Toelichting bij COM(2017)324 - Ondertekening en voorlopige toepassing van het Verdrag tot oprichting van een Vervoersgemeenschap

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Een goed werkend vervoersysteem tussen de Unie en de buurlanden is essentieel voor duurzame economische groei en het welzijn van alle burgers. De samenwerking op het vlak van vervoer met de landen van de Westelijke Balkan wordt momenteel geregeld door een waarnemingspost vervoer in Zuidoost-Europa, een memorandum van overeenstemming van 11 juni 2004 tussen de regeringen van Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro en Servië en de Missie van de Verenigde Naties in Kosovo en de Europese Commissie; de voornaamste doelstelling was de uitbreiding van het TEN-T-netwerk en het daarmee samenhangende beleid naar de landen van Zuidoost-Europa.

Het memorandum blijkt echter beperkingen te hebben en na een beoordeling in 2008 heeft de Commissie gesuggereerd om ook op andere gebieden met betrekking tot vervoer en vervoersbeleid te gaan samenwerken. Op basis van de positieve ervaringen met de Energiegemeenschap heeft de Commissie voorgesteld die Energiegemeenschap als voorbeeld te stellen voor de vervoersector en een overeenkomst te sluiten waarin wordt gegarandeerd dat de wetgeving, normen en technische specificaties van onze belangrijkste regionale partners verenigbaar zijn met die van de Unie.

De Raad heeft de Commissie op 12 juni 2008 en 9 oktober 2009 gemachtigd om namens de Europese Unie onderhandelingen over de oprichting van een Vervoersgemeenschap te openen met Albanië, Bosnië en Herzegovina, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Kosovo 1*, Montenegro en Servië.

De besprekingen op technisch niveau zijn in juli 2010 met succes afgerond. Doordat echter geen overeenstemming kon worden bereikt over de passende aanwijzing van een van de partijen, namelijk Kosovo, werd de afronding van het Verdrag tot oprichting van een Vervoersgemeenschap bijna drie jaar geblokkeerd. In 2013 werden de besprekingen hervat en in 2016 werd een overeenkomst bereikt over de definitieve versie van het verdrag. De overeenkomst moet nu worden ondertekend namens de Europese Unie en door de andere partijen.

Volgens het verdrag wordt een ministerraad ingesteld die ervoor moet zorgen dat de in het verdrag geformuleerde doelstellingen worden verwezenlijkt. Het standpunt dat door de EU moet worden ingenomen als op de ministerraad handelingen met rechtsgevolgen worden vastgesteld, zal worden gebaseerd op de specifieke EU-procedure, met name artikel 218, lid 9, VWEU.

In de geparafeerde tekst van de overeenkomst is artikel 33 betreffende de zetel van het permanent secretariaat open gelaten, omdat op dat moment de locatie niet kon worden vastgesteld. In dergelijke omstandigheden is de ter ondertekening voorgelegde tekst lichtjes gewijzigd zodat de ministerraad een dergelijk besluit kan vaststellen bij overeenkomst van de partijen.

Het is echter niet uitgesloten dat in de marge van de top van de Zes van de Westelijke Balkan, die plaatsvindt in Trieste op 12 juli 2017, alsnog een politieke consensus over de zetel kan worden bereikt. Het besluit van de ministerraad zal dan later worden geformaliseerd en het standpunt van de EU zal worden vastgesteld bij een besluit krachtens artikel 218, lid 9, VWEU.


Algemene context

Een sterkere regionale samenwerking binnen de Westelijke Balkan is van groot belang voor de politieke stabiliteit, de veiligheid, de economische welvaart en de sociale ontwikkeling in de regio. De Vervoersgemeenschap zal bijdragen tot het toetredingskader van de landen van de Westelijke Balkan door de nationale wetgeving sneller af te stemmen op het acquis van de Unie inzake vervoer en andere relevante gebieden. De Vervoersgemeenschap wordt ook een belangrijk instrument voor de bevordering van het hervormingsproces dat door de Zes van de Westelijke Balkan is opgestart en voor de invoering en financiering van TEN-T-infrastructuur in de regio.


 •Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het Verdrag tot oprichting van een Vervoersgemeenschap is volledig in overeenstemming met de bestaande vervoersbepalingen en komt in de plaats van het huidige samenwerkingskader uit 2004, de waarnemingspost vervoer in Zuidoost-Europa.

Samenhang met andere EU-beleidsgebieden en -doelstellingen

Het Verdrag tot oprichting van een Vervoersgemeenschap is volledig in overeenstemming met het beleid en de doelstellingen van het samenwerkingskader met de Zuidoost-Europese partners of van het kader voor het uitbreidingsproces. Het verdrag zal een belangrijke rol spelen bij de ondersteuning van dit beleid door de landen van de Westelijke Balkan beter te laten aansluiten bij het vervoersacquis van de Unie.

De Vervoersgemeenschap is ook volledig afgestemd op alle beleidsgebieden die met vervoer te maken hebben, zoals milieu of sociaal beleid.

2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbende partijen

Het door de Raad aangewezen speciaal comité werd bij alle onderhandelingen over het verdrag geraadpleegd.

3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van het voorstel is artikel 91 en artikel 100, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, in samenhang met artikel 218, lid 5, van dat Verdrag.

Keuze van het instrument

Krachtens artikel 218, lid 5, moet voor de ondertekening en de voorlopige toepassing van internationale overeenkomsten een besluit van de Raad worden vastgesteld.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het effect op de begroting van de Unie is zeer beperkt, omdat het budget van de Vervoersgemeenschap alleen de operationele kosten van de werking van haar instanties zal dekken. De financiering gebeurt via begrotingsonderdeel IPA 2017/039-402.20/MC/Transport Community.