Toelichting bij COM(2017)331 - Wijziging van verordeningen 1095/2010 over de EU-Autoriteit voor effecten en markten en 648/2012 wat betreft vergunningen aan CTP’s en erkenning van CTP’s uit derde landen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

1.1.Motivering en doel van het voorstel

Derivatencontracten zijn voor Europese banken en ondernemingen een belangrijk instrument om hun risico’s te beheren, ongeacht of deze verband houden met veranderingen in de rentetarieven, wisselkoersschommelingen of met wanbetaling door een zakelijke tegenpartij. Ondoorzichtige derivatenmarkten bleken echter ook als ongewenst besmettingskanaal te fungeren. Daarom moeten derivatenmarkten effectief gereglementeerd en gecontroleerd worden om de financiële stabiliteit te waarborgen.

Gezien de mondiale dimensie van derivatenmarkten en overeenkomstig het G20-akkoord van Pittsburgh uit 2009 1 ter vermindering van het systeemrisico in verband met het gebruik op grote schaal van derivaten heeft de EU in 2012 de verordening Europese marktinfrastructuur (EMIR) aangenomen. 2 Als essentiële pijler van EMIR moeten gestandaardiseerde otc-derivatencontracten door een centrale tegenpartij (CTP) worden gecleard. Een CTP is een marktinfrastructuur die het systeemrisico vermindert en de financiële stabiliteit verbetert door zich tussen twee tegenpartijen bij een derivatencontract te plaatsen (d.w.z. als koper voor de verkoper en als verkoper voor de koper van risico) en op die wijze het risico voor beiden beperkt. EMIR voerde ook strikte prudentiële, organisatorische en bedrijfsvoeringregels in voor CTP’s en stelde regelingen vast voor hun prudentieel toezicht om risico’s voor de gebruikers van een CTP te beperken en de stabiliteit van het systeem te versterken.

Sinds de vaststelling van EMIR in 2012 wordt aanzienlijk meer centraal gecleard en zijn CTP’s steeds meer geconcentreerd en geïntegreerd in de EU en met derde landen.

Dit voorstel verzekert dat de toezichtregelingen gelijke tred houden met deze evolutie. Voorgesteld wordt dat de EU haar kapitaalmarktenunie toerust met een effectiever en consistenter toezichtkader voor CTP’s, in het belang van meer marktintegratie, financiële stabiliteit en een gelijk speelveld.

Het belang van CTP’s is sinds de vaststelling van EMIR toegenomen en zal de komende jaren nog groter worden

In de vijf jaar sinds de vaststelling van EMIR is het volume van CTP-activiteit – in de EU en wereldwijd – snel gegroeid, zowel in omvang als in reikwijdte. Dit is een teken dat de wetgeving werkt en haar doel verwezenlijkt.

Eind juni 2016 werd ongeveer 62 % van de totale waarde van alle otc-derivatencontracten en activaklassen (rentevoeten, kredietverzuim, buitenlandse valuta, enz.) centraal gecleard via CTP’s 3 , wat neerkomt op 337 biljoen USD. Ongeveer 97 % (328 biljoen USD) van alle centraal geclearde derivatencontracten zijn rentederivaten.

Eind 2015 werd circa 60 % van alle otc-rentederivaten centraal gecleard, terwijl dat eind 2009 nog maar 36 % bedroeg 4 . Centrale clearing is ook belangrijker geworden op de markt voor kredietderivaten (CDS); het aandeel uitstaande CDS dat door CTP’s wordt gecleard, is gestaag toegenomen sinds deze gegevens voor het eerst werden gerapporteerd, en bedroeg eind juni 2016 37 %, terwijl dat eind juni 2010 nog maar 10 % was 5 .

Het snel toenemende belang van CTP’s voor het mondiale financiële stelsel is niet alleen het gevolg van de thans verplichte centrale clearing voor verschillende activaklassen 6 , maar ook van de toename van vrijwillige centrale clearing, omdat marktdeelnemers steeds beter beseffen wat de voordelen van centrale clearing zijn (clearingverplichtingen bestaan pas sinds juni 2016) 7 . EMIR vereist dat bepaalde rentederivaten en CDS centraal worden gecleard in overeenstemming met soortgelijke vereisten in andere G20-landen 8 . De kapitaalvereisten voor banken zijn gewijzigd om centrale clearing te stimuleren en maken bilaterale clearing relatief duurder 9 , terwijl bilaterale transacties sinds maart 2017 aan aanvullende zekerheidsvereisten zijn onderworpen 10 .

CTP’s zullen hun activiteiten de komende jaren blijven uitbreiden. Clearing zal waarschijnlijk ook verplicht worden voor een aantal andere activaklassen 11 en de prikkels om risico’s en kosten te beperken zullen vrijwillige clearing waarschijnlijk nog meer in de hand werken. Het voorstel van mei 2017 tot gerichte wijziging van EMIR om de verordening doelmatiger en evenrediger te maken, zal deze trend nog versterken, door voor CTP’s meer prikkels te creëren om tegenpartijen centrale clearing van derivaten aan te bieden. 12 Ten slotte zullen diepere en meer geïntegreerde kapitaalmarkten als resultaat van de kapitaalmarktenunie (KMU) de behoefte aan grensoverschrijdende clearing in de EU doen toenemen, en dus het belang en de onderlinge verwevenheid van CTP’s binnen het financiële stelsel vergroten.

Door het toenemende belang van CTP’s moeten de toezichtregelingen in het kader van EMIR wellicht worden bijgesteld, ook in het licht van de oprichting van de kapitaalmarktenunie

Het groeiende belang van CTP’s voor het financiële stelsel en de bijbehorende concentratie van kredietrisico’s in deze infrastructuren trekken de aandacht van regeringen, centrale banken, regelgevers, toezichthouders en marktdeelnemers.

Terwijl de omvang en reikwijdte van centraal geclearde transacties groter is geworden, is het aantal CTP’s relatief beperkt gebleven. Momenteel telt de EU 17 CTP’s, die alle op grond van EMIR hun diensten in de Unie mogen aanbieden – hoewel niet alle CTP’s alle activaklassen mogen clearen (bv. slechts 2 CTP’s clearen kredietderivaten en maar 2 CTP’s clearen inflatiederivaten 13 ). 14 Nog eens 28 CTP’s uit derde landen zijn erkend op grond van de gelijkwaardigheidsbepalingen in EMIR, zodat zij hun diensten in de EU mogen aanbieden. 15 Bijgevolg zijn clearingmarkten in de hele EU geïntegreerd en zijn ze sterk geconcentreerd in bepaalde activaklassen. Ze kennen ook een sterke verwevenheid. 16

Terwijl meer clearing via behoorlijk gereguleerde en onder degelijk toezicht staande CTP’s de algemene stabiliteit van het financiële stelsel versterkt, maakt de concentratie van het risico van het faillissement van een CTP een weinig waarschijnlijke, maar potentieel wel zeer ingrijpende gebeurtenis. Gezien het centrale belang van CTP’s voor het financiële stelsel is de toenemende systeemrelevantie van CTP’s aanleiding tot bezorgdheid. CTP’s zijn zelf een bron van macroprudentiële risico’s geworden omdat hun faillissement het financiële stelsel danig kan verstoren en systemische effecten zou teweegbrengen. Een grootschalige, ongecontroleerde opzegging en beëindiging van contracten door CTP’s zou bijvoorbeeld kunnen leiden tot problemen met liquiditeit en zekerheden op de markt, en de onderliggende activamarkt en het bredere financiële stelsel instabiel maken. Net als sommige andere financiële intermediairs zijn ook CTP’s potentieel gevoelig voor paniekreacties wanneer clearingleden hun vertrouwen in de solvabiliteit van een CTP verliezen. Dit kan voor de CTP een liquiditeitsschok veroorzaken wanneer zij probeert te voldoen aan haar verplichtingen om principale zekerheid terug te storten (d.w.z. initiële marge). Het effect van een CTP-faillissement door de toegenomen concentratie van risico zou nog worden versterkt door de toenemende verwevenheid van CTP’s, zowel direct als indirect via hun leden (meestal grote internationale banken) en cliënten.

Als reactie en in overeenstemming met de G20-consensus 17 heeft de Commissie in november 2016 een voorstel aangenomen voor een verordening betreffende het herstel en de afwikkeling van CTP’s 18 . Doel van het voorstel is ervoor te zorgen dat de autoriteiten naar behoren zijn voorbereid om te reageren op een faillerende CTP, de financiële stabiliteit veilig te stellen en de kosten voor de belastingbetaler te beperken. In het voorstel voor herstel en afwikkeling van CTP’s wordt opnieuw gekeken naar de in EMIR vervatte toezichtregelingen voor centrale tegenpartijen uit de EU en uit derde landen en de mate waarin deze regelingen vijf jaar na de vaststelling van EMIR doeltreffender kunnen worden gemaakt. Over dit voorstel wordt momenteel beraadslaagd in het Europees Parlement en de Raad. Dit proces vergt coördinatie en moet sporen met het huidige voorstel.

Toezichtregelingen voor CTP’s in de EU

Uit hoofde van EMIR staan CTP’s uit de EU onder het toezicht van colleges van nationale toezichthouders, de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA), de betrokken leden van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) en andere betrokken autoriteiten (zoals toezichthouders van de grootste clearingleden, toezichthouders van bepaalde handelsplatformen en centrale effectenbewaarinstellingen). Deze colleges kunnen tot 20 autoriteiten als lid hebben en worden gecoördineerd door de autoriteit van hun eigen land. In het licht van de huidige stand van de integratie op de markt roepen deze regelingen bepaalde vragen op die in de toezichtregelingen moeten worden meegenomen. Dit is belangrijk om vooruitgang te boeken op weg naar de kapitaalmarktenunie.

De stijgende concentratie van clearingdiensten in een beperkt aantal CTP’s en de daaruit voortvloeiende toename van de grensoverschrijdende activiteit wijzen erop dat CTP’s in een klein aantal individuele lidstaten steeds relevanter worden voor het financieel stelsel van de EU als geheel. Gelet op deze trend moeten de huidige toezichtregelingen, die voornamelijk afhangen van de autoriteit van het eigen land (zo is die autoriteit uiteindelijk verantwoordelijk voor belangrijke beslissingen zoals de uitbreiding van de vergunning of de goedkeuring van regelingen voor uitbesteding en interoperabiliteit), opnieuw worden bekeken.

Ten tweede kunnen uiteenlopende toezichtpraktijken voor CTP’s in de EU (bv. verschillende voorwaarden voor vergunningen of modelvalideringsprocedures) een risico op regelgevings- en toezichtarbitrage voor CTP’s en indirect voor hun clearingleden of cliënten doen ontstaan. De Commissie heeft in haar mededeling over de kapitaalmarktenunie van september 2016 19 en tijdens de openbare raadpleging over de activiteiten van de Europese toezichthoudende autoriteiten (ETA’s) 20 op deze nieuwe risico’s en de behoefte aan meer convergentie van toezichtpraktijken gewezen, waarbij telkens werd ingegaan op de problemen die voortvloeien uit heterogene toezichtpraktijken.

Ten derde komt de rol van centrale banken – als emittenten van valuta – in de CTP-colleges niet voldoende uit de verf. Hoewel de mandaten van centrale banken en toezichthouders elkaar kunnen overlappen (met name op gebieden als interoperabiliteit, controles van het liquiditeitsrisico enz.), is de juiste focus mogelijk zoek wanneer toezichthoudende maatregelen gevolgen hebben voor de voornaamste verantwoordelijkheden van centrale banken op het gebied van prijsstabiliteit, monetair beleid en de betalingssystemen. In crisissituaties kan dat de risico’s voor de financiële stabiliteit vergroten wanneer onduidelijk blijft wie welke verantwoordelijkheid heeft.

Toezichtregelingen voor CTP’s uit derde landen

Een groot bedrag aan financiële instrumenten die luiden in de valuta’s van de lidstaten wordt op dit moment afgehandeld door erkende CTP’s uit derde landen. Zo bedraagt het notionele uitstaande bedrag op de Chicago Mercantile Exchange (CME) in de VS 1,8 biljoen EUR voor in euro luidende rentederivaten, en 348 miljard SEK voor in SEK luidende rentederivaten. Dit roep ook een reeks vragen op.

Ten eerste zijn bij de toepassing van het systeem voor gelijkwaardigheid en erkenning in EMIR bepaalde tekortkomingen aan het licht gekomen, meer bepaald met betrekking tot doorlopend toezicht. Na de erkenning van een CTP uit een derde land bleek het voor de ESMA met name vaak lastig om toegang te krijgen tot informatie van die CTP, om inspecties ter plaatse van de CTP uit te voeren en om informatie te delen met de betrokken regelgevers, toezichthouders en centrale banken in de EU. Hierdoor ontstaat het risico dat praktijken van CTP’s uit derde landen en/of aanpassingen van risicobeheermodellen onopgemerkt blijven en/of niet worden aangepakt, hetgeen voor de EU-entiteiten belangrijke gevolgen kan hebben op het gebied van de financiële stabiliteit.

Ten tweede vereisen mogelijke discrepanties tussen de doelstellingen van toezichthoudende instanties en centrale banken binnen de colleges een extra dimensie in het geval van CTP’s uit derde landen wanneer autoriteiten van buiten de EU erbij betrokken zijn.

Ten derde bestaat het risico dat wijzigingen in de regels en/of het regelgevingskader voor een CTP uit een derde land negatief kunnen uitpakken voor de regelgevende of toezichthoudende resultaten, hetgeen een ongelijk speelveld in de hand werkt tussen CTP’s uit de EU en CTP’s uit derde landen en kan uitmonden in regelgevings- of toezichtarbitrage. Er bestaat momenteel geen mechanisme om te verzekeren dat de EU automatisch informatie ontvangt over dergelijke wijzigingen en passende maatregelen kan nemen.

Deze punten van zorg zullen waarschijnlijk het komende jaar nog worden toegespitst aangezien CTP’s uit derde landen door het mondiale karakter van de kapitaalmarkten een nog grotere rol zullen spelen. Naast de 28 reeds door de ESMA erkende CTP’s uit derde landen hebben nog eens 12 CTP’s uit 10 rechtsgebieden om erkenning 21 verzocht en wachten ze op een besluit van de Commissie over de gelijkwaardigheid van hun regelgevende en toezichthoudende regelingen.

Voorts wordt een aanzienlijk volume van in euro luidende derivatentransacties (en andere transacties die onder de clearingverplichting vallen) momenteel gecleard door in het Verenigd Koninkrijk gevestigde CTP’s. Bij het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU zal dan ook een duidelijke verschuiving plaatsvinden in het aandeel van dergelijke transacties dat wordt gecleard door CTP’s buiten het rechtsgebied van de EU, waardoor de hierboven geuite zorgen nog zullen toenemen. Dit houdt significante uitdagingen in voor het waarborgen van de financiële stabiliteit in de EU en die moeten worden aangepakt.

In het licht van deze overwegingen heeft de Commissie op 4 mei 2017 een mededeling aangenomen over de aanpak van uitdagingen voor kritieke financiële marktinfrastructuren en de verdere ontwikkeling van de kapitaalmarktenunie 22 . In de mededeling wordt gesteld dat “verdere wijzigingen [in EMIR] nodig zijn ter verbetering van het huidige kader dat financiële stabiliteit waarborgt en de verdere ontwikkeling en verdieping van de kapitaalmarktenunie (KMU) ondersteunt”.

1.

De bestaande toezichtregelingen moeten worden verbeterd


Omdat het clearinglandschap in de EU blijft evolueren, moeten de regelingen voor crisispreventie en -beheer van CTP’s zo doeltreffend mogelijk zijn. EMIR en het voorstel van de Commissie voor een verordening inzake het herstel en de afwikkeling van CTP’s zijn belangrijke stappen in die richting. Vijf jaar na de vaststelling van EMIR zijn door de groeiende omvang, complexiteit en grensoverschrijdende dimensie van clearing in de EU en wereldwijd echter tekortkomingen in het toezichtkader voor CTP’s uit de EU en uit derde landen aan het licht gekomen. Dit voorstel bevat bijgevolg specifieke wijzigingen in EMIR en de ESMA-verordening 23 , met name om duidelijke en coherente toezichtregelingen voor CTP’s uit de EU en uit derde landen te bewerkstelligen.

In de effectbeoordeling bij dit voorstel worden de kosten en baten van deze wijzigingen in ogenschouw genomen. Er staan een aantal opties in om het toezicht op CTP’s op EU-niveau te vergroten, de valuta-uitgevende centrale banken meer te betrekken bij het toezicht op CTP’s en de EU beter in staat te stellen om risico’s van CTP’s uit derde landen te monitoren, te identificeren en te beperken.

In de effectbeoordeling wordt uitvoerig aangetoond dat de voorgestelde wijzigingen effectief bijdragen tot een grotere algehele stabiliteit van het financiële stelsel van de EU en het risico op een CTP-faillissement (dat bijzonder ingrijpende gevolgen zou hebben) nog onwaarschijnlijker maken en tegelijk de kosten voor de marktdeelnemers tot een minimum beperken. De voorgestelde wijzigingen dragen ook bij tot de verdere ontwikkeling en verdieping van de KMU, in overeenstemming met de beleidsprioriteiten van de Commissie.

1.2.Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel heeft betrekking op en is in overeenstemming met een aantal andere EU-beleidslijnen en lopende initiatieven die gericht zijn op: i) het vestigen van de nodige aandacht op het systeembelang van CTP’s, ii) het bevorderen van het gebruik van centrale clearing, en iii) het vergroten van de efficiëntie en doelmatigheid van toezicht op EU-niveau, zowel binnen als buiten de EU.

Ten eerste is dit voorstel in overeenstemming met het in november 2016 aangenomen voorstel van de Commissie 24 voor een verordening inzake het herstel en de afwikkeling van CTP’s. Dit voorstel beoogt te verzekeren dat Europese en nationale autoriteiten voorbereid zijn om het probleem van een faillerende CTP te verhelpen, de financiële stabiliteit te handhaven en te vermijden dat de kosten voor de herstructurering en de afwikkeling van faillerende CTP’s worden afgewenteld op de belastingbetaler. Voor het onwaarschijnlijke geval dat CTP’s in zwaar weer terechtkomen of failliet gaan, beoogt het voorstel van de Commissie ervoor te zorgen dat de kritieke functies van CTP’s behouden blijven, terwijl de financiële stabiliteit gevrijwaard blijft en vermeden wordt dat de kosten voor de herstructurering en de afwikkeling van faillerende CTP’s op de belastingbetaler worden afgewenteld. De regelingen voor crisisbeheersing voor het herstel en de afwikkeling van CTP’s in dat voorstel zijn gebaseerd op de beste bestaande regelingen voor crisispreventie (d.w.z. voor de regulering van en het toezicht op CTP’s) in het kader van EMIR. Door het toezicht op CTP’s in het kader van EMIR verder te verbeteren, moet de kans, hoe klein ook, dat herstel- en afwikkelingsmaatregelen moeten worden genomen, verder worden verlaagd. De aanpassingen en verbeteringen van het toezicht die met dit voorstel worden bereikt, zullen ook op adequate wijze moeten worden meegenomen in het lopende wetgevingsvoorstel over het herstel en de afwikkeling van CTP’s. Doelgerichte wijzigingen kunnen noodzakelijk zijn om rekening te houden met de nieuwe rol van de CTP-bestuursvergadering in colleges uit hoofde van EMIR en vervolgens in de afwikkelingscolleges.

Ten tweede hangt dit voorstel samen met het in november 2016 aangenomen voorstel van de Commissie 25 tot wijziging van de verordening kapitaalvereisten (CRR) 26 . Het voorstel beoogt de initiële margins voor centraal geclearde derivatentransacties die clearingleden in contanten van hun klanten ontvangen en doorgeven aan CTP’s, buiten de berekening van de drempels voor de hefboomratio te houden. Zo zal toegang tot clearing gemakkelijker worden – aangezien de kapitaalvereisten voor het verstrekken van cliënten- of indirecte clearingdiensten lager zullen worden – hetgeen eens te meer het belang van CTP’s in het financiële stelsel vergroot.

Ten derde vormt dit voorstel een aanvulling op het in mei 2017 aangenomen voorstel van de Commissie om gerichte wijzigingen aan te brengen in EMIR 27 . Het voorstel streeft naar vereenvoudiging van bepaalde EMIR-vereisten, die tegelijk ook evenrediger zouden worden gemaakt, om buitensporige kosten voor marktdeelnemers te verminderen, zonder dat dit ten koste gaat van de financiële stabiliteit. Dit voorstel moet derhalve voorzien in verdere prikkels voor marktdeelnemers om gebruik te maken van centrale clearing – hetgeen eens te meer het belang van CTP’s in het financiële stelsel vergroot.

Ten vierde spoort dit voorstel met de in maart 2017 door de Commissie gestarte raadpleging over de activiteiten van de Europese toezichthoudende autoriteiten (ETA’s) 28 , met het oog op het versterken en verbeteren van de doeltreffendheid en efficiëntie van de ETA’s.

Ten vijfde strookt het voorstel met de ervaringen bij de uitvoering en handhaving van bepalingen van derde landen in de financiële wetgeving van de EU, zoals aangegeven in het werkdocument van de Commissie over gelijkwaardigheid 29 . Het werkdocument bevat een feitelijk overzicht van het gelijkwaardigheidsproces met derde landen in de EU-wetgeving voor financiële diensten. Het beschrijft de ervaring met de uitvoering en handhaving van bepalingen van derde landen in de financiële wetgeving van de EU. Ook worden in het document de belangrijkste aspecten van gelijkwaardigheid uit de doeken gedaan (bv. uitoefening van bevoegdheden, beoordeling, monitoring achteraf) en wordt meer duidelijkheid verschaft over hoe deze taken in de praktijk worden uitgevoerd.

Ten zesde is dit voorstel in overeenstemming met de lopende werkzaamheden op internationaal niveau in het kader van de Raad voor financiële stabiliteit (FSB), onder andere om: i) het gebruik van centrale clearing en grensoverschrijdende regelingen tussen rechtsgebieden te bevorderen teneinde de stabiliteit van de markt in OTC-derivaten te vergroten, ii) een consistente toepassing te bereiken van de beginselen voor financiëlemarktinfrastructuren, ontwikkeld door het Comité betalingen en marktinfrastructuur (CPMI) en de Internationale Organisatie van Effectentoezichthouders (IOSCO), iii) de toepassing van de G20-hervormingen van de derivatenmarkten te monitoren (via de FSB-werkgroep otc-derivaten), en iv) nadere richtsnoeren te ontwikkelen voor de afwikkeling van CTP’s (de FSB-afwikkelingsgroep).

1.3.Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

Dit voorstel houdt ook verband en is consistent met de voortdurende inspanningen van de Commissie om de KMU verder te ontwikkelen. De noodzaak om de kapitaalmarkten van de EU verder te ontwikkelen en te integreren, werd benadrukt in de mededeling van september 2016 over de KMU 30 . Verdere convergentie van het toezicht op CTP’s op EU-niveau kan bijdragen tot de ontwikkeling van hechtere en beter geïntegreerde kapitaalmarkten, aangezien efficiëntere en robuustere CTP’s van essentieel belang zijn voor een goed functionerende KMU. Daartoe wordt in de door de Commissie op 8 juni 2017 aangenomen mededeling over de tussentijdse evaluatie van de KMU 31 een lans gebroken voor sterkere bevoegdheden van de ESMA om consistent toezicht binnen en buiten de EU te bevorderen. Omgekeerd zou het ontstaan van grotere en meer liquide financiële markten dankzij de KMU ertoe leiden dat nog meer transacties via CTP’s worden gecleard, waardoor hun systeemrelevantie zou toenemen. Gezien de mogelijk grotere volumes alsmede de huidige risico’s op regelgevings- en toezichtarbitrage zijn verdere verbeteringen van het toezichtkader nodig om te zorgen voor een sterke en stabiele KMU.

Bovendien strookt het voorstel met de op 31 mei 2017 aangenomen discussienota van de Commissie over de verdieping van de economische en monetaire Unie 32 . Zo wordt in de discussienota uiteengezet dat de voltooiing van een heuse financiële Unie essentieel is voor een effectieve en stabiele economische en monetaire Unie. Volgens de nota moet daarvoor onder meer werk worden gemaakt van elementen die reeds ter tafel liggen, onder meer de uitvoering van de KMU. Het voorstel zal bijdragen tot de ontwikkeling van beter geïntegreerde kapitaalmarkten door te zorgen voor meer convergentie van het toezicht op CTP’s op EU-niveau.

Door nieuwe dreigingen voor het vlotte functioneren van het financiële stelsel aan te pakken, zal het voorstel er ook voor zorgen dat de financiële markten hun rol kunnen blijven spelen in de totstandbrenging van duurzame groei op lange termijn, het verder verdiepen van de interne markt in het belang van consumenten en bedrijven, als onderdeel van de inspanningen van de Commissie om investeringen, groei en banen te ondersteunen.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

2.1.Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor dit voorstel is artikel 114 VWEU, dat de rechtsgrondslag vormt voor EMIR en de ESMA-verordening. In de analyse in het kader van de effectbeoordeling worden de onderdelen van EMIR genoemd die moeten worden gewijzigd om de algehele stabiliteit van het financiële stelsel van de EU te versterken en het zeer onwaarschijnlijke (maar erg ingrijpende) risico op een CTP-faillissement nog verder te verlagen en tegelijk de kosten voor de marktdeelnemers tot een minimum te beperken. Alleen de medewetgevers zijn bevoegd om de noodzakelijke wijzigingen aan te brengen. De ESMA-verordening moet worden gewijzigd om de CTP-bestuursvergadering te kunnen oprichten, die op grond van EMIR belangrijke taken krijgt.

2.2.Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)

EMIR is een verordening en dus verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. EMIR bepaalt het toezichtkader dat van toepassing is op zowel in de EU gevestigde CTP’s als op CTP’s uit derde landen die clearingdiensten verrichten voor in de EU gevestigde clearingleden of handelsplatforms. Uit hoofde van EMIR speelt de lidstaat waar de CTP gevestigd is, een belangrijke rol in de toezichtregelingen. De lidstaten en de nationale toezichthouders alleen kunnen evenwel geen oplossing bieden voor de systeemrisico’s van sterk geïntegreerde en verweven CTP’s die grensoverschrijdend actief zijn, buiten het toepassingsgebied van nationale rechtsstelsels. Bovendien kunnen de lidstaten niet op eigen houtje de risico’s beperken die voortvloeien uit de verschillen in nationale toezichtpraktijken. De lidstaten en de nationale autoriteiten kunnen niet op zichzelf de systeemrisico’s aanpakken die CTP’s uit derde landen kunnen creëren voor de financiële stabiliteit van de EU als geheel.

De doelstellingen van EMIR, namelijk de veiligheid en de efficiëntie van CTP’s verhogen door uniforme vereisten vast te stellen voor de uitvoering van hun activiteiten, kunnen niet voldoende worden verwezenlijkt door de afzonderlijke lidstaten en kunnen derhalve, gezien de omvang van de taak, beter op EU-niveau worden gerealiseerd, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zoals vervat in artikel 5 van het VWEU.

2.3.Evenredigheid

Het voorstel beoogt ervoor te zorgen dat de toezichtregelingen van EMIR voldoen aan de doelstelling om het systeemrisico op derivatenmarkten op evenrediger en doeltreffender wijze te verlagen, tegen een minimale kost voor de marktdeelnemers. Het voorstel omvat een gestroomlijnd kader voor het toezicht op CTP’s die zijn erkend op EU-niveau, waarbij de taken en verantwoordelijkheden van de diverse betrokken nationale en EU-autoriteiten en instellingen duidelijk worden omschreven. Met een herkalibratie van de toezichtregelingen draagt het voorstel bij tot het aanpakken van de toenemende grensoverschrijdende systeemrelevantie van CTP’s, zonder afbreuk te doen aan de budgettaire verantwoordelijkheden van de autoriteiten van de lidstaat van vestiging. Voorts wordt met het voorstel een benadering gekozen waardoor CTP’s uit derde landen de vereisten van EMIR kunnen naleven door te voldoen aan hun eigen nationale vergelijkbare regels, hetgeen een evenredige benadering mogelijk maakt die focust op de systeemrelevantie van CTP’s uit derde landen voor de markten van de EU. Tegelijk gaat het voorstel niet verder dan wat nodig is voor de verwezenlijking van de EMIR-doelstelling om het systeemrisico te verminderen, door de invoering van transparante en objectieve criteria om risico’s van CTP’s uit derde landen voor de financiële stabiliteit van de EU te identificeren, te monitoren en te beperken. Het voorstel is derhalve rechtstreeks van nut om de toezichtregelingen van EMIR evenrediger te maken. In dezelfde lijn worden met het voorstel in de ESMA-verordening slechts gerichte wijzigingen aangebracht, die niet verder gaan dan hetgeen nodig is opdat de ESMA de in EMIR vervatte taken kan uitvoeren.

2.4.Keuze van het instrument

EMIR en de rechtshandeling tot oprichting van de ESMA zijn beide verordeningen en moeten derhalve worden gewijzigd door een soortgelijk rechtsinstrument.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

3.1.Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

De effectbeoordeling bij dit voorstel omvat een analyse van de mate waarin de bestaande toezichtregelingen in EMIR voor binnen en buiten de EU gevestigde CTP’s hun doelstelling hebben bereikt, namelijk op doeltreffende en doelmatige wijze een gelijk speelveld creëren voor het verlenen van CTP-diensten, met de nodige coherentie, relevantie en meerwaarde voor de EU. De analyse houdt ook rekening met het resultaat van twee collegiale toetsingen van het functioneren van de toezichthoudende colleges op grond van EMIR, die de ESMA in 2015 33 en 2016 34 heeft uitgevoerd. Bovendien bouwt de analyse voort op de inbreng van de ESMA in de vorm van een evaluatie van de huidige EMIR-regeling voor de gelijkwaardigheid en erkenning van derde landen in het kader van een verslag voor de Commissie met het oog op de herziening van EMIR 35 .

Met betrekking tot de doeltreffendheid van het toezichtkader van EMIR voor in de EU gevestigde CTP’s leert de ervaring dat samenwerking tussen de leden van de colleges in hun huidige structuur ertoe leidt dat de mening van de toezichthouders van diverse bij centrale clearing betrokken actoren wordt gehoord, hetgeen convergentie van het toezicht en een gelijk speelveld voor in de EU gevestigde CTP’s bevordert. Er bestaat echter bezorgdheid over de consistentie van het CTP-toezicht in de lidstaten, wat wijst op ruimte voor een meer doeltreffende aanpak van grensoverschrijdend CTP-toezicht. Zo kan de mate van samenwerking tussen de leden van de colleges aanzienlijk variëren afhankelijk van de rol van het college in het besluitvormingsproces. Tijdens de vergunningsprocedure “merkte de ESMA op dat de CTP-colleges over het algemeen samenwerking in beide richtingen faciliteerden: enerzijds ontvingen de presiderende nationale bevoegde autoriteiten goede en constructieve input van de leden van het college die in hun risicobeoordelingen werd opgenomen; anderzijds kregen de leden van het college de informatie die zij hadden gevraagd om te kunnen stemmen over de goedkeuring van het gezamenlijk advies.” 36 , maar de samenwerking vermindert wel wanneer een dergelijk advies niet nodig is. Bijgevolg bestaat volgens de ESMA een “risico dat CTP-colleges na het vergunningsproces meer een mechanisme voor de uitwisseling van informatie worden dan een effectief toezichtinstrument.” Bovendien lijken voorlopige waarnemingen erop te wijzen dat: i) verschillende leden van het college in verschillende mate deelnemen aan de besprekingen in het college, ii) en de toezichtbenaderingen van de presiderende nationale bevoegde autoriteiten sterk variëren, zelfs in het geval van vergelijkbare CTP’s. Gemeenschappelijke door de ESMA aangereikte templates ter ondersteuning van toezichthoudende convergentie tussen de presiderende nationale bevoegde autoriteiten hebben dat probleem niet kunnen oplossen, omdat de desbetreffende autoriteiten hun bevoegdheid op verschillende wijze uitoefenen. Er is dus ruimte voor verbetering om de consistentie van het CTP-toezicht op EU-niveau te vergroten, het gelijk speelveld in de EU te verbeteren en effectievere toezichtconvergentie te bewerkstelligen.

Inzake de doeltreffendheid van het toezicht op CTP’s uit derde landen heeft de ESMA op basis van de huidige regelingen 28 CTP’s uit derde landen erkend, zodat deze clearingdiensten kunnen verrichten voor EU-tegenpartijen. Dit is in overeenstemming met de doelstellingen van de G20 om grensoverschrijdende regelingen te bevorderen. Tegelijkertijd vonden de meeste respondenten op de EMIR-raadpleging (voornamelijk ondernemingen uit de financiële sector en brancheorganisaties) dat de EMIR-gelijkwaardigheidsregeling voor CTP’s uit derde landen de facto heeft geleid tot een situatie waarin de vereisten voor in de EU gevestigde CTP’s mogelijk strenger zijn dan voor CTP’s uit derde landen, met een ongelijk speelveld tot gevolg dat nadelig is voor CTP’s in de EU. De ESMA benadrukte tevens dat de EMIR-aanpak ten aanzien van CTP’s uit derde landen uiterst flexibel is, en volledig afhangt van de regels en toezichtregelingen van derde landen, terwijl CTP’s uit derde landen in de meeste rechtsgebieden van derde landen worden beschouwd als systeemrelevante infrastructuren en aan striktere controle zijn onderworpen. Volgens de ESMA kan de huidige EMIR-aanpak op het gebied van wederzijds vertrouwen wel een model zijn, maar als de EU het enige rechtsgebied blijft dat sterk blijft afhangen van de regels en autoriteiten in derde landen, kan dit haar in gevaar brengen en in de EU gevestigde CTP’s benadelen.

Met betrekking tot de efficiëntie was een meerderheid van de respondenten op de EMIR-raadpleging vóór het waarborgen van een gelijk speelveld tussen in de EU gevestigde CTP’s door een homogene toepassing van EMIR te bevorderen. Tegelijkertijd werd gewezen op de lengte van de goedkeuringsprocedures en benadrukten zij dat, in sommige gevallen, de termijn voor goedkeuring onbeperkt kon worden verlengd door de presiderende nationale bevoegde autoriteit, met rechtsonzekerheid tot gevolg. Sommige respondenten wezen ook op de behoefte aan meer transparantie in de werking van de colleges, niet alleen voor CTP’s voor de procedures voor vergunning en uitbreiding van diensten, maar ook voor de gebruikers van CTP’s om hun meer inzicht te verschaffen in de vergunningsprocedure en de gevolgen ervan. Bovendien verlangden verscheidene autoriteiten, deelnemers uit het bedrijfsleven en beheerders van marktinfrastructuren een duidelijker proces en tijdschema voor de vergunning en uitbreiding van de door CTP’s geleverde diensten. Respondenten stelden voor dat EMIR de voorwaarden voor de collegeprocedure zou verduidelijken, met name de taken en verantwoordelijkheden van de verschillende leden van het college. Er is dus ruimte voor verbetering, met name voor een beter gestroomlijnd toezicht op in de EU gevestigde CTP’s. Dit zou kunnen bijdragen tot een efficiëntere samenwerking tussen nationale en Europese toezichthouders, zodat toezichthoudende taken niet worden gedupliceerd en geen tijd en middelen verloren gaan.

Met betrekking tot de huidige toezichtregeling voor CTP’s uit derde landen merkten brancheorganisaties die gereageerd hebben op de EMIR-raadpleging, op dat de gelijkwaardigheidsbeoordelingen van de Commissie te lang duren. De ESMA heeft ook haar bezorgdheid geuit over de efficiëntie van de procedure voor het erkennen van CTP’s uit derde landen. In de eerste plaats vond zij de procedure te star en belastend, zoals blijkt uit het geringe aantal erkenningsbesluiten in 2015. Ten tweede wees zij erop dat de erkenning van CTP’s uit derde landen een aanzienlijke administratieve last betekent voor de ESMA.

Met betrekking tot de relevantie blijven de toezichtregelingen van EMIR integraal deel uitmaken van internationale inspanningen om de stabiliteit van de mondiale markt van otc-derivaten te vergroten en grensoverschrijdende erkenningsregelingen tussen rechtsgebieden te faciliteren. De toezichtregelingen van EMIR waarborgen tevens dat de financiële markten hun rol blijven spelen in de totstandbrenging van duurzame groei op lange termijn om de interne markt verder te verdiepen in het belang van consumenten en bedrijven, als onderdeel van de inspanningen van de Commissie om investeringen, groei en banen te ondersteunen.

Zoals beschreven in punt 2.4 van de effectbeoordeling bij dit voorstel zijn de toezichtregelingen van EMIR coherent met andere EU-wetgeving die gericht is op: i) het vestigen van de nodige aandacht op het systeembelang van CTP’s, ii) het verder bevorderen van centrale clearing, en iii) een grotere efficiëntie en doelmatigheid van het toezicht op Europees niveau, zowel binnen als buiten de EU.

Ten slotte, wat betreft de meerwaarde voor Europa, vullen de toezichtregelingen van EMIR een leemte door de invoering van een nieuw mechanisme ter facilitering van de convergentie van het toezicht op EU-niveau waarmee de systeemrisico’s kunnen worden aangepakt van CTP’s die diensten aanbieden aan EU-tegenpartijen.

3.2.Raadpleging van belanghebbenden

Aan dit voorstel liggen verscheidene openbare raadplegingen ten grondslag.

Ten eerste wordt erin rekening gehouden met de standpunten van belanghebbenden en overheden na de publicatie van de mededeling van de Commissie over de aanpak van uitdagingen voor kritieke financiële marktinfrastructuren en de verdere ontwikkeling van de KMU van 4 mei 2017 37 . De mededeling ging ervan uit dat, gelet op de uitdagingen op het gebied van derivatenclearing, verdere wijzigingen nodig zijn om de financiële stabiliteit en ook de veiligheid en soliditeit van CTP’s die systeemrelevant zijn voor de financiële markten in de EU, te waarborgen en om de verdere ontwikkeling van de kapitaalmarktenunie te steunen.

In de tweede plaats is het voorstel gebaseerd op specifieke opmerkingen over EMIR en CTP-toezicht in het kader van de raadpleging over de werkzaamheden van de ETA’s, die liep van 21 maart tot 17 mei 2017. De raadpleging was bedoeld om een duidelijker overzicht te krijgen van gebieden waarop de doeltreffendheid en efficiëntie van de ETA’s kunnen worden versterkt en verbeterd 38 .

In de derde plaats gaat het voorstel in op opmerkingen over de convergentie van het toezicht in het kader van de raadpleging over de tussentijdse evaluatie van de KMU, die liep van 20 januari 2017 tot 17 maart 2017 39 . De raadpleging was bedoeld om de standpunten te horen van de belanghebbenden over hoe het huidige KMU-programma kan worden geactualiseerd en voltooid, zodat het een solide beleidskader kan vormen voor de ontwikkeling van kapitaalmarkten. Op de raadpleging zijn 178 reacties gekomen.

Ten vierde houdt het voorstel rekening met specifieke bijdragen over de EMIR-toezichtregelingen in het kader van de raadpleging over de herziening van EMIR, die is gehouden tussen mei en augustus 2015. Deze raadpleging leverde meer dan 170 bijdragen op van een breed scala van belanghebbenden en overheden 40 .

Over het algemeen gaven respondenten aan dat de huidige EMIR-toezichtregelingen de veiligheid en soliditeit van in de EU gevestigde CTP’s helpen versterken, en spraken zij brede steun uit voor de rol van de colleges van toezichthouders. De respondenten benadrukten ook dat de meeste vereisten van EMIR pas onlangs in werking zijn getreden, en dat het derhalve voorbarig zou zijn een volledige herziening van de bestaande toezichtarchitectuur te overwegen. De respondenten, en met name overheidsinstanties, benadrukten dat nationale bevoegde autoriteiten gezien de verschillende soorten CTP’s die momenteel actief zijn (lokale vs. grensoverschrijdende), nog steeds actief betrokken moeten blijven bij het toezicht. Veel respondenten benadrukten echter ook dat de activiteiten van CTP’s een grensoverschrijdende systeemrelevantie hebben en wezen op de noodzaak om niet alleen op nationaal niveau toezicht uit te oefenen. Het merendeel van de respondenten was te vinden voor een grotere convergentie van toezicht op EU-niveau bij het toezicht op CTP’s en vond de huidige regeling fragmentarisch en inefficiënt. Grotere grensoverschrijdende activiteit, de systeemrelevantie van CTP’s en toegang tot liquiditeit in de eurozone werden door de respondenten genoemd als redenen om de toezichtbevoegdheden op EU-niveau uit te breiden. Desondanks hamerden respondenten erop dat, mocht worden overwogen de directe toezichthoudende bevoegdheden op EU-niveau ten aanzien van CTP’s uit de EU en uit derde landen uit te breiden, een dergelijke uitbreiding in overeenstemming moet zijn met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, met name omdat geen enkele EU-structuur over voldoende middelen zou beschikken om adequaat te reageren in het geval van een faillerende CTP, hoe klein het risico daarop ook is. Tot slot benadrukte een aantal respondenten, ook de ESMA 41 , dat het noodzakelijk is het huidige kader te verbeteren ten aanzien van CTP’s uit derde landen.

3.3.Effectbeoordeling

De Commissie heeft een effectbeoordeling van de betrokken beleidsalternatieven uitgevoerd. Beleidsopties werden getoetst aan de hoofddoelstellingen, namelijk het waarborgen van de veiligheid en efficiëntie van CTP’s die systeemrelevant zijn voor de EU-markten en het verbeteren van de financiële stabiliteit in de EU, zonder onnodige fragmentatie van het mondiale stelsel.

Op 2 juni 2017 keurde de Raad voor regelgevingstoetsing (hierna 'RSB' genoemd) de effectbeoordeling goed. Deze werd ingediend bij de RSB op 22 mei, en de RSB deed een aantal aanbevelingen voor verbeteringen via een schriftelijke procedure. De effectbeoordeling is op 30 mei opnieuw bij de RSB ingediend. De volgende wijzigingen zijn in de effectbeoordeling aangebracht om rekening te houden met de aanbevelingen van de RSB:

1. Specifieke systeemrisico’s in verband met het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU: nadere beschrijving van de wijzigingen met betrekking tot het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU in het deel over het basisscenario als onderdeel van het hoofdstuk over beleidsopties.

2. Voorkeursoptie voor het beperken van risico’s van CTP’s uit derde landen: nadere omschrijving van de wijze waarop optie 3 inzake toezicht op basis van drempelwaarden of criteria in de praktijk zou functioneren voor CTP’s uit derde landen, afhankelijk van de risico’s die ze zouden inhouden voor de EU.

3. Effect van de beleidsopties die de voorkeur genieten op systemische risico’s: meer gedetailleerde beschrijving van de rol van CBI’s met betrekking tot CTP’s uit de EU en uit derde landen. Verduidelijking dat de verhouding tussen toezichtlast en financiële stabiliteit evenredig zou zijn aan de blootstelling van de EU aan risico’s van CTP’s uit derde landen. Verklaring dat een gericht locatiebeleid de kosten tot een minimum zou beperken.

4. Overige punten: i) duidelijkheid over de vraag hoe het besluitvormingsproces in de bestuursvergadering zou functioneren vergeleken met het proces in de huidige colleges, ii) definitie van operationele doelstellingen in het hoofdstuk over monitoring en evaluatie, en iii) toelichting van de reden waarom er geen formele evaluatie van CTP’s uit de EU als bijlage bij de effectbeoordeling zit.

De in de effectbeoordeling bekeken opties hebben betrekking op gerichte wijzigingen in de toezichtregelingen van EMIR die gelden voor zowel in de EU gevestigde CTP’s als voor CTP’s uit derde landen die hun diensten aanbieden of willen aanbieden aan EU-tegenpartijen. Om de beoogde doelstellingen te bereiken, is een aantal aanbevolen beleidsopties vastgesteld:

·Ter versterking van het toezicht op in de EU gevestigde CTP’s moeten de huidige toezichtregelingen gestroomlijnd en verder gecentraliseerd worden door de invoering van een Europees toezichtmechanisme, waarbij de nationale autoriteiten, de valuta-uitgevende centrale banken en de ESMA binnen de grenzen van hun bevoegdheden op passende wijze worden betrokken. Dit zal mee bijdragen tot een betere samenhang van de toezichtregelingen voor in de EU gevestigde CTP’s, door het bevorderen van een gelijk speelveld voor Europese CTP’s onderling en voor een homogene toepassing van EMIR in de hele EU, waarbij blijvend moet worden gezorgd voor adequate afstemming tussen specifieke onderdelen van de toezichthoudende verantwoordelijkheid en de daarmee samenhangende nationale budgettaire verantwoordelijkheid. Dit zal de kosten helpen te verlagen, zowel op institutioneel niveau, door het vermijden van overlappingen tussen autoriteiten, als voor CTP’s, door hun toezichthoudende kader te vereenvoudigen en het risico van duplicatie van het toezicht te voorkomen.

·Ter versterking van de toezichtregelingen binnen de EU die ontworpen zijn om de risico’s met betrekking tot CTP’s uit derde landen te beperken, wordt in het effectbeoordelingsverslag geopperd dat CTP’s uit derde landen zouden kunnen worden onderworpen aan een “glijdende schaal” van aanvullende toezichtvereisten van de ESMA en de betrokken CBI’s op basis van objectieve criteria of drempelwaarden. De mate en intensiteit van EU-toezicht zouden evenredig moeten zijn met en afhangen van de risico’s die CTP’s uit derde landen vormen voor de EU. Verschillende criteria of drempelwaarden kunnen worden vastgesteld: CTP’s met lage impact (tier 1-CTP’s) zouden onderworpen worden aan wat in wezen een voortzetting is van de EMIR-regeling voor gelijkwaardigheid en erkenning, terwijl voor CTP’s met middelgrote of grote impact (tier 2-CTP’s) een glijdende schaal van aanvullende toezichtvereisten zou gelden, met inbegrip van uiteindelijk een EU-vergunning en een vestigingsvereiste voor CTP’s uit derde landen die aanzienlijke risico’s zouden inhouden voor de EU en de stabiliteit van het financiële stelsel.

·Deze glijdende schaal van toezichtvereisten zal zorgen voor een evenredig en evenwichtig toezicht op CTP’s uit derde landen en een adequate beperking van eventuele bijbehorende systeemrisico’s, zonder onnodige fragmentatie van het mondiale stelsel en buitensporige kosten voor marktdeelnemers. Dit zal bijdragen tot de versterking van de mechanismen voor EU-toezichthouders en CBI’s om CTP’s uit derde landen aan te pakken en te zorgen voor een gelijk speelveld tussen in de EU gevestigde CTP’s en CTP’s uit derde landen en tot een betere doorlopende naleving en conformiteit van CTP’s uit derde landen. Hoewel deze optie bepaalde extra kosten op institutioneel niveau en voor CTP’s uit derde landen met zich kan brengen, en uiteindelijk ook voor marktdeelnemers, moeten die kosten worden afgewogen tegen de voordelen op het gebied van beperking van systeemrisico’s, hoewel de exacte financiële voordelen van een lager systeemrisico vooraf moeilijk te becijferen vallen.

Het pakket voorgestelde opties beoogt duidelijke en coherente toezichtregelingen in te stellen voor CTP’s uit de EU en uit derde landen.

In de effectbeoordeling wordt ook rekening gehouden met de totale kosten en baten van de opties die de voorkeur genieten, met het oog op de evaluatie van de nalevingskosten en de lasten voor marktdeelnemers. In het volgende hoofdstuk wordt het verwachte effect van de voorgestelde maatregelen uiteengezet.

3.4.Gezonde regelgeving en vereenvoudiging

Hoewel EMIR in het algemeen beoogt de systeemrisico’s te verminderen door de veiligheid en efficiëntie van CTP’s te vergroten, is dit initiatief gericht op het efficiënter en doelmatiger maken van het toezicht op CTP’s en, door een evenredige aanpak op basis van een grondige risicobeoordeling, het verlichten van de administratieve en nalevingskosten voor marktdeelnemers. Dit strookt met de agenda van de Commissie voor betere regelgeving.

Dit initiatief zal de toezichtregelingen voor in de EU gevestigde CTP’s versterken (door in te spelen op hun toenemende omvang, integratie, concentratie en verwevenheid) en de autoriteiten van de EU in staat stellen de risico’s die voortvloeien uit de blootstelling van de EU aan CTP’s uit derde landen, beter te monitoren en te beperken. Dit zal het reeds lage (maar zeer ingrijpende) risico op een CTP-faillissement nog verder helpen te verkleinen en de algemene stabiliteit van het financiële stelsel van de EU versterken. Het versterkte toezichtkader zal in zijn geheel zorgen voor meer rechts- en economische zekerheid. Hoewel er in eerste instantie economische kosten gepaard kunnen gaan met het kader, levert de financiële crisis van 2007-2008 voldoende empirisch bewijs van het nut van crisispreventie via de meest doeltreffende regelingen voor toezicht.

De ramingen van de kosten voor de voorkeursopties zijn aan beperkingen onderworpen, aangezien beide problemen betrekking hebben op het toezicht op CTP’s. Terwijl de extra kosten of de herstructurering van de kosten voor de EU en de nationale autoriteiten (bv. extra middelen en taken) kunnen worden becijferd, zijn de gevolgen voor marktdeelnemers minder duidelijk en zouden ze zijn gebaseerd op veronderstellingen die hen onbetrouwbaar maken. Aangezien de voorkeursoptie voor CTP’s uit derde landen is gebaseerd op een glijdende schaal van toezichtvereisten, zouden de desbetreffende kosten bovendien CTP-specifiek zijn en afhangen van de gevolgen voor de EU van de activiteiten van onder toezicht staande of erkende CTP’s. Het is echter wel mogelijk de bron van potentiële kosten of efficiëntie voor marktdeelnemers te identificeren.

2.

Potentieel voor vereenvoudiging van de regelgeving en kostenverlaging


Dit initiatief is gericht op het stroomlijnen van het toezichtkader voor in de EU gevestigde CTP’s en het versterken van het toezicht op CTP’s uit derde landen. Door de toezichttaken op EU-niveau te centraliseren binnen een Europees toezichtmechanisme maakt dit initiatief een einde aan de duplicatie van taken tussen nationale autoriteiten. Dit moet leiden tot schaalvoordelen op EU-niveau en minder behoefte aan specifieke middelen op nationaal niveau.

Wat de marktdeelnemers betreft, zouden CTP’s voornamelijk baat hebben bij een vermindering van de administratieve lasten doordat er voor grensoverschrijdend toezicht op EU-niveau maar één punt van binnenkomst bestaat.

Gevolgen voor de marktdeelnemers (met inbegrip van kmo’s)

Met betrekking tot het toezicht op in de EU gevestigde CTP’s en in het kader van de voorkeursoptie zullen de voorgestelde wijzigingen naar verwachting geen aanzienlijke gevolgen hebben voor de kosten van clearing voor clearingleden of hun cliënten en indirecte cliënten. Om het Europees mechanisme te financieren, moeten CTP’s eventueel een vergoeding voor het toezicht betalen. Deze vergoeding zou evenwel evenredig zijn met hun activiteit en slechts een verwaarloosbaar deel van hun omzet bedragen. Hoewel deze kosten mogen worden doorberekend aan de markt, zou het slechts om minimale aanpassingskosten gaan.

Met betrekking tot het toezicht op CTP’s uit derde landen zouden de kosten in het kader van de voorkeursoptie meestal ontstaan bij het van kracht worden van de vereisten voor vergunning en vestiging als onderdeel van de glijdende schaal van toezichtvereisten. Met uitzondering van het locatievereiste, voor tier 1-CTP’s en tier 2-CTP’s, zou de situatie vergelijkbaar zijn met die van in de EU gevestigde CTP’s, met een beperkte vergoeding voor toezicht ter financiering van het Europese mechanisme. Dit zou slechts beperkte extra kosten voor marktdeelnemers met zich meebrengen.

Een specifiek aantal personeelsleden zal nodig zijn om het Europees toezichtmechanisme op te zetten en operationeel te maken en voor het dagelijkse toezicht op de momenteel 17 in de EU gevestigde CTP’s. In de veronderstelling dat alle CTP’s uit derde landen die een erkenning aanvragen deze ook krijgen, zou dat betekenen dat ongeveer 40 CTP’s uit derde landen onder de bevoegdheid van de bestuursvergadering zouden vallen – hetzij indirect via monitoring en uitwisseling van informatie (voor tier 1-CCP’s) hetzij daarenboven via meer rechtstreeks toezicht op tier 2-CTP’s die mogelijk zwaardere risico’s inhouden.

Rekening houdend met het aantal CTP’s uit derde landen waarop direct of indirect toezicht moet worden uitgeoefend en de aard en complexiteit van de taken die moeten worden vervuld voor tier 1- en tier 2-CTP’s, wordt het aantal benodigde voltijdequivalenten geraamd op ongeveer 49. De totale extra kosten in verband met de voorkeursopties voor CCP-toezicht zouden ongeveer 7 miljoen EUR per jaar bedragen.

Naast toezichtgerelateerde kosten zou het grootste gedeelte van de kosten voor clearingtegenpartijen (clearingleden en hun cliënten) betrekking hebben op de invoering van een Europees vergunnings- en een vestigingsvereiste voor zeer systeemrelevante tier 2-CTP’s. Deze kosten zouden worden aangejaagd door juridische en operationele aspecten alsook, indien niet correct gekalibreerd, door de fragmentatie van de markt en de bijbehorende gevolgen voor de liquiditeit van de markt en de prijzen. Positieve of negatieve correcties van de marginefficiëntie zouden grotendeels afhangen van het vermogen van marktdeelnemers om CTP’s uit derde landen te vervangen door in de EU gevestigde CTP’s. De aanjagers van deze kosten worden in punt 5.3 van de effectbeoordeling bij dit voorstel nader beschreven.

Bovendien zou een locatiebeleid dat niet is toegesneden op het systeemrisico van de CTP uit een derde land, gedefinieerd op grond van objectieve criteria, gevolgen kunnen hebben voor de kosten van clearing, de toegang tot indirecte clearing voor cliënten van clearingleden (met inbegrip van niet-financiële tegenpartijen en kleine financiële tegenpartijen) en dus in het algemeen voor het vermogen om risico’s voor EU-tegenpartijen te hedgen.

Dit moet echter worden afgewogen tegen de voordelen van betere crisispreventie. Over het algemeen zullen bedrijven, kmo’s en micro-ondernemingen baat hebben bij de toegenomen stabiliteit van CTP’s en de continuïteit van hun kritieke functies, mocht zich in de toekomst een crisis voordoen die hen averij zou doen oplopen of failliet doen gaan. De waarschijnlijkheid van een dergelijke crisis moet verder worden verkleind door de bevoegde autoriteiten in de EU beter toe te rusten om een ophoping van systeemrisico’s in CTP’s uit de EU te voorkomen en de verspreiding van schadelijke financiële stress via CTP’s uit derde landen in te perken. Zo zou ook de kans worden verkleind dat een crisis in de financiële sector negatieve gevolgen sorteert – bv. door een verminderde bereidheid en/of capaciteit van de banksector om financiering aan de reële economie te verschaffen, recessies enz. – hetgeen doorgaans kmo’s hard treft en hun toegang tot veilige financiering beknot.

Door de toezichtregelingen voor CTP’s uit zowel de EU als uit derde landen te verduidelijken en in combinatie met het onlangs door de Commissie voorgestelde REFIT-initiatief in het kader van EMIR ter vermindering van de buitensporige kosten voor kleine tegenpartijen, zou het voorstel bovendien het gebruik van centrale clearing verder moeten bevorderen en kmo’s vlottere toegang moeten verschaffen tot financiële instrumenten, hetzij om hun transacties te hedgen, hetzij om te investeren. Het voorstel zal bijgevolg verdere grensoverschrijdende transacties binnen de EU faciliteren en een efficiënte en concurrerende Europese CTP-markt tot stand helpen brengen en zo bijdragen tot de doelstellingen van de KMU.

3.

Gevolgen voor de EU-begroting


De voorgenomen wijzigingen voor het toezicht op CTP’s uit de EU zouden over het algemeen geen gevolgen hebben voor de begroting van de EU aangezien eventuele aanvullende kosten, zoals extra middelen voor het Europees mechanisme, zouden worden gedekt door vergoedingen die CTP’s moeten betalen voor toezicht. Dergelijke wijzigingen moeten echter uiteindelijk ten goede komen aan alle marktdeelnemers en lidstaten aangezien ze een veiligere clearingmarkt binnen de EU zouden opleveren. De financiële gevolgen van de versterking van het toezicht op in de EU gevestigde CTP’s worden hierna behandeld.

Ook de voorgenomen wijzigingen om de risico’s te beperken die uitgaan van CTP’s uit derde landen, zouden geen gevolgen hebben voor de begroting van de EU, aangezien aanvullende middelen voor het Europees mechanisme ook zouden worden gefinancierd uit vergoedingen voor toezicht die CTP’s uit derde landen moeten betalen. Dit zou evenwel gunstig zijn voor de EU omdat daardoor de kans verkleint dat risico’s voor de financiële stabiliteit in de EU worden geïmporteerd en ervoor wordt gezorgd dat EU-tegenpartijen die handelen met CTP’s uit derde landen, dat in een veilige omgeving doen, waardoor sterke en stabiele mondiale markten worden bevorderd.

3.5.Grondrechten

De EU hecht aan hoge normen inzake de bescherming van grondrechten en is partij bij een ruim aantal mensenrechtenverdragen. In dit verband is het risico gering dat het voorstel een direct effect zal hebben op deze rechten, zoals die zijn opgesomd in de belangrijkste VN-mensrechtenverdragen, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat integrerend deel uitmaakt van de EU-Verdragen, en het Europees Verdrag van de rechten van de mens (EVRM).

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De voorgenomen wijzigingen om het toezicht op CTP’s uit de EU te verbeteren en de risico’s te verminderen die uitgaan van CTP’s uit derde landen, zullen naar verwachting geen gevolgen hebben voor de begroting van de EU.

Voor eventuele aanvullende taken van de ESMA, zoals het verwerken van de registratie van CTP’s uit derde landen en het doorlopende toezicht hierop, zou een verhoging van de voor de ESMA geplande middelen nodig kunnen zijn. Eventuele extra kostendruk voor de EU-begroting zou echter worden verlicht door mechanismen om de financiering van het Europees mechanisme uit te breiden, zoals het innen van vergoedingen bij de in de EU gevestigde CTP’s en CTP’s uit derde landen waarop het mechanisme rechtstreeks toezicht zou uitoefenen.

De financiële gevolgen en de gevolgen voor de begroting van dit voorstel zijn uiteengezet in het bij dit voorstel gevoegde financieel memorandum.

5. OVERIGE ELEMENTEN

5.1.Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Het voorstel omvat de verplichting om een evaluatie van EMIR in zijn geheel uit te voeren, met bijzondere aandacht voor de doeltreffendheid en doelmatigheid van de voorgestelde toezichtregelingen met het oog op de oorspronkelijke doelstelling van EMIR om de financiële stabiliteit te vergroten. Bij de evaluatie moet derhalve rekening worden gehouden met alle aspecten van EMIR, maar in het bijzonder met:

·het aantal CTP’s dat zich in de herstel- of afwikkelingsfase bevindt;

·het aantal keren dat het mechanisme voor geschillenbeslechting is gebruikt door nationale bevoegde autoriteiten;

·het aantal inspecties ter plaatse bij CTP’s uit derde landen;

·het aantal erkende CTP’s uit derde landen;

·het aantal inbreuken op gelijkwaardigheids- en/of erkenningsvoorwaarden door CTP’s uit derde landen;

·de geraamde kosten voor EU-tegenpartijen.

In beginsel moet deze evaluatie ten minste vijf jaar na de toepassing van deze wijzigingen plaatsvinden.

De evaluatie moet gericht zijn op input van alle belanghebbende partijen, maar in het bijzonder van CTP’s, clearingleden, niet-financiële tegenpartijen, kleine financiële tegenpartijen en in het algemeen cliënten en indirecte cliënten van clearingleden. Ook van de ESMA en de nationale autoriteiten en centrale banken zou input worden verlangd. Statistische gegevens voor de analyse moeten worden opgevraagd bij de ESMA.

5.2.Artikelsgewijze toelichting

4.

5.2.1.Oprichting van de CTP-bestuursvergadering binnen de raad van toezichthouders van de ESMA


Wijzigingen ter verduidelijking van de relatie tussen de CTP-bestuursvergadering en de raad van toezichthouders van de ESMA (ESMA-verordening, artikelen 4, 6, 40, 42 en 43)

Met artikel 1, lid 1, wordt een nieuw lid 4 ingevoegd in artikel 4 van de ESMA-verordening om de definitie van een CTP af te stemmen op de definitie in EMIR.

Met artikel 1, lid 2, wordt een nieuw punt 1 bis ingevoegd in artikel 6 van de ESMA-verordening om een raad van toezichthouders in bestuurssamenstelling (CTP-bestuursvergadering) op te richten binnen de ESMA voor toezicht op CTP’s uit de Unie en uit derde landen.

Met artikel 1, lid 4, wordt een nieuw punt f ingevoegd in artikel 40, lid 1, van de ESMA-verordening om vast te stellen dat het hoofd en de twee directeuren van de CTP-bestuursvergadering niet-stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders van de ESMA zijn.

Met artikel 1, lid 5, wordt artikel 42, eerste alinea, van de ESMA-verordening gewijzigd om te bepalen dat de voorzitter, de stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders, het hoofd en de twee directeuren van de CTP-bestuursvergadering onafhankelijk en objectief optreden in het belang van de Unie.

Met artikel 1, lid 6, wordt artikel 43, lid 1, van de ESMA-verordening gewijzigd om een onderscheid te maken tussen de taken van de raad van toezichthouders en de taken van de CTP-bestuursvergadering. Met artikel 1, lid 6, wordt ook artikel 43, lid 8, van de ESMA-verordening vervangen om duidelijk te maken dat de raad van toezichthouders gezag uitoefent over de uitvoerend directeur in overleg met de CTP-bestuursvergadering.

5.

Wijzigingen met het oog op de het vaststellen van de organisatie van de CTP-bestuursvergadering (ESMA-verordening, nieuwe artikelen 44 bis tot en met 44 quater)


Om te bepalen hoe de raad van toezichthouders in de bestuursvergadering (CTP-bestuursvergadering) binnen de ESMA wordt georganiseerd, worden met artikel 1, lid 7, de nieuwe artikelen 44 bis, 44 ter en 44 quater als onderdeel van een nieuw Deel 1A in hoofdstuk III van de ESMA-verordening ingevoegd. In het nieuwe Deel 1A worden de samenstelling van de CTP-bestuursvergadering, haar taken en beslissingsbevoegdheden vastgesteld om te zorgen voor een coherente aanpak op het gebied van toezicht in de hele EU, een passend niveau van deskundigheid, alsmede voor een snelle en doeltreffende besluitvorming met betrekking tot CTP-toezicht.

In het nieuwe artikel 44 bis wordt bepaald dat de raad van toezichthouders in zijn CTP-bestuursvergadering is samengesteld uit: i) permanente leden, met inbegrip van een onafhankelijk hoofd en twee directeuren, die stemrecht hebben, en een vertegenwoordiger van de ECB en van de Commissie, zonder stemrecht, en ii) specifieke leden voor elke CTP, met inbegrip van een vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de CTP is gevestigd, met stemrecht, en een vertegenwoordiger van de betrokken valuta-uitgevende centrale bank(en), zonder stemrecht. De permanente leden moeten aan alle vergaderingen van de CTP-bestuursvergadering deelnemen. CTP-specifieke leden moeten deelnemen voor zover dat nodig en passend is voor de CTP’s waarop zij toezicht uitoefenen. Het hoofd kan overeenkomstig artikel 18 van EMIR ook andere leden van het huidige college van toezichthouders en vertegenwoordigers van autoriteiten van door de ESMA erkende CTP’s uit derde landen als waarnemers uitnodigen om ervoor te zorgen dat de standpunten van de andere betrokken autoriteiten in afdoende mate door de CTP-bestuursvergadering worden meegenomen. De aanwezigheid van onafhankelijke permanente leden en CCP-specifieke leden zal bewerkstelligen dat in de CTP-bestuursvergadering genomen besluiten consistent, adequaat en evenredig zijn in de hele EU en dat de betrokken nationale bevoegde autoriteiten, valuta-uitgevende centrale banken en waarnemers worden betrokken bij de besluitvorming over kwesties met betrekking tot een in een lidstaat gevestigde CTP. Bij het nemen van een besluit over een CTP uit een derde land mogen alleen de permanente leden van de CTP-bestuursvergadering en de betrokken EU-valuta uitgevende centrale banken deelnemen aan het besluitvormingsproces.

In het nieuwe artikel 44 ter wordt bepaald dat CTP-bestuursvergadering een reeks specifieke taken zal verrichten die haar op grond van EMIR zijn toegewezen om te zorgen voor de goede werking van de interne markt en voor de financiële stabiliteit van de Unie en de lidstaten. Verwijzingen naar de ESMA in de wijzigingen van EMIR in dit voorstel hebben derhalve betrekking op de CTP-bestuursvergadering, tenzij anders vermeld. In dit artikel wordt tevens bepaald dat de CTP-bestuursvergadering over specifiek personeel en voldoende middelen moet beschikken om haar autonomie, onafhankelijkheid en goed functioneren te waarborgen.

In het nieuwe artikel 44 quater wordt met het oog op een snelle en efficiënte besluitvorming bepaald dat de CTP-bestuursvergadering haar besluiten neemt met gewone meerderheid van haar leden overeenkomstig de krachtens het nieuwe artikel 44 bis, lid 1, vastgestelde stemrechten en dat bij staking van stemmen de stem van het hoofd doorslaggevend is.

6.

Wijzigingen om de verantwoordingsplicht en onafhankelijkheid van de leden van de CTP-bestuursvergadering vast te stellen (ESMA-verordening, nieuw artikel 48 bis, artikelen 49 en 50)


Met artikel 1, lid 8, wordt de titel van afdeling 3 van hoofdstuk III van de ESMA-verordening vervangen om de vereisten vast te stellen voor het hoofd en de twee directeuren van de CTP-bestuursvergadering.

Met artikel 1, lid 9, wordt een nieuw artikel 48 bis ingevoegd met daarin de regels voor de benoeming en de taken van het hoofd en de directeuren van de CTP-bestuursvergadering. Met artikel 48 bis, lid 2, wordt bepaald dat het hoofd en de twee directeuren worden benoemd op basis van verdienste, vaardigheden, kennis van clearing, post-trading en financiële aangelegenheden, en van relevante ervaring op het gebied van toezicht en regulering van CTP’s om te zorgen voor een passend niveau van deskundigheid, op basis van een open selectieprocedure. Met artikel 48 bis, lid 4, wordt gespecificeerd dat de Commissie een voorstel voor de benoeming van kandidaten ter goedkeuring zal voorleggen aan het Europees Parlement. Na de goedkeuring door het Europees Parlement zal de Raad een uitvoeringsbesluit vaststellen tot benoeming van het hoofd en de twee directeuren. De betrokkenheid van de medewetgevers bij de benoemingsprocedure zal zorgen voor transparantie en democratische controle. Voorts wordt met artikel 48 bis, lid 5, bepaald dat de Raad, op voorstel van de Commissie dat door het Europees Parlement is goedgekeurd, een uitvoeringshandeling kan vaststellen om het hoofd of de directeuren onder bepaalde voorwaarden te ontslaan, zodat ze verantwoording moeten afleggen aan het Europees Parlement en de Raad en de rechten van de instellingen van de Unie worden gevrijwaard.

Met artikel 1, lid 10, wordt artikel 49 van de ESMA-verordening gewijzigd om vast te stellen dat het hoofd en de directeuren van de CTP-bestuursvergadering op onafhankelijke en objectieve wijze in het belang van de Unie optreden.

Met artikel 1, lid 11, wordt artikel 50 van de ESMA-verordening gewijzigd om te bepalen dat, ten behoeve van de democratische verantwoordingsplicht, het Europees Parlement en de Raad het hoofd van de CTP-bestuursvergadering kunnen verzoeken een verklaring te komen afleggen. Daarnaast moet het hoofd van de CTP-bestuursvergadering op verzoek een schriftelijk verslag over de belangrijkste activiteiten van de CTP-bestuursvergadering voorleggen aan het Europees Parlement en alle relevante informatie verschaffen waar het Europees Parlement op ad-hocbasis om verzoekt.

Wijzigingen om de interactie tussen de CTP-bestuursvergadering en de taken van de uitvoerend directeur van de ESMA, de vaststelling van de begroting en het beroepsgeheim te specificeren (ESMA-verordening, artikelen 53, 63 en 70)

Met artikel 1, lid 12, wordt artikel 53 van de ESMA-verordening gewijzigd om de interactie vast te stellen tussen de CTP-bestuursvergadering en de taken van de uitvoerend directeur van de ESMA. Met artikel 1, lid 12, onder a), wordt artikel 53, lid 2, gewijzigd om te specificeren dat de uitvoerend directeur rekening zal houden met de richtsnoeren van de CTP-bestuursvergadering voor de uitvoering van het jaarlijkse werkprogramma van de ESMA, onder toezicht van de raad van bestuur. Met artikel 1, lid 12, onder b), wordt artikel 53, lid 4, gewijzigd om vast te stellen dat de uitvoerend directeur goedkeuring van de CTP-bestuursvergadering voor de taken onder haar verantwoordelijkheid moet krijgen bij het voorbereiden van het meerjarig werkprogramma, vóór de toezending ervan aan de raad van bestuur. Met artikel 1, lid 12, onder c), wordt artikel 53, lid 7, gewijzigd om te bepalen dat de uitvoerend directeur goedkeuring van de CTP-bestuursvergadering moet krijgen voor de taken onder haar verantwoordelijkheid bij het opstellen van het ontwerpverslag over de werkzaamheden van de ESMA, vóór de toezending ervan aan de raad van bestuur.

Met artikel 1, lid 13, wordt een nieuw lid 1 bis ingevoegd in artikel 63 van de ESMA-verordening om vast te stellen dat de uitgaven en de kosten in verband met de taken van de CTP-bestuursvergadering afzonderlijk moeten worden opgevoerd in de raming van ontvangsten en uitgaven van de ESMA. De CTP-bestuursvergadering zal het door de uitvoerend directeur voorbereide voorontwerp betreffende dergelijke uitgaven en vergoedingen goedkeuren vóór de vaststelling van de raming zelf.

Met artikel 1, lid 14, wordt artikel 70, lid 1, in de ESMA-verordening gewijzigd om te bepalen dat de leden van de CTP-bestuursvergadering aan de vereisten van het beroepsgeheim overeenkomstig artikel 339 VWEU en de desbetreffende bepalingen in het Unierecht onderworpen zijn, zelfs na afloop van hun functie.

7.

Wijzigingen om de ESMA beter in staat te stellen informatie te verzamelen (ESMA-verordening, artikel 35)


Met artikel 1, lid 3, wordt artikel 35, lid 6, in de ESMA-verordening vervangen om te bepalen dat wanneer geen volledige informatie bij de bevoegde autoriteiten of andere entiteiten in de lidstaat beschikbaar is, de ESMA rechtstreeks bij een vergunde of erkende CTP, een erkende centrale effectenbewaarinstelling en een vergund handelsplatform om informatie kan verzoeken. De ESMA brengt de bevoegde autoriteiten op de hoogte van dergelijke verzoeken.

5.2.2.Toezicht op in de Unie gevestigde CTP’s

8.

Wijzigingen van de voorwaarden en procedures voor vergunningverlening aan een in de EU gevestigde CTP (EMIR-artikelen 17, 18, 19, 20 en 21)


Procedure voor verlening en weigering van een vergunning

Met artikel 2, lid 2, wordt artikel 17, lid 3, van EMIR gewijzigd, zodat de beoordeling door een bevoegde autoriteit van de volledigheid van de aanvraag van een CTP in overleg met de ESMA wordt uitgevoerd, en het college en de ESMA in kennis worden gesteld van eventuele aanvullende informatie die de bevoegde autoriteit over een aanvraag heeft ontvangen.

9.

Voorzitter en samenstelling van het college


Met artikel 2, lid 3, wordt artikel 18 van EMIR gewijzigd om de toewijzing van verantwoordelijkheden tussen de autoriteiten in het college te verduidelijken. In het nieuwe artikel 18, lid 1, wordt bepaald dat het college door het hoofd van de CTP-bestuursvergadering wordt voorgezeten en beheerd. Met artikel 18, lid 2, onder a), van EMIR wordt bepaald dat de permanente leden van de CTP-bestuursvergadering in plaats van de ESMA deelnemen aan het college. Met artikel 18, lid 2, onder b), van EMIR wordt, waar passend, de ECB overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad toegevoegd aan de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de clearingleden van de CTP die gevestigd zijn in de drie lidstaten met de grootste bijdragen aan het in artikel 42 bedoelde wanbetalingsfonds van de CTP, en dat op geaggregeerde basis gedurende een periode van één jaar.

10.

Advies van het college


Met artikel 2, lid 4, wordt artikel 19, lid 3, van EMIR betreffende de stemrechten van leden van het college gewijzigd om te bepalen dat de permanente leden van de CTP-bestuursvergadering elk één stem hebben, met uitzondering van de vertegenwoordiger van de Commissie, die geen stemrecht heeft.

11.

Intrekking van een vergunning


Met artikel 2, lid 5, wordt artikel 20, lid 6, van EMIR gewijzigd om te bepalen dat een bevoegde autoriteit van een CTP de ESMA en de leden van het college haar omstandig gemotiveerde besluit tot intrekking van de vergunning zal toesturen.

12.

Beoordeling en evaluatie


Met artikel 2, lid 6, onder a) en b), wordt artikel 21, leden 1 en 3, van EMIR vervangen met betrekking tot de beoordeling en evaluatie van erkende CTP’s. In het nieuwe artikel 21, lid 1, wordt bepaald dat de beoordeling en evaluatie door een bevoegde autoriteit van de conformiteit van een CTP met EMIR in samenwerking met de ESMA wordt uitgevoerd. In een nieuw artikel 21, lid 3, wordt bepaald dat de ESMA de frequentie en diepgang van een dergelijke beoordeling en evaluatie vaststelt, en dat personeelsleden van de ESMA moeten worden uitgenodigd om aan inspecties ter plaatse deel te nemen. Verder wordt in dit artikel vereist dat de bevoegde autoriteit de ESMA alle informatie toestuurt die zij van een CTP ontvangt, en dat zij de betrokken CTP verzoekt om alle informatie waarom de ESMA verzoekt en die zij zelf niet kan verstrekken.

Wijzigingen betreffende de erkenning van en het toezicht op in de EU gevestigde CTP’s (EMIR, nieuwe artikelen 21 bis, 21 ter en 21 quater)

Met artikel 2, lid 7, worden de nieuwe artikelen 21 bis, 21 ter en 21 quater in EMIR ingevoegd om de rol van de CCP-bestuursvergadering vast te stellen met betrekking tot de vergunningverlening aan en het toezicht op CTP’s en om de toewijzing van verantwoordelijkheden tussen de autoriteiten te verduidelijken.

Terwijl de nationale bevoegde autoriteiten hun huidige toezichthoudende verantwoordelijkheden uit hoofde van EMIR blijven uitoefenen, is voor bepaalde besluiten de voorafgaande toestemming van de ESMA en, in voorkomend geval, van de betrokken valuta-uitgevende centrale bank(en) vereist om convergentie van CTP-toezichtpraktijken in de gehele Unie te bevorderen. In het nieuwe artikel 21 bis wordt bepaald dat de bevoegde autoriteiten definitieve ontwerpbesluiten voorbereiden en ter voorafgaande goedkeuring voorleggen aan de ESMA voor besluiten met betrekking tot toegang tot een CTP, toegang tot een handelsplatform, vergunningverlening aan een CTP, uitbreiding van activiteiten en diensten van een CTP, kapitaalvereisten, intrekking van een vergunning, beoordeling en evaluatie, aandeelhouders en leden met gekwalificeerde deelnemingen, informatieverstrekking aan de bevoegde autoriteiten, toetsing van modellen, stresstests en backtests en goedkeuring van interoperabiliteitsregelingen. Voor alle andere besluiten betreffende de toepassing van artikel 22 in verband met de vereisten voor CTP’s en interoperabiliteitsregelingen in de titels IV en V van EMIR is eveneens de voorafgaande toestemming van de ESMA vereist. Indien de ESMA wijzigingen in bepaalde definitieve ontwerpbesluiten van een bevoegde autoriteit voorstelt, worden dergelijke besluiten pas aangenomen nadat zij op verzoek van de ESMA zijn gewijzigd. Indien de ESMA bezwaar maakt tegen bepaalde definitieve ontwerpbesluiten van een bevoegde autoriteit worden die besluiten niet aangenomen. Met het nieuwe artikel 21 bis wordt ook een geschillenbeslechtingsmechanisme ingevoerd in geval van onenigheid tussen de ESMA en de bevoegde nationale autoriteiten. Indien een bevoegde autoriteit het oneens is met de wijzigingen of de bezwaren van de ESMA tegen bepaalde definitieve ontwerpbesluiten van de bevoegde autoriteit, wordt de zaak voorgelegd aan de raad van toezichthouders van de ESMA. Tot slot wordt in het nieuwe artikel 21 bis bepaald dat de ESMA een individueel besluit kan nemen over een financiëlemarktdeelnemer wanneer de nationale bevoegde autoriteiten het advies of het verzoek van de ESMA niet aanvaarden.

Evenzo is voorafgaande toestemming van de betrokken valuta-uitgevende centrale banken vereist voor bepaalde besluiten van nationale bevoegde autoriteiten, wegens de potentiële risico’s die het slechte functioneren van een CTP kan inhouden voor het uitstippelen en uitvoeren van het monetaire beleid van de Unie en het bevorderen van de vlotte werking van betalingssystemen. Hoewel de mandaten van centrale banken en toezichthouders elkaar kunnen overlappen, is de focus mogelijk zoek wanneer toezichthoudende maatregelen gevolgen hebben voor de voornaamste verantwoordelijkheden van centrale banken op het gebied van prijsstabiliteit, monetair beleid en de betalingssystemen. In het nieuwe artikel 21 ter worden de taken van de betrokken valuta-uitgevende centrale bank bepaald om de verantwoordelijkheden tussen de autoriteiten toe te wijzen, met name wanneer dit verband houdt met de betalings- en afwikkelingssystemen en het desbetreffende liquiditeitsrisico van een CTP. Procedures voor het beheer van transacties die luiden in de valuta van die valuta-uitgevende centrale bank. Met het nieuwe artikel 21 ter wordt bepaald dat de bevoegde autoriteiten de toestemming moeten krijgen van de betrokken valuta-uitgevende centrale banken voor besluiten met betrekking tot vergunningverlening aan een CTP, uitbreiding van activiteiten en diensten van een CTP, intrekking van een vergunning, marginvereisten, controles van het liquiditeitsrisico, zekerheidsvereisten en vaststelling en goedkeuring van interoperabiliteitsregelingen.

Indien de betrokken valuta-uitgevende centrale bank bezwaar maakt tegen de ontwerpbesluiten van een bevoegde autoriteit op deze gebieden, worden die besluiten niet aangenomen. Indien de betrokken valuta-uitgevende centrale bank wijzigingen in de ontwerpbesluiten van een bevoegde autoriteit op deze gebieden voorstelt, worden die besluiten alleen na wijziging aangenomen.

In het nieuwe artikel 21 quater wordt bepaald dat in de lidstaten gevestigde CTP’s en CTP’s uit derde landen vergoedingen moeten betalen voor de toezichthoudende en administratieve taken van de ESMA voor: i) aanvragen om een vergunning als bedoeld in artikel 17, ii) aanvragen om erkenning uit hoofde van artikel 25, en iii) jaarlijkse vergoedingen die verband houden met de taken onder de verantwoordelijkheid van de ESMA. De Commissie bepaalt door middel van een gedelegeerde handeling de soorten vergoedingen, de zaken waarvoor een vergoeding is vereist, de hoogte van de vergoedingen en de wijze waarop ze moeten worden betaald door CTP’s uit de EU die een vergunning hebben of er een aanvragen, erkende CTP’s uit derde landen die niet systeemrelevant zijn (tier 1-CTP’s) en erkende CTP’s die systeemrelevant zijn of kunnen worden voor de financiële stabiliteit van de Unie of van één of meer van haar lidstaten (tier 2-CTP’s). Met deze vergoedingen voor toezicht zullen de taken van de CTP-bestuursvergadering kunnen worden gefinancierd en kan de ESMA zich van haar plichten kwijten.

13.

Wijzigingen betreffende de samenwerking tussen autoriteiten (EMIR, artikel 24)


Met artikel 2, lid 8, wordt artikel 24 van EMIR gewijzigd om mogelijke nadelige gevolgen voor de doorwerking van het monetaire beleid en de vlotte werking van betalingssystemen toe te voegen aan de noodsituaties die de bevoegde autoriteit van de CTP of enige andere autoriteit onverwijld aan de ESMA, het college, de betrokken leden van het ESCB en andere betrokken autoriteiten zal melden.

14.

5.2.3.CTP's uit derde landen


In de vijf jaar sinds de vaststelling van EMIR is het volume van CTP-activiteit – in de EU en wereldwijd – snel gegroeid, zowel in omvang als in reikwijdte. Centrale clearing heeft aan belang gewonnen voor rente- en kredietderivaten. Het snel toenemende belang van CTP’s voor het mondiale financiële stelsel is niet alleen het gevolg van verplichte centrale clearing voor verschillende activaklassen, maar ook van de toename van vrijwillige centrale clearing, omdat marktdeelnemers steeds beter beseffen wat de voordelen van centrale clearing zijn. EMIR vereist nu al dat bepaalde rentederivaten en kredietverzuimswaps centraal worden gecleard in overeenstemming met soortgelijke vereisten in andere G20-landen. De kapitaalvereisten voor banken zijn ook gewijzigd om centrale clearing te stimuleren en maken bilaterale clearing relatief duurder, terwijl bilaterale transacties sinds maart 2017 aan aanvullende zekerheidsvereisten zijn onderworpen. Als gevolg daarvan wordt meer gecleard, maar wel door een vrij beperkt aantal mondiale CTP’s.

Momenteel zijn 28 CTP’s uit derde landen erkend op grond van de gelijkwaardigheidsbepalingen in EMIR. Nog eens 12 CTP’s uit 10 jurisdicties hebben om erkenning verzocht en wachten op een besluit van de Commissie over de gelijkwaardigheid van hun regelgevende en toezichthoudende regelingen.

Wijzigingen met het oog op een betere toepassing van de gelijkwaardigheidsregelingen voor CTP’s uit een derde land (EMIR, artikel 25, lid 6)

De Commissie zal door middel van gelijkwaardigheidsbesluiten blijven vaststellen dat de rechts- en toezichtkaders van derde landen voldoen aan de EMIR-vereisten, met het oog op de erkenning van in die derde landen gevestigde CTP’s. Dit voorstel bevestigt dat de Commissie de gelijkwaardigheidsverklaringen aan verdere voorwaarden kan onderwerpen. Met artikel 2, lid 9, onder e), worden de nieuwe leden 6 bis en 6 ter ingevoegd, zodat de Commissie indien nodig door middel van een gedelegeerde handeling de criteria kan bepalen die moeten worden gehanteerd bij haar beoordeling van de gelijkwaardigheid van CTP-regelingen van derde landen. Met de nieuwe bepaling in artikel 25, lid 6 ter, van EMIR wordt de ESMA belast met het monitoren van de evolutie op het vlak van regelgeving en toezicht in door de Commissie gelijkwaardig bevonden CTP-regelingen van derde landen.

Wijzigingen betreffende de erkenning van CTP’s uit derde landen (EMIR, artikel 6, lid 2, nieuw lid 2 bis, nieuw lid 2 ter en nieuw lid 2 quater in artikel 25, en nieuw artikel 25 bis)

15.

Meer transparantie


Om de transparantie voor belanghebbenden en het publiek in het algemeen te verbeteren, wordt EMIR gewijzigd ter verduidelijking van de registratie van CTP’s door meer details op te nemen in het publiek register van de ESMA (met artikel 2, lid 1, wordt artikel 6, lid 2, onder b), gewijzigd).

In het voorstel zijn geen aanvullende vereisten opgenomen voor erkende CTP’s uit derde landen.

Classificatie van niet-systeemrelevante CTP’s uit derde landen (tier 1) en systeemrelevante CTP’s uit derde landen (tier 2)

Vanwege de wereldwijde toename van clearing en de stijgende concentratie van het risico in een beperkt aantal mondiale CTP’s moet een onderscheid worden gemaakt naargelang van het type CTP uit een derde land dat uit hoofde van EMIR is erkend. Dit voorstel vereist derhalve dat de ESMA bij het onderzoeken van een aanvraag om erkenning rekening houdt met de omvang van het systeemrisico dat een CTP uit een derde land vormt. Om dat te bewerkstelligen, en om een evenredige toepassing van de voorschriften mogelijk te maken, moet een onderscheid worden gemaakt tussen CTP’s met een lager risico en CTP’s die voor de Unie of een of meer van haar lidstaten systeemrelevant zijn of zullen worden. Zo wordt duidelijk dat niet alle CTP’s uit derde landen even systeemrelevant zijn. Dit zal afhangen van hun reikwijdte, het type geclearde transacties en van de omvang van hun clearingactiviteit. Zo zal een relatief kleine CTP uit een derde land die slechts een beperkt aantal contracten cleart die, bijvoorbeeld, in een lokale valuta luiden, objectief bekeken tot minder bezorgdheid leiden en minder risico vormen voor het financiële stelsel van de Unie dan een CTP uit een derde land die grote hoeveelheden in een valuta van de Unie luidende contracten cleart.

Daarom wordt voorgesteld de ESMA de bevoegdheid te verlenen om een onderscheid te maken tussen CTP’s die systeemrelevant zijn of waarschijnlijk zullen worden en CTP’s die niet systeemrelevant zijn. CTP’s uit derde landen die volgens de ESMA niet-systeemrelevant zijn of waarschijnlijk niet systeemrelevant zullen worden voor de Unie en de lidstaten, worden als “tier 1” omschreven (met artikel 2, lid 9, onder a), wordt punt e) in artikel 25, lid 2, van EMIR ingevoegd). Op deze tier 1-CTP’s zullen de huidige regelingen en voorwaarden van toepassing blijven voor Commissiebesluiten inzake de gelijkwaardigheid van derde landen, op grond waarvan de ESMA individuele CTP’s uit derde landen kan erkennen. De ESMA zal ook nieuwe verantwoordelijkheden krijgen met betrekking tot het toezicht op deze erkende tier 1-CTP’s.

In tegenstelling tot tier 1-CTP’s zal de ESMA ook een andere categorie kunnen vaststellen van CTP’s uit derde landen als systeemrelevant worden geacht of waarschijnlijk in de nabije toekomst systeemrelevant zullen worden voor de economische en financiële stabiliteit van de Unie en de lidstaten (zogeheten “tier 2-CTP’s”). Dit wordt bepaald in artikel 2, lid 9, onder c), waarmee een nieuw lid 2 bis in artikel 25 van EMIR wordt ingevoegd.

Opdat de ESMA kan beoordelen of een CTP uit een derde land een “tier 2”-CTP is, worden vier objectieve criteria vastgesteld (nieuw artikel 25, lid 2 bis):

i) de aard, omvang en complexiteit van de bedrijfsactiviteit van de CTP uit het derde land,

ii) de gevolgen die het faillissement of een verstoring van de CTP uit een derde land zou hebben voor kritieke markten, financiële instellingen, of voor het bredere financiële stelsel en de financiële stabiliteit van de EU,

16.

iii) de clearingledenstructuur van de CTP uit het derde land, en


iv) de relatie, onderlinge afhankelijkheid of andere interacties met andere financiëlemarktinfrastructuren van de CTP uit het derde land.

Deze criteria moeten uiterlijk zes maanden na de vaststelling van de verordening door de Commissie in een gedelegeerde handeling nader worden omschreven (artikel 25, lid 2 bis, tweede alinea).

Wanneer de ESMA vaststelt dat een CTP uit een derde land een tier 2-CTP is, heeft dit tot gevolg dat die CTP alleen kan worden erkend en clearingdiensten mag verrichten wanneer zij aan bijkomende voorwaarden voldoet. Deze voorwaarden zijn noodzakelijk om de toegenomen bezorgdheid omtrent de financiële stabiliteit van de Unie en van één of meer van haar lidstaten weg te nemen. CTP’s die reeds zijn erkend in het kader van de huidige EMIR-regeling, behouden hun erkenning als “tier 1”-CTP’s totdat de ESMA heeft vastgesteld of zulke CTP’s uit derde landen al dan niet “tier 2”-CTP’s zijn.

Evenredige vereisten voor systeemrelevante tier 2-CTP’s uit derde landen

Systeemrelevante CTP’s uit derde landen moeten voldoen aan vier aanvullende vereisten (zie artikel 2, lid 9, onder b):

i) blijven voldoen aan de relevante en noodzakelijke prudentiële vereisten voor EU-CTP’s. Dit zijn kapitaalvereisten, vereisten voor het interne beheer van de organisatie, bedrijfsvoering, margins, wanbetalingsfonds, financiële middelen, liquiditeit, investeringen, stresstests, afwikkeling en interoperabiliteit. Deze zijn momenteel vervat in artikel 16 en de titels IV en V van EMIR,

ii) een schriftelijke bevestiging – binnen 180 dagen – van de betrokken valuta-uitgevende centrale banken dat de CTP uit het derde land voldoet aan alle vereisten van die centrale banken. Deze aanvullende vereisten zouden worden opgelegd door de centrale banken bij de uitvoering van hun monetaire beleidstaken. Bij wijze van voorbeeld zouden ze aanvullende vereisten kunnen omvatten voor het aanpakken van risico’s voor de liquiditeit, de betalings- en afwikkelingssystemen in de Unie of de lidstaten. Ze kunnen meer bepaald betrekking hebben op de beschikbaarheid van en het specifieke type zekerheid binnen een CTP, het niveau van “haircuts” op zekerheden, beleggingsbeleid of gescheiden zekerheden, de beschikbaarheid van liquiditeitsregelingen tussen centrale banken, de potentiële gevolgen van de activiteiten van de CTP en de gevolgen van een eventuele verstoring of een faillissement van de CTP voor het financiële stelsel en de stabiliteit van de Unie,

iii) om de ESMA in staat te stellen haar nieuwe toezichthoudende taken uit te oefenen, moet de CTP uit een derde land er ook schriftelijk mee instemmen dat de ESMA toegang krijgt tot alle informatie in haar bezit en, op verzoek, tot de bedrijfsruimten van de CTP. Uiteraard moet dat kunnen worden afgedwongen in het derde land en er moet een juridisch advies voorhanden zijn waarin wordt bevestigd dat dit het geval is,

iv) de CTP uit een derde land moet beschikken over de nodige procedures en maatregelen om te kunnen voldoen aan de bovengenoemde eerste en derde voorwaarde.

Omdat bovengenoemde vereisten op evenredige wijze moeten worden toegepast, voorziet het voorstel in een systeem waarbij een CTP uit een derde land zich kan blijven beroepen op de regels en vereisten in het eigen land. Dit nieuwe systeem van vergelijkbare conformiteit – dat voldoet aan de normen van de FSB en lijkt op een door de Amerikaanse autoriteiten toegepast systeem – berust op een eenvoudige procedure waarmee de CTP uit een derde land de ESMA kan verzoeken de vereisten van EMIR en de EU-toezichtnormen voor CTP’s te vergelijken met die van het derde land. In het desbetreffende geval kan de ESMA vaststellen dat de toepassing van sommige of alle voorschriften en van de desbetreffende toezichtpraktijk in dat derde land een vergelijkbare uitkomst oplevert voor de toepassing van EMIR zodat de desbetreffende EMIR-bepaling niet hoeft te worden toegepast. Deze aanpak zal resulteren in een aanzienlijke verlichting van de lasten ten gevolge van dubbele toepassing van regels en vereisten. De Commissie zal een gedelegeerde handeling moeten vaststellen om de details van de beoordeling door de ESMA te specificeren (nieuw artikel 25 bis).

In het licht van de toenemende concentratie van clearingdiensten in een beperkt aantal mondiale CTP’s en het toegenomen risico waarmee die concentratie gepaard gaat, kunnen sommige CTP’s in zeer grote mate systeemrelevant zijn voor het financiële stelsel van de EU. Bij de vaststelling of een CTP uit een derde land systeemrelevant is of waarschijnlijk zal worden, kan de ESMA ook, in overleg met de desbetreffende centrale banken in de EU, bepalen dat de risico’s die deze entiteit vormt voor de financiële stabiliteit van de Unie of van één of meer van haar lidstaten, van een dergelijke omvang zijn dat zelfs een volledige toepassing van EMIR op deze CTP niet volstaat om deze risico’s voldoende te beperken, en dat deze CTP bijgevolg niet mag worden erkend. Wanneer aldus wordt vastgesteld dat de problemen voor het waarborgen van de financiële stabiliteit in de EU niet kunnen worden opgelost in het erkenningsproces van de CTP uit een derde land, wordt voorgesteld dat de ESMA, in overleg met de betrokken centrale banken in de EU, de bevoegdheid krijgt de Commissie aan te bevelen dat de CTP in kwestie niet mag worden erkend. Op die basis is de Commissie bevoegd het besluit vast te stellen dat de CTP in kwestie niet mag worden erkend en dat, wil zij clearingdiensten in de Unie verstrekken, zij in een van de lidstaten gevestigd en erkend moet zijn (nieuw artikel 25, lid 2 quater).

Wijzigingen ter versterking van het doorlopend toezicht op CTP’s uit derde landen na hun erkenning (EMIR, de artikelen 25, lid 5, 25, lid 6, 25, lid 7 en de nieuwe artikelen 25 ter tot en met 25 quaterdecies)

Toezicht van de ESMA op CTP’s uit derde landen

Om de tekortkomingen bij de toepassing van de EMIR-regeling voor gelijkwaardigheid en erkenning voor het toezicht op CTP’s uit derde landen te verhelpen, wordt voorgesteld de bevoegdheden van de ESMA te versterken. Op die manier zal de ESMA zonder problemen toegang kunnen krijgen tot informatie van een CTP, inspecties ter plaatse van de CTP kunnen uitvoeren en informatie kunnen uitwisselen met de betrokken EU-regelgevers, toezichthouders en centrale banken. Het risico dat praktijken van CTP’s en/of aanpassingen van de risicobeheermodellen onopgemerkt blijven, met grote implicaties voor de financiële stabiliteit van EU-entiteiten, zal hierdoor tot een minimum worden beperkt. Ten tweede zal dit een oplossing bieden voor mogelijke discrepanties tussen de doelstellingen van toezichthoudende instanties en centrale banken binnen de colleges in het kader van CTP’s uit derde landen wanneer autoriteiten van buiten de EU erbij betrokken zijn. Ten slotte wordt zo ook het risico aangepakt dat wijzigingen in de regelgeving en/of het regelgevingskader voor CTP’s in een derde land negatief uitpakken voor de regelgevende of toezichthoudende resultaten. Dit betekent dat een gelijk speelveld wordt gewaarborgd tussen CTP’s uit de EU en CTP’s uit derde landen, en geen ruimte meer blijft voor regelgevings- of toezichtarbitrage. De nieuwe verantwoordelijkheden van de ESMA om toezicht uit te oefenen op erkende tier 1- en tier 2-CTP’s zijn vervat in het nieuwe artikel 25 ter (zie hieronder).

17.

Betere tenuitvoerlegging van de huidige regeling voor erkenning


Met artikel 2, lid 9, onder c), wordt artikel 25, lid 5, van EMIR vervangen om te specificeren dat de ESMA ten minste om de twee jaar de erkenning moet beoordelen van een CTP uit een derde land die haar activiteiten en diensten in de Unie heeft uitgebreid. De bepalingen met betrekking tot het intrekken van de erkenning van een CTP uit een derde land zijn overgenomen in de nieuwe artikelen 25 quaterdecies en 25 quindecies (zie hieronder).

Met artikel 2, lid 9, onder f), wordt de eerste zin van artikel 25, lid 7, van EMIR vervangen om te bepalen dat de samenwerkingsregelingen tussen de ESMA en de betrokken bevoegde autoriteiten van gelijkwaardige CTP-regelingen uit derde landen in de praktijk doeltreffend moeten zijn.

Met artikel 2, lid 9, onder g), wordt artikel 25, lid 7, onder d), gewijzigd om te specificeren dat voor de procedures voor de coördinatie van toezichtactiviteiten ook de toestemming van de autoriteiten van derde landen is vereist voor onderzoeken en inspecties ter plaatse overeenkomstig artikel 25 quinquies en 25 sexies van dit voorstel. Met punt g) wordt ook een nieuw punt e) ingevoegd in artikel 25, lid 7, om te bepalen dat de samenwerkingsregelingen tussen de ESMA en de betrokken bevoegde autoriteiten van gelijkwaardige CTP-regelingen uit derde landen de procedures moeten specificeren die nodig zijn voor de effectieve monitoring van regelgevings- en toezichtontwikkelingen in een derde land 42 .

Nieuwe rol voor de ESMA en de betrokken valuta-uitgevende centrale bank(en) bij het toezicht op erkende CTP’s uit derde landen

Met artikel 2, lid 10, worden de nieuwe artikelen 25 ter tot en met 25 quindecies in EMIR ingevoegd om de ESMA nieuwe bevoegdheden toe te kennen om toezicht uit te oefenen op erkende tier 1- en tier 2-CTP’s uit derde landen ter versterking van de monitoring en de handhaving van de naleving van de EMIR-vereisten door CTP’s uit derde landen. Het artikel voorziet ook in een rol voor de betrokken valuta-uitgevende centrale banken bij de erkenning van en het toezicht op CTP’s uit derde landen met betrekking tot in de valuta’s van de Unie luidende financiële instrumenten die in aanzienlijke mate worden gecleard door buiten de Unie gevestigde CTP’s, ter beperking van de risico’s voor de interne markt van de EU en de financiële stabiliteit van de Unie of van één of meer van haar lidstaten.

Met het nieuwe artikel 25 ter krijgt de ESMA nieuwe bevoegdheden om de continue conformiteit van tier 1- en tier 2-CTP’s uit derde landen te waarborgen.

In het nieuwe artikel 25 ter, lid 1, wordt bepaald dat de ESMA verantwoordelijk is voor het doorlopende toezicht op de duurzame conformiteit van tier 2-CTP’s met de prudentiële vereisten in artikel 16 en de titels IV en V van EMIR. Voorts zal de ESMA ten minste jaarlijks van elke tier 2-CTP de bevestiging verlangen dat deze voldoet aan alle andere aanvullende toezichtvereisten die zijn vastgesteld in artikel 25, lid 2 bis, overeenkomstig de tweede alinea van artikel 25 ter, lid 1. De betrokken valuta-uitgevende centrale bank(en) zullen de ESMA ook onmiddellijk in kennis stellen wanneer ze van oordeel zijn dat een tier 2-CTP niet langer voldoet aan de voorwaarden van artikel 25, lid 2 ter, onder b).

In artikel 25, lid 2, wordt bepaald dat de ESMA vóór aan de vaststelling van besluiten in verband met marginvereisten, controles van het liquiditeitsrisico, zekerheidsvereisten en vaststelling en goedkeuring van interoperabiliteitsregelingen de toestemming van de betrokken valuta-uitgevende centrale bank(en) moet krijgen. Indien de betrokken valuta-uitgevende centrale bank(en) bezwaar tegen het ontwerpbesluit maken, stelt de ESMA het besluit niet vast. Indien de betrokken valuta-uitgevende centrale bank(en) wijzigingen op het ontwerpbesluit voorstellen, kan de ESMA het besluit pas na wijziging vaststellen.

In het nieuwe artikel 25 ter, lid 3, wordt bepaald dat de ESMA beoordeelt of erkende CTP’s bestand zijn tegen ongunstige marktomstandigheden, overeenkomstig de in artikel 32, lid 2, van de ESMA-verordening vastgestelde gemeenschappelijke methoden.

Met het nieuwe artikel 25 quater wordt vastgesteld dat de ESMA een CTP uit een derde land en gelieerde derden er met een verzoek of besluit toe kan verplichten alle nodige informatie te verstrekken om de ESMA in staat te stellen haar taken in het kader van EMIR uit te voeren.

Met het nieuwe artikel 25 quinquies wordt vastgesteld dat een besluit van de ESMA een tier 2-CTP uit een derde land kan verplichten algemene onderzoeken te ondergaan.

Met het nieuwe artikel 25 sexies wordt vastgesteld dat een besluit van de ESMA een tier 2-CTP uit een derde land kan verplichten een inspectie ter plaatse te ondergaan. De ESMA moet de bevoegde autoriteiten van het derde land op de hoogte brengen van haar voornemen om een inspectie ter plaatse te verrichten. Die autoriteiten kunnen eveneens deelnemen aan de inspectie. De centrale bank(en) van afgifte worden uitgenodigd om deel te nemen aan dergelijke inspecties ter plaatse.

Met de nieuwe artikelen 25 septies en 25 decies worden procedureregels vastgesteld, met inbegrip van de eerbiediging van de rechten van verdediging in geval van ernstige aanwijzingen van mogelijke inbreuken door CTP’s uit derde landen, om alle nodige inlichtingen te verstrekken of algemene onderzoeken en inspecties ter plaatse te ondergaan. Met artikel 2, lid 13, wordt een nieuwe bijlage III ingevoegd in EMIR, met een lijst van mogelijke inbreuken door een CTP uit een derde land, met inbegrip van: i) inbreuken op het gebied van met kapitaalvereisten, ii) inbreuken op het gebied van organisatorische vereisten of belangenconflicten, iii) inbreuken op het gebied van operationele vereisten, iv) inbreuken op het gebied van transparantie en beschikbaarheid van informatie, en v) inbreuken op het gebied van verhindering van toezichtactiviteiten.

Met het nieuwe artikel 25 octies wordt voorzien in boeten in geval van vastgestelde inbreuken door CTP’s uit een derde land. Met artikel 2, lid 13, wordt een nieuwe bijlage IV ingevoegd in EMIR, met een lijst van verzwarende en verzachtende omstandigheden voor bepaalde mogelijke inbreuken door een CTP uit een derde land.

Met het nieuwe artikel 25 nonies wordt voorzien in doeltreffende en evenredige dwangsommen die in bepaalde situaties door een besluit van de ESMA kunnen worden opgelegd aan CTP’s uit een derde land. Er kunnen sancties worden opgelegd om een einde te maken aan inbreuken, om informatie te verstrekken of om onderzoeken of inspecties te ondergaan.

Met het nieuwe artikel 25 undecies wordt bepaald dat de ESMA, onder bepaalde voorwaarden, elk geval zal publiceren waarin geldboeten of dwangsommen zijn opgelegd aan CTP’s uit een derde land.

Met het nieuwe artikel 25 duodecies wordt voorzien in een toetsing door het Hof van Justitie van elk ESMA-besluit waarmee geldboeten of dwangsommen worden opgelegd aan CTP’s uit een derde land.

Met het nieuwe artikel 25 terdecies wordt de Commissie de bevoegdheid verleend om gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde rekening te houden met de ontwikkelingen op de financiële markten met betrekking tot maatregelen om bijlage IV bij EMIR te wijzigen.

Met het nieuwe artikel 25 quaterdecies van EMIR wordt bepaald dat de ESMA een besluit tot erkenning van een CTP uit een derde land geheel of gedeeltelijk zal intrekken, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan.

Met het nieuwe artikel 25 quindecies wordt bepaald dat de ESMA een of meer besluiten zal nemen wanneer zij vaststelt dat een tier 2-CTP uit een derde land een inbreuk heeft gepleegd, met onder meer de verplichting tot beëindiging van de inbreuk door de CTP, boeten, openbare bekendmakingen en de intrekking van de erkenning van die CTP.

5.2.4.Prudentiële vereisten voor CTP’s

18.

Wijzigingen betreffende de validering van modellen en parameters (EMIR, artikel 49)


Tot nu toe waren op grond van artikel 49 naast een onafhankelijke validering die door de CTP moest worden verkregen, ook twee afzonderlijke valideringen vereist door de nationale bevoegde autoriteiten en de ESMA van significante wijzigingen in de modellen en parameters die zijn vastgesteld om de marginvereisten, de bijdragen aan het wanbetalingsfonds, de zekerheidsvereisten, en andere mechanismen voor risicobeheersing van de CTP te berekenen. Met artikel 2, lid 11, onder b), worden de nieuwe leden 1 bis, 1 ter, 1 quater, 1 quinquies, 1 sexies en 1 septies ingevoegd in artikel 49 van EMIR om duidelijkheid te scheppen over de voorwaarden waaronder een CTP een validering kan verkrijgen van significante wijzigingen in haar vastgestelde modellen en parameters. Volgens lid 1 bis volstaat de validering van de nationale bevoegde autoriteiten, omdat met artikel 2, lid 7, een nieuw artikel 21 bis wordt ingevoegd in EMIR waarmee voorafgaande instemming van de ESMA is vereist voor het valideringsbesluit van de nationale bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 49 van EMIR. Een aparte validering door de ESMA is dan niet meer nodig. Wanneer een CTP van plan is significante wijzigingen in de modellen en parameters vast te stellen, moet zij voor de validering van die wijziging een aanvraag indienen bij de bevoegde autoriteit. De bevoegde autoriteit voert, in overleg met de ESMA, een risicobeoordeling van de CTP uit en brengt hierover verslag uit aan het college, dat vervolgens een meerderheidsadvies vaststelt. Na de vaststelling van een dergelijk advies deelt de bevoegde autoriteit de CTP mee of de validering al dan niet werd toegekend. Bovendien voorzien de nieuwe leden in een rechtsgrondslag voor de voorlopige vaststelling van een belangrijke wijziging in de modellen en parameters, voor zover dat nodig is.

Met artikel 2, lid 11, onder a), wordt artikel 49, lid 1, van EMIR dienovereenkomstig gewijzigd en wordt het vereiste van twee valideringen geschrapt. De vastgestelde modellen en parameters blijven onderworpen aan een advies van het college, overeenkomstig de in dat artikel vastgestelde procedure. In de laatste alinea van het gewijzigde artikel 49, lid 1, wordt bepaald dat de ESMA de informatie over de resultaten van de stresstests niet alleen aan de Europese toezichthoudende autoriteiten zal toesturen, maar ook aan het ESCB en de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad, zodat deze de blootstelling van financiële instellingen aan wanbetaling door CTP’s kunnen beoordelen.

19.

5.2.5.Overgangsbepalingen


Wijzigingen tot vaststelling van overgangsregelingen om vóór de inwerkingtreding vastgestelde erkenningsbesluiten te kunnen beoordelen (EMIR, artikel 89)

Met artikel 2, lid 12, wordt een nieuw lid ingevoegd in artikel 89 tot vaststelling van bepaalde overgangsregelingen om te bepalen dat de nieuwe artikelen 25, lid 2, onder e), en 25, lid 2 bis, van toepassing zullen zijn vanaf de inwerkingtreding van de gedelegeerde handeling tot vaststelling van de criteria voor de bepaling van een tier 2-CTP, en als bedoeld in de tweede alinea van artikel 25, lid 2 bis. In artikel 2, lid 12, wordt ook bepaald dat de ESMA de vóór de inwerkingtreding van dit voorstel vastgestelde erkenningsbesluiten ten aanzien van CTP’s uit derde landen moet beoordelen. In de nieuwe regeling wordt bepaald dat deze beoordeling plaatsvindt binnen 12 maanden na de inwerkingtreding van de gedelegeerde handeling waarin de criteria uiteen worden gezet om vast te stellen of een CTP uit een derde land systeemrelevant is of waarschijnlijk zal worden voor de financiële stabiliteit van de Unie of van één of meer van haar lidstaten.