Toelichting bij COM(2017)192 - Toepassing en evaluatie van Verordening 1224/2009 over een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 24.4.2017


COM(2017) 192 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Toepassing en evaluatie van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, als vereist krachtens artikel 118

Refit
Evaluatie van de gevolgen van de visserijverordening

{SWD(2017) 134 final}


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Toepassing en evaluatie van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, als vereist krachtens artikel 118


Refit
Evaluatie van de gevolgen van de visserijverordening


1. Inleiding

Het succes van het gemeenschappelijk visserijbeleid 1 (GVB) hangt in ruime mate af van de toepassing van een doeltreffend controlesysteem. Met de maatregelen die zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad 2 tot vaststelling van een EU-regeling voor de controle op de naleving van de GVB-voorschriften (hierna 'de controleverordening' genoemd) wordt gestreefd naar de invoering van een systeem van de Unie voor controle, inspectie en handhaving op basis van een allesomvattende en geïntegreerde benadering, overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel en het beginsel van administratieve kostenefficiëntie.

Het onderhavige document komt tegemoet aan de in artikel 118 van de controleverordening vastgestelde wettelijke verplichting voor de Commissie om aan het Europees Parlement en de Raad om de vijf jaar verslag uit te brengen over de status van de toepassing van de controleverordening in de lidstaten (artikel 118, lid 2) en om vijf jaar na de inwerkingtreding van de verordening de impact ervan op het GVB te evalueren (artikel 118, lid 3).

De evaluatie van de controleverordening is ook opgenomen in het programma van de Commissie voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (Refit) 3 en was bedoeld om te beoordelen of de verordening doelmatig is, en dan vooral op het gebied van vereenvoudiging en vermindering van de regelgevingsdruk.

De evaluatie werd verricht volgens de vijf criteria die zijn vastgesteld in de richtsnoeren van de Commissie voor betere regelgeving van mei 2015 4 : relevantie, EU-meerwaarde, samenhang, doelmatigheid en doeltreffendheid. Ook een analyse van aspecten inzake vereenvoudiging en vermindering van de regelgevingsdruk maakte deel uit van de evaluatie.

In dat verband werden de belangrijkste bepalingen van de controleverordening getoetst aan de algemene doelstellingen van bevordering van een gelijk speelveld en ontwikkeling van een cultuur van naleving van de GVB-voorschriften. Daarnaast is ook onderzocht hoe doeltreffend de instrumenten waarin de controleverordening voorziet, voor de Commissie zijn om de toepassing van het GVB door de lidstaten te waarborgen. Dat waren de aspecten die in de vorige controleregeling zwakke punten en tekortkomingen vertoonden en dus in het bijzonder werden aangepakt via nieuwe instrumenten in de huidige controleverordening.

Bovendien kan een dergelijk rechtskader, bij de evaluatie ervan, niet los worden gezien van het desbetreffende beleidsklimaat. De controleverordening werd niet alleen getoetst aan de context en de doelstellingen ten tijde van de vaststelling ervan, ze werd eveneens geëvalueerd in het licht van de recente hervorming van het GVB, waarbij nieuwe doelstellingen en wettelijke verplichtingen, zoals de aanlandingsverplichting, werden ingevoerd. Ook werd rekening gehouden met de ontwikkeling van de controleaspecten die ten uitvoer worden gelegd door middel van de toepassing van de IOO-verordening 5 , het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij 6 (EFMVZ) voor de periode 2014-2020 (met de invoering van onder meer nieuwe bepalingen inzake financiële sancties), de verordening inzake een gemeenschappelijke marktordening 7 (GMO), de lopende gesprekken over een verordening inzake duurzaam beheer van externe vissersvloten 8 en de inspanningen van de EU om internationale oceaangovernance gestalte te geven. Tot slot is bij de evaluatie rekening gehouden met de veranderingen op het institutionele en politieke toneel, in het bijzonder de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en de creatie van Europese samenwerking op het gebied van kustwachttaken 9 .

De resultaten in dit document zijn gebaseerd op een uitgebreide raadpleging van de betrokken belanghebbenden. Nadere gegevens over de verrichte raadplegingen, de gebruikte gegevensbron en informatie, de gevolgde methode en de verkregen resultaten zijn te vinden in het bijgaande werkdocument van de diensten van de Commissie "Refit – Beoordeling van het effect van de visserijcontroleverordening".


2. Stand van zaken van de uitvoering

Op basis van de gegevens die de lidstaten overeenkomstig artikel 118 van de controleverordening hebben gerapporteerd en de opmerkingen van de Commissie die zijn voortgevloeid uit audits, verificaties en inspecties die zijn verricht overeenkomstig titel X van de controleverordening, meent de Commissie dat de lidstaten de belangrijkste verplichtingen van de controleverordening ten uitvoer hebben gelegd en dat ze hebben gezorgd voor de invoering van de nodige instrumenten, procedures en normen voor toezicht op en inspectie van visserijactiviteiten in de hele EU. Ze hebben moderne en doeltreffende visserijcontrolecentra opgericht, die samen met risicogebaseerde controlestrategieën en nationale controleprogramma’s hebben geleid tot betere bewaking en beter volgen van vissersvaartuigen in internationale en EU-wateren, en tot betere verzameling en doorzending van betrouwbare gegevens. De vissersvloten maken voor vaartuigen van meer dan 12 meter lang gebruik van volgsystemen voor vaartuigen (VMS) en elektronische registratie- en rapportagesystemen (ERS), wat heeft geleid tot betere monitoring, controle en betrouwbaarheid van de vangstgegevens. De vangstcapaciteit op EU-niveau daalde in overeenstemming met de vastgestelde doelstellingen, de kwaliteit van de vangstgegevens verbeterde ten opzichte van de vorige regeling en algemeen wordt erkend dat de GVB-voorschriften zowel door de marktdeelnemers als door de lidstaten beter worden nageleefd.

Hoewel tijdens de onderzochte vijfjarige periode veel positieve elementen naar voren zijn gekomen, heeft de analyse ook tekortkomingen in de uitvoering en onvolkomenheden in een aantal bepalingen van de controleverordening aan het licht gebracht, voornamelijk wat betreft sancties en puntensysteem, follow-up van inbreuken, gegevensuitwisseling tussen de lidstaten, traceerbaarheid, controle van de wegingspraktijken, en instrumenten voor toezicht en vangstaangiften voor vaartuigen van minder dan 12 meter.


3. Resultaten van de evaluatie

De evaluatie bevestigt het belang en de EU-meerwaarde van de controleverordening, die een nuttig instrument blijkt te zijn dat een consistent controle-, inspectie- en handhavingskader biedt om naleving van het GVB te waarborgen. Ook is ze van essentieel belang om een gelijk speelveld voor de marktdeelnemers te creëren.

Met de controleverordening is de vorige controleregeling vereenvoudigd en gerationaliseerd. Ondanks het bestaan van andere, parallelle instrumenten die controlemaatregelen bevatten (bv. de vismachtigingsverordening 10 , de verordening inzake technische maatregelen 11 en de Middellandse Zeeverordening 12 ), zijn geen bijzondere problemen aan het licht gekomen door de gelijktijdige uitvoering ervan. Voorts is de controleverordening ook in overeenstemming met andere wetgeving en rechtshandelingen inzake visserij (bv. de GMO-verordening en het EFMZV). Ze heeft ervoor gezorgd dat de EU haar internationale verplichtingen op het gebied van controle nakomt, met name omdat ze een niet-discriminerende uitvoering van de IOO-verordening ten aanzien van derde landen mogelijk maakt. Ook de samenhang met andere EU-beleidsterreinen, waaronder milieu-, maritiem, innovatie- (blauwe groei), sanitair, douane- en handelsbeleid staat niet ter discussie. Ondanks deze samenhang zijn de belanghebbenden bezorgd over de huidige bepalingen voor de controle op een aantal van de nieuwe verplichtingen in het kader van het GVB, zoals de aanlandingsverplichting. Ook de tekortkomingen met betrekking tot de traceerbaarheid zouden de doeltreffende uitvoering van de GMO kunnen belemmeren. Bovendien ontbreekt het de instrumenten van de controleverordening aan synergieën met het oog op een doelmatige en doeltreffende tenuitvoerlegging van de kaderrichtlijn mariene strategie 13 en de onlangs gecreëerde Europese samenwerking op het gebied van kustwachttaken.

Wat de doelmatigheid en doeltreffendheid betreft, is gebleken dat de toepassing van het VMS en het ERS evenals het gebruik van risicogebaseerde controlestrategieën essentiële instrumenten zijn om toezicht te houden op de activiteiten en om de kwaliteit van de gerapporteerde vangstgegevens te verbeteren. Ook wordt erkend dat het gebruik van elektronische informatiesystemen voor de visserij en standaardcontroleprocedures de administratieve lasten voor zowel de marktdeelnemers als de overheidsinstanties heeft verlaagd (meer details hierover zijn te vinden onder het punt 'Vereenvoudiging en vermindering van de administratieve lasten'). Desalniettemin heeft de complexiteit van sommige regels en de nieuwe benadering in vergelijking met de vorige regeling tot vertragingen in de uitvoering geleid. Aangezien de inwerkingtreding van een reeks bepalingen gespreid was over drie jaar vanaf 2010, begint de omvang van de voordelen zich nu pas af te tekenen en zullen deze pas op lange termijn volledig zichtbaar worden. Een aantal vertragingen in de uitvoering zijn weliswaar te wijten aan de tijd die nodig is voor de technische ontwikkelingen (bv. voor de toepassing van nieuwe technologieën en IT-systemen) of voor de omzetting in nationaal recht, maar opgemerkt dient te worden dat sommige belanghebbenden ook verwijzen naar een gebrek aan politieke wil om te zorgen voor tijdige uitvoering en dat de lidstaten stelselmatig wezen op een tekort aan personele middelen.

Gebrek aan duidelijkheid in een aantal bepalingen, verouderde bepalingen en discretionaire uitvoering door de lidstaten (bv. afwijkingen, sancties) belemmeren eveneens de doelmatigheid en doeltreffendheid van dit rechtsinstrument.


2.

Gelijk speelveld


Alle belanghebbenden hebben aangegeven dat een uniforme, geharmoniseerde en alomvattende controleregeling inzake visserij op EU-niveau een prioriteit moet zijn in het visserijbeleid van de Unie. Een van de pijlers voor een doeltreffende werking van het GVB is een gelijk speelveld op het gebied van controle tussen de lidstaten, tussen de visserijtakken, tussen EU-vloten die in of buiten de EU-wateren actief zijn en tussen zowel EU- als niet-EU-vloten die in EU-wateren vissen. Dankzij de nieuwe controleregeling is weliswaar al veel bereikt, maar er is nog ruimte voor verbetering en de lidstaten moeten zich blijven inzetten voor een samenhangende en eenvormige toepassing van de verordening voor de marktdeelnemers op EU-niveau.

De analyse bevestigt dat de ontwikkeling van EU-normen, van een geharmoniseerde benadering van controleactiviteiten, en van gemeenschappelijke IT-platforms voor gegevensuitwisseling essentiële instrumenten zijn om tot een solide gelijk speelveld te komen. In dat verband wordt erkend dat het Europees Bureau voor visserijcontrole (EFCA) en de Europese Commissie een fundamentele rol hebben gespeeld, met de ontwikkeling en verbetering van een geharmoniseerde en coherente benadering, met compatibele systemen voor verslaglegging, gegevensuitwisseling en traceerbaarheid van visserijproducten.

De traceerbaarheid van visserijproducten over de grenzen van de lidstaten baart zorgen. Hoewel een aanzienlijke verbetering in de verschillende lidstaten is waargenomen en de controle na de aanlanding zorgt voor een hogere betrouwbaarheid en kwaliteit van de gegevens, zijn er nog steeds problemen met de controle bij eerste verkoop en bij het vervoer. De voornaamste problemen zijn toe te schrijven aan het verlies aan traceerbaarheid tijdens deze twee fasen van de productieketen, wanneer zendingen op de markt kunnen worden gebracht zonder voorafgaande controle van de oorsprong ervan. De controleautoriteiten menen dat het huidige kader voor de controle van weging en vervoer ruimte laat voor rapportagefouten en de bepalingen inzake weging de neiging hebben de bevoegdheid voor controle te verleggen van de vlaggenstaat naar de kuststaat. De ervaring leert dat vervoer zich uitstekend leent voor het verkeerd rapporteren van vangstgegevens. Ook het papieren traceerbaarheidssysteem krachtens de controleverordening wordt niet doeltreffend geacht. Bijgevolg ontwikkelen een aantal lidstaten op vrijwillige basis elektronische traceerbaarheidssystemen, maar de verschillende benaderingen op nationaal niveau vormen een belemmering voor gegevensuitwisseling, kruiscontroles en validering. Anderzijds moet worden opgemerkt dat de moeilijkheden bij de gegevensuitwisseling in sommige gevallen te wijten zijn aan de onwil, zelfs tussen de lidstaten, de Commissie en het EFCA, om gegevens te delen.

De verzoeken tot vertrouwelijke behandeling die in verschillende gevallen zijn gedaan, kunnen eveneens een ernstig obstakel vormen voor de uitvoering van andere gerelateerde beleidsterreinen (bv. samenwerking op het gebied van kustwachttaken). Bovendien zijn er nog onopgeloste kwesties met betrekking tot het gebruik van wetenschappelijke gegevens voor controledoeleinden en van controlegegevens voor beheersdoeleinden, die moeten worden aangepakt om tot een doeltreffende verwezenlijking van de GVB-doelstellingen te komen. Uit de analyse is duidelijk gebleken dat sommige bepalingen van de controleverordening inzake de verzameling en uitwisseling van gegevens en informatie niet duidelijk genoeg zijn.

De specifieke regels die van toepassing zijn op vaartuigen van minder dan 12 meter worden niet volledig geschikt geacht: enerzijds zien de exploitanten van grotere vaartuigen de vrijstellingen en afwijkingen als een gebrek aan controle en verstoring van het gelijke speelveld en anderzijds zien de kleinschalige visserijen de starheid van sommige bepalingen als een ongerechtvaardigde last, in het bijzonder voor de sectoren die sterk te lijden hadden onder de recente economische crisis.

De controle op activiteiten van vaartuigen van minder dan 10 meter, die momenteel zijn vrijgesteld van het bijhouden van een logboek, wordt niet naar behoren uitgevoerd door de lidstaten (bv. steekproefsgewijze controle op het tijdstip van aanlanding). Voor de Middellandse Zee, waar meer dan 80 % van de vaartuigen klein is, is dit een aspect dat niet adequaat wordt aangepakt met de huidige controleverordening. Vergelijkbare moeilijkheden doen zich voor in andere zeegebieden, zij het in mindere mate.

Ook het gebrek aan controlebepalingen voor de recreatievisserij wordt aangevoeld als een belemmering voor het gelijke speelveld en dergelijke bepalingen worden door de burgers en door de meeste belanghebbenden noodzakelijk geacht.

Vele belanghebbenden hebben hun bezorgdheid geuit over de controle op de aanlandingsverplichting. Ze maken zich vooral zorgen over het gelijke speelveld en vragen zo weinig mogelijk extra lasten. Hoewel de tekst van de controleverordening in overeenstemming is gebracht met het nieuwe GVB door middel van de zogenoemde omnibusverordening 14 , heeft men het gevoel dat de bepalingen voor de controle op de aanlandingsverplichting niet passend zijn en dat de controle op de nieuwe verplichtingen (bv. controle op het gebruik van vangsten van soorten die kleiner zijn dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte en niet bestemd zijn voor rechtstreekse menselijke consumptie) op passendere wijze moet worden aangepakt om verwarring en twijfels bij veel publieke en private belanghebbenden te vermijden.

De evaluatie heeft ook aangetoond dat de taken en verantwoordelijkheden van de Commissie, het EFCA en de lidstaten voor bepaalde taken niet duidelijk zijn, waardoor bepaalde activiteiten dubbel worden verricht.

Industriële exploitanten en vissers hebben hun bezorgdheid geuit over de starheid van bepaalde technische bepalingen die moeilijk toe te passen zijn (bv. wegingspraktijken, toleranties, vervoer, voorafgaande kennisgeving, termijnen voor de indiening van verkoopdocumenten).


3.

Nalevingscultuur


Een van de hoekstenen van het controlebeleid bestaat erin alle spelers die betrokken zijn bij het volledige scala aan visserijactiviteiten (vangst, verwerking, distributie en afzet), bewust te maken van het belang van naleving van de GVB-voorschriften. De evaluatie heeft aangetoond dat het huidige kader heeft bijgedragen tot de ontwikkeling van een nalevingscultuur bij de marktdeelnemers en de lidstaten, wat dan weer heeft geleid tot een betere naleving van de GVB-voorschriften. Het is evenwel ook duidelijk dat het nog steeds noodzakelijk is de naleving van de GVB-regels te versterken door middel van een alomvattende en solide toezichts- en controleregeling en de sector bewust te maken van het belang van de naleving van instandhoudingsmaatregelen.

De specifieke controle- en inspectieprogramma's en de gezamenlijke inzetplannen die zijn uitgevoerd onder coördinatie van het EFCA, zijn doeltreffende instrumenten, die ook uitstekend bleken voor de verbetering van de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de lidstaten. De door het EFCA verrichte voorlichtings- en opleidingsactiviteiten zijn ook zeer waardevol gebleken voor het toelichten van de nieuwe toepasselijke regels en om de marktdeelnemers bewust te maken van instandhoudingskwesties.

Uit de evaluatie blijkt dat een nalevingscultuur in ruime mate stoelt op een eerlijke en uniforme toepassing van de controlevoorschriften in alle visserijtakken en lidstaten, waaronder ook ten aanzien van vaartuigen van derde landen die actief zijn in de wateren van de Unie, en op een strikte en consistente follow-up van de geconstateerde inbreuken. De doelmatige toepassing van de sanctieregeling, met inbegrip van het puntensysteem voor ernstige inbreuken, is een erkende pijler in het kader van een gelijke behandeling van de vissers. Terwijl de controleverordening voorziet in wat wordt beschouwd als een adequaat rechtskader in overeenstemming met het Verdrag, verschillen de nationale systemen en de toepassing ervan echter van lidstaat tot lidstaat. Het huidige puntensysteem voor ernstige inbreuken wordt door de lidstaten niet met gelijke criteria toegepast 15 . Samenwerking tussen de lidstaten is absoluut noodzakelijk met het oog op een eerlijke behandeling van de vissers, die er op haar beurt voor zorgt dat het vertrouwen bij de vissers groeit en dat ze de voorschriften beter gaan naleven. Bovendien is de consistente en gelijke toepassing van passende sancties in geval van inbreuken essentieel met het oog op hun afschrikkende werking en draagt deze bij aan de naleving van de internationale verplichtingen van de Unie.


4.

Instrumenten van de Commissie om de toepassing van het GVB door de lidstaten te waarborgen


De nieuwe instrumenten die bij de controleverordening zijn ingevoerd om de uitvoering van het GVB door de lidstaten te waarborgen, worden in het algemeen goed onthaald door de belanghebbenden. De uitbreiding van de bevoegdheden van de Europese Commissie inzake het toezicht op de controleactiviteiten van de lidstaten en de uitvoering van audits en van autonome inspecties had ook een positieve invloed op de nalevingshouding van de lidstaten met betrekking tot de GVB-regels.

De actieplannen die de Commissie in samenwerking met de betrokken lidstaten heeft opgesteld voor de aanpak van de geconstateerde systemische tekortkomingen in hun controleregeling, zijn doelmatige samenwerkingsinstrumenten gebleken.


5.

Vereenvoudiging en beperking van de administratieve lasten


Met de controleverordening is de vorige regeling gestroomlijnd en gerationaliseerd, is de communicatie tussen de spelers gemakkelijker geworden en zijn de administratieve lasten verminderd.

De controleverordening blijft echter complex en voor een aantal bepalingen is juridische verduidelijking nodig. Doordat sommige verplichtingen door de lidstaten op zeer uiteenlopende wijze kunnen worden geïnterpreteerd en dus toegepast, wordt de Commissie bovendien vaak verzocht richtsnoeren te geven.

Aangenomen werd dat de administratieve lasten op lange termijn zouden verminderen door het gebruik van moderne technologieën en de ontwikkeling van elektronische informatiesystemen voor de visserij en gegevensuitwisseling. Dat is echter nog niet helemaal het geval doordat de ontwikkeling van deze systemen tijd heeft gekost en de elektronische platforms in sommige gevallen nog in ontwikkeling zijn. Desondanks liggen de administratieve lasten voor de exploitanten naar schatting 28 % lager dan bij de vorige controleregeling. Erkend wordt dat de meeste voordelen en kostenbesparingen de overheid ten goede zijn gekomen en zullen komen, maar op basis van de beschikbare informatie was het niet mogelijk deze te becijferen 16 .

De analyse heeft aangetoond dat de controleverordening mogelijkheden biedt voor een verdere verlaging van de administratieve lasten, bijvoorbeeld door het gebruik van IT-instrumenten te bevorderen.


4. Conclusies

De controleverordening is essentieel voor het waarborgen van de naleving van de GVB-regels. Dit rechtsinstrument wordt beschouwd als een van de voornaamste instrumenten om de doelstellingen van het GVB te bereiken en om ervoor te zorgen dat instandhoudings- en beheersmaatregelen worden gehandhaafd. Dankzij de beginselen en bepalingen van de verordening worden problemen aangepakt die in het verleden tot zware overbevissing en gebrekkige naleving hebben geleid.

Over het algemeen hebben de lidstaten uitvoering gegeven aan de voornaamste bepalingen van de controleverordening en dit rechtskader is na zes jaar zonder twijfel alom aanvaard door de belanghebbenden. Door de complexiteit van de regelgeving en de tijd die nodig is voor de aanpassing, heeft de uitvoering van sommige bepalingen in een aantal gevallen echter vertraging opgelopen.

Met de evaluatie werd bevestigd dat, hoewel buiten kijf staat dat de controleverordening heeft bijgedragen aan de verbetering van de visserijcontroleregeling en aan een betere naleving van de GVB-voorschriften, het huidige regelgevingskader niet volledig geschikt is voor het beoogde doel. De belanghebbenden dringen sterk aan op een betere aanpassing van de controleregeling aan het nieuwe GVB, met name betreffende de aanlandingsverplichting, en op meer synergieën met andere beleidsgebieden, namelijk milieu en markt.

Voorts heeft onder meer het gebrek aan duidelijkheid van sommige bepalingen ertoe geleid dat de lidstaten de uitvoering soms verschillend aanpakken, wat een belemmering vormt voor een gelijk speelveld voor de verschillende marktdeelnemers en bijgevolg voor hun vertrouwen in de regeling. Ook het verouderde karakter van sommige bepalingen, het gebrek aan flexibiliteit en de soms ondoelmatige uitvoering door de lidstaten belemmeren de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het huidige rechtskader. In dit verband moet bijzondere aandacht worden geschonken aan de bepalingen inzake sancties en een puntensysteem, follow-up van inbreuken, gegevensuitwisseling, traceerbaarheid, instrumenten voor toezicht en vangstaangiften voor vaartuigen van minder dan 12 meter.


5. Volgende stappen

Uit de bijdragen van de lidstaten en andere belanghebbenden aan dit verslag zijn een aantal cruciale uitdagingen naar voren gekomen die de EU en haar lidstaten moeten aanpakken om te zorgen voor een samenhangende, doelmatige en doeltreffende regeling voor de controle op instandhoudings- en beheersmaatregelen voor de visserij en voor de naleving van de GVB-voorschriften. Dit houdt ook de verbetering van de algehele prestaties van de controleverordening in, om duurzame visserij veilig te stellen en tegelijkertijd de synergieën met andere beleidsgebieden te verbeteren.

De Commissie zal het resultaat van de evaluatie voorleggen aan de lidstaten en de betrokken belanghebbenden zodat doeltreffende oplossingen kunnen worden besproken.

(1) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
(2) Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).
(3) Programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (Refit): stand van zaken en vooruitzichten 'Refit-scorebord' (SWD(2015) 110 final).
(4) Better regulation guidelines (Richtsnoeren voor betere regelgeving) (Werkdocument van de diensten van de Commissie) (SWD(2015)111).
(5) Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1).
(6) Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1).
(7) Verordening (EU) nr. 1379/2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten (PB L 354 van 28.12.2013 blz. 1).
(8)

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (SWD/2015/636 final - 2015/0289 (COD)).

(9) Verordening (EU) 2016/1626 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad tot oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole (PB L 251 van 16.9.2016, blz. 80).
(10) Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 33).
(11) Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1).
(12) Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11).
(13) Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie) (PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19).
(14) Verordening (EU) 2015/812 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2187/2005, (EG) nr. 1967/2006, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 2347/2002 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad, en Verordeningen (EU) nr. 1379/2013 en (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad, in verband met de aanlandingsverplichting, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1434/98 van de Raad (PB L 133 van 29.5.2015, blz. 1).
(15)

De lidstaten passen op ernstige inbreuken zoals bedoeld in artikel 42, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 een puntensysteem toe op basis waarvan de houder van een visvergunning voor een inbreuk op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid een passend aantal punten krijgt.

De ernst van de inbreuk in kwestie wordt door de bevoegde autoriteit van de lidstaat beoordeeld, op grond van criteria als de aard en de waarde van de schade, de economische situatie van degene die de inbreuk pleegt en de omvang van de inbreuk of de herhaling ervan.

(16) Opgemerkt dient te worden dat administratieve lasten tegenwoordig op zowel de marktdeelnemers als de overheid betrekking hebben, terwijl in 2008, op het moment van de effectbeoordeling, enkel de administratieve lasten voor de marktdeelnemers zijn beoordeeld. Bij gebrek aan een uitgangssituatie is het dus onmogelijk de nettovermindering van de administratieve lasten voor de bevoegde autoriteiten te berekenen.