorderingen met betrekking tot de tien prioriteiten van de Europese Commissie – met name op het gebied van banen, groei en investeringen, de digitale eengemaakte markt, de interne markt en handelsovereenkomsten van de EU – geharmoniseerde en vergelijkbare Europese statistieken nodig, die:

• door beleidsmakers kunnen worden gebruikt om beleidsinitiatieven te ontwerpen die voldoen aan de doelstellingen van de Commissie en toezien op de uitvoering ervan;

• door de media kunnen worden gebruikt bij de verslaglegging over de gebieden die in de tien prioriteiten zijn vastgesteld.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor de Europese statistieken is artikel 338 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Uit hoofde van dit artikel nemen de EU-wetgevers maatregelen aan voor de opstelling van statistieken wanneer zulks voor de vervulling van de taken van de Unie nodig is.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen. In het Europees statistisch systeem zorgen de lidstaten voor de feitelijke opstelling van de statistische informatie op nationaal niveau. Voor de opstelling van bedrijfsstatistieken op Europees niveau zijn een geharmoniseerde methodologie en de definitie van gemeenschappelijke output die door de lidstaten geleverd moet worden, onontbeerlijk. Alleen de Commissie kan de nodige harmonisatie van statistische informatie in de lidstaten coördineren en bedrijfsstatistieken op Europees niveau produceren op basis van de gegevensverzameling die door de lidstaten werden uitgevoerd. Derhalve kan de Europese Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Daarom is de voorgestelde actie op EU-niveau volledig gerechtvaardigd. Dit kan alleen volledig worden gerealiseerd door middel van een actie op EU-niveau.

Bovendien kan een betere monitoring van de globalisering, op basis van een betere kennis van multinationale ondernemingengroepen, alleen op Europees niveau plaatsvinden.

Evenredigheid

1.

Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel:


Het zal de kwaliteit van de Europese bedrijfsstatistieken, met inbegrip van de vergelijkbaarheid, de relevantie en het reactievermogen ervan, op een geharmoniseerde wijze in de lidstaten waarborgen door dezelfde beginselen toe te passen. Het zal leiden tot een grotere kosteneffectiviteit met inachtneming van de specifieke kenmerken van de systemen van de lidstaten.

De financiële en administratieve lasten voor de respondenten kunnen worden verminderd door begrippen en methoden te standaardiseren, dubbele informatie te verwijderen en meer gebruik te maken van een combinatie van andere bronnen dan enquêtes. De FRIBS-verordening is in ruime mate gericht op output, hetgeen betekent dat de lidstaten vrij zijn in hun keuze van de input (gegevensbronnen), zolang zij de output (statistieken) leveren die in overeenstemming is met de overeengekomen definities en overeengekomen kwaliteitsnormen. De lidstaten worden aangemoedigd om, indien mogelijk, gebruik te maken van bestaande administratieve bronnen of innovatieve bronnen zoals 'big data' om te voldoen aan de statistische behoeften. De nieuwe gegevensvereisten die door de FRIBS-verordening zijn geïntroduceerd, zijn getest door middel van pilotstudies om hun haalbaarheid aan te tonen.

De huidige EU-wetgeving betreffende bedrijfsstatistieken is in de afgelopen jaren verschillende malen gewijzigd. Dit heeft aangetoond dat een verordening voor het vaststellen van een gemeenschappelijk kader voor het verzamelen, verwerken en verspreiden van statistische gegevens over ondernemingen deze processen efficiënter (kosten/baten) en effectiever zou kunnen maken.

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel beperkt de verordening zich derhalve tot het minimum dat nodig is om haar doelstellingen te verwezenlijken en gaat zij niet verder.

Keuze van het instrument

Voorgesteld instrument: een verordening.

Gezien de doelstellingen en de inhoud van het voorstel is een verordening het meest geschikte instrument.

Welk rechtsinstrument het meest geschikt is, hangt af van het doel van de wetgeving. Gezien de informatiebehoeften op Europees niveau wordt voor basisbesluiten over Europese statistieken gewoonlijk gekozen voor verordeningen in plaats van richtlijnen. Een verordening verdient de voorkeur omdat hierdoor in de gehele Europese Unie dezelfde regels gelden en de lidstaten deze niet onvolledig of selectief kunnen toepassen. Een verordening garandeert de vergelijkbaarheid van gegevens in de EU, ten behoeve van kwalitatief hoogwaardige Europese statistieken. Een verordening is rechtstreeks van toepassing en hoeft dus niet in nationaal recht te worden omgezet. Een verordening is sinds 1997 de voor Europese statistische basishandelingen gebruikelijke vorm.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Aangezien dit initiatief werd gelanceerd vóór de goedkeuring van de richtsnoeren voor betere regelgeving, is er geen dergelijke specifieke evaluatie (op basis van de vijf evaluatiecriteria) van de huidige situatie uitgevoerd. Op basis van de normen van de Commissie, werd het systeem van Eurostat voor de evaluatie van bestaande wetgeving, waaronder de evaluatie van het Europees statistisch programma 3 , gevolgd en vormde het de centrale component van het gehele proces. Daarnaast worden er elk jaar gebruikersenquêtes uitgevoerd om meer inzicht te krijgen in de gebruikers, hun behoeften en om te weten te komen hoe tevreden zij zijn met de diensten die worden geleverd door Eurostat. De evaluatieresultaten worden door Eurostat gebruikt om het proces van de productie van statistische informatie en de statistische output te verbeteren. Ze worden gebruikt als input voor verschillende strategische plannen, zoals het werkprogramma en het beheerplan.

Raadpleging van belanghebbenden

De belangrijkste categorieën belanghebbenden voor Europese bedrijfsstatistieken zijn de gegevensgebruikers (andere diensten van de Commissie, nationale statistische autoriteiten die toezicht houden op het bedrijfsleven, de nationale centrale banken en de Europese Centrale Bank, beroepsverenigingen en onderzoekers), gegevensverzamelaars (nationale instanties voor de statistiek, maar ook andere gegevensverzamelaars zoals nationale centrale banken) en gegevensverstrekkers (ondernemingen, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen).

De eerste fase van een raadpleging van de belanghebbenden omvatte de infrastructuurelementen van FRIBS (zoals de ondernemingsregisters, uitwisseling van microgegevens, kwaliteitskwesties en vertrouwelijkheid) en vond plaats tussen juli en oktober 2014. De tweede ronde werd in de tweede helft van 2015 gestart en was toegespitst op de wijzigingen in de gegevensvereisten die door FRIBS worden geïntroduceerd. Ten slotte zijn tijdens de derde ronde de meningen van belanghebbenden verzameld over de modernisering van de intra-EU-handel in goederen (Intrastat); deze ronde vond plaats in het najaar van 2015 en in het eerste kwartaal van 2016. Elke ronde omvatte een gerichte raadpleging van de gegevensverzamelaars (nationale statistische autoriteiten) en een openbare raadpleging van de gegevensverstrekkers (ondernemingen). De eerste twee ronden omvatten ook een openbare raadpleging van de gebruikers van de gegevens. De uitkomsten van de openbare raadpleging zijn opgenomen in twee verslagen 4 .

2.

De belangrijkste uitkomst van de raadplegingen kan als volgt worden samengevat:


• Gegevensgebruikers hebben problemen gesignaleerd met betrekking tot de relevantie van de momenteel beschikbare bedrijfsstatistieken en meer in het bijzonder moeilijkheden bij het combineren van gegevens uit de verschillende statistische gebieden, vanwege inconsistenties en gebrek aan informatie over kwesties zoals de dienstensector en de globalisering. Zij zijn van mening dat één geharmoniseerde verordening de consistentie van de bedrijfsstatistieken zou verbeteren.

• De gegevensproducenten (nationale instanties voor de statistiek) zijn bezorgd over de hogere productiekosten met betrekking tot de nieuwe gegevensvereisten die voortvloeien uit FRIBS, maar die beantwoorden aan de reeds lang aanwezige behoeften van de gebruikers.

• De gegevensverstrekkers zijn bezorgd over een toename van de lasten als gevolg van de behoefte aan aanvullende gegevens. Uit de gerichte raadplegingen is gebleken dat de modernisering van de statistieken over de intra-EU-handel deze toename in ruime mate zal compenseren.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Het FRIBS-project is in tal van vergaderingen besproken met nationale deskundigen waarbij niet alleen bedrijfsstatistieken, maar ook macro-economische statistieken, statistieken over de nationale rekeningen en betalingsbalansstatistieken zijn behandeld. Er zijn regelmatig voortgangsverslagen over het project gepresenteerd aan het bij Verordening (EG) nr. 223/2009 opgerichte Comité voor het Europees statistisch systeem (ESS-comité).

De hierboven beschreven raadpleging van stakeholders, waarbij gegevensgebruikers en gegevensverstrekkers betrokken waren, was een aanvullende bron voor het gebruikte externe bewijs.

Effectbeoordeling

Dit voorstel gaat vergezeld van een effectbeoordelingsverslag waarin de problemen worden geïdentificeerd, een uiteenzetting wordt gegeven van de verschillende beleidsopties om deze problemen aan te pakken en tot slot het effect van de beleidsopties wordt beoordeeld.

De Raad voor regelgevingstoetsing heeft in juni 2016 een positief advies over het effectbeoordelingsverslag gegeven ( ec.europa.eu/smart-regulation/impact ).

3.

In de effectbeoordeling worden twee belangrijke oorzaken van de problemen geïdentificeerd:


1) verminderde relevantie en reactievermogen van de Europese bedrijfsstatistieken;

2) juridische versnippering op het gebied van de bedrijfsstatistieken;

4.

om deze aanjagers voor de problemen op te lossen, zijn de volgende opties beoordeeld:


• optie A — basisscenario — geen wijziging van het EU-beleid;

• optie B – uitvoering van wettelijke maatregelen die beperkt zijn tot bepaalde gebieden van de bedrijfsstatistieken, met inbegrip van alternatieve opties voor de modernisering van Intrastat;

• optie C – modernisering van bedrijfsstatistieken binnen één enkel kader (FRIBS), door gebruik van een combinatie van maatregelen, met inbegrip van alternatieve opties voor de modernisering van Intrastat.

Op basis van de effectbeoordeling lijkt optie A niet aanvaardbaar omdat de beleidsmakers en de gegevensgebruikers steeds ontevredener zouden zijn over de verspreide gegevens en andere gegevensbronnen zouden gaan gebruiken.

In optie B wordt in zekere mate aandacht besteed aan de modernisering van het huidige systeem van de Europese bedrijfsstatistieken, met name voor de actualisering van de gegevensproductie en de gegevensoutput voor beleidsmakers en andere gebruikers. Dit geldt eveneens voor de modernisering van het Intrastat-systeem dat de lasten voor gegevensverstrekkers moet verminderen. Deze optie biedt echter geen oplossingen voor een aantal tekortkomingen. In de eerste plaats betekent het behouden van tien afzonderlijke wetgevingsbesluiten voor bedrijfsstatistieken dat er meer inspanningen nodig zijn om tegenstrijdigheden te verminderen en de samenhang van gegevens en indicatoren die voor de gebruikers worden geproduceerd, in de toekomst te handhaven en zorgt dit tevens voor een hoge werklast voor het beheer en de actualisering van deze wetgeving. De in deze optie voorgestelde verbeteringsmaatregelen bieden niet echt meer flexibiliteit en reactievermogen op veranderende behoeften van beleidsmakers en andere gebruikers.

Optie C is de meest geavanceerde en meest vooruitziende optie, omdat deze het stelsel voor de Europese bedrijfsstatistieken moderniseert en het gereed maakt voor de toekomst. Europese ondernemingsstatistieken worden samengebracht in één enkel rechtskader (FRIBS) dat een veel grotere samenhang van bedrijfsstatistieken garandeert (met betrekking tot de timing van wijzigingen, de harmonisering van definities enz.). Hierdoor wordt het mogelijk om grotere voordelen te verkrijgen uit het hele ESS-systeem en de toegevoegde waarde van de EU te maximaliseren. De grenzen tussen de verschillende statistische gebieden zullen vervagen of zelfs helemaal verdwijnen. Deze afstemming zal het mogelijk maken om tegemoet te komen aan de beleidsbehoeften als er gestroomlijndere indicatoren en combinaties van indicatoren kunnen worden verspreid. Dit zal ook zorgen voor een grotere flexibiliteit van het systeem die niet mogelijk is onder de twee vorige opties. Er kan met minder vertragingen tegemoet worden gekomen aan nieuwe beleidsbehoeften en deze kunnen worden ingebed in een goed functionerend en goed ontworpen systeem. In tegenstelling tot optie B worden de kosten voor aanpassingen van de verspreide statistieken en het onderliggende rechtskader tot een minimum beperkt in deze voorkeursoptie C, aangezien alle noodzakelijke herzieningen eenvoudigweg in één keer worden ingevoerd. Nog belangrijker is dat optie C verreweg het grootste potentieel heeft om de lasten voor ondernemingen te verminderen.

De conclusie is dat optie C duidelijk de meeste voordelen heeft. Deze optie komt het best overeen met de doelstellingen van het Refit-programma door vereenvoudigingen, de vermindering van onnodige administratieve lasten en de stroomlijning van de heterogene en inconsistente wetsteksten die momenteel van toepassing zijn op bedrijfsstatistieken, in één coherent rechtskader.

5.

De Raad voor regelgevingstoetsing heeft een positief advies uitgebracht en drie belangrijke aanbevelingen voor verbeteringen van het effectbeoordelingsverslag gegeven, namelijk:


1) Het scala aan opties dat aanvankelijk werd gepresenteerd en geanalyseerd, was volgens de raad niet volledig omdat het raadplegingsproces over de mogelijke subopties met betrekking tot de modernisering van het intra-EU-handelsstatistieken doorgaat na de eerste indiening van het effectbeoordelingsverslag aan de Raad voor regelgevingstoetsing. Eurostat heeft de lijst met de voorgestelde beleidsopties geactualiseerd, waarbij rekening werd gehouden met de conclusies van het ESS-comité over de modernisering van de intra-EU-handel.

2) De raad verzocht om een uitvoerigere analyse van de mogelijke gevolgen voor de nationale begrotingen van de lidstaten, waarbij moest worden onderzocht of bepaalde lidstaten meer problemen zouden ondervinden dan andere en of er maatregelen waren gepland om deze gevolgen te verzachten voor deze lidstaten. Eurostat heeft verdere toelichtingen toegevoegd met betrekking tot de landen die het zwaarst door de wijzigingen worden getroffen. Bovendien gaf de raad een aantal voorbeelden gegeven met betrekking tot geplande vereenvoudigingen voor kleinere landen en het door FRIBS geboden potentieel voor rationalisering en modernisering dat in de toekomst mogelijkheden voor kostenvermindering zal creëren. Ook werd uiteengezet dat er financiering was voorzien (binnen de grenzen van het beschikbare budget) voor acties ter ontwikkeling van nieuwe gegevensverzamelingen.

3) De raad verzocht om een uitvoerigere analyse van de gevolgen met betrekking tot de administratieve lasten voor aanbieders, waarbij kleine en middelgrote ondernemingen op genuanceerdere wijze behandeld moesten worden en eventuele maatregelen moesten worden vermeld die kunnen worden genomen om kleine en middelgrote ondernemingen te beschermen tegen de toename van lasten. Eurostat heeft de gevolgen voor de administratieve lasten voor gegevensverstrekkers verduidelijkt. Een deel van de aanvullende gegevensvereisten om reeds lang aanwezige specifieke behoeften van de gebruikers om de monitoring van beleidsmaatregelen met betrekking tot kleine en middelgrote ondernemingen mogelijk te maken, zou er inderdaad voor zorgen dat de lasten voor kleine en middelgrote ondernemingen zouden toenemen. De raad gaf een aantal voorbeelden om te illustreren dat op veel gebieden van bedrijfsstatistieken speciale maatregelen worden genomen om te garanderen dat kleine en middelgrote ondernemingen worden beschermd tegen buitensporige lasten en dat gegevensverzamelaars bijzondere inspanningen leveren om de lasten voor kleine en middelgrote ondernemingen tot een minimum te beperken voor deze nieuwe gegevensvereisten.

Sinds de goedkeuring van het effectbeoordelingsverslag is het besluit genomen, na het advies van het Comité voor monetaire, financiële en betalingsbalansstatistiek in september 2016, om de statistieken inzake buitenlandse directe investeringen (BDI) uit het toepassingsgebied van de FRIBS-verordening te verwijderen, omdat de bedrijfsstatistiekendimensie van de BDI minder duidelijk is dan voor de statistieken inzake internationale handel in diensten, die momenteel ook onder de verordening inzake de betalingsbalans 5 vallen. De vereisten voor de BDI zullen dus nog moeten worden bestreken door de laatstgenoemde verordening. Dit verandert de conclusies van het effectbeoordelingsverslag echter niet.

Gezonde regelgeving en vereenvoudiging

Het voorstel voldoet aan de doelstellingen van het Refit-programma op het gebied van vereenvoudiging, met name omdat het tien verordeningen in één regelgevend kader stroomlijnt en de lasten voor ondernemingen, met name kleine en middelgrote ondernemingen, vermindert. De uitvoeringskosten zijn ook volledig in aanmerking genomen en gecontroleerd.

Hoewel de lidstaten worden aangemoedigd om zo veel mogelijk gebruik te maken van administratieve en innovatieve bronnen (andere dan enquêtes), met inbegrip van nieuwe methoden of innovatieve benaderingen, zorgt het tegemoetkomen aan de nieuwe gebruikersbehoeften voor een verhoging van de lasten voor de respondenten. Deze aanvullende lasten worden echter in ruime mate gecompenseerd door vereenvoudigingen, met name op het gebied van de intra-EU-handelsstatistieken. De FRIBS-verordening zal naar verwachting leiden tot een vermindering van de administratieve lasten voor ondernemingen van ten minste 13,5 % per jaar.

Een deel van de aanvullende gegevensvereisten die onder de FRIBS-verordening vallen, kan ervoor zorgen dat de lasten voor kleine en middelgrote ondernemingen toenemen, met name wat betreft de uitbreiding van bedrijfsstatistieken om diensten te bestrijken die voorheen niet werden bestreken. Dit is evenwel deels een gevolg van het reageren op specifieke, reeds lang aanwezige behoeften van de gebruikers om de monitoring van Europese en nationale beleidsmaatregelen mogelijk te maken ten aanzien van kleine en middelgrote ondernemingen waarvoor momenteel niet voldoende gegevens beschikbaar zijn omdat sommige door kleine en middelgrote ondernemingen geleverde diensten nog niet worden bestreken. Om de extra lasten te beperken, worden gegevensverzamelaars aangemoedigd om zoveel mogelijk gebruik te maken van bestaande administratieve gegevens (bv. van belastingdiensten) om aan dit verzoek om gegevens te voldoen en zo weinig mogelijk gebruik te maken van enquêtes, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen.

De vereenvoudigingen die door FRIBS zijn voorzien op het gebied van intra-EU-handelsstatistieken, zouden de lasten voor kleine en middelgrote ondernemingen kunnen verminderen. Er zullen echter altijd afzonderlijke kleine en middelgrote ondernemingen zijn die niet profiteren van de lastenvermindering en zelfs met meer lasten geconfronteerd zullen worden. Hoewel doorgaans mag worden verwacht dat er een zekere correlatie bestaat tussen de omvang van een onderneming en het handelsvolume ervan, is het mogelijk dat kleine ondernemingen beschikken over grote handelsvolumes, terwijl grote bedrijven weinig of geen handel drijven.

Het voorstel is in overeenstemming met het advies van het Refit-platform betreffende statistieken over investeringen voor milieubescherming, dat een aanbeveling bevat van de meerderheid van de groep vertegenwoordigers van de regeringen en bepaalde leden van de groep belanghebbenden dat de Commissie haar beoordeling van elkaar overlappende rapporteringsverplichtingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 250/2009 van de Commissie (op het gebied van SBS) en Verordening (EU) nr. 691/2011 inzake Europese milieu-economische rekeningen moet voortzetten en de verordening inzake structurele bedrijfsstatistieken moet worden vervangen door de nieuwe kaderverordening voor de integratie van bedrijfsstatistieken (FRIBS).

Het advies van het platform bevestigt de bevindingen van de Commissie dat er sprake is van dubbele verslaglegging. Om dit probleem aan te pakken, heeft het FRIBS-voorstel geen betrekking op de aspecten van de uitgavenrekeningen voor milieubescherming die derhalve uitsluitend onder Verordening (EU) nr. 691/2011 inzake Europese milieu-economische rekeningen vallen. Er zal dus geen overlapping of dubbele verslaglegging zijn.

Het voorstel is verenigbaar met de 'digitale controle', aangezien het leidt tot interoperabiliteit en hergebruik, door gebruik te maken van dezelfde technische specificaties voor gegevensreeksen en dezelfde normen voor de toezending van gegevens en metagegevens, de uitwisseling en het delen van gegevens tussen Eurostat en de lidstaten.

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De financiële gevolgen van het voorstel is van onbepaalde duur met een aanloopperiode van drie jaar, van 2019 tot 2021. In het financieel memorandum wordt echter alleen rekening gehouden met de jaren van het huidige meerjarig financieel kader (MFK). Verlenging van de financiering zal afhankelijk zijn van het akkoord dat wordt bereikt voor het volgende MFK en van de voortzetting van de specifieke programma's waarvoor de financiering wordt voorzien.

Voor de jaren 2019 en 2020 zal de financiering uit de bestaande toewijzingen voor de programma's komen, met inbegrip van 19,5 miljoen EUR uit de uitbreiding van het Europees statistisch programma tot 2019 en 2020, en is er geen aanvullende financiering nodig.

De totale kredieten voor 2019 en 2020 worden geraamd op 46,453 miljoen euro. Gedetailleerde gevolgen voor de begroting worden beschreven in het financieel memorandum.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De voorgestelde verordening zal naar verwachting in 2017 of 2018 door het Europees Parlement en de Raad worden goedgekeurd, en kort daarna zal de Commissie de uitvoeringsmaatregelen goedkeuren. Naar verwachting zal de eerste toezending van gegevens krachtens de nieuwe verordening plaatsvinden in 2019.

Het voorgestelde wetgevingsinstrument zal aan een volledige evaluatie worden onderworpen aan de hand van de vijf evaluatiecriteria van de richtsnoeren voor betere regelgeving, onder meer om na te gaan in hoeverre het effectief en efficiënt is geweest bij de verwezenlijking van de doelstellingen ervan en om te beslissen of nieuwe maatregelen of wijzigingen noodzakelijk zijn. Een lijst met essentiële prestatie-indicatoren voor bedrijfsstatistieken zal in dit verband worden gemonitord.

Het is belangrijk om te verwijzen naar de momenteel gebruikte controle- en evaluatie-instrumenten die gelden voor de gehele productie van statistieken door Eurostat, waarmee het reeds mogelijk is een goede analyse van de ontwikkeling van de doeltreffendheid en de efficiëntie van het nieuwe statistische initiatief en de kwaliteit van de geproduceerde gegevens te maken. Zij bestaan uit de systematische tussentijdse en eindevaluatie van het Europees statistisch programma aan de hand van de vijf evaluatiecriteria van de richtsnoeren voor betere regelgeving. Bedrijfsstatistieken maken integraal deel uit van deze verslagleggingsmechanismen, de follow-up van essentiële prestatie-indicatoren van de Eurostat beheersplan en de regelmatige onderzoeken naar de tevredenheid van de gebruikers.

Elk statistisch domein wordt ook gevolgd aan de hand van kwaliteitsverslagen, die regelmatig door de lidstaten worden opgesteld en worden geanalyseerd door Eurostat als onderdeel van het kader voor statistische kwaliteitsborging.

Daarnaast moeten de kostenelementen worden gemonitord. Dit vereist een verbeterd en geharmoniseerd kader voor het rapporteren van kosten voor het gehele ESS, waarin de statistische productiefasen worden geïdentificeerd. In dit verband zijn werkzaamheden gaande, die naar verwachting op tijd worden afgerond om de kosten in verband met de FRIBS-verordening te kunnen monitoren, zodra deze in werking treedt.

Artikelsgewijze toelichting

De voorgestelde verordening bestaat uit 23 artikelen en drie bijlagen.

Hoofdstuk I, dat de artikelen 1 tot en met 3 bestrijkt, omvat de algemene bepalingen. Artikel 1 stelt het onderwerp van de verordening vast. De belangrijkste begrippen uit de verordening worden in artikel 2 gedefinieerd. In artikel 3 wordt het toepassingsgebied van zowel de bedrijfsstatistieken als het Europees netwerk van statistische ondernemingsregisters verder bepaald.

Hoofdstuk II bevat de artikelen 5 en 6 en betreft de te gebruiken gegevensbronnen voor bedrijfsstatistieken en ondernemingsregisters voor statistische doeleinden. Het voorstel maakt het gebruik van nieuwe vormen van gegevensverzameling en alternatieve gegevensbronnen – waaronder administratieve gegevens en andere bronnen zoals schattingen die worden verkregen door modellering of het gebruik van 'big data' – mogelijk en bevordert het gebruik hiervan. De rol van 'big data' is nader omschreven in artikel 4.

Hoofdstuk III heeft betrekking op de bedrijfsstatistieken. De bedrijfsstatistieken bestrijken de in artikel 6 vermelde thematische gebieden en onderwerpen waarvoor de Commissie uit hoofde van artikel 7 bevoegd is uitvoeringsmaatregelen vast te stellen met betrekking tot de vereiste technische specificaties van de gegevensreeksen. De te verstrekken thematische gebieden, onderwerpen en gedetailleerde onderwerpen zijn opgenomen in bijlage I. In bijlage II is de frequentie vastgelegd waarmee de onderwerpen moeten worden verstrekt. De Commissie kan de onderwerpen en kenmerken van de dynamische onderwerpen 'ICT-gebruik en e-handel', 'innovatie' en 'mondiale waardeketens' specificeren door middel van gedelegeerde handelingen. De in bijlage I opgenomen gedetailleerde onderwerpen kunnen ook worden gewijzigd bij gedelegeerde handeling binnen de grenzen die zijn vastgelegd in vrijwaringsclausules.

Hoofdstuk IV omvat drie artikelen die verband houden met de ondernemingsregisters. Het Europese netwerk van statistische ondernemingsregisters is in artikel 8 vastgesteld. In artikel 9 zijn de vereisten van het Europese netwerk van statistische ondernemingsregisters vastgesteld. In bijlage III worden de elementen van het Europese netwerk van statistische ondernemingsregisters nader gespecificeerd (de kenmerken van het register, unieke identificator, de referentieperiode en frequentie). De kenmerken van het register kunnen nader worden gespecificeerd door uitvoeringshandelingen. Artikel 10 bevat de bepalingen met betrekking tot de uitwisseling van en de toegang tot vertrouwelijke gegevens ten behoeve van het Europees netwerk van statistische ondernemingsregisters. De Commissie is bevoegd om uitvoeringshandelingen vast te stellen met betrekking tot de uitwisseling van vertrouwelijke gegevens ten behoeve van het Europees netwerk van statistische ondernemingsregisters.

Hoofdstuk V bevat vijf artikelen betreffende de uitwisseling van vertrouwelijke gegevens ten behoeve van de statistieken over de intra-EU-handel in goederen. Artikel 11 legt het beginsel van de uitwisseling van gegevens en metagegevens vast voor deze statistieken. Artikel 12 specificeert de uit te wisselen statistische informatie en artikel 13 bevat de statistische gegevenselementen. De bepalingen van artikel 14 zijn van toepassing op de bescherming van de uitgewisselde vertrouwelijke gegevens en artikel 15 heeft betrekking op de toegang tot voor wetenschappelijke doeleinden uitgewisselde vertrouwelijke gegevens.

In hoofdstuk VI worden drie artikelen over kwaliteit, toezending en verspreiding gehergroepeerd: verslaglegging over de kwaliteit van de gegevens en de metagegevens (artikel 16), de toezending van gegevens en metagegevens (artikel 17) en de vertrouwelijkheid met betrekking tot de verspreiding van statistische gegevens over de internationale handel in goederen (artikel 18).

6.

Het voorstel behandelt andere belangrijke elementen van de modernisering van de Europese bedrijfsstatistieken in hoofdstuk VII:


• de uitvoering van pilotstudies om te beoordelen of het zinvol en haalbaar is om nieuwe gegevensverzamelingen te verrichten en de gegevensreeksen te verbeteren (artikel 19);

• de bepalingen over financiële ondersteuning die op bepaalde voorwaarden aan de lidstaten kan worden aangeboden (artikel 20).

Het laatste hoofdstuk van de verordening bevat de bepalingen betreffende de uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie (artikel 21) overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van april 2016, de comitéprocedure (artikel 22), de samenwerking met andere comités (artikel 23) en de bepalingen over afwijkingen die sommige lidstaten meer tijd zouden geven om zich aan te passen aan de nieuwe eisen (artikel 24). In dit hoofdstuk worden tevens de wijziging van een verordening (artikel 25), waarvan de details in bijlage IV zijn opgenomen, en de intrekking van tien bestaande wetgevingsbesluiten die worden vervangen door de voorgestelde kaderverordening (artikel 26), behandeld.