Toelichting bij COM(2017)509 - Hervormingsprogramma 2017 en stabiliteitsprogramma 2017 van Frankrijk

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 22.5.2017


COM(2017) 509 final

Aanbeveling voor een

AANBEVELING VAN DE RAAD

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Frankrijk

en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Frankrijk


2.

Aanbeveling voor een


AANBEVELING VAN DE RAAD

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Frankrijk

en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Frankrijk

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid, 1 en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden 2 , en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie 3 ,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement 4 ,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Op 16 november 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse 5 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees semester 2017 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 16 november 2016 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen 6 , waarin zij Frankrijk heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen. Die aanbeveling is op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd en op 21 maart 2017 door de Raad goedgekeurd 7 .

(2)Als lidstaat die de euro als munt heeft en in het licht van de grote onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de economische en monetaire unie, dient Frankrijk ervoor te zorgen dat volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven aan de aanbeveling voor de eurozone die in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 4 is weergegeven.

(3)Op 22 februari 2017 is het landverslag 2017 voor Frankrijk 8 gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Frankrijk bij de tenuitvoerlegging van de op 12 juli 2016 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de aanbevelingen die in de jaren voordien werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Frankrijk in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt. Het landverslag bevatte ook een op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerde diepgaande evaluatie, waarvan de uitkomsten ook op 22 februari 2017 zijn bekendgemaakt 9 . Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat Frankrijk met buitensporige macro-economische onevenwichtigheden wordt geconfronteerd. Frankrijk kampt meer bepaald met een zwak concurrentievermogen en een hoge en stijgende overheidsschuld, in een context van lage productiviteitsgroei. Het risico van een negatief effect op de Franse economie en, gezien de omvang ervan, van negatieve overloopeffecten op de economische en monetaire unie, is bijzonder belangrijk.

(4)Op 28 april 2017 heeft Frankrijk zijn nationale hervormingsprogramma 2017 en zijn stabiliteitsprogramma 2017 ingediend. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma's rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(5)De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programma's van de lidstaten voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van de wetgeving over de ESI-fondsen 10 kan de Commissie een lidstaat verzoeken de betrokken programma's voor ESI-fondsen te evalueren en te wijzigen wanneer dit nodig is om de uitvoering van betrokken landspecifieke aanbevelingen te ondersteunen. De Commissie heeft nadere richtsnoeren verstrekt over de toepassing van die regels 11 .

(6)Frankrijk valt momenteel onder het corrigerende deel van het stabiliteits- en groeipact. Volgens haar stabiliteitsprogramma 2017 is de regering van plan het buitensporig tekort nog in 2017 te corrigeren, in lijn met de aanbeveling van de Raad van 10 maart 2015, met een nominaal tekort van 2,8 % van het bbp. Het is de bedoeling dat het nominale tekort verder daalt tot 1,3 % van het bbp in 2020. Aangenomen wordt dat de begrotingsdoelstelling op middellange termijn – een structureel tekort van 0,4 % van het bbp – in 2019 gerealiseerd wordt. Het herberekende 12 structurele saldo zal echter naar verwachting in 2020 -1,2 % van het bbp bereiken en daarom zal de middellangetermijndoelstelling niet binnen de looptijd van het programma worden gehaald. Volgens het stabiliteitsprogramma zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen van 95,9 % van het bbp in 2018 tot 93,1 % van het bbp in 2020. Het macro-economische scenario dat aan deze begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel. Tezelfdertijd zijn de maatregelen die nodig zijn om vanaf 2018 de geplande tekortdoelstellingen te ondersteunen, niet voldoende gespecificeerd.

(7)Op 10 maart 2015 heeft de Raad Frankrijk aanbevolen om uiterlijk in 2017 een einde te maken aan de buitensporigtekortsituatie en om een overheidstekort van 2,8 % van het bbp te bereiken, hetgeen overeenkomt met een verbetering van het structurele saldo met 0,9 % van het bbp in 2017. Volgens de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie zal het nominale tekort in 2017 naar verwachting 3,0 % van het bbp belopen, waarmee het boven het door de Raad aanbevolen streefcijfer uitkomt. Voor 2018 zal het nominale tekort, bij ongewijzigd beleid, naar verwachting 3,2 % van het bbp bedragen en daarmee de referentiewaarde van het Verdrag overschrijden, hetgeen wijst op risico’s voor de duurzame correctie van het buitensporige tekort. Bovendien zal de aanbevolen begrotingsinspanning naar verwachting in de door de buitensporigtekortprocedure bestreken periode niet plaatsvinden omdat de door Frankrijk gevolgde consolidatiestrategie vooral afhangt van een verbetering van de conjuncturele omstandigheden en een aanhoudend klimaat van lage rente, waarop de autoriteiten geen vat hebben.

(8)Mits uiteindelijk een tijdige en duurzame correctie plaatsvindt, zou Frankrijk in 2018 onder het preventieve gedeelte van het stabiliteits- en groeipact en de overgangsregel voor de schuld vallen. In het licht van zijn begrotingssituatie en met name zijn schuldniveau wordt verwacht dat Frankrijk zich verder zal aanpassen in de richting van zijn middellangetermijndoelstelling, namelijk een begroting met een structureel tekort van 0,4 % van het bbp. Volgens de gezamenlijk overeengekomen aanpassingsmatrix in het kader van het stabiliteits- en groeipact vertaalt die aanpassing zich in het vereiste dat de netto overheidsuitgaven 13 ten hoogste 1,2 % stijgen in 2018. Dat zou overeenstemmen met een jaarlijkse structurele aanpassing van 0,6 % van het bbp. Bij ongewijzigd beleid bestaat het risico op een significante afwijking van dat vereiste in 2018. Ook bestaat het risico dat Frankrijk in 2018 niet zal voldoen aan de overgangsregel voor de schuld, omdat het structurele saldo naar verwachting zal verslechteren met 0,5 procentpunt van het bbp en de minimale lineaire structurele aanpassing van 0,4 % van het bbp niet zal worden verwezenlijkt. Over het geheel genomen is de Raad van oordeel dat Frankrijk bereid moet zijn om verdere maatregelen te nemen om in 2017 aan de voorwaarden te voldoen en dat vanaf 2018 verdere maatregelen nodig zullen zijn om te voldoen aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact. Op grond van Verordening (EG) nr. 1466/97 moet bij de beoordeling van de begrotingsplannen en –resultaten echter rekening worden gehouden met de begrotingsbalans van de lidstaat in het licht van de conjuncturele omstandigheden. Zoals wordt herhaald in de mededeling van de Commissie bij deze landspecifieke aanbevelingen, moet bij de beoordeling van het ontwerpbegrotingsplan 2018 en de daaropvolgende beoordeling van de begrotingsresultaten 2018 naar behoren rekening worden gehouden met de doelstelling om een begrotingskoers aan te houden die ertoe bijdraagt het lopende herstel te versterken en de houdbaarheid van Frankrijks overheidsfinanciën te waarborgen. In die context is de Commissie voornemens gebruik te maken van de toepasselijke beoordelingsmarge in het licht van de conjunctuur in Frankrijk.

(9)Het niveau van de overheidsuitgaven in Frankrijk is een van de hoogste in de EU. De uitgavenquote zal in 2017 naar verwachting 56,2 % van het bbp bereiken, dat is 9,7 procentpunt meer dan in de EU. Frankrijk heeft een uitgavengerichte consolidatiestrategie gevolgd die vooral berustte op dalende rentetarieven en besparingen op overheidsinvesteringen. Het is echter onwaarschijnlijk dat de lage rente op middellange termijn zal aanhouden en de besparingen op productieve investeringen kunnen het toekomstige economische potentieel aantasten. Daarentegen is in de uitgaventoetsingen gewezen op een aantal mogelijke efficiëntieverbeteringen die niet zijn uitgevoerd. In de uitgaventoetsingen werd een fractie – minder dan 2 % – van de totale geplande uitgavenbesparingen van 50 miljard EUR voor de periode 2015-2017 geïdentificeerd. Slechts een deel daarvan is echter in daadwerkelijke maatregelen in de begroting voor 2016 omgezet, terwijl de maatregelen in de begrotingswet voor 2017 stoelden op de reeds in de uitgaventoetsing voor 2015 gesignaleerde maatregelen. Op uitgaventoetsingen gebaseerde besparingen zouden significant kunnen toenemen door de te toetsen uitgaventerreinen te verbreden en een meerjarenstrategie toe te passen om de geïdentificeerde besparingen in concrete begrotingsmaatregelen te vertalen.

(10)Hoge socialezekerheidsbijdragen kunnen in combinatie met een hoge belastingdruk op ondernemingen particuliere investeringen afremmen en de groei en het aanwervingsbeleid van ondernemingen negatief beïnvloeden. De uitvoering van de beleidsmaatregelen ter verlaging van de arbeidskosten is in april 2016 voortgezet met de start van de tweede fase van verlagingen van de socialezekerheidsbijdragen voor werkgevers in het kader van het verantwoordelijkheids- en solidariteitspact. Daarnaast heeft de regering voor 2017 het belastingkrediet voor concurrentievermogen en werkgelegenheid (CICE) verhoogd van 6 % naar 7 %. Deze maatregelen om de belastingwig op arbeid te verkleinen, hebben het concurrentievermogen van Frankrijk sinds 2013 verbeterd, maar de in het verleden geaccumuleerde verliezen zijn nog niet weggewerkt. Bij een gemiddeld loon kende Frankrijk in 2015 de hoogste socialezekerheidsbijdragen voor werkgevers in de EU als aandeel van de totale door de werkgever betaalde arbeidskosten, al is hier wel sprake van een dalende trend. Uit de recente evaluaties van deze maatregelen bleek een positief effect op de werkgelegenheid en de winstmarges van ondernemingen, maar er zijn meer evaluaties nodig om het effect ervan op lonen, investeringen, werkgelegenheid en ondernemingsmarges volledig in te schatten. Uit recente evaluaties blijkt ook dat de consolidatie van alle regelingen ter verlaging van de arbeidskosten en de omzetting ervan in permanente verlagingen van de sociale bijdragen het effect van deze regelingen op de werkgelegenheid en de investeringen zouden optimaliseren.

(11)Het gemiddelde effectieve vennootschapsbelastingtarief was met 38,4 % in 2016 het hoogste in de EU en andere belastingen op productie liggen ook bijzonder hoog. Om deze trend om te buigen, heeft Frankrijk maatregelen aangekondigd om het wettelijke tarief voor de vennootschapsbelasting te verlagen tot 28 % in 2020. Tegelijkertijd blijft de belastingdruk op consumptie lager dan in de andere EU-lidstaten. In 2014 kwam Frankrijk op de 27e plaats in de EU op het gebied van belastinginkomsten uit consumptie als percentage van de totale belastingen. Het btw-stelsel wordt gekenmerkt door een gemiddeld standaardtarief en sterk verlaagde tarieven zijn schering en inslag. De complexiteit van het belastingstelsel belemmert een goed functionerend ondernemingsklimaat. Frankrijk kent een hoge belastingdruk in combinatie met veel belastingvrijstellingen, verlaagde tarieven en een groot aantal fiscale regelingen die resulteren in hogere nalevingskosten en onzekerheid. De totale belastinguitgaven in Frankrijk zijn met meer dan 3 % van het bbp aanzienlijk. De administratieve kosten voor de belastingdiensten bij het innen van belastingen zijn ook hoog en liggen boven het EU-gemiddelde.

(12)De werkloosheid nam in 2016 af tot 10,1 %. De werkloosheid is hoger bij jongeren, laaggeschoolden en niet in de EU geboren personen. De lopende bestuurlijke hervormingen zijn cruciaal om opleidingskansen af te stemmen op werkvooruitzichten en economische behoeften. Daarnaast blijven werkzoekenden, lager opgeleide werknemers en werknemers van kleine en middelgrote ondernemingen maar moeilijk toegang krijgen tot opleiding. Om hun deelname en de relevantie van het opleidingsaanbod te verzekeren, moeten de bestaande maatregelen mogelijk worden versterkt en de middelen evenwichtiger worden verdeeld. Jongeren, en dan vooral de minst geschoolden, krijgen nog steeds moeilijk vaste voet op de arbeidsmarkt. In deze context hebben maatregelen om het leerlingwezen te ondersteunen tot dusver positieve resultaten opgeleverd. Maar het initieel beroepsonderwijs en de initiële beroepsopleiding, vooral op schoolbasis en in bepaalde tertiaire sectoren, sluiten niet voldoende aan bij de arbeidsmarkt. Bovendien komen leerlingen met een kansarme achtergrond vaker in het initiële beroepsonderwijs terecht, waar ook de grote meerderheid van de vroegtijdige schoolverlaters vandaan komt, hetgeen bijdraagt tot grote ongelijkheid op onderwijsgebied. Het effect van de socio-economische status op de prestaties van studenten is het hoogste van de OESO.

(13)In 2016 had slechts 54,5 % van de niet in de EU geboren personen in de actieve leeftijd een baan. De arbeidsparticipatie van vrouwen (45,4 %) was een van de laagste in de EU. Het verschil in arbeidsparticipatie tussen wie niet in de EU is geboren en wie in Frankrijk is geboren, is toegenomen tot 17,5 procentpunten in 2016 (23,7 procentpunten voor vrouwen). De slechte prestaties van niet in de EU geboren personen halen het algemene werkgelegenheidspercentage naar omlaag en vertegenwoordigen een chronische onderbenutting van arbeid. Ook hebben immigranten van de tweede generatie problemen met het vinden van een baan die niet kunnen worden verklaard door verschillen in leeftijd, opleiding en vaardigheden. Bovendien blijven de lacunes in de onderwijsresultaten hardnekkig, aangezien tweede generatie-immigranten hun achterstand slechts gedeeltelijk inlopen. Om deze uitdaging aan te pakken, is er behoefte aan een globale strategie, met onder meer maatregelen gericht op talenkennis, bijscholing en opleiding, beroepskeuzeadvies en andere specifieke actieve arbeidsmarktmaatregelen. Effectieve toegang tot diensten is essentieel om de arbeidsmarktparticipatie te bevorderen, evenals de bestrijding van discriminerende praktijken die van invloed zijn op de aanwerving van niet in de EU geboren immigranten en immigranten van de tweede generatie.

(14)Sinds 2013 evolueert het Franse minimumloon volgens eigen indexeringsregels. In een context van zwakke inflatie en vertragende loongroei is het minimumloon trager gestegen dan de referentielonen. Terwijl het minimumloon vergeleken met het mediane loon hoog is, zijn de arbeidskosten voor het minimumloon door vrijstellingen van sociale bijdragen verminderd. Verhogingen van het minimumloon leiden tot loonsverhogingen voor de meeste categorieën werknemers en kunnen tot opwaartse looncompressie leiden. Hoewel indexering van het minimumloon van belang is om de koopkracht van werknemers te handhaven, zou de noodzakelijke aanpassing van de lonen door het huidige indexeringsmechanisme vertraging kunnen oplopen. Bovendien dreigen de arbeidskosten voor het minimumloon in de huidige context van hoge werkloosheid de arbeidskansen van laaggeschoolden te beknotten. De groep van onafhankelijke deskundigen evalueert jaarlijks het Franse minimumloon en formuleert niet-bindende adviezen over de evolutie ervan. Hun advies over ad-hocstijgingen is tot nu toe altijd gevolgd en speelt een belangrijke rol bij het inperken van dergelijke ad-hocstijgingen.

(15)Met de wet van juli 2016 betreffende arbeid, sociale dialoog en professionele trajecten heeft Frankrijk maatregelen ingevoerd waardoor ondernemingen zich beter kunnen aanpassen aan economische cycli en waarmee segmentatie kan worden verminderd. De wet verduidelijkt de regels betreffende individuele economische ontslagen, verbreedt de reikwijdte van de meeste overeenkomsten op ondernemingsniveau en maakt collectieve loononderhandelingen doeltreffender. Aanhoudend hoge werkloosheidscijfers hebben de houdbaarheid van het stelsel van werkloosheidsuitkeringen onder druk gezet. Dienaangaande hebben de sociale partners in maart 2017 een akkoord bereikt over een nieuwe regeling voor werkloosheidsuitkeringen, die nog door de Franse regering moet worden goedgekeurd en die gericht is op het verminderen van het begrotingstekort met 1,2 miljard EUR.

(16)Hoewel Frankrijk zijn algemene prestaties op het gebied van regelgeving heeft verbeterd, blijft het Franse bedrijfsklimaat tot de middenmoot behoren in vergelijking met zijn belangrijkste concurrenten. Met name worden ondernemingen, ondanks voortdurende inspanningen voor vereenvoudiging, nog steeds geconfronteerd met een grote regeldruk en snel wijzigende wetgeving. Dit vormt een van de belangrijkste hinderpalen voor particuliere investeringen. Met het vereenvoudigingsprogramma heeft Frankrijk stappen gezet om de administratieve rompslomp voor bedrijven terug te dringen, maar een groot aantal vóór 2016 goedgekeurde maatregelen is nog niet uitgevoerd. Tegelijkertijd blijven drempeleffecten de groei van ondernemingen beperken, hetgeen gevolgen heeft voor hun economische en marktprestaties. De extra sociale en fiscale verplichtingen waaraan ondernemingen vanaf een bepaald aantal werknemers moeten voldoen, kunnen hen ervan weerhouden om uit te groeien tot een omvang die hen in staat zou stellen te exporteren en te innoveren. Deze drempels kunnen op hun beurt een rem zetten op de productiviteit, het concurrentievermogen en de internationalisering van ondernemingen. Volgens empirisch bewijsmateriaal zijn de drempels van 10 en 50 werknemers inderdaad bijzonder belastend voor de werkgevers, terwijl de Franse economie een onevenredig laag aandeel ondernemingen boven deze drempels kent, hetgeen wijst op een verband tussen deze twee factoren.

(17)De concurrentie bij diensten is verbeterd in een aantal sectoren, maar sommige economisch belangrijke sectoren, zoals accountancy, architectuur, thuiszorgdiensten, de horeca, taxi- en autoverhuurdiensten, worden nog steeds gekenmerkt door weinig concurrentie en/of belemmeringen van regelgevende aard. Voor deze diensten blijven barrières bestaan, met name buitensporige regelgeving die nieuwkomers ontmoedigt of de daadwerkelijke concurrentie beperkt. Door een verlaging van deze barrières zouden nieuwe of bestaande ondernemingen gebruik kunnen maken van nieuwe technologische en digitale ontwikkelingen om hun concurrentievermogen en/of markten te vergroten, hetgeen zou leiden tot voordelen voor de consument in de vorm van lagere prijzen en een betere kwaliteit van de dienstverlening. Daartoe en als onderdeel van een maatregelenpakket om barrières op de dienstenmarkten aan te pakken, 14 heeft de Commissie in januari 2017 een wederzijds evaluatieproces opgestart, waarbij de EU-lidstaten worden uitgenodigd om de respectieve barrières die toegang tot bepaalde beroepen op hun grondgebied beperken, te evalueren.

(18)Innovatie in Frankrijk hinkt achterop bij de prestaties van de innovatieleiders in Europa. Er heerst nog steeds een hoge mate van complexiteit en algemene coördinatie blijft een uitdaging. Het verschil tussen het bedrag aan verleende overheidssteun en de middelmatige innovatieprestaties in Frankrijk doet vragen rijzen over de efficiëntie van overheidssteunregelingen. Er schort met name iets aan de samenwerking tussen openbaar onderzoek en ondernemingen, hetgeen weegt op de economische resultaten van het innovatiesysteem.

(19)In de context van het Europees semester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Frankrijk verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2017. Voorts heeft de Commissie zowel het stabiliteitsprogramma als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Frankrijk zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Frankrijk, maar is zij ook nagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op EU-niveau in toekomstige nationale besluiten.

(20)In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma onderzocht en zijn advies 15 daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(21)In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma en het stabiliteitsprogramma onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 4 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Frankrijk in 2017 en 2018 de volgende actie onderneemt:

1. Gevolg geven aan de aanbeveling van de Raad van 10 maart 2015 in het kader van de buitensporigtekortprocedure. Vervolgens het begrotingsbeleid voortzetten overeenkomstig de vereisten van het stabiliteits- en groeipact, dat aanleiding geeft tot een aanzienlijke begrotingsinspanning in 2018. Bij het nemen van beleidsmaatregelen moet ernaar worden gestreefd een begrotingskoers te volgen die ertoe bijdraagt het lopende herstel te versterken en de houdbaarheid van Frankrijksoverheidsfinanciën te waarborgen. Uitgavenposten grondig doorlichten om efficiëntiewinsten te maken die leiden tot bezuinigingen op de uitgaven.

2. De maatregelen ter verlaging van de arbeidskosten consolideren om hun efficiëntie op begrotingsneutrale wijze te maximaliseren en hun effect op de werkgelegenheid en de investeringen te vergroten. De algemene belastinggrondslag verbreden en verdere maatregelen nemen om de geplande verlaging van het wettelijke tarief van de vennootschapsbelasting door te voeren

3. De toegang tot de arbeidsmarkt verbeteren voor werkzoekenden, met name de lager opgeleide werknemers en personen met een migratieachtergrond, ook door het systeem voor beroepsonderwijs en -opleiding te herzien. Ervoor zorgen dat de evolutie van het minimumloon spoort met de banencreatie en het concurrentievermogen.

4. De administratieve lasten voor ondernemingen verder verlagen, onder meer door het vereenvoudigingsprogramma voort te zetten. Belemmeringen voor de concurrentie in de dienstensector blijven wegnemen, ook bij zakelijke diensten en gereglementeerde beroepen. Regelingen voor overheidssteun aan innovatie vereenvoudigen en efficiënter maken.


Gedaan te Brussel,

3.

Voor de Raad


De voorzitter

(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
(3) COM(2017) 509 final.
(4) P8_ TA(2017)0038, P8_ TA(2017)0039, en P8_ TA(2017)0040.
(5) COM(2016) 725 final.
(6) COM(2016) 728 final.
(7) PB C 92 van 24.3.2017, blz. 1.
(8) SWD(2017) 75 final.
(9) COM(2017) 90 final.
(10) Artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).
(11) COM(2014) 494 final.
(12) Conjunctuurgezuiverd begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, herberekend door de Commissie volgens de algemeen aanvaarde methode.
(13) De netto overheidsuitgaven omvatten de totale overheidsuitgaven zonder rekening te houden met rente-uitgaven, uitgaven in het kader van programma's van de Unie die volledig met inkomsten uit fondsen van Unie worden gefinancierd en niet-discretionaire veranderingen in de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen. Nationaal gefinancierde bruto-investeringen in vaste activa worden uitgestreken over een periode van vier jaar. Discretionaire inkomstenmaatregelen of bij wet verplicht gestelde inkomstenstijgingen zijn ingecalculeerd. Eenmalige maatregelen aan zowel de inkomsten- als uitgavenzijde worden niet meegeteld.
(14) COM(2016) 820 final, COM(2016) 821 final, COM(2016) 822 final, COM(2016) 823 final en COM(2016) 824 final.
(15) Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad.