Toelichting bij COM(2017)216 - Standpunt EU in de Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (SPRFMO)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Bij Besluit 2012/130/EU van de Raad 1 heeft de Unie haar goedkeuring gehecht aan het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (hierna 'het verdrag' genoemd), waarbij de Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (SPRFMO) is opgericht. Binnen de SPRFMO is de Commissie van de Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan ("de SPRFMO-Commissie") bevoegd voor het vaststellen van maatregelen met het oog op de instandhouding op de lange termijn en het duurzame gebruik van de visbestanden in het SPRFMO-verdragsgebied en de bescherming van de mariene ecosystemen waarin deze bestanden voorkomen. Dergelijke maatregelen kunnen bindend worden voor de Unie.

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de regionale organisaties voor visserijbeheer, wordt momenteel bepaald volgens een tweeledige aanpak. In een besluit van de Raad worden de beginselen en beleidslijnen voor het standpunt van de Unie voor meerdere jaren vastgelegd, waarna het standpunt ieder jaar vóór de bijeenkomst wordt aangepast via non-papers van de Commissie, die in de groep van de Raad worden besproken.

Ten aanzien van de SPRFMO bepaalt Besluit 14405/12 van de Raad van 5 oktober 2012 dat het standpunt van de Unie moet worden herzien vóór de jaarlijkse vergadering van 2017. Dit voorstel strekt er dan ook toe het standpunt van de Unie binnen de SPRFMO voor de periode 2017-2021 uiteen te zetten, en vervangt Besluit 14405/12 van de Raad van 5 oktober 2012, dat betrekking heeft op de periode 2012-2016.

Samenhang met bestaand beleid op het betrokken gebied

Met deze herziening worden de beginselen en beleidslijnen van het nieuwe gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), als vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad 2 , in het besluit opgenomen, met inachtneming van de doelstellingen van de mededeling van de Commissie inzake de externe dimensie van het GVB 3 . Voorts is het standpunt van de Unie aangepast aan het Verdrag van Lissabon.

Zoals voor het huidige standpunt het geval is, bevat het hiernavolgende standpunt algemene beginselen en beleidslijnen; het houdt echter zo veel mogelijk rekening met de specifieke kenmerken van de SPRFMO. Op verzoek van de lidstaten is bovendien de standaardprocedure voor de jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt van de Unie erin opgenomen.

Samenhang met andere beleidsterreinen van de Unie

N.v.t.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het volgende besluit is gebaseerd op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 43, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9, dat bepaalt dat de Raad, op voorstel van de Commissie, een besluit vaststelt tot bepaling van de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt. Dit geldt voor het standpunt dat de Commissie namens de Unie in de SPRFMO moet innemen.

Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad vormt de rechtsgrond voor de beginselen die in dit standpunt moeten worden weerspiegeld.

Het volgende besluit heeft betrekking op de periode 2017-2021 en vervangt Besluit 14405/12 van de Raad, dat betrekking heeft op de periode 2012-2016.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

N.v.t.

Evenredigheid

N.v.t.

Keuze van het instrument

Overeenkomstig artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie neemt de Raad op voorstel van de Commissie een besluit over de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in de regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's), wanneer die organisaties handelingen met rechtsgevolgen vaststellen, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

N.v.t.

Raadpleging van belanghebbenden

N.v.t.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

N.v.t.

Effectbeoordeling

N.v.t.

Gezonde regelgeving en vereenvoudiging

N.v.t.

Grondrechten

N.v.t.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

N.v.t.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

N.v.t.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

N.v.t.

Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

N.v.t.