Toelichting bij COM(2017)351 - Jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting 2016

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Inhoudsopgave

1.

Straatsburg, 13.6.2017


COM(2017) 351 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE EUROPESE REKENKAMER

Jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting 2016


Inhoudsopgave

2.

Inhoudsopgave


Inleiding

Samenvatting

Deel 1 Prestaties en resultaten

Belangrijkste kenmerken van de EU-begroting

Samenvatting van de vooruitgang op het gebied van horizontale kwesties

3.

1.1. Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid (rubriek 1A van de begroting)8


4.

1.1.1. Voortgang van de programma's voor 2014-202019


5.

1.1.2. Resultaten van de programma's voor 2007-2013


6.

1.2. Economische, sociale en territoriale samenhang (rubriek 1B van de begroting)


7.

1.2.1. Voortgang van de programma's voor 2014-2020


8.

1.2.2. Resultaten van de programma's voor 2007-2013


9.

1.3. Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen (rubriek 2 van de begroting)7


10.

1.3.1. Voortgang van de programma's voor 2014-202049


11.

1.3.2. Resultaten van de programma's voor 2007-20138


12.

1.4. Veiligheid en burgerschap (rubriek 3 van de begroting)2


13.

1.4.1. Voortgang van de programma's voor 2014-20203


14.

1.4.2. Resultaten van de programma's voor 2007-20131


15.

1.5. Europa als wereldspeler (rubriek 4 van de begroting)4


16.

1.5.1. Voortgang van de programma's voor 2014-20206


17.

1.5.2. Resultaten van de programma's voor 2007-20138


Deel 2 Bereikte resultaten op het gebied van interne controle en financieel beheer

18.

2.1.Verwezenlijking van interne-controledoelstellingen2


19.

2.1.1. Efficiëntie van het financieel beheer4


20.

2.1.2. Effectiviteit van het beheer van de risico's in verband met wettigheid en regelmatigheid4


21.

2.1.3. Kosteneffectiviteit van de controles3


22.

2.1.4. Fraudebestrijdingsstrategieën3


23.

2.2.Betrouwbaarheidsverklaring en punten van voorbehoud6


24.

2.3.Zekerheid op basis van de werkzaamheden van de dienst Interne audit0


25.

2.4.Samenvatting van de conclusies over de werkzaamheden van het Comité follow-up audit2


26.

2.5.Uitvoering van kwijtingsaanbevelingen en aanbevelingen van externe auditor3


27.

2.6.Conclusies over de bereikte resultaten op het gebied van interne controle en financieel beheer4


28.

2.7.Bereikte resultaten op het gebied van sectoroverschrijdend organisatorisch beheer5


29.

2.7.1. Solide governanceregelingen5


30.

2.7.2. Een versterkt prestatiekader5


31.

2.7.3. Synergieën en efficiëntieverbeteringen6


Eindnoten 7

Bronvermelding


Inleiding


De EU-begroting is een belangrijk instrument voor de uitvoering van het Europese beleid. Samen met regelgevingsinstrumenten vormt ze een aanvulling op de nationale begrotingen om de gedeelde politieke prioriteiten te realiseren en een antwoord te bieden op de uitdagingen waarmee de EU wordt geconfronteerd.

De noodzaak om te verzekeren dat middelen aan prioriteiten worden toegewezen en dat uit de EU-begroting gefinancierde acties uitstekende resultaten en een hoge toegevoegde waarde opleveren, staat centraal in het initiatief Resultaatgerichte EU-begroting van de Commissie. Dit initiatief, dat voortbouwt op de prestatiekaders van de programma's van 2014-2020, bevordert een samenhangend evenwicht tussen naleving en prestaties.

In het jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting 2016 wordt een uitgebreid overzicht gegeven van de resultaten, het beheer en de bescherming van de EU-begroting. In dat verslag wordt toegelicht hoe de EU-begroting de politieke prioriteiten van de EU ondersteunt en worden zowel de resultaten die met de EU-begroting zijn bereikt als de rol van de Commissie bij het verzekeren van de hoogste normen inzake financieel beheer beschreven.

Deze tweede editie van het jaarlijks beheers- en prestatieverslag, waaruit blijkt welke inspanningen de Commissie heeft geleverd om de rapportage over resultaten te stroomlijnen, bevat ook de voormalige mededeling over de bescherming van de EU-begroting1 en zal, zoals vorig jaar, deel uitmaken van het geïntegreerd pakket inzake financiële verslaglegging van de EU-begroting. Dit pakket is een essentiële input voor de jaarlijkse kwijtingsprocedure waarbij het Europees Parlement en de Raad de uitvoering van de EU-begroting onder de loep nemen.


Samenvatting

In het jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting 2016 wordt de recentste informatie samengebracht over de resultaten die met de EU-begroting zijn behaald en over hoe de EU-begroting wordt beheerd en beschermd.

Het huidige meerjarig financieel kader, dat loopt van 2014 tot 2020, werd in 2013 overeengekomen tegen de achtergrond van de financiële en economische crisis en de begrotingsconsolidatie in de lidstaten. Het werd ontworpen om de doelstellingen van de Europa 2020-groeistrategie te ondersteunen, waarbij sterk de nadruk werd gelegd op investeringen in werkgelegenheid en groei.

Deze doelstellingen worden weerspiegeld in de tien politieke prioriteiten van de Commissie, zoals door voorzitter Juncker uiteengezet. Ze zijn nog steeds zeer relevant.

Daarnaast zijn een aantal nieuwe uitdagingen ontstaan, met name de noodzaak om een sterk en verenigd Europees antwoord te geven op de migratiecrisis en op de veiligheidsdreigingen die uit de wereldwijde instabiliteit voortvloeien. De EU-begroting heeft een cruciale rol gespeeld bij het aanpakken van deze uitdagingen. In 2016 werd hoge prioriteit gegeven aan acties om de groei, het concurrentievermogen, de investeringen en de werkgelegenheid te stimuleren, alsook aan het Europese antwoord op mondiale uitdagingen. Hierdoor moest de Commissie optimaal gebruikmaken van de flexibiliteit die in het meerjarig financieel kader is ingebouwd om ervoor te zorgen dat financiële middelen snel terechtkomen waar ze het meest nodig zijn.


De Commissie deed in 2016 ook belangrijke voorstellen om het huidige meerjarig financieel kader beter te laten werken. De mededeling van de Commissie over de Tussentijdse evaluatie/herziening van het meerjarig financieel kader 2014-20202, die in september 2016 werd gepresenteerd, omvatte een ambitieus pakket wetgevingsvoorstellen om:

(i) extra financiële middelen beschikbaar te stellen voor het aanpakken van de migratie- en veiligheidsproblematiek en het bevorderen van de economische groei, de banencreatie en het concurrentievermogen;

(ii) de flexibiliteit van de EU-begroting te vergroten om snel en doeltreffend in te spelen op onvoorziene omstandigheden; en

(iii) de financiële regelgeving te vereenvoudigen en zo de administratieve lasten voor ontvangers van EU-financiering te verminderen3.

Deze voorstellen waren gebaseerd op de lopende werkzaamheden van de Commissie onder de koepel van het initiatief Resultaatgerichte EU-begroting. Andere opmerkelijke ontwikkelingen in 2016 waren verbeteringen aan de structuur en inhoud van de aan de ontwerpbegroting van 2017 gehechte programmaoverzichten om de begrotingsautoriteit een gerichter beeld van de resultaten van de programma's te geven. Daarnaast stelde de Commissie in 2016 voor het eerst een enkel geïntegreerd pakket inzake financiële verslaglegging op, dat gedetailleerde informatie bevat over de inkomsten, de uitgaven, het beheer en de uitvoering van de EU-begroting in overeenstemming met de beste praktijken op het gebied van transparantie en verantwoording. De transparantie wordt ook verzekerd via de publicatie Systeem voor financiële transparantie4, waarin informatie wordt verstrekt over de begunstigden van EU-financiering die direct door de Commissie wordt beheerd.


32.

Prestaties en resultaten


Groei, banen en een veerkrachtige maatschappij

Het herstel van de Europese economie houdt aan, hoewel de groei bescheiden blijft en nog steeds door de nasleep van de financiële en economische crisis wordt geremd. In een context van wereldwijde onzekerheid heeft dit broze herstel het noodzakelijk gemaakt om de EU-begroting gefocust te houden op duurzame en inclusieve economische groei.

Het stimuleren van de werkgelegenheid, groei en investeringen blijft de overkoepelende prioriteit voor de EU-begroting, zoals bevestigd door voorzitter Juncker in zijn Staat van de Unie van 14 september 2016. In deze toespraak onderstreepte de voorzitter de noodzaak voor Europa om zijn economische herstel te versterken en sterk te investeren in zijn jeugd en werkzoekenden, evenals in startende ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (het mkb).

Het Europees Fonds voor strategische investeringen, de hoeksteen van het Investeringsplan voor Europa, heeft twee jaar na de lancering ervan al concrete resultaten opgeleverd.

Verwacht wordt dat de financiering in het kader van het Europees Fonds voor strategische investeringen medio mei 2017 in alle EU-lidstaten samen meer dan 190 miljard EUR aan investeringen zal ondersteunen, wat meer dan de helft is van de doelstelling van 315 miljard EUR tegen midden 20185.

In het licht van deze sterke prestatie stelde de Commissie in september 2016 voor om de looptijd ervan te verlengen en de financiële capaciteit ervan te verdubbelen, wat het mogelijk zou maken om tegen 2020 ten minste 500 miljard EUR aan investeringen te mobiliseren. Deze toename zal grotendeels van particuliere investeringen komen, wat een duurzame stimulans biedt met de EU-begroting als katalysator. De Commissie werkt er ook aan om het eenvoudiger te maken het Europees Fonds voor strategische investeringen te combineren met andere Europese financieringsprogramma's.

Een goed voorbeeld is de leninggarantiefaciliteit in het kader van het programma COSME (Programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kmo's), dat in 2016 zeer succesvol bleef, mede dankzij de extra risicodragende capaciteit van het Europees Fonds voor strategische investeringen.

Eind 2016 hadden meer dan 143 000 kleine en middelgrote ondernemingen in 21 landen al meer dan 5,5 miljard EUR aan financiering ontvangen met de steun van het programma COSME.

Naast het Investeringsplan voor Europa zijn de Europese structuur- en investeringsfondsen krachtige instrumenten om een slimme en inclusieve groei te stimuleren. Tegen eind 2016 – het eerste volledige jaar van uitvoering door de lidstaten – waren projecten met een investeringswaarde van meer dan 176 miljard EUR goedgekeurd voor steun door de Europese structuur- en investeringsfondsen.6

Naast financiële steun zijn de Europese structuur- en investeringsfondsen bedoeld om de lidstaten sterk te stimuleren om essentiële en groeivriendelijke structurele en beleidshervormingen door te voeren, inclusief die welke verband houden met de landspecifieke aanbevelingen die in de context van het Europees semester zijn gedaan.

Uit de ex-postevaluaties van de cohesiebeleidsfondsen van de programmeringsperiode 2007-2013, die in 2016 werden afgerond, bleek hoe deze fondsen hebben bijgedragen aan de groei en banencreatie en hoe elke regio en elk land in de EU baat heeft gehad bij het cohesiebeleid. Er werd bijvoorbeeld het volgende geschat:

In de landen van de EU-12 hebben de cohesiebeleidsfondsen en investeringen in plattelandsontwikkeling in 2007-2013 ertoe geleid dat de bbp-groei in 2015 4 % hoger lag dan wat hij anders zou zijn geweest.

Wat de bestrijding van de werkloosheid betreft, zijn de cohesiebeleidsfondsen voor de periode 2007-2013 ook effectief gebleken. Uit voorlopige gegevens blijkt het volgende:

Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds hebben geleid tot de creatie van 1,2 miljoen banen, terwijl 9,4 miljoen deelnemers die door het Europees Sociaal Fonds werden gesteund daarna een baan hebben gevonden.

Of de resultaten van de steun succesvol zijn, kan pas na afloop van de steun worden gezegd, maar we zien toch al dat de acties van het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief samen met die van het Europees Sociaal Fonds eerste positieve gevolgen voor de werkgelegenheid hebben. Eind 2015 namen 2,7 miljoen jonge mensen deel aan activiteiten die door deze acties werden georganiseerd, onder wie 1,6 miljoen werklozen en 700 000 inactieven.

235 000 mensen vonden een baan, 181 000 behaalden een kwalificatie en 100 000 volgden een opleiding of training na steun van het Europees Sociaal Fonds en het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief.

In sommige lidstaten heeft het echter langer geduurd om de nodige processen en structuren voor de uitvoering van het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief op te zetten.

Het onderzoeks- en innovatieprogramma Horizon 2020 is cruciaal voor het opbouwen van een op kennis en innovatie gebaseerde maatschappij en economie in de hele EU. Het slaagde erin 49 000 deelnemers te bereiken en er werden subsidieovereenkomsten getekend voor een totaalbedrag van 20,5 miljard EUR. Meer dan 21 % van alle deelnemers waren kleine en middelgrote ondernemingen. In 2016 werd het 20-jarige bestaan van de Marie Skłodowska-Curie-acties (MSCA) gevierd, die tussen 2014 en 2016 25 000 onderzoekers financierden.

De Nobelprijs Scheikunde werd uitgereikt aan drie laureaten die sinds het vierde kaderprogramma voor onderzoek financiering ontvangen.

Verschillende grootschalige infrastructuurprogramma's dragen ook bij aan de werkgelegenheids- en groeidoelstellingen van de EU. Het Galileo-programma voor het opzetten van Europa's eigen wereldwijde satellietnavigatiesysteem ging in 2016 van de stationeringsfase naar de exploitatiefase.

De lancering van zes nieuwe satellieten in 2016 maakte het mogelijk om de dienstverlening te starten.

Na de Aankondiging inzake de initiële diensten van Galileo in 2016 kunnen fabrikanten van chipsets en ontvangers alsmede applicatieontwikkelaars gebruikmaken van Galileo-signalen om hun activiteiten te ontwikkelen. Er zijn inmiddels al een aantal apparaten op de markt die klaar zijn om met Galileo te werken7. Er dient te worden opgemerkt dat de uitvoering van projecten in het kader van Horizon 2020 de ontwikkeling van nieuwe Galileo-applicaties heeft gestimuleerd. Deze projecten hebben al geleid tot de introductie van 13 innovaties op de markt, 5 octrooien, 34 geavanceerde prototypes, twee producten op de markt en 223 wetenschappelijke publicaties. De wereldwijde markt voor satellietnavigatiesystemen zal naar verwachting groeien van 5,8 miljard apparaten in gebruik in 2017 tot circa 8 miljard tegen 2020.

In het kader van de Financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen – Vervoer is steun verleend aan 452 projecten voor een totale waarde van 19,4 miljard EUR aan investeringen over heel Europa. Dit heeft belangrijke infrastructuurinvesteringen in Europa helpen in gang te zetten die bijdragen aan de algemene doelstellingen van de Financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, zoals het overbruggen van ontbrekende vervoersverbindingen en het wegwerken van verkeersknelpunten. Bijvoorbeeld:

De Financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen – Vervoer heeft bijgedragen aan de 64 km lange Brenner-basistunnel, die 's werelds langste spoorwegtunnel met grote capaciteit wordt.

De tunnel zal het concurrentievermogen van het spoorverkeer langs het strategische traject München-Verona aanzienlijk versterken en zal bijdragen tot een betere 'modal shift' (verschuiving van vervoer over de weg naar schonere vervoersmodaliteiten) in het kwetsbare Alpengebied.

Wat onderwijs, levenslang leren, opleiding en de aanmoediging van ondernemerschap betreft, waren er eind 2016 meer dan twee miljoen deelnemers die steun hadden ontvangen via Erasmus+. Daardoor konden in 2016 ongeveer 497 000 jongeren in het buitenland studeren, een opleiding volgen, vrijwilligerswerk doen of deelnemen aan jongerenuitwisselingen. In het eerste uitvoeringsverslag8 van Erasmus+ wordt benadrukt dat:


Erasmus+-studenten maken niet alleen meer kans om een baan te vinden (in vergelijking met studenten die niet naar het buitenland trekken), maar ook om een managementfunctie te bemachtigen. Gemiddeld 64 % van de Erasmus+-studenten neemt binnen vijf tot tien jaar na afronding van zijn studies een managementfunctie op. Bij studenten die niet naar het buitenland trekken, is dat 55 %.

Voor het studieleningenstelsel van Erasmus+ Master sloten vijf banken9 zich bij het stelsel aan en implementeerde één universiteit een innovatief financieringsmodel. Ondanks bemoedigende feedback van de studenten, wordt er minder gebruik van gemaakt (in termen van het aantal financiële intermediairs en de omvang van de gevraagde garanties) dan initieel verwacht. De Commissie wil daar verandering in brengen, en wil ook het geografische bereik vergroten.

Tot slot was 2016 het eerste jaar waarin het nieuwe systeem van rechtstreekse betalingen in het kader van het hervormde Gemeenschappelijk Landbouwbeleid werd geïmplementeerd. De lidstaten beheerden rechtstreekse betalingen voor ongeveer 7 miljoen landbouwers en plattelandsontwikkelingsprogramma's. Naar aanleiding van ongunstige marktontwikkelingen in 2015 en 2016 werden verschillende marktondersteunende maatregelen geïmplementeerd, die hebben geholpen om de agrarische sectoren weer in evenwicht te brengen. In reactie op de daling van de melkprijzen in de EU in de eerste helft van 2016 en het aanhoudende verstoorde evenwicht tussen vraag en aanbod, kondigde de Commissie in juli 2016 een uitzonderlijke maatregel ter vermindering van de melkproductie aan, die bijdroeg tot het effectieve herstel van het evenwicht van de zuivelmarkt in de EU. De maatregel financierde de vermindering van de productie met meer dan 850 000 ton in het vierde kwartaal van 2016 (64 % van de totale daling van de melkproductie in de Unie), wat ertoe bijdroeg dat de melkprijzen in de EU in de tweede helft van 2016 met 29 % stegen.

33.

De Europese landbouw liet zijn veerkracht zien, zoals blijkt uit de handelsstatistieken:



De agrovoedingsexport vanuit de EU bereikte een waarde van 130,7 miljard EUR, wat 1,5 % meer is dan in 2015.


34.

Een Europees antwoord op mondiale uitdagingen


De Europese reactie op nieuwe uitdagingen die voortkwamen uit de veranderende geopolitieke situatie werd in 2016 voortgezet. De EU-begroting bood de lidstaten steun om de migratiestromen goed te beheren, de oorzaken van migratie aan te pakken en het Schengengebied te beschermen. Andere EU-prioriteiten in verband met mondiale uitdagingen, zoals de klimaatverandering, werden verder ondersteund door de EU-begroting.


De uitvoering van de nationale programma's van de lidstaten in het kader van het Fonds voor asiel, migratie en integratie en het Fonds voor interne veiligheid versnelde in 2016.

De inspanningen van de lidstaten wat betreft zowel vrijwillige als gedwongen terugkeer met steun van het Fonds voor asiel, migratie en integratie werden in 2016 opgevoerd:

Van de 37 748 teruggekeerde personen keerden er 26 187 terug via programma's voor vrijwillige terugkeer.

Uit de eerste gegevens blijkt dat aan de buitengrenzen van de EU minder illegale migranten werden aangehouden (1,8 miljoen in 2015 tegenover 0,5 miljoen in 2016). Het aantal illegale aankomsten in Griekenland daalde enorm als gevolg van de uitvoering van de verklaring EU-Turkije, maar het aantal illegale aankomsten uit Libië blijft zeer hoog.

In 2016 ontvingen de EU-lidstaten 14 205 vluchtelingen die via nationale en multilaterale regelingen in de Unie werden hervestigd10. Dat is het hoogste aantal hervestigde personen in één jaar dat tot nu toe in de EU is geregistreerd11, wat een direct gevolg is van de EU-brede hervestigingsregelingen. Uit deze stijging blijkt het belang en het potentieel van versterkte samenwerking en coördinatie op EU-niveau op het gebied van hervestiging.

De hotspotaanpak werd verder geïmplementeerd in Griekenland en Italië. In 2016 richtte Griekenland vijf hotspots op met een gezamenlijke capaciteit van 7 450 plaatsen; Italië nam vier hotspots met een gezamenlijke capaciteit van 1 600 plaatsen in gebruik.

De Commissie en het nieuw opgerichte Europees Grens- en kustwachtagentschap werkten aan een effectieve aanwezigheid op zee:

In 2016 werden alleen al in het centrale Middellandse Zeegebied 174 500 mensen gered.


De ongekende schaal van de vluchtelingen- en migratiestromen (met name vanuit Syrië) bracht de Commissie ertoe om het type instrumenten en hulp die de EU mobiliseert te vernieuwen: naast de verstrekking van humanitaire hulp buiten Europa, begon de EU voor het eerst humanitaire acties binnen haar grenzen te financieren via het nieuwe noodhulpinstrument.

In 2016 werd aan meer dan 35 000 mensen onderdak verleend in Griekenland, van tenten in de eerste fase tot wintervaste containers. Daarnaast werden in speciale faciliteiten 417 veilige plaatsen voor niet-begeleide minderjarigen gecreëerd.

Bovendien werd in Turkije aanzienlijk meer humanitaire hulp geboden via de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije. Dat heeft de Commissie in staat gesteld om, naast andere initiatieven, een innovatief programma met de naam Sociaal vangnet voor noodgevallen op te zetten, met als doel tot 1 miljoen van de meest kwetsbare vluchtelingen in Turkije bij te staan met regelmatige geldelijke steun. Dit is een voorbeeld van hoe bijstand vanuit de EU-begroting steeds vaker wordt gebruikt als een efficiënte en effectieve manier om mensen in noodsituaties te helpen.

Afgezien van haar humanitaire hulp biedt de Commissie ook ondersteuning ter verbetering van de bestaansmiddelen, de sociaal-economische perspectieven en de onderwijsmogelijkheden van vluchtelingen en hun gastgemeenschappen in Turkije op langere termijn. Enkele eerste indicatieve resultaten van het “Generation Found”-project, een project met betrekking tot onderwijs, uitgevoerd door UNICEF:

60 000 kinderen profiteren van educatief materiaal en 10 392 kinderen profiteren van psychosociale en sociale-cohesieprogramma's;
2 081 leraren en ander onderwijspersoneel werden opgeleid;
7 950 Syrische leraren en ander onderwijspersoneel ontvingen stimulansen.

De bevordering van stabiliteit en duurzame ontwikkeling geeft ook richting aan de acties van de EU-begroting buiten de EU. Als 's werelds grootste donor van humanitaire hulp speelt de EU een centrale rol in de aanpak van de humanitaire uitdagingen. In 2016 beheerde de Commissie:


35.

Een ongekend budget voor humanitaire hulp van ongeveer 2 miljard EUR voor voedsel, huisvesting, bescherming en gezondheidszorg voor 120 miljoen mensen in meer dan 80 landen.


Op basis van de succesvolle ervaring van het Investeringsplan voor Europa stelde de Commissie in 2016 een ambitieus Europees extern investeringsplan voor Afrika en het Europese nabuurschap voor als een middel om de oorzaken van migratie aan te pakken. In het kader van het plan zal het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling12 naar verwachting tot 44 miljard EUR aan investeringen mobiliseren met middelen uit de algemene begroting van de Unie.

De EU-begroting is ook een belangrijk instrument om de klimaatverandering aan te pakken. De EU heeft besloten dat ten minste 20 % van haar begroting voor 2014-2020 − iets meer dan 200 miljard EUR over de hele periode − aan klimaatmaatregelen moet worden besteed.

In 2016 werd de totale bijdrage aan klimaatmainstreaming op 20,9 % geraamd.


36.

Beheer en bescherming van de EU-begroting door de Commissie


Naast de via EU-uitgaven bereikte resultaten heeft de manier waarop de EU-begroting wordt beheerd een belangrijk effect op de algemene resultaten die ermee worden bereikt. Daarom streeft de Commissie ernaar om de hoogste normen inzake financieel beheer te bereiken in termen van efficiëntie, effectiviteit en kosteneffectiviteit.

37.

Bescherming van de EU-begroting door het effectieve beheer ervan


Het is voor de Commissie een absolute prioriteit om ervoor te zorgen dat de EU-begroting goed wordt beheerd en dat alle nodige maatregelen worden genomen om het geld van de belastingbetaler te beschermen.

Hoewel de Commissie eindverantwoordelijk is voor het beheer van de begroting, wordt 74 % van de uitgaven in gedeeld beheer met instanties van de lidstaten uitgevoerd.

De Commissie beschermt de EU-begroting, dus de EU-uitgaven, voornamelijk d.m.v. twee mechanismen tegen onterechte of onregelmatige uitgaven:

(i) met preventiemechanismen (bv. voorafgaande controle, onderbreking en schorsing van betalingen); en

(ii) met correctiemechanismen (voornamelijk financiële correcties die aan de lidstaten worden opgelegd, maar ook terugvorderingen van begunstigden van EU-betalingen): wanneer de preventiemechanismen niet doeltreffend zijn, dient de Commissie, in haar toezichthoudende rol, in laatste instantie correctiemechanismen toe te passen.

De Commissiediensten hebben de afgelopen jaren vooruitgang geboekt wat de beperking van het jaarlijkse foutenpercentage betreft. Ondanks de neerwaartse trend van het geschatte foutenpercentage heeft de Europese Rekenkamer nog geen positieve betrouwbaarheidsverklaring afgegeven over zijn oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende betalingen, omdat zijn schatting van het jaarlijkse foutenpercentage van de Commissie nog steeds boven de materialiteitsdrempel van 2 % ligt13. In elk jaar kunnen fouten worden gevonden, maar deze worden in de daaropvolgende jaren gecorrigeerd. Een meerjarenanalyse van die fouten en correcties is dus noodzakelijk en passender. In de context van het meerjarig financieel kader zijn de uitgavenprogramma's, controlesystemen en de beheercyclus van de Commissie inderdaad op een meerjarig ontwerp gebaseerd.

In 2016 bedroegen de totale uitgevoerde financiële correcties en terugvorderingen 3,4 miljard EUR, wat overeenkomt met 2,5 % van de verrichte betalingen. In de periode 2010-2016 bedroeg het gemiddelde bevestigde bedrag 3,3 miljard EUR, of 2,4 % van de gemiddelde betalingen uit de EU-begroting; het gemiddelde uitgevoerde bedrag bedroeg 3,2 miljard EUR, of 2,3 % van de betalingen.

Het totale risicobedrag bij afsluiting, d.w.z. wanneer alle correcties (zullen) zijn uitgevoerd, wordt geraamd op minder dan 2 % van de totale relevante uitgaven. Dit impliceert dat de meerjarige controlemechanismen van de Commissiediensten in het algemeen zorgen voor een passend beheer van de risico's die verband houden met de wettigheid en regelmatigheid van de transacties en dat de in de daaropvolgende jaren uitgevoerde financiële correcties en terugvorderingen de algemene begroting van de EU beschermen.

In de tussentijd worden voor programma's waar de foutenpercentages hoog blijven verdere maatregelen genomen om de oorzaken ervan aan te pakken14 en fraude te voorkomen, op te sporen en te corrigeren15. In deze context trad op 1 januari 2016 het nieuwe systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting ter bescherming van de financiële belangen van de EU in werking, dat de bescherming van de EU-begroting tegen onbetrouwbare economische actoren versterkt.


38.

Betrouwbaarheidsverklaring


Alle 49 gedelegeerde ordonnateurs verklaarden in hun jaarlijkse activiteitenverslag voor 2016 dat zij een redelijke mate van zekerheid hadden dat de in hun verslag vermelde informatie een getrouw beeld geeft, dat de middelen die zijn toegewezen aan de activiteiten, zijn gebruikt voor het opgegeven doel en overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer, en dat de ingevoerde controleprocedures de nodige waarborgen bieden betreffende de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

Ten behoeve van de transparantie worden in de jaarlijkse activiteitenverslagen punten van voorbehoud gemaakt voor programma's waarvoor het jaarlijkse restfoutenpercentage op het moment van verslaglegging (nog) niet onder 2 % is gedaald.

29 gedelegeerde ordonnateurs verstrekten een onvoorwaardelijke betrouwbaarheidsverklaring en 20 verstrekten een betrouwbaarheidsverklaring met in totaal 37 punten van voorbehoud voor 2016 (33 in 2015). De punten van voorbehoud voor dit jaar hebben betrekking op uitgaven en inkomsten. In alle gevallen hebben de betrokken gedelegeerde ordonnateurs actieplannen vastgesteld om de onderliggende zwakke punten aan te pakken en de risico's die daaruit voortvloeien in te perken.


Wat zekerheidsopbouw voor 2016 betreft, werd opvallende vooruitgang geboekt via de jaarlijkse goedkeuring van de rekeningen en een inhouding van 10 % van elke door de directoraten-generaal REGIO16, EMPL en MARE geïntroduceerde tussentijdse betaling, een gedifferentieerde materialiteitsdrempel voor Horizon 2020 voor de onderzoeks-DG's en uitvoerende agentschappen, en de betere segmentatie van de zekerheidsopbouw per type uitgave door de DG's DEVCO en NEAR.


39.

Efficiënte, effectieve en kosteneffectieve interne-controlesystemen


Strenge normen inzake financieel beheer vereisen dat de maatregelen die zijn genomen met het oog op de effectieve bescherming van de EU-begroting kosteneffectief zijn.

Met dit in gedachten worden maatregelen genomen om synergieën te ontwikkelen en efficiëntieverbeteringen te realiseren, bijvoorbeeld door de vereenvoudiging van regels en procedures, de verbetering en koppeling van financiële IT-systemen, en de verdere externalisering en deling van financiële expertise. Dat leidt uiteindelijk tot minder administratieve lasten, evenredige kosten voor controles op begunstigden, lagere foutenpercentages, een hogere gegevenskwaliteit, een snellere toekenning van subsidies en snellere betalingen.

Er is al vooruitgang geboekt, met name wat betreft de vereenvoudiging van financiële regels, het digitale beheer van aanbestedingen en subsidies (met inbegrip van het opzetten van een enkel toegangspunt voor de verstrekking van informatie aan, en de uitwisseling van informatie met, belanghebbenden) en de verkorting van betalingstermijnen.

Om de efficiëntie van het financiële beheer verder te verbeteren, startte de Commissie in 2016 met een herziening van de belangrijkste financiële bedrijfsprocessen.

Bovendien beoordeelt elke dienst van de Commissie regelmatig de effectiviteit van zijn interne-controlesystemen. Alle Commissiediensten concludeerden dat de interne-controlenormen in 2016 over het geheel genomen goed functioneerden en effectief werden uitgevoerd.

Eind 2016 hadden alle Commissiediensten ook de kosteneffectiviteit van hun controlesystemen beoordeeld. Op basis van die beoordelingen (bijvoorbeeld van risico's, de kosten van controles, betalingstermijnen) herzag de overgrote meerderheid haar controlesystemen om de organisatiecapaciteit te verbeteren. De Commissiediensten nemen in toenemende mate maatregelen om ervoor te zorgen dat hun controlesystemen kosteneffectief en op risicoanalyses gebaseerd blijven. Een voorbeeld van het combineren van middelen om schaalvoordelen te realiseren en de kosteneffectiviteit van controles te verbeteren, is de oprichting van het Gemeenschappelijk Ondersteuningscentrum dat ten dienste staat van 20 diensten en andere entiteiten, zoals uitvoerende agentschappen of gezamenlijke ondernemingen die de uitvoering van het onderzoeksprogramma Horizon 2020 gemeen hebben.


40.

Opzet van het Jaarlijks beheers- en prestatieverslag


In deel 1 van dit verslag wordt een samenvatting gegeven van de resultaten van de EU-begroting, op basis van de meest recente beschikbare informatie over de resultaten die tot eind 2016 met de middelen uit de EU-begroting zijn bereikt. Voor dit verslag is gebruik gemaakt van informatie uit de programmaoverzichten die deel uitmaken van het begrotingsvoorstel voor 2018, de jaarlijkse activiteitenverslagen van 2016 die door de Commissiediensten zijn opgesteld, en andere bronnen, zoals evaluaties17 en uitvoeringsverslagen betreffende EU-programma's.

Het biedt een toegangspunt tot deze documenten, waarbij meer gedetailleerde rapportagegegevens betreffende de doelstellingen van de programma's en de vooruitgang die op het gebied van bepaalde indicatoren is geboekt, vergeleken met referentie- en streefcijfers, beschikbaar is. Voor dit verslag is gebruik gemaakt van de meest recente beschikbare gegevens, wat betekent dat soms gegevens moesten worden gebruikt die op voorgaande verslagjaren betrekking hebben.

Voor elk van de begrotingsrubrieken wordt informatie verstrekt over de voortgang van de programma's die uit hoofde van het meerjarig financieel kader 2014-2020 worden uitgevoerd, alsook de meest recente beschikbare informatie over de resultaten van de programma's die uit hoofde van het meerjarig financieel kader 2007-2013 werden uitgevoerd. Op verzoek van het Europees Parlement en de Europese Rekenkamer wordt in dit verslag ook ingegaan op de relatie met de Europa 2020-strategie en worden concrete voorbeelden gegeven van de meerwaarde van EU-financiering.


In deel 2 worden de interne controle, het financiële beheer en de bescherming van de EU-begroting door de Commissie in 2016 beschreven. Dit verslag is gebaseerd op de jaarlijkse activiteitenverslagen van de afdelingen van de Commissie, waarin de interne-controleomgeving en daarmee verband houdende kwesties uitvoerig worden beschreven. Wanneer zich in de loop van het jaar problemen voordeden, wordt in het verslag beschreven hoe de afdelingen van de Commissie daarmee omgingen. In dit deel wordt een samenvatting gegeven van de verwezenlijking van de interne-controledoelstellingen (de beheersing van risico's in verband met wettigheid en regelmatigheid; de kosteneffectiviteit van controles en fraudebestrijdingsstrategieën), de bescherming van de EU-begroting en de aan het College verstrekte betrouwbaarheidsverklaring.

Deze betrouwbaarheidsverklaring steunt niet alleen op de eigen conclusies van het management (die op statistische en niet-statistische indicatoren over controleresultaten en correcties zijn gebaseerd), maar is ook vergeleken met opinies van onafhankelijke partijen (de auditbevindingen en beperkte conclusies van de dienst Interne audit, de opmerkingen van de Europese Rekenkamer) en de conclusies van de werkzaamheden van het Comité follow-up audit.

De conclusie op basis van de betrouwbaarheidsverklaringen van de verschillende afdelingen en de via interne-controlewerkzaamheden verkregen zekerheid, stelt de Commissie in staat om door het goedkeuren van dit verslag de algehele politieke verantwoordelijkheid voor het beheer van de EU-begroting 2016 op zich te nemen.


Deel 1
Prestaties en resultaten


De Commissie is vastbesloten om ervoor te zorgen dat met de EU-begroting de beste resultaten voor de burgers worden bereikt door de politieke prioriteiten van de EU sterk te steunen. In 2016 waren het bevorderen van de werkgelegenheid, groei en investeringen en het snel en alomvattend reageren op de verschillende uitdagingen waarmee de EU wordt geconfronteerd bijzonder hoge prioriteiten.

Om ervoor te zorgen dat de middelen worden toegewezen aan prioriteiten en dat elke actie uitstekende resultaten en een hoge toegevoegde waarde oplevert, voert de Commissie haar initiatief Resultaatgerichte EU-begroting uit. Dit initiatief, dat voortbouwt op het prestatiekader van 2014-2020, bevordert een beter evenwicht tussen naleving en prestaties. Focus, flexibiliteit en resultaten zijn de leidende beginselen van het initiatief, dat tot doel heeft ervoor te zorgen dat elke euro uit de EU-begroting wordt besteed in gebieden met de hoogste EU-meerwaarde, dat de resultaten van de EU-begroting streng worden beoordeeld en dat de bereikte resultaten duidelijk worden meegedeeld.

In dit verband presenteerde de Commissie op 14 september 2016 een uitgebreide tussentijdse evaluatie van het functioneren van het meerjarig financieel kader, inclusief een evaluatie van het prestatiekader van de EU-begroting. Deze evaluatie was een gelegenheid om de balans op te maken van de verwezenlijkingen en van de noodzaak om te reageren op grote onvoorziene uitdagingen zoals de migratie- en veiligheidscrisis. De evaluatie steunde op een aantal voorstellen, die samen met een Mededeling werden gepresenteerd om de financiering voor de belangrijkste prioriteiten en behoeften van de Unie op het gebied van werkgelegenheid, groei, migratie en veiligheid met circa 6 miljard EUR te verhogen. De voorstellen hebben ook tot doel meer flexibiliteit voor de EU-begroting te creëren en de financiële regels voor begunstigden te vereenvoudigen.

Als blijk van het engagement van de Commissie om de noodzakelijke voorwaarden voor een resultaatgerichte aanpak te creëren, en om ervoor te zorgen dat de nadruk wordt gelegd op resultaten in plaats van uitgegeven bedragen, heeft de Commissie een aantal amendementen op het Financieel Reglement voorgesteld. Deze zouden het bijvoorbeeld mogelijk maken om betalingen op basis van vervulde voorwaarden te verrichten, eenmalige forfaitaire betalingen te verrichten die alle subsidiabele kosten van de actie dekken, prioriteit te geven aan vereenvoudigde vormen van subsidies en de reikwijdte van controles van vereenvoudigde vormen van subsidies te verduidelijken. Eenvoudigere en flexibelere regels zouden moeten bijdragen aan een snellere en efficiëntere inzet ter plaatse teneinde de kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van EU-regels alsmede de foutenpercentages te beperken. Het voorstel van de Commissie voor een vereenvoudigd Financieel Reglement heeft tot doel één enkel rulebook op te stellen dat gemakkelijker leest en 25 % korter is dan het huidige Financieel Reglement plus zijn uitvoeringsvoorschriften.

Er werd in 2016 ook op andere punten vooruitgang geboekt in het kader van dit initiatief. In het bijzonder werden de structuur en inhoud van de aan de ontwerpbegroting van 2017 gehechte programmaoverzichten verbeterd om de begrotingsautoriteit een gerichter beeld van de resultaten van de programma's te geven. Daarnaast rapporteerde de Commissie in 2016 voor het eerst in een geïntegreerd pakket gedetailleerde informatie over de inkomsten, de uitgaven, het beheer en de uitvoering van de EU-begroting in overeenstemming met de beste praktijken op het gebied van transparantie en verantwoording (geïntegreerd pakket inzake financiële verslaglegging van de EU-begroting)18. De Commissie heeft ook actief met deskundigen uit de lidstaten, andere EU-instellingen en internationale organisaties samengewerkt om te komen tot een gemeenschappelijk begrip van de bestaande prestatiekaders, en heeft een gelegenheid gecreëerd om nieuwe ideeën en goede praktijken te delen. In 2016 vonden drie dergelijke bijeenkomsten met groepen deskundigen plaats en werd de tweede conferentie over het initiatief Resultaatgerichte begroting georganiseerd.

41.

Belangrijkste kenmerken van de EU-begroting


Prestatiekader 2014-2020

De implementatie van een robuust prestatiekader voor de EU-begroting is een eerste vereiste voor meer resultaatgerichte en goed beheerde EU-programma's. Voor het meerjarig financieel kader 2014-2020 zijn prestatiekaders opgenomen als een nieuw verplicht element in de rechtsgrondslag van de programma's en als een belangrijke pijler van de grotere resultaatgerichtheid van deze programmeringsperiode. Deze kaders vereisen dat duidelijke en meetbare doelstellingen en indicatoren worden vastgesteld, alsmede monitoring-, rapportage- en evaluatieregelingen. De Commissie is van oordeel dat het monitoren van deze indicatoren samen met evaluaties een goede basis vormt waarop prestaties kunnen worden beoordeeld teneinde ervoor te zorgen dat de programma's op schema liggen om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken. Het helpt ook om te anticiperen op problemen en ze op te lossen wanneer ze zich voordoen.


Gedurende de eerste jaren waarin de programma's worden uitgevoerd, is prestatie-informatie in wezen gebaseerd op inputs (financiële toewijzing) en, indien mogelijk, outputs. Deze eerste informatie geeft een goede indicatie van de uitgaven van de EU-begroting en haar bijdrage aan de politieke prioriteiten. Naarmate de uitvoering van de programma's vordert, wordt informatie over de resultaten en effecten beschikbaar, maar dit gebeurt pas nadat er genoeg tijd is verstreken zodat het uitgegeven geld een effect kan hebben.

Audits van de Europese Rekenkamer helpen ook om de resultaten van programma's, operaties, beheersystemen en procedures van organen en instellingen die EU-fondsen beheren te verbeteren.19 Zo bevestigen recente rapporten de noodzaak om de regels te vereenvoudigen en het prestatiekader te versterken of te stroomlijnen. De Commissie zal bij het opstellen van de programma's van de volgende generatie rekening houden met deze geleerde lessen.

42.

Gedeelde verantwoordelijkheden voor resultaten


Ongeveer driekwart van de EU-begroting wordt in gedeeld beheer met de lidstaten uitgevoerd. Hoewel de financiële eindverantwoordelijkheid voor het beheer van de EU-begroting bij de Commissie ligt, wordt de verantwoordelijkheid voor de met de EU-begroting bereikte resultaten gedeeld met een brede waaier van actoren op Europees, nationaal en regionaal niveau. Elk van die actoren speelt een rol om ervoor te zorgen dat elke euro die met de EU-begroting wordt uitgegeven, zijn beoogde doel efficiënt en effectief dient.

43.

Een sterk katalytisch effect


In combinatie met nationale begrotingen is de EU-begroting een instrument dat beleids- en regelgevingsinstrumenten aanvult om de EU-prioriteiten te verwezenlijken. De EU-begroting is relatief klein (komt overeen met ongeveer 2 % van de totale overheidsuitgaven in de EU), maar heeft sterke katalytische en hefboomeffecten. Ze maakt het mogelijk om middelen een hefboomeffect te geven via financiële instrumenten. Een prominent voorbeeld hiervan is het Europees Fonds voor strategische investeringen. De EU-begroting kan door middel van cofinanciering ook helpen om nationale overheidsinvesteringen te richten op de gezamenlijk overeengekomen EU-doelstellingen.

44.

Samenhang met nationale begrotingen


De Commissie werkt nauw samen met de lidstaten om de complementariteit van de EU-begroting en de nationale begrotingen te waarborgen en de coördinatie van het economische beleid tussen de lidstaten te versterken. Dit werk dat wordt verricht binnen het Europese semester (inclusief de landspecifieke aanbevelingen), is essentieel om waar mogelijk synergieën tot stand te brengen en de belastingdruk zoveel mogelijk te beperken.

45.

Meerjarenbegroting


In tegenstelling tot nationale begrotingen is de EU-begroting een meerjarenbegroting, waardoor ze voornamelijk een investeringsbegroting is. Met het meerjarige financiële kader wordt EU-actie op middellange en lange termijn ondersteund en wordt ernaar gestreefd de begunstigden en medefinancierende nationale autoriteiten een coherente en stabiele langetermijnvisie te bieden. De onvoorspelbare aard van de recente crisissen binnen en buiten Europa heeft echter aangetoond dat de EU-begroting ook snel moet kunnen worden aangepast aan onvoorziene gebeurtenissen en dat de middelen snel moeten kunnen terechtkomen waar ze nodig zijn. Het juiste evenwicht tussen voorspelbaarheid en de responsiviteit van de EU-begroting dient voortdurend opnieuw te worden beoordeeld en aangepast.

EU-begroting voor 2016:

Grafiek: EU-begroting voor 2016 per rubriek van de begroting als percentage van de totale EU-begroting voor 2016 van 155,3 miljoen EUR.


De EU-begroting bedroeg 155,3 miljard EUR in 2016. Ongeveer de helft daarvan (45 % of 69,8 miljard EUR) werd toegewezen aan rubriek 1 'Slimme en inclusieve groei', verdeeld tussen rubriek 1A 'Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid' (12,2 %) en rubriek 1B 'Economische, sociale en territoriale cohesie' (32,7 %). Rubriek 2 'Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen' was goed voor 40,2 % en daarmee het op een na grootste begrotingsterrein.20 In 2016 werden zes gewijzigde begrotingen goedgekeurd. Die welke geen standaardaanpassingen waren (voor het overschot van het vorige jaar of aanpassingen naar aanleiding van geactualiseerde wetgeving), werden voorgesteld om meer te focussen op specifieke prioritaire gebieden, zoals humanitaire hulp binnen de EU en de uitbreiding van het Europees Fonds voor strategische investeringen, en om de lager dan verwachte betalingsbehoeften, meestal op het gebied van cohesie, aan te pakken. Bijna 1 % ging naar speciale instrumenten: de Reserve voor noodhulp, het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering en het Europees Solidariteitsfonds.


46.

Samenvatting van de vooruitgang op het gebied van horizontale kwesties


De EU-begroting en de Europa 2020-strategie

Het meerjarige financiële kader 2014-2020 en de programma's waaruit het bestaat zijn ontworpen om de gezamenlijk overeengekomen doelstellingen van de Europa 2020-strategie te helpen realiseren met als doel de EU tegen 2020 een slimme, duurzame en inclusieve economie te maken.

Uit de toewijzing van de EU-begroting aan de verschillende prioriteiten blijkt dat de algemene structuur van het meerjarige financiële kader 2014-2020 de doelstellingen van de Europa 2020-strategie weerspiegelt.

De Europa 2020-strategie21 steunt op vijf kerndoelen op het gebied van werkgelegenheid, onderzoek en ontwikkeling, klimaat en energie, onderwijs en bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, die worden gebruikt om de vooruitgang naar een slimme, duurzame en inclusieve groei in Europa te meten. Deze kerndoelen werden door elke lidstaat in nationale doelen vertaald. Er wordt een brede waaier van acties op nationaal, EU- en internationaal niveau uitgevoerd om concrete resultaten te realiseren. De EU-begroting is slechts een van de hefbomen die bijdragen tot de verwezenlijking van de kerndoelen van Europa 2020. Het succes ervan hangt af van het gezamenlijke optreden van alle actoren van de Unie.

Er is een duidelijk verband tussen de individuele doelstellingen en het drieluik van de Europa 2020-prioriteiten: slimme, duurzame en inclusieve groei22. De streefdoelen zijn gekozen om elkaar te versterken en bij te dragen tot de drie dimensies van het drieluik. De doelstellingen zijn bedoeld om de aandacht te vestigen op welbepaalde belangrijke groeimotoren die relevant zijn voor alle lidstaten en die als leidraad kunnen dienen voor acties van de lidstaten. Ze zijn met opzet niet volledig en omvatten niet alle hefbomen voor groei.

De geboekte vooruitgang ten aanzien van de kerndoelen van de Europa 2020-strategie wordt door de Commissie gemonitord aan de hand van negen indicatoren. De informatie over de voortgang op het gebied van deze indicatoren wordt regelmatig bijgewerkt en op de website van Eurostat gepubliceerd.23 In het volgende diagram worden de meest recente beschikbare gegevens24 weergegeven voor de negen indicatoren. Het diagram laat zien welke vooruitgang sinds 2008 is geboekt en hoe groot de afstand nog is tot de kerndoelen van de Europa 2020-strategie. De recentste gegevens wijzen erop dat er voor de indicatoren die verband houden met milieudoelstellingen en onderwijs vooruitgang in de richting van de kerndoelen wordt geboekt, maar dat er nog extra inspanningen nodig zijn op het gebied van werkgelegenheid, onderzoek & ontwikkeling en armoedebestrijding of sociale uitsluiting.



Grafiek: Kerndoelen van Europa 2020 – basis versus 2015 versus doelstelling (100%) – Bron: website van Eurostat

47.

Mainstreaming van klimaatactie en biodiversiteit


De EU-begroting is ook een belangrijk instrument voor het verwezenlijken van sectoroverschrijdende beleidsdoelstellingen zoals klimaatactie en biodiversiteit. In reactie op uitdagingen en investeringsbehoeften in verband met klimaatverandering, heeft de Commissie besloten om ten minste 20% van de begroting voor 2014-2020 te besteden aan klimaatacties, wat neerkomt op 200 miljard EUR over de gehele periode. Daartoe worden acties gericht op klimaatmitigatie en -adaptatie geïntegreerd in alle belangrijke uitgavenprogramma's van de EU, in het bijzonder het Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds, het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het ontwikkelingsbeleid van de EU en op de terreinen regionale ontwikkeling, energie, vervoer en onderzoek & innovatie. Vanaf de ontwerpbegroting voor 2014 worden de ramingen voor klimaatgerelateerde uitgaven jaarlijks gemonitord volgens een op de zogenaamde 'Rio-indicatoren' gebaseerde methode. In 2016 werd de totale bijdrage aan de mainstreaming van klimaatactie op 20,9 % geraamd.


Volgens dezelfde methode voor het traceren van uitgaven als die welke voor het traceren van klimaatgerelateerde uitgaven was gebruikt, werd voor de begrotingen voor 2015 en 2016 geraamd dat respectievelijk 7 % en 9 % van de middelen werd toegewezen aan acties voor het beperken en terugdraaien van de afname van de biodiversiteit in de EU, waarmee een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan de Europa 2020-doelstellingen voor duurzame groei.




Grafiek: Bijdrage van de EU-begroting aan klimaatactie in de periode 2014-2017: 105 589 miljoen EUR per EU-begrotingsgebied, Bron: Raming 2018 - ** 'Andere gebieden' omvat uitgaven aan andere programma's (en PS) in rubriek 1a (Copernicus, Financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, COSME), rubriek 3 (Uniemechanisme voor civiele bescherming), rubriek 4 (Uniemechanisme voor civiele bescherming, Instrument voor pretoetredingssteun II, EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp, Instrument voor financiële steun aan de Turks-Cypriotische gemeenschap, Europees nabuurschapsinstrument, Europees instrument voor democratie en mensenrechten, Instrument voor ontwikkelingssamenwerking, Samenwerking met Groenland, Instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede, Partnerschapsinstrument voor samenwerking met derde landen en Humanitaire hulp).


48.

De EU-begroting en duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen


2015 was wereldwijd een belangrijk jaar op het vlak van duurzame ontwikkeling. Op de 70e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, die plaatsvond op 25 september 2015, stelden wereldleiders een nieuw mondiaal kader voor duurzame ontwikkeling vast: de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling (hierna de 'Agenda 2030')25, die zich richt op de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen. In datzelfde jaar werden ook het klimaatverdrag van Parijs (COP21)26, de actieagenda van Addis Abeba27, die integrerend deel uitmaakt van de Agenda 2030, en het kader van Sendai voor rampenrisicovermindering28 vastgesteld.

De Agenda 2030 vertegenwoordigt een verbintenis om wereldwijd armoede uit te roeien en duurzame ontwikkeling te realiseren tegen 2030. De 17 duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen en de 169 bijbehorende doelstellingen zijn mondiaal van aard, universeel toepasbaar en onderling verbonden.

Op 22 november 2016 presenteerde de EU haar reactie op de Agenda 2030 en de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen en stelde ze een pakket voor duurzame ontwikkeling vast29. Dit pakket bevat een overkoepelende Mededeling over de volgende stappen voor een duurzame Europese toekomst30 vergezeld van een werkdocument van de diensten van de Commissie31 waarin in grote lijnen de bijdrage van de diverse EU-beleidsmaatregelen en EU-wetgeving aan de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen zijn beschreven. De verwezenlijking van de vele duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen zal grotendeels afhangen van de maatregelen die de lidstaten nemen. Op veel gebieden ondersteunt, coördineert en complementeert de EU het beleid van de lidstaten of deelt ze de verantwoordelijkheid.

De EU-begroting vult de nationale begrotingen aan alsmede de brede waaier van beleids- en regelgevingsinstrumenten van de EU die uitdagingen op het gebied van duurzame ontwikkeling aanpakken. De Commissie heeft economische, sociale en milieuoverwegingen die centraal staan in de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen, al op grote schaal geïntegreerd in de EU-begroting en -programma's. Het prestatiekader voor de uitgavenprogramma's van de EU voor 2014-2020 bevat reeds de elementen die relevant zijn voor de verslaglegging over deze drie dimensies.


De resultaten die met de EU-begroting tot eind 2016 zijn behaald, zijn beschreven in het Jaarlijks beheers- en prestatieverslag in overeenstemming met de verschillende fasen waarin de programma's zich bevinden, variërend van invoergegevens voor de beginfase van de programma's tot resultaten voor afgesloten programma's. De in dit rapport gepresenteerde informatie is gebaseerd op de gegevens die bij de opstelling van het Jaarlijks beheers- en prestatieverslag beschikbaar waren.


49.

1.1. Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid (rubriek 1A van de begroting)32


In 2016 werd aan de programma's in de rubriek 'Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid' 19 miljard EUR toegewezen (vastleggingen in rubriek 1A). Dit komt overeen met 12,2 % van de totale jaarlijkse begrotingsuitgaven.


De belangrijkste programma's in de rubriek 'Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid' zijn:

het Horizon 2020-kaderprogramma voor onderzoek en innovatie;

grote infrastructuurprojecten (Galileo, ITER (Internationale Thermonucleaire Experimentele Reactor), Copernicus);

Erasmus+, in het kader waarvan onderwijs-, opleidings-, jeugd- en sportactiviteiten worden gefinancierd;

de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, voor de financiering van interconnecties op trans-Europese vervoers-, energie- en ICT-netwerken; en

het Europese Fonds voor strategische investeringen (EFSI), dat onderdeel is van het investeringsplan voor Europa.33

Grafiek: Onder: Aandeel voor rubriek 1A in de totale begroting voor 2016 / Boven: Voornaamste programma's die in 2016 zijn gefinancierd uit hoofde van rubriek 1A. Onder "Andere programma's" vallen onder meer het programma van de EU voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EASI) en de programma's Douane en Fiscalis. Onder 'Grote infrastructuurprojecten' vallen onder meer Galileo, European Geostationary Navigation Overlay Service (EGNOS), Copernicus en ITER. Alle bedragen in miljoen EUR.

50.

Ondersteuning van de prioriteiten van de Commissie door de programma's


De programma's onder deze rubriek dragen hoofdzakelijk bij aan de door de Commissie-Juncker vastgestelde prioriteiten 'werkgelegenheid, groei en investeringen', 'digitale eengemaakte markt', 'energie-unie en klimaat' en een 'diepere en eerlijkere economische en monetaire unie'. Ook dragen zij bij aan de Europa 2020-prioriteiten 'slimme en duurzame groei' en 'inclusieve groei', hoofdzakelijk door het scheppen van banen en het vergroten van inzetbaarheid in het kader van de programma's Horizon 2020 en Erasmus+. De programma's onder deze rubriek van de begroting dragen ook bij aan Europa 2020 door het stimuleren van onderzoek en innovatie, het verbeteren van vaardigheden en levenslang leren, het stimuleren van ondernemerschap, het vergemakkelijken van het gebruik van slimme netwerken en de digitale economie, het aanleggen van onderling verbonden trans-Europese netwerken, het investeren in pan-Europese infrastructuur, en het streven naar een efficiënter gebruik van energie en hulpbronnen.

51.

1.1.1. Voortgang van de programma's voor 2014-2020


De begroting onder rubriek 1A 'Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid' droeg bij aan de Europa 2020-prioriteiten voor slimme en duurzame groei. De belangrijkste programma's stimuleerden investeringen en banencreatie in een context van bescheiden groeiprognoses en een langzaam herstellende Europese economie.

Teneinde het huidige tekort aan investeringen in de EU te boven te komen, ging het Europees Fonds voor strategische investeringen, in nauwe samenwerking met de Europese Investeringsbank, door met het aantrekken van particuliere financiering voor strategische investeringen in innovatieve en strategische projecten. De EU-begroting steunt het Europees Fonds voor strategische investeringen via het EU-garantiefonds34.

Andere hoofdprogramma's financierden initiatieven die netwerken en knowhow ontwikkelen in de hele EU, zoals het onderzoeks- en innovatieprogramma Horizon 2020; het programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kmo's (COSME); en de Financieringsfaciliteit voor Europese Verbindingen.

Daarnaast hebben grootschalige projecten zoals Galileo, Copernicus en ITER ertoe bijgedragen dat Europa een leidende rol speelt in de ruimtevaartsector en hebben ze helpen aantonen dat fusie een duurzame energiebron kan zijn.

Om ervoor te zorgen dat de burgers ten volle kunnen profiteren van de mogelijkheden die door Europa worden gecreëerd, helpen programma's zoals Erasmus+ toekomstige werkzoekenden om belangrijke vaardigheden te ontwikkelen.


Het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) – ondersteund door het EU Garantiefonds

Eind december 2016, d.w.z. halverwege zijn investeringsperiode, lag de uitvoering van het Europees Fonds voor strategische investeringen op schema. De omvang van de investering die naar verwachting door het goedgekeurde Europees Fonds voor strategische investeringen zal worden gemobiliseerd, bedroeg 163,9 miljard EUR (en steeg tot meer dan 190 miljard EUR in alle EU-lidstaten medio mei 2017), wat meer dan de helft van de doelstelling van 315 miljard EUR tegen medio 2018 is35. Ze wordt als volgt over de twee vensters verdeeld:

-In het infrastructuur- en innovatievenster keurde de Europese Investeringsbank 175 projecten met een investeringswaarde van ongeveer 94,4 miljard EUR goed. De financiering door de Europese Investeringsbank ondersteund door de EU-garantie in het kader van het Europees Fonds voor strategische investeringen, zal naar verwachting 22,4 miljard EUR bedragen. Deze projecten situeren zich in 25 lidstaten, wat meer is dan de mijlpaal van 20 landen in 2016.

-In het mkb-venster heeft het Europees Investeringsfonds 244 projecten met een totale investeringswaarde van 69,5 miljard EUR goedgekeurd. Verwacht wordt dat meer dan 380 000 kleine en middelgrote ondernemingen en midcaps in alle lidstaten hiervan zullen profiteren.

De door het Europees Fonds voor strategische investeringen gefinancierde projecten variëren van steun aan: i) een plan voor betaalbare huisvesting in Polen dat voorziet in de bouw van 1 300 betaalbare woningen, ii) de bouw van veertien centra voor primaire zorg in heel Ierland, iii) de bouw van twee op biomassa gestookte warmtekrachtcentrales die de energiezekerheid en levering van elektriciteit zullen verbeteren en iv) de uitrol van een nieuw ultrasnel breedbandnetwerk in ongeveer 700 gemeenten in de Elzas, Frankrijk. Alle projecten zijn te vinden in de map met projecten van het Europees Fonds voor strategische investeringen: www.eib.org/efsi/map/index">www.eib.org/efsi/map/index

Uit de evaluatie van het eerste jaar ervaring met het Europees Fonds voor strategische investeringen36 blijkt dat de EU-garantie een efficiënte en effectieve manier is geweest om het aantal speciale activiteiten van de Europese Investeringsbank en het aantal garanties van het Europees Investeringsfonds ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen en midcaps te verhogen. Er moeten echter nieuwe modellen voor samenwerking met nationale stimuleringsbanken of financiële intermediairs worden ontwikkeld om de inzet van risicodelingsinstrumenten en achtergestelde financieringen in het kader van het Infrastructuur- en innovatievenster te vergemakkelijken. Terwijl de EU-garantie de Europese Investeringsbank in staat heeft gesteld om risicovollere activiteiten te ondernemen, bleek uit de evaluatie dat het Europees Fonds voor strategische investeringen niet bedoeld is ter ondersteuning van first-loss-tranches in investeringsplatformen om ernstige gevallen van marktfalen aan te pakken. Bijgevolg is de Europese Investeringsbank minder in staat geweest om in bepaalde niet-eurolanden met minder ontwikkelde financiële markten langlopende vastrentende financieringen te verstrekken.

De Commissie werkt ook aan het combineren van het Europees Fonds voor strategische investeringen met andere Europese financiering.

Een voorbeeld hiervan is het schuldinstrument Financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen. De Financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen lanceerde nieuwe financiële producten voor duurzaam transport, zoals het in 2016 gelanceerde Green Shipping Guarantee Programme37, op te schalen door het Europees Fonds voor strategische investeringen, wat mogelijk 3 miljard EUR aan investeringen in de uitrusting van schepen met schone technologieën zal mobiliseren. De pilotfase van het programma – verwacht bedrag van maximaal 250 miljoen EUR – zal door het schuldinstrument Financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen worden ondersteund. Het saldo van het programma van maximaal 500 miljoen EUR zal door het Europees Fonds voor strategische investeringen worden ondersteund.

52.

Horizon 2020


Vorderingen bij de uitvoering

Na oproepen tot het indienen van voorstellen kunnen belanghebbenden een financieringsvoorstel indienen, dat door onafhankelijke deskundigen wordt beoordeeld.

Eind 2016 waren meer dan 102 000 in aanmerking komende voorstellen ingediend voor Horizon 2020-oproepen. Er waren meer dan 11 000 subsidieovereenkomsten met 49 000 deelnemers ondertekend, die de EU ertoe verbinden circa 20,5 miljard EUR in onderzoek en innovatie te investeren. Het succespercentage van de voorstellen bleef laag op ongeveer 12 % (vergeleken met 19 % in het vorige EU-onderzoeksprogramma), waarbij slechts iets meer dan een kwart van de voorstellen positief werd geëvalueerd en voor financiering werd geselecteerd. Hieruit blijkt dat er veel interesse is in het programma en dat het selectieproces op concurrentie is gebaseerd.

Ondanks het lage succespercentage zijn er ongeveer 52 % nieuwkomers die niet aan het vorige onderzoeksprogramma, het zevende kaderprogramma (KP7), hadden deelgenomen.

53.

102 000 subsidiabele voorstellen


Succespercentage van de voorstellen lager dan 12 %

54.

11 108 ondertekende subsidies


Deelnemers uit 131 verschillende landen

Deelnemers uit 131 verschillende landen (waaronder 87 derde landen) profiteerden van Horizon 2020 in de eerste drie jaar van de uitvoering van het programma. De 28 lidstaten van de EU ontvingen 92,9 % van de financiering, terwijl geassocieerde landen 6,5 % en derde landen 0,6 % ontvingen.

De efficiëntie van Horizon 2020 is positief beïnvloed door de externalisering van het programmabeheer, de vereenvoudiging en de oprichting van het Gemeenschappelijk Ondersteuningscentrum. De vereenvoudiging heeft de termijn voor subsidietoekenning drastisch verkort. Momenteel bedraagt die termijn gemiddeld 192 dagen, wat meer dan 100 dagen minder is dan bij het zevende kaderprogramma. In vergelijking met het zevende kaderprogramma heeft de externalisering de kostenefficiëntie verhoogd: de administratieve uitgaven van Horizon 2020 blijven onder de niveaus van het zevende kaderprogramma en onder 5 % van de totale begroting van Horizon 2020. Verdere vereenvoudiging van Horizon 2020 blijft een prioriteit om ervoor te zorgen dat het programma de beste onderzoekers en vernieuwers aantrekt. Een nieuw pakket vereenvoudigingsmaatregelen, die vanaf 2017 worden toegepast, zal de administratiekosten voor de deelnemers verlagen en zal boekhoudkundige fouten helpen voorkomen. Bovendien verbeteren ze de financieringsvoorwaarden voor door de EU gefinancierde onderzoekers in die landen waar de verschillen tussen EU- en nationale projecten een obstakel voor onderzoekers hadden gecreëerd. Zij zullen ook het pad effenen voor nieuwe vereenvoudigingsmaatregelen in het kader van het volgende kaderprogramma voor onderzoek.


55.

Resultaten


Horizon 2020 werd in 2014 gelanceerd, maar de eerste projecten werden pas eind 2014 ondertekend. Dit impliceert dat een betekenisvolle hoeveelheid gegevens met betrekking tot de activiteiten van de projecten die in uitvoering zijn pas in 2017 beschikbaar zal zijn. Desondanks blijkt uit sommige resultaten dat de uitvoering van Horizon 2020 goed verloopt en dat de resultaten goed op schema liggen om de doelstellingen van Horizon 2020 te realiseren.

56.

Bijdrage aan klimaatactie, biodiversiteit en duurzame ontwikkeling


De bijdrage aan klimaatactie en duurzame ontwikkeling is in Horizon 2020 aanzienlijk toegenomen ten opzichte van het zevende kaderprogramma. Uit de voorlopige resultaten voor de periode 2014-2016 blijkt dat de uitgavendoelstelling van 60 % voor duurzame ontwikkeling haalbaar is, maar de uitgaven voor klimaatactie liggen momenteel onder het doel van 35 %. In het werkprogramma voor 2018-2020 zullen aan deze doelstelling extra aandacht en begrotingsmiddelen worden besteed.


57.

Grafiek: Klimaat- en duurzaamheidsgerelateerde uitgaven in Horizon 2020 (cumulatieve cijfers)



PROMOTioN


Het project PROMOTioN ("Progress on Meshed HVDC Offshore Transmission Networks") onderzoekt de voordelen voor de Europese elektriciteitsmarkt van een vermaasd transmissienet op zee (offshore) en zal hoogspanningsgelijkstroomtechnologieën (HVDC-technologieën) ontwikkelen die windparken op de Noordzee zullen verbinden met onshore elektriciteitsnetten in verschillende landen. Momenteel is PROMOTioN het grootste energieproject in Horizon 2020 met een EU-bijdrage van 39,3 miljoen EUR over een periode van vier jaar. Aan het project nemen 34 partners uit 11 landen deel, waaronder alle grote HVDC-fabrikanten, transmissiesysteembeheerders die verbindingen hebben met de Noordzee, verschillende windturbineleveranciers, offshore windontwikkelaars, toonaangevende academici en de industrie.

Effectiviteit: Het project pakt een transnationale uitdaging aan: het verbinden van offshore windparken met onshore netten in verschillende Europese landen.

Efficiëntie: Uit een studie uit 201438 bleek dat een door de EU gecoördineerde aanpak van deze kwestie zal leiden tot aanzienlijk lagere totale infrastructuurkosten en CO2-emissies. Het project zal naar verwachting een deel van dit potentieel realiseren. Het heeft een effect op het milieu omdat het een grotere integratie van windenergie mogelijk maakt met minimale gevolgen voor het mariene milieu. Daarnaast wordt het milieueffect van het net verder beperkt door innovaties op componentniveau, de kleinere grootte en het lagere gewicht van offshore convertorstations, en biologisch afbreekbare isolatievloeistoffen.

Synergy: De grote spelers in de Europese HVDC-industrie zijn in het PROMOTioN-consortium vertegenwoordigd. Het project zal het leiderschap van Europa als kenniscentrum voor HVDC in de wereld verder versterken door innovaties op het gebied van HVDC-technologie naar een hoger niveau van technologische volwassenheid te tillen en daardoor banen te scheppen in Europa.

www.promotion-offshore.net/">https://www.promotion-offshore.net/


58.

Vergroten en stimuleren van de betrokkenheid van de industrie


Kleine en middelgrote ondernemingen hebben tot nu toe ruim 3 miljard EUR aan financiering ontvangen. Het door het Europees Parlement en de Raad vastgestelde doel, waarin werd gesteld dat ten minste 20 % van de Horizon 2020-pijlers 'Maatschappelijke Uitdagingen' en 'Leiderschap op het gebied van ontsluitende en industriële technologieën' (LEIT) naar kleine en middelgrote ondernemingen dient te gaan, werd met bijna 4 procentpunten overschreden. Horizon 2020 heeft een nieuw financieringsinstrument ingevoerd dat specifiek voor innovatieve kleine en middelgrote ondernemingen is ontworpen. De aantrekkelijkheid van dit instrument in veel van de kleinere lidstaten bewijst de toegankelijkheid ervan. In lijn met het doel van 7 % voor de gehele periode (zoals vastgesteld door de medewetgevers) is 5,6 % van deze gecombineerde begroting al toegewezen aan directe steun aan kleine en middelgrote ondernemingen via het mkb-instrument39. Ongeveer 21 % van alle deelnemers aan Horizon 2020 waren deelnemers uit deze categorie ondernemingen.


Grafiek: het via het mkb-instrument toegewezen aandeel in het aandeel van middelen die aan kleine en middelgrote ondernemingen zijn toegewezen in de Horizon 2020-pijlers 'Maatschappelijke uitdagingen' en 'Leiderschap op het gebied van ontsluitende en industriële technologieën'


De deelname van de industrie – in termen van de betrokkenheid bij zowel ingediende voorstellen als welbepaalde projecten – vertoont de afgelopen twee jaar een zeer bemoedigende trend. Er zijn al 5 399 subsidies met minstens één deelnemer uit de industrie ondertekend40 die een financiële EU-bijdrage van 45,7 miljard EUR vertegenwoordigen.

De industrie heeft positief gereageerd op 'Sneltraject voor innovatie', een proefproject dat in 2015 werd gelanceerd om marktgerichte innovatie door consortia te stimuleren: 46 projecten en 204 entiteiten werden geselecteerd voor financiering, met een EU-bijdrage van 98,7 miljoen EUR. Ongeveer 75 % van de geselecteerde entiteiten kwam uit de industrie, waarvan 63 % uit kleine en middelgrote ondernemingen bestond. Aangezien het succespercentage van de voorstellen op 5 % ligt, dient bij de voortzetting van het 'Sneltraject voor innovatie' echter rekening te worden gehouden met de noodzaak van extra financiering.

Tot slot is de rol van financiële instrumenten al toegenomen door hun hefboomeffect op overheidsinvesteringen, de mogelijkheid om er verschillende vormen van publieke en private middelen in te combineren, en hun financiële duurzaamheid op langere termijn. Meer dan 5 700 innovatieve bedrijven, voornamelijk kleine en middelgrote ondernemingen en kleine midcaps, hebben meer dan 8 miljard EUR aan financiering ontvangen uit financiële instrumenten van Horizon 2020. Deze financiële steun heeft in de hele EU en geassocieerde landen meer dan 20 miljard EUR aan extra investeringen op gang gebracht. De snelle aangroei van de financiële instrumenten van Horizon 2020 werd mogelijk gemaakt door een sterke vraag van innovatieve bedrijven en door synergieën met het Investeringsplan voor Europa / Europees Fonds voor strategische investeringen, die extra middelen voor innovatie en onderzoeksactiviteiten bieden. Van de EFSI-transacties die tot nu toe door de Europese Investeringsbank zijn goedgekeurd, situeert 21 % zich in de sector "Onderzoek & Ontwikkeling en Innovatie"; twee derde van deze projecten heeft een sterk element van "Onderzoek & Ontwikkeling en Innovatie".

De door het Europees Instituut voor innovatie en technologie gefinancierde kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's) hebben ongeveer 1 000 onderwijs-, bedrijfs- en onderzoeksorganisaties samengebracht.

Zij hebben meer dan 300 nieuwe ondernemingen opgericht, die ongeveer 5 500 mensen in dienst hebben en meer dan 500 miljoen EUR van buitenlandse investeerders hebben aangetrokken.


59.

Versterking en uitbreiding van de uitmuntendheid van de wetenschap in de EU


In 2016 werden het 20-jarige bestaan van de Marie Skłodowska-Curie-acties (MSCA) en de honderdduizendste MSCA-bursaal gevierd. Tussen 2014 en 2016 financierde het programma 25 000 onderzoekers (ongeveer 11 000 promovendi).

In 2015 hadden meer dan 33 000 onderzoekers41 toegang tot onderzoeksinfrastructuren, met inbegrip van e-infrastructuren, via steun van de Unie. De pan-Europese onderzoeksinfrastructuren bieden steeds meer geavanceerde technologieën die alleen in grootschalige platformen kunnen worden gehost die onderzoek met ontwikkeling en integratie met validatie combineren.

Daarnaast is de Nobelprijs Scheikunde uitgereikt aan 3 laureaten (Jean-Pierre Sauvage, Sir J. Fraser Stoddart en Bernard L. Feringa) die eerder betrokken waren bij diverse door de EU gefinancierde projecten sinds het 4e kaderprogramma voor onderzoek (KP4), waaronder Marie Skłodowska-Curie-acties en subsidies van de Europese Onderzoeksraad.


60.

25 000 MSCA-onderzoekers (waaronder 11 000 promovendi)


De Nobelprijs Scheikunde werd gezamenlijk toegekend aan 3 laureaten die sinds het vierde kaderprogramma voor onderzoek financiering ontvangen.

61.

Meer dan 33 000 onderzoekers hadden toegang tot door de EU ondersteunde onderzoeksinfrastructuren


Horizon 2020 wordt ook geïmplementeerd via partnerschappen die tot doel hebben de grootste uitdagingen aan te pakken, het concurrentievermogen van sectoren met hoogwaardige banen te versterken, meer private investeringen in onderzoek en innovatie te stimuleren en nauwere synergieën met nationale en regionale programma's te ontwikkelen.

Zeven publiek-private partnerschappen (PPP's) richten zich op strategische technologieën die groei en werkgelegenheid in belangrijke Europese sectoren ondersteunen op gebieden zoals innovatieve geneeskunde, brandstofcellen en waterstof, elektronica, luchtvaart en biogebaseerde industrieën. Een concrete maatstaf voor beoordeling van de EU-meerwaarde van de Gemeenschappelijke Onderneming is het 'hefboomeffect'.42 Uit de eerste ramingen blijkt dat de gemeenschappelijke ondernemingen goed op weg zijn om het wettelijk minimaal voorziene hefboomeffect te bereiken en in sommige gevallen te overschrijden. Naarmate het aantal getekende subsidieovereenkomsten toeneemt, wordt het mogelijk gedetailleerdere informatie over het hefboomeffect te verstrekken. Er moet echter worden benadrukt dat het totale hefboomeffect pas aan het eind van het programma kan worden beoordeeld. Verdere investeringen worden gestimuleerd via contractuele publiek-private partnerschappen op gebieden zoals fabrieken van de toekomst, robotica, groene voertuigen en cyberbeveiliging, waarvoor het partnerschap begin juli 2016 werd ondertekend.


Nieuwe hefboommogelijkheden: 5 700 innovatieve bedrijven ontvingen meer dan 8 miljard EUR uit financiële instrumenten. Dit heeft meer dan 20 miljard EUR aan investeringen in innovatieve projecten gemobiliseerd.





62.

COSME


COSME beoogt het concurrentievermogen en de duurzaamheid van de ondernemingen van de Unie, met name kleine en middelgrote ondernemingen, te versterken door de toegang tot financiering (60 % van de begroting) en de toegang tot markten (21,5 % van de begroting) te vergemakkelijken. De overige 18,5 % is gericht op het stimuleren van een ondernemingscultuur en het bevorderen van de oprichting en groei van kleine en middelgrote ondernemingen.

Toegang tot financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen:

De financiële instrumenten van COSME bouwen voort op het succes van de financiële instrumenten die zijn opgezet in het kader van het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie 2007-2013, dat geholpen heeft om meer dan 21 miljard EUR aan leningen en 3 miljard EUR durfkapitaal te mobiliseren voor meer dan 387 000 kleine en middelgrote ondernemingen in Europa43.

COSME biedt een leninggarantiefaciliteit voor financiële intermediairs wanneer ze risicovollere kleine en middelgrote ondernemingen financieren die anders geen financiering zouden kunnen krijgen. De uitvoering ligt goed op schema. Eind 2016 waren in totaal 67 overeenkomsten voor leninggaranties ondertekend voor een bedrag van 612 miljoen EUR.

Dankzij deze overeenkomsten hadden op 31 december 2016 meer dan 143 000 kleine en middelgrote ondernemingen al financiering ontvangen, voor meer dan 5,5 miljard EUR, in het kader van de verbeterde leninggarantiefaciliteit44. Van deze kleine en middelgrote ondernemingen heeft 91 % minder dan 10 werknemers en werd ongeveer 40 % minder dan vijf jaar geleden opgericht. Deze kleine en middelgrote ondernemingen zijn in 21 landen gevestigd.


Zoals in onderstaande tabel te zien, blijkt uit de huidige ramingen dat de voor 2017 voorziene mijlpalen zullen worden overschreden, mede dankzij de in het kader van het Europees Fonds voor strategische investeringen verstrekte steun:

Aantal kleine en middelgrote ondernemingen die profiteren van schuldfinancieringFinanciering gemobiliseerd uit garanties
Mijlpaal voor 31/12/2017108 000-161 0007 - 10,5 miljard EUR
Situatie 31/12/201645143 0005,5 miljard EUR


Naast leninggaranties biedt COSME ook een eigenvermogensfaciliteit. Vanwege de specifieke kenmerken van de risico- en durfkapitaalmarkt kende de eigenvermogensfaciliteit een tragere start: de eerste financieringsovereenkomsten werden eind 2015 ondertekend. Eind 2016 waren negen financieringsovereenkomsten ondertekend (waarvan één voorwaardelijke). In het kader van deze overeenkomsten zal in totaal 471 miljoen EUR worden geïnvesteerd in kleine en middelgrote ondernemingen die in hun groei- en expansiefase zitten. Momenteel is 64 miljoen EUR geïnvesteerd in twaalf kleine en middelgrote ondernemingen in zeven lidstaten.

Vergemakkelijking van de internationalisering van kleine en middelgrote ondernemingen en de toegang tot de markt:

Meer dan twee derde van de COSME-begroting voor markttoegang is bestemd voor het Enterprise Europe Network (EEN), dat kleine en middelgrote ondernemingen helpt te internationaliseren, in het bijzonder door bedrijfs- en technologiepartners in het buitenland te vinden. Het Enterprise Europe Network bestaat inmiddels uit 479 organisaties in de EU en 85 organisaties in 8 landen die aan COSME deelnemen. 20 % hiervan zijn nieuwe organisaties. Met 5 088 ondertekende partnerschappen tussen kleine en middelgrote ondernemingen overtrof het Enterprise Europe Network zijn doelstellingen in de eerste twee jaar. Daarnaast helpt het Enterprise Europe Network kleine en middelgrote ondernemingen actief om het maximum te halen uit de interne markt door hen informatie, advies en bemiddelingsdiensten te verstrekken: Er werden 56 244 adviesdiensten geleverd en 21 676 klanten namen deel aan partnerbemiddelingsevenementen en bedrijfsreizen.

Het programma Erasmus voor jonge ondernemers, onder COSME, heeft sinds het begin van het programma 4 600 uitwisselingen tussen nieuwe en ervaren ondernemers bereikt.

Op basis van de evaluatie van het programma in 2014 is al geconcludeerd dat het algemene concept van het programma succesvol is gebleken wat betreft het inspelen op de behoeften van ondernemers in de Europese markt. Ongeveer 36,5 % van de deelnemers aan 'Erasmus voor jonge ondernemers' startte een bedrijf in de referentieperiode. 30 % van de nieuwe ondernemers46 en 56 % van de gastondernemers47. die de enquête invulden, wierven personeel aan na afronding van 'Erasmus voor jonge ondernemers'.


63.

Galileo en EGNOS - de EU-satellietnavigatieprogramma's


De programma's Galileo en EGNOS (European Geostationary Navigation Overlay Service) ontwikkelen Europa's eigen wereldwijde satellietnavigatiesysteem (GNSS) en bieden een zeer nauwkeurige wereldwijde plaatsbepalingsdienst onder civiele controle. De nieuwe generaties geavanceerde satellietnavigatiediensten bieden aanzienlijke economische kansen. De programma's dragen dus bij aan het creëren van werkgelegenheid en stimuleren van groei door ervoor te zorgen dat de EU-industrie haar marktaandeel in de stroomafwaartse markt van het wereldwijde satellietnavigatiesysteem (GNSS) vergroot.

64.

Vorderingen bij de uitvoering


Wat de stationering van ruimte-infrastructuur betreft, werden in 2016 zes Galileo-satellieten met succes gelanceerd. Wat bijzonder is, is dat voor de eerste keer vier navigatiesatellieten tegelijk werden gelanceerd. Dit is een uitstekende prestatie voor Galileo. Zijn hoge implementatietempo is relatief nieuw voor de satellietnavigatie-industrie. De vooruitgang kan worden geïllustreerd aan de hand van de onderstaande grafiek, waarin de geplande vooruitgang wordt vergeleken met de gerealiseerde vooruitgang wat de ontwikkeling van de Galileo-infrastructuur betreft.48


Grafiek: Aantal volledig operationele Galileo-satellieten


Eind 2016 werden de initiële diensten van Galileo operationeel verklaard en was aan alle voorwaarden voor de levering van de diensten voldaan.

De diensten van Galileo:

- Open Service (OS) is gratis voor de gebruikers en verschaft informatie voor plaatsbepaling en synchronisering die voornamelijk bestemd is voor massatoepassingen van satellietnavigatie;

- bijdragen, door middel van Galileo's OS, aan integriteitsbewakingsdiensten gericht op gebruikers van beveiliging-van-levenstoepassingen overeenkomstig internationale normen;

"Commerciële dienst" (de zogenaamde 'Commercial Service' of CS), die de mogelijkheid biedt tot het ontwikkelen van toepassingen voor professionele of commerciële doeleinden dankzij betere prestaties en gegevens met een grotere meerwaarde dan die van de OS;

"Overheidsdienst" (de zogenaamde 'Public Regulated Service' of PRS), die gereserveerd is voor gebruikers die daarvoor de toestemming hebben van de overheid, voor gevoelige toepassingen die een grote continuïteit van de dienstverlening vereisen;

bijdragen aan de opsporings- en reddingsdienst (de zogenaamde 'Search and Rescue Support Service' of SAR) van het Cospas-Sarsat-systeem door het detecteren van door bakens uitgezonden noodsignalen en het ernaar terugzenden van boodschappen.


Het Europese systeem Galileo is nu op de wereldwijde satellietnavigatiemarkt gepositioneerd terwijl de Amerikaanse en Russische systemen worden versterkt en het Chinese systeem in hoog tempo wordt opgebouwd. Dit is de eerste stap naar het bereiken van volledige operationele capaciteit. De initiële diensten van Galileo zijn volledig interoperabel met gps en een gecombineerd gebruik zal veel voordelen hebben voor de eindgebruiker. Naarmate meer satellieten beschikbaar worden, zal de plaatsbepalingsdienst voor de eindgebruikers nauwkeuriger en betrouwbaarder worden. De navigatie in steden, waar satellietsignalen vaak door hoge gebouwen worden geblokkeerd, zal vooral profiteren van de verhoogde plaatsbepalingsnauwkeurigheid.


Het gebruik van Galileo profiteerde enorm van de Aankondiging inzake de initiële diensten van Galileo. Er is nu een scala aan producten op de markt die met Galileo kunnen werken49.. Na de Aankondiging inzake de initiële diensten van Galileo in 2016 kunnen fabrikanten van chipsets en ontvangers alsmede applicatieontwikkelaars gebruikmaken van Galileo-signalen om hun activiteiten te ontwikkelen. Er zijn inmiddels al een aantal apparaten op de markt die klaar zijn om met Galileo te werken50. Deze projecten hebben al geleid tot de introductie van 13 innovaties op de markt, 5 octrooien, 34 geavanceerde prototypes, twee producten op de markt en 223 wetenschappelijke publicaties. De wereldwijde markt voor satellietnavigatiesystemen zal naar verwachting groeien van 5,8 miljard apparaten in gebruik in 2017 tot circa 8 miljard tegen 2020. In 2016 werd de gedetailleerde beoordeling van de marktacceptatie voortgezet. Wat de technologiepenetratie betreft, steeg het aantal ontvangermodellen die compatibel zijn met Galileo van 25 % in 2012 tot 35 % in 2014 tot bijna 40 % vandaag.

Het percentage ontvangermodellen die compatibel zijn met EGNOS steeg van 63 % in 2015 tot 75 % in 2016. In de landbouwsector was 80 % van de trekkers met een wereldwijd satellietnavigatiesysteem (GNSS) compatibel met EGNOS51. Eind 2016 waren er 219 EGNOS-compatibele luchthavens en 401 op EGNOS gebaseerde procedures in 20 landen in Europa. In het wegvervoer waren er 1,1 miljoen vrachtwagens die EGNOS gebruikten voor tolheffingen.

65.

De drie diensten van EGNOS


Open service (OS): open en gratis dienst voor plaats- en tijdsbepaling (sinds 2009).

Beveiliging van levens: dienst voor veiligheidskritieke transporttoepassingen zoals de burgerluchtvaart die een integriteitsalarmsysteem nodig hebben (sinds 2011).

EGNOS Data Access Service (EDAS): terrestrische commerciële dienst om het EGNOS-signaal via het internet door te geven aan geregistreerde gebruikers buiten het zicht van de EGNOS-satellieten (sinds 2012).


66.

Copernicus


Copernicus streeft ernaar om lacunes in de Europese aardobservatiecapaciteiten en de Europese benutting van aardobservatie aan te pakken en de Europese instellingen en industrie onafhankelijke toegang tot aardobservatiegegevens en -informatie te garanderen. Om dit te verwezenlijken, worden drie componenten gefinancierd:

1. De ruimtecomponent – inclusief de aanschaf, de lancering, de operaties van de Sentinel-satellieten en de werking van het grondsegment.

2. Het in-situ-onderdeel – ondersteunt de ruimtecomponent en biedt toegang tot gegevens die worden gegenereerd door een netwerk van nationale aardobservatiemiddelen om Copernicus-producten te produceren voor de dienstencomponent.

3. De dienstencomponent – levert vrij beschikbare gegevens en producten die op de behoeften van een breed scala aan gebruikers zijn afgestemd.

Wat de stationering van infrastructuur betreft, zijn 5 Sentinel-satellieten met succes gelanceerd die momenteel in een baan rond de aarde draaien: Sentinels 1A en 1B (polaire baan, radarbeeldvorming, dag en nacht en in alle weersomstandigheden), Sentinels 2A en 2B (polaire baan, multispectrale optische hogeresolutiebeeldvorming) en Sentinel 3A (optische en hoogtemetingmissies, bewaking zee- en landparameters). Tegelijkertijd zijn de grondsegmenten voor de ontvangst, verwerking, distributie en archivering van gegevens versterkt om de ongekende hoeveelheden gegevens effectief te kunnen behandelen.

Om de eindgebruikers beter te bereiken, werden of worden op dit moment zes verschillende kerndiensten ontwikkeld in verschillende gebieden. De implementatie van de zes kerndiensten van Copernicus komt de dienstverleningssector (Europese kleine en middelgrote ondernemingen) direct ten goede en creëert groei en werkgelegenheid. Daarnaast bleef Copernicus in 2016 aanzienlijke directe voordelen voor Europa's ruimtevaartindustrie opleveren, aangezien momenteel meer dan 230 leveranciers, waaronder 48 kleine en middelgrote ondernemingen, profiteren van 530 miljoen EUR aan contracten die door de EU worden gefinancierd.

In 2016 lanceerde de Commissie een uitgebreide strategie om de gebruikersacceptatie te verhogen met als doel het gebruik van Copernicus-gegevens te bevorderen en nieuwe economische kansen te stimuleren die door ruimtevaartgegevens mogelijk worden gemaakt. Tegelijkertijd zette de Commissie haar samenwerking met internationale partners voort om het gebruik van Copernicus wereldwijd te bevorderen. Er zijn met de Verenigde Staten en Australië al overeenkomsten voor de toegang tot en het delen van Copernicus-gegevens ondertekend.

Copernicus heeft al observatiegegevens verstrekt bij natuurrampen. In 2016 werd de dienst voor het beheer van noodsituaties in totaal 38 keer geactiveerd, waarbij 33 Rapid Mapping Responses en 5 Risk & Recovery Mappings werden gevraagd. De activaties hielden overwegend verband met overstromingen en branden in heel Europa. Voorbeelden van internationale activaties tijdens grote rampen waren de aardbevingen in Ecuador (april 2016) en Kaapverdië (augustus 2016), de modderoverstromingen in Tadzjikistan (mei 2016) en de tropische cyclonen in Fiji (februari 2016) en Taiwan (juli en september 2016).


Andere opmerkelijke verwezenlijkingen zijn het feit dat de marienemilieumonitoringdienst van Copernicus (Copernicus Marine Environment Monitoring Service (CMEMS)) volledig operationeel werd en hoogwaardige producten met toegevoegde waarde levert, bijvoorbeeld door zijn bijdrage aan de ontwikkeling van hernieuwbare mariene energie, het duurzame gebruik van mariene hulpbronnen (visserij, biodiversiteit) en de bestrijding van vervuiling. Het aantal gebruikers die regelmatig gebruikmaken van de producten die door de marienemilieumonitoringdienst van Copernicus worden aangeboden, is gestaag gestegen en heeft inmiddels de mijlpaal van 8 600 geregistreerde gebruikers bereikt (versus 5 000 in 2015), voornamelijk uit de kuststaten van de EU, maar ook uit 120 andere landen van over de hele wereld.

67.

Sentinel-2B geeft een boost aan het landbouwbeleid van de EU


De gratis beelden die Copernicus verstrekt, zullen veranderingen in de tijd zichtbaar maken en zullen het mogelijk maken om in het verleden geregistreerde gegevens te bekijken met 100 % territoriale dekking. Door gewassoorten te analyseren, kan de administratie controleren of een boer die 'groene betalingen' ontvangt zijn blijvend grasland heeft behouden of zijn gewassen heeft gediversifieerd. De Copernicus-gegevens bieden mogelijkheden om van nalevingscontroles ter plaatse naar geautomatiseerde monitoring van beleidsresultaten op afstand te gaan, waardoor ze bijdragen aan de vereenvoudiging, de kostenefficiëntie en betere beleidsresultaten.

Bovendien zullen stroomopwaartse en stroomafwaartse sectoren en niet-gouvernementele organisaties vrije toegang hebben tot de open-sourcedata voor bedrijfsvooruitzichten of onafhankelijke beleidsmonitoring.


68.

ITER


ITER is een internationaal project gericht op het bevorderen van de fusiewetenschap. De EU is bij dit project betrokken. De risico's en problemen die het project ondervindt – met name in termen van vertragingen, het risico van kostenoverschrijding en het algemene beheer – houden grotendeels verband met de inherente aard van het project als eerste in zijn soort dat verder gaat dan de huidige geavanceerde fusietechnologie en met de ingewikkelde beheerstructuur van het wereldwijde consortium dat het project leidt.

In 2015 keurde de ITER-raad een actieplan van de ITER-organisatie goed om de projectuitdagingen aan te pakken. Een van de belangrijkste acties van dit plan was de herziening van de langetermijnplanning van het project en de daarmee samenhangende kosten. Die herziening werd in november 2016 succesvol afgerond. Het nieuwe tijdschema maakt gebruik van de zogeheten gefaseerde aanpak die in april 2016 door onafhankelijke experten werd aanbevolen en die in eerste instantie is gericht op de bouw van de onderdelen die essentieel zijn voor het bereiken van het eerste plasma in 2025, gevolgd door opeenvolgende reeksen installatie- en testfases, waarna de fase van volledige prestaties (deuterium-tritiumexploitatie) in 2035 begint.

Voor de bouw van ITER worden over de hele wereld meer dan 10 miljoen onderdelen gemaakt. Ongeveer 75 % van de investering in ITER gaat naar de ontwikkeling van nieuwe kennis en geavanceerde materialen en technologieën. Dit biedt Europese industrieën en kleine en middelgrote ondernemingen een grote kans om te innoveren en spin-offproducten te ontwikkelen in sectoren die buiten de opdracht van ITER vallen, zoals de bredere energiesector, de luchtvaart en de sector van hoogtechnologische instrumenten zoals NMR-scanners (NMR: nucleaire magnetische resonantie). Een voorbeeld hiervan is de succesvolle bouw van de supergeleiders en de wikkelingsbundels in Europa voor de ITER toroïdale veldspoelen, die nooit eerder in dat formaat zijn gemaakt en dus een belangrijke technologische vooruitgang zijn.

Van de 136 regelingen voor het plaatsen van opdrachten die voor de verschillende werkpakketten voor de bouw van de ITER-reactor zijn opgesteld, heeft de ITER-organisatie er in totaal 108 ondertekend. Dit is goed voor 91,1 % van de totale tegenwaarde van het project. Dat betekent dat een significant deel van het ITER-project nu in handen is van de partners die de ITER-componenten gaan leveren. De Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER (F4E), die verantwoordelijk is voor het leveren van de EU-bijdrage aan de ITER-organisatie, heeft nu de meeste van de opdrachten waarmee een bedrag van meer dan 100 miljoen EUR is gemoeid, gegund. Op zaterdag 31 december 2016 had de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER (F4E) 1 015 operationele contracten en 156 subsidieovereenkomsten ondertekend, voor een bedrag van in totaal ongeveer 3,1 miljard EUR (waarde van 2008).

Naast het actieplan van de ITER-organisatie keurde de raad van bestuur van de Europese gemeenschappelijke onderneming (F4E) in maart 2015 een actieplan goed om de werking van F4E te verbeteren en tegemoet te komen aan de opmerkingen van het Europees Parlement en de Rekenkamer in hun kwijtingsverslagen voor de begroting 2013. Dit actieplan wordt momenteel uitgevoerd.

In reactie op een door de dienst Interne Audit van de Commissie in 2016 uitgevoerde audit van het door de Commissie uitgeoefende toezicht op ITER stelde de verantwoordelijke dienst van de Commissie een actieplan op dat tot doel heeft zijn deelname aan het bestuur van en toezicht op het ITER-project als geheel te versterken, en met name het toezicht op de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER (F4E) verder te ontwikkelen.


69.

Erasmus+


In het derde jaar van zijn uitvoering kwam het "Erasmus+"-programma in een fase van grotere stabiliteit in vergelijking met voorgaande jaren. Wijzigingen van de programmaregels werden tot een minimum beperkt om potentiële belanghebbenden de kans te geven meer vertrouwd te raken met de structuur van het programma, zodat zij beter in staat zijn om alle mogelijkheden van Erasmus+ volledig te benutten.

Erasmus+ is goed op weg om zijn doelstelling van 4 miljoen deelnemers tegen 2020 te bereiken. Eind 2016 liepen de meeste projecten (87 %) nog steeds, met meer dan 2 miljoen deelnemers en 168 000 organisaties die bij de projecten betrokken waren52. Daardoor konden ongeveer 497 000 jongeren in het buitenland studeren, een opleiding volgen, vrijwilligerswerk doen of deelnemen aan jongerenuitwisselingen. Onderzoek heeft aangetoond dat dit EU-programma een positief effect heeft: in verslagen van de Commissie53 wordt onderstreept dat Erasmus-studenten in vergelijking met studenten die niet naar het buitenland trekken niet alleen meer kans hebben om een baan te vinden, maar ook om een leidinggevende functie te bemachtigen. Gemiddeld 64 % van de Erasmus-studenten heeft binnen vijf tot tien jaar na afronding van hun studie een leidinggevende functie. Bij studenten die niet naar het buitenland trekken, is dat 55 %. Dit geldt nog meer voor Erasmus-studenten uit Midden- en Oost-Europa, van wie ongeveer 70 % in een leidinggevende functie terechtkomt54.

Tot nu toe hebben vijf banken55 en één universiteit zich aangesloten bij het 'Erasmus+'-leningstelsel voor masteropleidingen56, waarbij het Europees Investeringsfonds betrokken is. Eind 2016 was in totaal circa 159 miljoen EUR aan studentenleningen beschikbaar voor ongeveer 11 500 masterleningen, wat mogelijk werd gemaakt door 25,9 miljoen EUR aan garantieovereenkomsten. De feedback van de begunstigden in 2015 was bemoedigend, met een hoog tevredenheidsniveau (70 %), al was het aantal respondenten laag. 70 % van de respondenten merkte op dat ze zonder steun van het leningstelsel geen masteropleiding in het buitenland hadden kunnen volgen; ongeveer de helft van de respondenten volgde als eerste in hun gezin hoger onderwijs. In dit vroege stadium van het stelsel wordt er vooralsnog minder gebruik van gemaakt dan verwacht. Daarom willen het Europees Investeringsfonds en de Commissie het geografische gebied waarin intermediairs (banken en universiteiten) aan het stelsel kunnen deelnemen vergroten en willen ze er tevens voor zorgen dat meer mobiele masterstudenten van het stelsel gebruikmaken.


70.

Financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (CEF)


De Financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen financiert projecten van gemeenschappelijk belang die verbindingen tussen trans-Europese vervoers-, energie- en ICT-netwerken ondersteunen.

Op het gebied van vervoer is aan 452 projecten steun verleend voor een totaal investeringsbedrag van 19,4 miljard EUR in heel Europa.

De subsidiëring van de projecten die verband houden met het trans-Europese vervoersnetwerk (TEN-T) heeft belangrijke infrastructuurinvesteringen in Europa helpen mobiliseren die bijdragen aan de algemene doelstellingen van de Financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, zoals het overbruggen van ontbrekende vervoersverbindingen en het wegwerken van verkeersknelpunten. Voorbeelden zijn:

In juli 2016 was het eerste te voltooien spoorwegproject van de Financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen de verbetering van de veiligheid op de centrale spoorlijn in Polen, een project dat onder de prioriteit 'Veilige en betrouwbare infrastructuur' werd gerealiseerd. Het bestond uit het elimineren van twee spoorwegovergangen aan lokale wegen. Deze spoorweg maakt deel uit van de Baltisch-Adriatische kernnetwerkcorridor in Centraal-Polen. Dit project heeft bijgedragen aan het verbeteren van de veiligheid en het wegwerken van knelpunten, en heeft het mogelijk gemaakt om de snelheid op de betrokken delen van de lijn te verhogen tot 200 km/u. Dit project is een perfect voorbeeld hoe een relatief kleine actie (totale waarde: 4,1 miljoen EUR; subsidie van de Financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen: 3,5 miljoen EUR) kan bijdragen aan de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen.


De bijdrage van de Financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen aan de Brenner-basistunnel – Met een lengte van 64 km wordt de Brenner-basistunnel tussen Innsbruck (Oostenrijk) en Fortezza (Italië) 's werelds langste spoorwegtunnel met grote capaciteit. De tunnel zal het concurrentievermogen van het spoorverkeer langs het strategische traject München-Verona aanzienlijk versterken en zal bijdragen tot een betere 'modal shift' (verschuiving van vervoer over de weg naar schonere vervoersmodaliteiten) in het kwetsbare Alpengebied.

Op het gebied van energie is 1,18 miljard EUR toegewezen aan 75 acties.


Het volgende voorbeeld dat in het kader van de eerste oproep tot het indienen van voorstellen in 2016 werd gefinancierd, illustreert hoe de belangrijkste beleidsprioriteiten van de Financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen en grensoverschrijdende kwesties worden aangepakt.

Bouw van de eerste gasverbinding tussen Finland en Estland om een einde te maken aan de energie-isolatie (Balticconnector) – De Balticconnector en de gaspijpleiding tussen Polen en Litouwen die in 2020 klaar moet zijn, zullen Finland en de Baltische staten in staat stellen hun gasbronnen en -routes te diversifiëren. Dit zal hen beschermen tegen mogelijke onderbrekingen in de bevoorrading bij de enige leverancier die ze momenteel hebben. De pijpleiding zal uit drie delen bestaan: 22 km onshore in Finland, 80 km offshore en 50 km onshore in Estland. Deze pijpleiding zal het mogelijk maken 7,2 miljoen kubieke meter gas per dag te transporteren, met stromen die in beide richtingen lopen. De subsidie van 187 miljoen EUR dekt 75 % van de bouwkosten.

Op het gebied van telecommunicatie helpt de Financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen om digitale-diensteninfrastructuren en breedbandinfrastructuur in de hele EU te implementeren. Dankzij deze digitale-diensteninfrastructuren zullen alle burgers, bedrijven en overheden in de hele EU ten volle kunnen profiteren van een digitale eengemaakte markt. Bijvoorbeeld wanneer een burger naar het buitenland reist, is de continuïteit van zorg gewaarborgd omdat hij met behulp van grensoverschrijdende diensten toegang kan krijgen tot zijn medische gegevens. In 2016 werd de digitale-diensteninfrastructuur verder ondersteund. Er werden vier oproepen tot het indienen van voorstellen gelanceerd. Onder de eerste oproep werd al 26,2 miljoen EUR aan financiering toegewezen aan 40 voorstellen.


71.

1.1.2. Resultaten van de programma's voor 2007-2013


In de vorige editie van het Jaarlijks beheers- en prestatieverslag werd verslag uitgebracht over de belangrijkste ex-postevaluaties57 voor de programma's 2007-2013 van rubriek 1A van de begroting.


72.

1.2. Economische, sociale en territoriale samenhang (rubriek 1B van de begroting)58


50,8 miljard EUR is toegewezen aan de programma's in het kader van rubriek 1B voor 2016, wat neerkomt op 32,7 % van de totale EU-begroting voor 2016.


Grafiek: Boven: Belangrijkste programma's die in 2016 werden gefinancierd onder rubriek 1B / Onder: Aandeel van rubriek 1B in de totale begroting. Alle cijfers in miljoenen euro's.


Deze rubriek omvat het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Cohesiefonds (CF), het Europees Sociaal Fonds (ESF)59 — inclusief het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (een specifieke aanvullende toewijzing) en het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen. Al deze programma's staan onder gedeeld beheer.


Ondersteuning van de prioriteiten van de Commissie door de programma's:

Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Cohesiefonds en het Europees Sociaal Fonds vormen het cohesiebeleid van de EU met een budget van 351,8 miljard EUR voor 2014-2020. Het cohesiebeleid is het belangrijkste investeringsinstrument van de EU voor het bereiken van de doelstellingen van Europa 2020 om groei en het scheppen van werkgelegenheid op het niveau van de EU en structurele hervormingen op nationaal niveau te ondersteunen. Met maatregelen op het gebied van cohesiebeleid wordt bijgedragen aan de verwezenlijking van diverse prioriteiten van de Commissie-Juncker, met name 'werkgelegenheid, groei en investeringen', 'digitale eengemaakte markt' en 'energie-unie en klimaat'. Met het cohesiebeleid wordt tevens bijgedragen aan de ontwikkeling van de interne markt en een aantal acties in verband met de vluchtelingencrisis en het migratiebeleid.

Het cohesiebeleid voor 2014-2020 is volledig afgestemd op de Europa 2020-strategie voor 'slimme, duurzame en inclusieve groei'. Het cohesiebeleid investeert strategisch in onderzoek en innovatie, ondersteunt slimme specialisatie, kleine ondernemingen en digitale technologieën, en draagt daardoor bij aan de doelstellingen van de EU op het gebied van slimme groei. Het is ook essentieel voor de duurzame groei van de EU en helpt in aanzienlijke mate om Europa in de richting van een koolstofarme economie te sturen door investeringen in energie, milieu, klimaat en duurzaam vervoer te financieren. Naast investeringen in belangrijke breedband-, transport- of waterinfrastructuur, om er maar een paar te noemen, en naast investeringen in onderwijs en opleiding, sociale inclusie en professioneel aanpassingsvermogen van de Europese werknemers, biedt het cohesiebeleid rechtstreekse steun aan ondernemingen in heel Europa om hun concurrentievermogen te versterken en helpt het hen om innovatieve producten te ontwikkelen en nieuwe banen te creëren. Financiering uit het cohesiebeleid vertegenwoordigt in een aantal lidstaten meer dan 60 % van de overheidsinvesteringen en is een cruciale rol blijven spelen bij het ondersteunen van langetermijninvesteringsstrategieën, het ondersteunen van structurele hervormingen, het stimuleren van particuliere financiering, het aanpakken van marktfalen en het verbeteren van het investeringsklimaat.

De inspanningen om de banden tussen de EU-mechanismen voor economische governance en het cohesiebeleid te versterken, werden in 2016 voortgezet. De programma's in het kader van het cohesiebeleid voor 2014-2020 behandelen relevante landspecifieke aanbevelingen60 in het kader van het Europees semester. De analyse die de Commissie in 2016 uitvoerde, leidde tot 66 'investeringsrelevante' landspecifieke aanbevelingen (32 meer dan bij de analyse in 2015). Deze landspecifieke aanbevelingen hebben betrekking op het bijwerken en aanpassen van aanbevelingen die in het kader van het semester van 2015 zijn gedaan, of de herziening van landspecifieke aanbevelingen die eerder zijn gedaan. Geen van de aanbevelingen in 2016 vereiste aanpassingen aan de onlangs goedgekeurde programma's voor 2014-2020.

In 2016 werden op dit gebied een aantal voorstellen en aanpassingen voorgelegd. De Commissie heeft bijvoorbeeld een aanpassing aangebracht aan toewijzingen door een lidstaat in het kader van het cohesiebeleid voor de jaren 2017 tot 2020, resulterend in een totale verhoging van 4,6 miljard EUR voor 2017-2020, waarbij Griekenland, Italië en Spanje de voornaamste begunstigden zijn. Deze extra toewijzing dient gericht te zijn op werkgelegenheid voor jongeren, de groeiende uitdagingen van de vluchtelingen- en migratiecrisis, en investeringen in combinatie met het Europees Fonds voor strategische investeringen, rekening houdend met de specifieke behoeften en relevantie van deze prioriteiten voor elke lidstaat.

Gezien de lopende economische en sociale uitdagingen waarmee verschillende lidstaten worden geconfronteerd, zijn naast deze aanpassing voorstellen ingediend zoals: i) de verlenging van de subsidiabiliteit van de verhoging met 10 % voor lidstaten met tijdelijke budgettaire problemen werd in 2016 goedgekeurd en het medefinancieringspercentage van 85 % dat van toepassing is voor alle operationele programma's die door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds (ESF) in Cyprus worden ondersteund na de vorige deadline van 30 juni 2017 tot de afsluiting van het programma, en ii) de mogelijkheid om een afzonderlijke prioritaire as te introduceren binnen een operationeel wederopbouwprogramma van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. De steun van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling zal de bijstand van het Solidariteitsfonds van de EU voor wederopbouwwerkzaamheden aanvullen bij grote of regionale natuurrampen en iii) de oprichting van het nieuwe Steunprogramma voor structurele hervormingen, dat een geïntegreerd instrument zal zijn om de lidstaten te ondersteunen bij de uitvoering van hervormingen in een breed scala van thematische gebieden die verband houden met het EU-proces van economische governance en EU-wetgeving, met inbegrip van steun voor hervormingen die door de lidstaten als hun eigen prioriteiten zijn vastgesteld.


73.

1.2.1. Voortgang van de programma's voor 2014-2020


De partnerschapsovereenkomsten die in de periode 2014-2020 werden ingevoerd, zijn een doeltreffend instrument gebleken om financiering te reserveren voor investeringsprioriteiten van de EU. De Europese Rekenkamer concludeerde dat de nieuwe partnerschapsovereenkomsten aantonen dat de Commissie en de lidstaten de middelen beter op groei en werkgelegenheid hebben gefocust, investeringsbehoeften hebben geïdentificeerd en deze succesvol hebben vertaald naar doelstellingen en nagestreefde resultaten61.

2016 was het eerste volledige jaar waarin de operationele programma's van het cohesiebeleid van de programmeringsperiode 2014-2020 door de lidstaten werden uitgevoerd. In deze vroege fasen van uitvoering is de selectie van projecten belangrijk voor een succesvolle uitvoering van de investeringen.

In 2016 werden de projecten sneller door de lidstaten geselecteerd en bedroeg het algemene selectiepercentage 26,1 % (versus 4,6 % in 2015) van de totale toewijzing van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling-Cohesiefonds. Eind 2016 was al 67 miljard EUR uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en 19,1 miljard EUR uit het Cohesiefonds toegekend. Dankzij deze investeringen worden er op het terrein 59 000 concrete projecten van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en 2 500 concrete projecten van het Cohesiefonds uitgevoerd. Inclusief nationale medefinanciering wordt meer dan 48 miljard EUR uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en 16 miljard EUR uit het Cohesiefonds in de reële economie geïnvesteerd ter ondersteuning van de EU 2020-doelstelling voor banen en groei. Het niveau van projectselectie verschilt echter tussen de programma's en lidstaten.

Evenzo voor het Europees Sociaal Fonds, waar het gemiddelde percentage geselecteerde projecten eind 2015 meer dan 13 % bedroeg, ondanks het lage niveau van gecertificeerde uitgaven. Tegen eind 2016 was het projectselectieniveau meer dan verdubbeld (tot meer dan 30 %), wat wijst op een sterke versnelling van projecten op het terrein.

Deze versnelde selectie van projecten heeft zich nog niet vertaald in een hoog absorptiepercentage wat betalingen door de Commissie betreft62. Eind 2016 was het absorptiepercentage lager dan verwacht, met algemene percentages van 3,7 % voor het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling-Cohesiefonds, 2,37 % voor het Europees Sociaal Fonds en 9,87 % voor het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief. Er zijn vele redenen voor deze vertraging: de belangrijkste houden verband met de vertraagde aanwijzing van programma-autoriteiten en -instanties, het tijdsverloop tussen de selectie van projecten en de daadwerkelijke opstelling van eerste betalingsverzoeken aan de Commissie, de voorzichtige aanpak van sommige instanties in het licht van de strengere eisen met betrekking tot wettigheid en regelmatigheid en jaarrekeningen, en het werk van de verantwoordelijke autoriteiten aan het afsluitingsproces van de programma's voor 2007-2013.

74.

Grafiek: Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling 2014-2020 - Projectselectie en gedeclareerde uitgaven per lidstaat per 3 januari 2017



Voorwaarden voor tenuitvoerlegging63

De ex-antevoorwaarden64 zijn een van de belangrijkste nieuwe elementen van de Europese structuur- en investeringsfondsen 2014-2020 en hebben tot doel de fondsen doeltreffender te maken. Ze moeten ervoor zorgen dat er adequate regelgevings- en beleidskaders bestaan en dat er voldoende administratieve capaciteit voorhanden is voordat investeringen worden gedaan. Dit verhoogt de effectiviteit en efficiëntie van investeringen die door de Europese structuur- en investeringsfondsen worden ondersteund en van andere publieke en private investeringen.

De lidstaten hadden tot 31 december 2016 om aan alle ex-antevoorwaarden te voldoen en moeten – uiterlijk in juni 2017 in de jaarlijkse uitvoeringsverslagen of uiterlijk in augustus 2017 in de voortgangsverslagen die in de rechtsgrondslag zijn vastgesteld – aan de Commissie verslag uitbrengen over de vervulling ervan. Indien op het moment van goedkeuring van de programma's niet aan de ex-antevoorwaarden is voldaan, moeten de lidstaten tijdig een actieplan uitvoeren om aan die voorwaarden te voldoen. Een groot deel van de 660 afzonderlijke actieplannen met betrekking tot de prioriteiten van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds was begin 2017 door de lidstaten gerapporteerd als zijnde voltooid: op 25 januari 2017 waren 358 actieplannen voltooid en waren er 115 die als voltooid waren gemeld maar die nog door de Commissie moesten worden beoordeeld. 89 % van de actieplannen die betrekking hadden op ex-antevoorwaarden en gevolgen hadden voor investeringen van het Europees Sociaal Fonds was begin februari 2017 door de Commissie beoordeeld als zijnde voltooid of in de voltooiingsfase.

Vanwege het relatief korte tijdsbestek voor de uitvoering van ex-antevoorwaarden kon de effectiviteit ervan nog niet volledig worden beoordeeld. Op basis van een voorlopige beoordeling van het mechanisme van ex-antevoorwaarden hebben de ex-antevoorwaarden echter bijgedragen tot het verbeteren van het kader waarbinnen de EU-begroting werkt. De ex-antevoorwaarden garandeerden een direct verband tussen de investeringen die door de Europese structuur- en investeringsfondsen werden medegefinancierd en beleid op EU-niveau. Ze hebben bijgedragen aan de omzetting en tenuitvoerlegging van de desbetreffende EU-wetgeving, hebben geholpen om belemmeringen voor investeringen in de EU weg te nemen en hebben doelstellingen van het klimaatveranderingsbeleid ondersteund.

Ex-antevoorwaarden hebben geleid tot strategische, institutionele en administratieve wijzigingen alsmede wijzigingen in de regelgeving. Ze hebben ook de aanzet gegeven tot beleidshervormingen en de uitvoering van beleid inzake relevante landspecifieke aanbevelingen op nationaal en regionaal niveau, wat de effectiviteit en efficiëntie van de uitgaven van de Europese structuur- en investeringsfondsen ten goede zou moeten komen. Deze voordelen zijn niet beperkt tot de Europese structuur- en investeringsfondsen, maar hebben een positief effect op de realisatie van structurele veranderingen en op de verbetering van het investeringsklimaat in de EU.65

De eerste gegevens over de uitvoering van de cohesiebeleidsprogramma's voor 2014 en 2015 werden eind mei 2016 door de lidstaten aan de Commissie verstrekt en werden door de Commissie samengevat in de samenvatting van het jaarverslag over 2016 van de Europese structuur- en investeringsfondsen 66. Dit was het eerste in een reeks bij de EU-instellingen in te dienen jaarverslagen over de uitvoering van de Europese structuur- en investeringsfondsen. Ook het Open Data Platform van de Europese structuur- en investeringsfondsen67 is bijgewerkt, zodat nu het financiële volume van geselecteerde projecten alsmede prognoses en resultaten voor gemeenschappelijke indicatoren, zoals gerapporteerd door de programma's in 2016, kunnen worden geraadpleegd.

Het Open Data Platform bestrijkt meer dan 40 % van de EU-begroting en ontving begin 2017 de eerste Europese Ombudsman-onderscheiding voor uitmuntendheid in open administratie.

Wat slimme groei betreft, vertegenwoordigt de 3,4 miljard EUR die in het kader van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling aan specifieke onderzoeks- en innovatieprojecten is toegewezen 5,7 % van het geplande totaalbedrag voor de periode 2014-2020. Eind 2015 hadden de projecten die waren geselecteerd voor ondersteuning in het kader van de regelingen van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling die samenwerking met onderzoeksinstellingen bevorderen, tot doel meer dan 19 000 bedrijven (15 van het doel) te ondersteunen alsmede 5 000 onderzoekers die profiteren van verbeterde infrastructuur voor onderzoek en ontwikkeling (7 van het doel)68.

75.

Aantal samenwerkingsprojecten van ondernemingen met onderzoeksinstellingen


76.

36 421


De selectie van projecten op gebieden die aan de digitale eengemaakte markt bijdragen, is in volle gang. Eind 2016 waren er op het terrein ongeveer 1 200 projecten geselecteerd om de verwezenlijking van een connectieve digitale interne markt te ondersteunen, goed voor een totale investering van 2,6 miljard EUR (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling plus nationale medefinanciering). Via deze projecten krijgen bijna 80 000 extra huishoudens breedbanddekking, waarmee deze projecten bijdragen aan het versterken van het concurrentievermogen en de economische groei van de betrokken gebieden.

Eind 2015 was 7,5 miljard EUR aan EU-steun toegewezen aan specifieke projecten van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling die het concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen een boost geven (8,9 % van het geplande totaalbedrag). Financiering van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling werd toegekend aan projecten die 113 000 kleine en middelgrote ondernemingen steunen69. Acht lidstaten (Duitsland, Spanje, Finland, Frankrijk, Ierland, Portugal, Zweden en het Verenigd Koninkrijk) en diverse Interreg-programma's zijn goed voor 95 % van deze prognoses; 85 000 van deze bedrijven zullen worden ondersteund met advies en begeleiding; er worden 25 000 startende ondernemingen verwacht; in dit vroege stadium zullen naar verwachting 65 000 banen rechtstreeks worden gecreëerd in de ondersteunde ondernemingen. Uit de gerapporteerde resultaten van de projecten die al volledig waren uitgevoerd, blijkt dat er 36 379 ondernemingen zijn ondersteund (waarvan 3 238 startende ondernemingen) en dat er al meer dan 2 500 directe banen zijn gecreëerd (waarvan 174 voor onderzoekers).

Financiële instrumenten zijn steeds belangrijkere instrumenten geworden voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het Cohesiebeleid, en een aanzienlijk deel van de middelen is geleidelijk via deze instrumenten verstrekt. Uit de huidige planning blijkt dat 20,1 miljard EUR van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds, goed voor 8 % van de totale toewijzingen, naar financiële instrumenten moet gaan. Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling wordt steeds meer geïmplementeerd via financiële instrumenten met grote hefboomeffecten op publieke en private investeringen. Dit begon niet alleen het midden- en kleinbedrijf ten goede te komen (ongeveer 50 % van de steun van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling aan kleine en middelgrote ondernemingen zal via financiële instrumenten worden verleend), maar ook projecten met betrekking tot transport, energie en de circulaire economie. Concreet blijkt uit de recentste gegevens dat dankzij de via financiële instrumenten geleverde steun van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling al 43 miljoen EUR aan particuliere investeringen is gemobiliseerd, wat overeenkomt met de overheidssteun aan ondernemingen in de vorm van subsidies, en dat er nog eens 35,5 miljoen EUR aan particuliere investeringen is gemobiliseerd, wat overeenkomt met de overheidssteun aan ondernemingen in een andere vorm dan subsidies.

Wat duurzame groei betreft, gaat in de programmeringsperiode 2014-2020 aanzienlijke steun uit de Europese structuur- en investeringsfondsen naar de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering, namelijk meer dan 114 miljard EUR, waarvan bijna de helft, ongeveer 55 miljard EUR, afkomstig is uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds.

De belangrijkste soorten investeringen zijn:

 investeringen in energie-efficiëntie, met name in de energie-efficiëntie van gebouwen en kleine en middelgrote ondernemingen;

 hernieuwbare energie en slimme-distributienetten, evenals slimme infrastructuur voor energietransmissie en -opslag en energie-efficiënt, CO2-vrij vervoer;

 aanpassing aan de klimaatverandering en risicopreventie, ondersteuning van een breed scala aan maatregelen, waaronder overstromingspreventie en ecosysteemgerichte maatregelen, zoals groene infrastructuur.

Op dit gebied worden gestaag beslissingen genomen over investeringen, waarbij er al meer dan 5 000 projecten op het terrein zijn geselecteerd. Dit vertaalt zich in een percentage geselecteerde projecten van ongeveer 20 % eind 2016. De goedgekeurde bedragen vertegenwoordigen meer dan 10 miljard EUR van de totale investering (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en Cohesiefonds plus nationale medefinanciering). Samenvattend resulteerden de acties van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling-Cohesiefonds op dit gebied in:

een verbeterde energieverbruikclassificatie voor meer dan 17 000 huishoudens;

een daling van het primaire energieverbruik van openbare gebouwen met 294 197 kWh/jaar;

een daling van de uitstoot van broeikasgassen met naar schatting 13 227 ton CO2-equivalent per jaar;

maatregelen ter bescherming tegen overstromingen voor 6 020 extra personen;

meer dan 13 400 hectare habitats ondersteund ter verbetering van de staat van instandhouding.

In het kader van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds zijn nog geen significante waarden gerapporteerd voor de gemeenschappelijke indicatoren die de afvalrecyclingcapaciteit, verbeterde afvalwaterbehandeling of verbeterde watervoorziening meten, al hebben sommige programma's waarden voor specifieke indicatoren gerapporteerd. Dit komt omdat de desbetreffende investeringen – zoals alle infrastructuursteun – een langere programmacyclus hebben, wat betekent dat het langer duurt voordat de werkelijke resultaten zichtbaar zijn.

In verband met investeringen in strategische netwerken zijn in het kader van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds belangrijke investeringen in het trans-Europese vervoersnetwerk (TEN-T) en andere investeringen in transport gepland: bv. totale lengte van nieuwe geplande spoorlijnen: 1 136 km (waarvan 571 km deel uitmaakt van het TEN-T); totale lengte van geplande heraanleg of verbetering van spoorlijnen: 8 610 km (waarvan 4 636 km deel uitmaakt van het TEN-T); totale lengte van geplande nieuwe wegen 3 414 km (waarvan 2 022 km deel uitmaakt van het TEN-T); totale lengte van geplande heraanleg of verbetering van wegen: 9 742 km (waarvan 798 km deel uitmaakt van het TEN-T).70 Eind 2015 vertegenwoordigden de geselecteerde projecten een totale investering van 4,1 miljard EUR (6,2 % van het geplande totaal)71. Zoals in het geval van milieu-infrastructuur, verklaart de specifieke programmacyclus van transportinvesteringen de redelijk bescheiden materiële voortgang die tot nu toe is gerapporteerd (3 km nieuwe wegen gebouwd en 26 km wegen heraangelegd of verbeterd, waarvan 24 km deel uitmaakt van het TEN-T)72.

Op het gebied van inclusieve groei is het Europees Sociaal Fonds het belangrijkste fonds onder rubriek 1B van de begroting dat investeert in werkgelegenheid, sociale inclusie en onderwijs. Op dit gebied is meer dan 168 miljard EUR steun gepland, met name uit het Europees Sociaal Fonds, al investeert het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling ook. Eind 2015 vertegenwoordigden de geselecteerde projecten meer dan 12 % van dit bedrag (meer dan 11,5 miljard EUR) en hadden veel van die projecten al steun verleend aan mensen73.

In oktober 2016 keurde de Commissie een mededeling en een begeleidend werkdocument van de diensten van de Commissie goed waarin de belangrijkste realisaties van het initiatief Jeugdgarantie en het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief sinds de lancering ervan in 2013 worden belicht74. Uit de mededeling blijkt dat, hoewel jeugdwerkloosheid in veel lidstaten nog steeds een belangrijk punt van zorg is, jongeren in de EU sinds 2013 op de arbeidsmarkt beter presteren dan verwacht. In de tweede helft van 2015 en vooral in 2016 werd aanzienlijke vooruitgang geboekt met de implementatie van het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief. Eind 2016 bedroegen de totale subsidiabele kosten van de voor steun geselecteerde acties van het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief meer dan 4,7 miljard EUR en was meer dan 1,1 miljard EUR door begunstigden opgegeven. Eind 2016 had de Commissie ongeveer 839 miljoen EUR aan betalingsaanvragen in verband met het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief ontvangen van de lidstaten. Eind november 2016 waren ongeveer 1,6 miljoen jongeren opgenomen in door het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief ondersteunde maatregelen. Volgens gegevens van november 2016 zijn grotere lidstaten en de belangrijkste ontvangers van het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief erin geslaagd elk duizenden jongeren aan te nemen – Italië (contact opgenomen met ongeveer 640 000 of reeds in maatregelen), Frankrijk (162 000), Spanje (277 000) en Griekenland (39 000).

In sommige lidstaten heeft het echter langer geduurd om de nodige processen en structuren op te zetten. Acht lidstaten moesten hun voorfinanciering van het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief aan de Commissie terugbetalen wegens onvoldoende betalingsaanvragen. Uit de nationale evaluaties van het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief blijken er aanwijzingen te zijn dat de uitvoering van het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief uitdagingen stelt die afbreuk kunnen doen aan het succes ervan, met name wat betreft de kwaliteit van de uitvoering, de effectiviteit en het toezicht. Deze uitdagingen zijn onder meer: de kortere termijn voor de uitvoering van het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief in vergelijking met de acties van het Europees Sociaal Fonds; onvoldoende capaciteit van sommige openbare diensten voor arbeidsvoorziening of andere intermediaire organisaties om het programma te realiseren; moeilijkheden bij het identificeren van inactieve of administratief uitgesloten personen die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen (een aantal lidstaten pakken dit aan door actiever met de ngo-sector samen te werken en door specifieke maatregelen te treffen om bepaalde mensen te bereiken); vertragingen bij de implementatie van geïntegreerde toezichtsystemen voor de operationele programma's van het Europees Sociaal Fonds, alsmede de duurzaamheid van het aanbod in het kader van door het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief ondersteunde maatregelen – met name in de context van de nog steeds zeer geringe vraag naar arbeid in veel lidstaten75.


Samenvattend hadden de acties van het Europees Sociaal Fonds en het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief eind 2015 geresulteerd in:

 2,7 miljoen deelnemers, onder wie 1,6 miljoen werklozen en 700 000 inactieven;

 Van deze deelnemers vonden 235 000 personen werk na een actie van het Europees Sociaal Fonds of het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief en behaalden 181 000 personen een kwalificatie dankzij een actie van het Europees Sociaal Fonds of het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief;

 100 000 deelnemers volgden onderwijs of een opleiding dankzij steun van het Europees Sociaal Fonds of het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief;

 275 000 kansarme deelnemers aan acties van het Europees Sociaal Fonds of acties die door het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief werden gefinancierd, waren op zoek naar werk, volgden onderwijs of een opleiding, behaalden een kwalificatie of waren aan het werk, met inbegrip van werk als zelfstandige.




Ook op het gebied van sociale inclusie, waar de eerste gegevens over de uitvoering van de acties van het Europees Sociaal Fonds veelbelovend zijn, is vooruitgang merkbaar. Eind 2015 waren er 631 000 deelnemers aan het Europees Sociaal Fonds. 39,8 % van hen was afkomstig uit huishoudens waarin niemand werk heeft en 32,1 % was migrant, had een buitenlandse achtergrond of behoorde tot een minderheid – wat aangeeft dat de nadruk ligt op deelnemers die het meest behoefte hebben aan steun. 55 000 deelnemers hebben al een baan gevonden76.

In 2015/2016 werden de operationele programma's van het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen geïmplementeerd op het terrein. Eind 2016 was het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen in de overgrote meerderheid van de lidstaten operationeel in termen van zowel de verlening van materiële steun als de uitvoering van sociale-inclusieactiviteiten voor de meest behoeftigen. In juni 2016 dienden de lidstaten hun jaarlijkse uitvoeringsverslagen voor 2015 in, waaruit bleek dat de uitvoering van programma's is versneld in vergelijking met 2014. Eind 2015 hadden naar schatting in totaal 22,4 miljoen mensen voedselhulp en materiële steun ontvangen van het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen, waarvan 50 % vrouwen, 30 % kinderen, 9 % personen van 65 jaar of ouder, 12 % migranten, deelnemers met een buitenlandse achtergrond, of personen die tot een minderheid behoren (waaronder gemarginaliseerde gemeenschappen zoals de Roma), 4 % personen met een handicap en 6 % daklozen. Eind 2015 was in totaal meer dan 560 000 ton voedsel verdeeld.

De acties van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling op het gebied van sociale inclusie omvatten investeringen in sociale, gezondheids- en onderwijsinfrastructuur en in huisvestings- en kinderopvangfaciliteiten; revitalisering van achterstandswijken; acties om het ruimtelijke en educatieve isolement van migranten te verminderen; startende ondernemingen. Eind 2016 bedroeg het percentage geselecteerde projecten voor deze steun van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling ongeveer 12 %, en waren er al bijna 1 000 projecten geselecteerd en lopende. De gerapporteerde vooruitgang in de ondersteuning van gezondheidsinfrastructuur is nog steeds miniem, aangezien de door de lidstaten verstrekte informatie over realisaties slechts betrekking heeft op de situatie eind 2015. De steun aan geselecteerde strategieën voor geïntegreerde stedelijke ontwikkeling kwam 1,7 miljoen mensen (5 % van het streefdoel) ten goede77.

In totaal is ongeveer 6 miljard EUR geprogrammeerd ter ondersteuning van de versterking van de institutionele capaciteit en efficiënt openbaar bestuur, voornamelijk uit het Europees Sociaal Fonds, al is ook steun uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling gepland. Eind 2015 was meer dan 11 % van de totale begroting aan projecten toegewezen. De acties die eind 2015 waren geselecteerd, vertegenwoordigden een totale waarde van 680 miljoen EUR. De projecten zijn Interreg-projecten in Bulgarije, Estland, Frankrijk, Kroatië, Italië en Polen. 97 000 personeelsleden van de overheidsadministratie hebben steun gekregen in het kader van het Europees Sociaal Fonds, waarbij de lidstaten 31 projecten hebben gerapporteerd die gericht waren op overheidsadministraties of overheidsdiensten op nationaal, regionaal of lokaal niveau. In het kader van de geplande steun van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling hebben de Interreg-programma's aanzienlijke voortgang geboekt bij de selectie van te steunen projecten. Eind 2015 vertegenwoordigden de geselecteerde projecten een bedrag van 900 miljoen EUR (7,4 % van het geplande totaal)78.

Hoewel de hierboven vermelde informatie op gedeeltelijke gegevens is gebaseerd, wordt ze toch al als indicatief en vermeldenswaard beschouwd. Deze gegevens zullen verder worden ontwikkeld. De rapportagecyclus voor programma's in 2017, waarbij de lidstaten uiterlijk in juni 2017 programmaverslagen en uiterlijk in augustus 2017 nationale voortgangsverslagen bij de Commissie moeten indienen, zal een vollediger beeld geven van de uitvoering en van de voortgang bij de realisatie van investerings- en beleidsdoelstellingen, en zal meer kwaliteitsvolle informatie verschaffen. De Commissie zal deze verslagen van de lidstaten tegen eind 2017 samenvatten in een strategisch verslag79.


77.

1.2.2. Resultaten van de programma's voor 2007-2013


Uitvoeringsaspecten

In de programmeringsperiode 2007-2013 kregen in totaal 440 operationele programma's (322 voor het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling-Cohesiefonds en 118 voor het Europees Sociaal Fonds) financiering in het kader van het cohesiebeleid, resulterend in een totale begrotingstoewijzing van 346,5 miljard EUR. De bijdragen van nationale en regionale overheden – samen met particuliere bijdragen – brachten de totale investering op 477,1 miljard EUR80. De programma's werden tussen januari 2007 en december 2015 uitgevoerd.

De uitvoering van de programma's van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling-Cohesiefonds kwam traag op gang81, maar versnelde in of rond 2012 in de meeste landen (zie volgende grafiek). Eind maart 2016 was echter iets meer dan 90 % van de beschikbare financiering82 uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds voor de periode 2007-2013 aan de lidstaten betaald. Aan de EU-12 landen werd een iets groter aandeel83 (92 %) betaald dan aan de EU-15-landen84 (89 %). We zien een vergelijkbaar tijdsprofiel voor zowel het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling als het Cohesiefonds, hoewel het Cohesiefonds langzamer opbouwde (wat te verwachten was aangezien grote infrastructuurprojecten meestal langer duren om te voltooien) en in de latere jaren van de periode zijn achterstand inhaalde.

Het uitvoeringspercentage verschilde sterk van land tot land. Eind 2013 was in Roemenië slechts 37 % van de financiering voor de periode aangevraagd, in Slovenië slechts 40 %, en in Italië, Slowakije, Bulgarije, Tsjechië en Malta minder dan 50 % (zie onderstaande grafiek).


Grafiek: Betalingen in verhouding tot de totale beschikbare financiering, Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling plus Cohesiefonds85 Bron: DG REGIO, Infoview-database. De cijfers zijn exclusief ETC ("Interreg"), waar de financiering niet gemakkelijk kan worden uitgesplitst naar lidstaat.


In alle landen waar de uitvoering achterliep, namen de betalingen in de volgende jaren toe. Voor de meeste landen betekende dit (rekening houdend met de achterstand in betalingen en het feit dat ze tot de afsluiting op 95 % zijn gemaximeerd) dat ze hun doelstellingen inzake financiële uitvoering eind 2016 hadden bereikt – alleen Italië, Tsjechië en Roemenië kampten nog met enige vertraging.

Op basis van de evaluatie van het systeem voor de uitvoering van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling-Cohesiefonds werd vastgesteld dat deze uitvoeringsachterstanden te wijten waren aan verschillende belangrijke problemen, vooral in de nieuwere lidstaten waarvoor 2007-2013 de eerste volledige periode van het cohesiebeleid was86:

Problemen met het opzetten van systemen voor de voorbereiding en selectie van projecten:

 Tekortkomingen in de systemen voor overheidsopdrachten;

 Het opzetten van systemen voor het beheer en de opvolging van projecten, wat leidt tot een constant grote discrepantie tussen contractuele bedragen en betalingen aan begunstigden; en

 Het grote verloop van sleutelpersoneel in de EU-12-landen.

Deze problemen werden aangepakt, met name dankzij specifieke acties van de Commissie die tot doel hadden lidstaten te ondersteunen bij hun uitvoeringsinspanningen. Het werk van de taskforce inzake betere tenuitvoerlegging speelde hierbij een grote rol. De taskforce werd in november 2014 opgericht met het mandaat landen waar het absorptiepercentage aanzienlijk onder het gemiddelde lag te helpen met het verbeteren en versnellen van de uitvoering, met speciale aandacht voor lidstaten met een zwakkere administratieve capaciteit.

Er kunnen bepaalde conclusies worden getrokken met betrekking tot de uitvoeringspercentages van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling-Cohesiefonds87:

 er waren aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten. Sommige lidstaten (Litouwen, Estland, Letland, Finland, Portugal) bereikten de overdrachtslimiet van 95 %, maar in andere lidstaten (met name Roemenië, maar ook Slowakije, Malta en Kroatië) bleven de uitvoeringspercentages betrekkelijk laag;

 over het algemeen waren de verschillen tussen minder ontwikkelde regio's (convergentieregio's) en meer ontwikkelde regio's (regio's die onder de doelstelling 'concurrentievermogen' vallen) relatief beperkt, met een uitvoeringsgraad van respectievelijk 78,5 % en 80,4 %;

 de implementatiepercentages voor sociale inclusie, toegang tot werk en menselijk kapitaal (variërend van 83,7 % tot 78,1 %) waren aanzienlijk hoger dan voor het versterken van de institutionele capaciteit (69 %) en het bevorderen van partnerschappen (64,2 %). Dit is te verklaren door het feit dat voor de laatstgenoemde gebieden veel projecten focusten op de langere termijn en gedurende de gehele programmeringsperiode liepen; en

 de middelen voor technische bijstand waren niet volledig gebruikt, met een gemiddeld implementatiepercentage in de EU van 67,9 %. Dit is te verklaren door het feit dat activiteiten gericht op veranderingen op systeemniveau langzamer gingen, naar het einde van de periode toe gepland waren en/of moeilijker uit te voeren waren vanwege hun complexiteit.


Het uitvoeringspatroon was vergelijkbaar voor het Europees Sociaal Fonds. Tegen maart 2017 waren uitgaven ten bedrage van 99,17 % van de totale begroting van het Europees Sociaal Fonds 2007-2013 bij de Commissie gedeclareerd.


78.

Bijdrage aan beleidsresultaten


In 2016 voltooide de Commissie haar ex-postevaluaties van de programma's van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling-Cohesiefonds 2007-201388 en het Europees Sociaal Fonds89. Bij deze twee evaluaties werden de resultaten van de steun in het kader van het cohesiebeleid in alle 28 lidstaten alsmede de bijdrage ervan aan de politieke prioriteiten van de EU beoordeeld. In de volgende delen worden de resultaten van deze evaluaties gepresenteerd alsmede de eindresultaten op basis van de monitoringgegevens die de lidstaten eind maart 2017 in hun verklaringen van afsluiting hadden gerapporteerd.90.

79.

Macro-economisch effect


Elke regio en elk land in de EU profiteert van het cohesiebeleid, ook de nettobetalers. In de ex-postevaluatie van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling-Cohesiefonds wordt geschat dat de cohesiebeleidsfondsen en investeringen in plattelandsontwikkeling er in de EU-12-landen toe hebben geleid dat het bbp in 2015 4 % hoger lag dan wat het anders zou zijn geweest, en in Hongarije zelfs 5 % hoger. Dit effect blijft op langere termijn duren (en neemt in sommige gevallen zelfs toe). In Polen bijvoorbeeld zal het bbp tegen 2023 naar schatting bijna 6 % hoger liggen dan wat het zonder investeringen in het kader van het cohesiebeleid in de periode 2007-2013 zou zijn. In regio's van meer ontwikkelde lidstaten is het effect kleiner maar nog steeds positief, zelfs als rekening wordt gehouden met het feit dat deze lidstaten nettobetalers van het beleid zijn.

Uit de ex-postevaluatie van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling-Cohesiefonds bleek dat een investering van één euro in het kader van het cohesiebeleid in de periode 2007-2013 naar schatting 2,74 EUR aan extra bbp oplevert tegen 2023, met een totaal geschat rendement van bijna 1 biljoen EUR extra bbp tegen 2023. Dit bbp-effect is van dezelfde orde van grootte voor de gehele EU-begrotingen voor 2007-2013 (975,8 miljard EUR) en 2014-2020 (908,4 miljard EUR).

80.

Slimme groei


Resultaten op het gebied van slimme groei worden geleverd door financiële middelen te mobiliseren en door bij te dragen aan verbetering van de investeringsvoorwaarden. Met programma's worden werkgelegenheid, groei en investeringen in heel Europa aangezwengeld, met de minst ontwikkelde gebieden en sectoren met groeimogelijkheden als zwaartepunt.

De steun van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling-Cohesiefonds aan kleine en middelgrote ondernemingen gedurende de periode was vooral gericht op onderzoek en innovatie. Zo'n 400 000 kleine en middelgrote ondernemingen in de EU ontvingen directe steun en meer dan 130 000 nieuwe bedrijven kregen hulp bij hun opstart. Hoewel dit slechts 2 % van de bedrijven in de EU is, werd de steun gericht op strategische ondernemingen – in de verwerkende industrie kreeg naar schatting 15 % van de kleine bedrijven en meer dan een derde van de middelgrote ondernemingen directe financiële steun. Uit monitoringgegevens blijkt ook dat deze steun direct heeft geleid tot het creëren van meer dan 1,2 miljoen banen. Om dit cijfer in perspectief te plaatsen: in de EU-economie werd in de periode 2007-2013 een nettototaal van 3 miljoen banen gecreëerd.

81.

1,2 miljoen banen gecreëerd


dankzij de steun van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds
in de periode 2007-2013.

Het belangrijkste resultaat van de steun was dat hij kleine en middelgrote ondernemingen hielp het hoofd te bieden aan de gevolgen van de crisis door kredieten te verstrekken toen andere financieringsbronnen waren opgedroogd. De steun stelde kleine en middelgrote bedrijven in staat om te investeren in de modernisering of uitbreiding van fabrieken en installaties. Daarnaast, en in het kader van de reactie van het cohesiebeleid op de economische crisis, werden de subsidiabiliteitsregels gewijzigd om de financiering van werkkapitaal mogelijk te maken – dit zorgde ervoor dat bedrijven konden overleven en hun werknemers in dienst konden houden. Tegelijkertijd verleende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling ook steun voor innovatie, de invoering van technologisch geavanceerdere productiemethoden en de ontwikkeling van nieuwe producten. De steun leidde ook tot waarneembare gedragsveranderingen, zoals de grotere bereidheid van eigenaars en managers van kleine en middelgrote ondernemingen om risico's te nemen en te innoveren.

Sommige van de programma's gebruikten de steun van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling om experimentele en innovatieve beleidsmaatregelen uit te testen in plaats van traditionele nationale regelingen te repliceren. Dit gebeurde bijvoorbeeld met de nadruk op onderzoek en innovatie in Denemarken, Zweden en Finland, het Living Labs-experiment in Puglia (Italië) of de InnoVoucher-regeling in Litouwen. De conclusie van de evaluatie was dat dat deze experimentele benadering – waarbij het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling als proeftuin werd gebruikt in plaats van nationale financiering te repliceren – in de toekomst vaker zou kunnen worden gevolgd aangezien het een manier is waarop het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling een aparte stroom van toegevoegde waarde voor de EU op gang kan brengen die groter is dan de relatief kleine financieringsbedragen, althans in meer ontwikkelde regio's (regio's die onder de doelstelling 'concurrentievermogen' vallen).

Toegevoegde waarde van het pan-Europese project "Extreme Light Infrastructure – nuclear physics" Fase II van het pan-Europese project "Extreme Light Infrastructure – nuclear physics" in Magurele, Roemenië, is geselecteerd en zal voor 140 miljoen EUR steun uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling ontvangen. Dit onderzoeksproject heeft betrekking op lasers met hoge intensiteit en is toegankelijk voor onderzoekers uit publieke en particuliere organisaties uit de hele wereld. Er werken reeds 100 onderzoekers aan het project en naar verwachting zullen nog eens 100 onderzoekers meewerken na de voltooiing ervan. Het project levert ook sociaal-economische voordelen op en creëert meerwaarde voor de regio (nieuwe banen, moderne infrastructuur, bedrijfsontwikkeling, meer zichtbaarheid en een groter ontwikkelingspotentieel). Roemenië voert dit project uit met twee andere lidstaten – Hongarije en Tsjechië – waaruit de synergie-effecten en efficiëntieverbeteringen blijken die dankzij medefinanciering van de EU tot stand komen.

Naar schatting 6,1 miljard EUR uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling werd toegewezen aan steun aan grote ondernemingen – ongeveer 20 % van de totale directe steun aan ondernemingen in het kader van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. Deze steun ging naar ongeveer 6 000 projecten met een gemiddelde projectomvang van 1 miljoen EUR. In totaal kregen circa 3 700 individuele grote ondernemingen steun. Dit bracht nieuwe technologieën naar de regio waarin die ondernemingen actief zijn, leidde er tot productiviteitsverbeteringen en genereerde ook positieve overloopeffecten voor kleine en middelgrote ondernemingen alsmede het menselijk kapitaal en de sociale infrastructuur van de regio.

Het gebruik van financiële instrumenten nam aanzienlijk toe: in de periode 2000-2006 werd 1 miljard EUR toegewezen, maar in de periode 2007-2013 wees het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling niet minder dan 11,5 miljard EUR toe. Door vertragingen in het opzetten van middelen en monitoringsystemen was het moeilijk om de resultaten van financiële instrumenten te kwantificeren of hun effectiviteit te beoordelen in vergelijking met de subsidies. Uit de ex-postevaluatie van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling-Cohesiefonds is echter gebleken dat financiële instrumenten een cruciale rol speelden bij het verstrekken van financiering aan kleine en middelgrote ondernemingen in de periode van kredietkrapte tijdens de economische crisis – dit heeft er zeker toe bijgedragen dat veel bedrijven de crisis hebben overleefd. De wijziging van regels als reactie op de economische crisis, waarbij het gebruik van financiële instrumenten voor de financiering van werkkapitaal werd toegestaan, gaf financiële instrumenten een duidelijk voordeel ten opzichte van subsidies. Met name in Litouwen schatte de Beheersautoriteit dat ongeveer 60 % van de kredieten werd aangewend voor de ondersteuning van het werkkapitaal, zodat het betrokken bedrijf het hoofd boven water kon houden tijdens de crisis. Financiële instrumenten hebben ook geholpen om investeringen in nieuwe technologie en in de verbetering van productieprocessen meer in het algemeen op peil te houden. De conclusie van de ex-postevaluatie luidde dat financiële instrumenten op veel beleidsterreinen een efficiënter middel kunnen zijn om investeringen te financieren, maar dat de wettelijke bepalingen niet gedetailleerd genoeg waren in 2007-2013. Dit, samen met de onervarenheid van veel uitvoeringsorganen, leidde tot vertragingen bij de uitvoering. Nog een uitdaging is het gebruik van financiële instrumenten voor steun aan andere begunstigden dan ondernemingen, die in de periode 2007-2013 meer dan 90 % van de financiering via financiële instrumenten ontvingen.

Hoewel het moeilijk is om een statistisch significante correlatie tussen veranderingen in de werkgelegenheidsgraad, onderwijsindicatoren en het aandeel van investeringen van het Europees Sociaal Fonds vast te stellen, bevestigde de ex-postevaluatie van het Europees Sociaal Fonds dat het Europees Sociaal Fonds een positieve rol speelde in het helpen verbeteren van de prestaties van lidstaten bij het verwezenlijken van de Europa 2020-doelstellingen voor slimme groei. Er waren tijdens de periode aanzienlijke verbeteringen op het gebied van onderwijs op het niveau van de EU-28: Tussen 2008 en 2014 daalde het percentage vroegtijdige schoolverlaters met 3 procentpunten, steeg het percentage jongeren met een diploma hoger onderwijs met 7 procentpunten en werden de verschillen tussen mannen en vrouwen op het gebied van de belangrijkste onderwijs- en opleidingsindicatoren kleiner. Daarnaast stegen de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling, zij het minimaal (met 0,2 procentpunten).


82.

Duurzame groei


In de periode 2007-2013 leverde het cohesiebeleid ook een belangrijke bijdrage aan het milieu. De toetreding van de EU-12-landen tot de EU in 2004 en 2007 heeft de behoefte aan investeringen verder doen toenemen, en een aanzienlijk deel van de bedragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds die aan deze landen werden toegewezen, ging naar de ondersteuning van die investeringen. Vooral dankzij het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling/Cohesiefonds was er met name in de convergentielanden een belangrijke verschuiving in de afvalverwijdering van storten naar recycling. Heel wat stortplaatsen die niet aan de EU-normen voldeden, werden gesloten. In Tsjechië, Hongarije, Litouwen, Polen en Slovenië, maar ook in Kroatië, steeg het aandeel gerecycled afval met meer dan 10 procentpunten. Deze verschuiving werd voor een groot deel medegefinancierd door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds91. Meer bepaald in Polen daalde het aandeel gemeentelijk afval dat naar stortplaatsen ging van 90 % tot 53 %, terwijl het aandeel gerecycled afval steeg van 6 % tot 16 % en het aandeel gecomposteerd afval steeg van 6 % tot 13 %. In Bulgarije daalde het aandeel gestort afval tussen 2007 en 2013 van 80 % tot 70 %.

Evenzo droeg het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling/Cohesiefonds in grote mate bij aan het verbeteren van de water- en afvalwaterzuivering, vooral in convergentieregio's, alsmede de drinkwatervoorziening.

Meer dan 9 miljoen mensen kregen een aansluiting op een nieuwe of verbeterde drinkwatervoorziening, terwijl 11 miljoen mensen een aansluiting op nieuwe of verbeterde afvalwaterzuiveringsinstallaties kregen.

In het kader van de ex-postevaluatie van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling-Cohesiefonds werden 27 operationele programma's geëvalueerd, waarbij werd vastgesteld dat alle energie-efficiëntiemaatregelen samen tegen eind 2013 hadden geleid tot een totale daling van het jaarlijkse verbruik met 2 904 GWh (genoeg om de stad Stuttgart een jaar lang te verlichten), inclusief 1 438 GWh als gevolg van de maatregelen om de energie-efficiëntie van woningen en openbare gebouwen te verhogen. Om een concreet voorbeeld te geven: in Litouwen deden energie-efficiëntiemaatregelen in 864 openbare gebouwen het jaarlijkse verbruik tegen eind 2014 met 236 GWh dalen. Dit is een vermindering van het totale jaarlijkse energieverbruik in het land met bijna 3 %92. Om de bovenstaande realisaties in perspectief te plaatsen: de maatregelen met betrekking tot gebouwen deden het totale jaarlijkse energieverbruik in de betrokken landen en regio's met naar schatting ongeveer 0,2 % dalen, wat niet veel is maar wel significant gezien het relatief lage financieringsbedrag. Deze realisaties zijn des te indrukwekkender als men bedenkt dat eind 2013 slechts ongeveer 55 % van de totale financiering die beschikbaar was voor het verbeteren van de energie-efficiëntie was uitgegeven.

83.

De energie-efficiëntiemaatregelen dankzij het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling hebben geleid tot een algemene energievermindering van


84.

2 904 GWh


Een groot aantal projecten werd met steun van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling uitgevoerd om meer elektriciteit op te wekken uit hernieuwbare energiebronnen, waarvan een aanzienlijk deel in minder ontwikkelde regio's.

Met name de door de lidstaten gerapporteerde extra capaciteit van de productie van energie uit hernieuwbare bronnen die direct voortvloeit uit ondersteunde projecten, bedraagt bijna 5 000 MW.

Bij de steun van zowel het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling als het Cohesiefonds gaat altijd veel aandacht naar investeringen in transport. Dit was ook het geval in de periode 2007-2013, grotendeels als gevolg van de toetreding van de 10 Midden- en Oost-Europese lidstaten (samen met Cyprus en Malta) tot de EU in 2004 en 2007 en de noodzaak om hun transportinfrastructuur te verbeteren. Met de steun van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds zijn vervoersknelpunten weggewerkt, reistijden verkort en investeringen in stadstrams en metro's ondersteund. Dit omvat de bouw van bijna 5 800 km wegen, voornamelijk snelwegen (waarvan 2 700 km deel uitmaakt van het TEN-T), aangezien deze vitaal zijn voor de economische ontwikkeling en vaak bijdragen tot de milieukwaliteit. Het omvat ook de bouw of aanpassing aan de geldende normen van 2 600 km TEN-T-spoorweg93. In de periode 2007-2013 werden een aantal projecten op het gebied van openbaar vervoer ondersteund die de verkeersopstopping in steden verminderden, het stadsmilieu verbeterden en de reistijden verkortten. Tijdens de openbare raadpleging in het kader van de ex-postevaluatie van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling-Cohesiefonds benadrukten de lidstaten dat financiering in het kader van het cohesiebeleid een belangrijke rol heeft gespeeld in de ondersteuning van grote, complexe projecten, met name in de spoorwegsector. De lidstaten waren van mening dat deze projecten mogelijk niet waren uitgevoerd zonder financiering in het kader van het cohesiebeleid. Volgens de belanghebbenden speelt het cohesiebeleid een belangrijke rol in de ontwikkeling van duurzaam vervoer.

85.

Toegevoegde waarde van grensoverschrijdende transportfaciliteiten


In het gebied aan de grens tussen Duitsland, Nederland en België is de samenwerking tussen aanbieders van openbaar vervoer aanzienlijk geïntensiveerd dankzij Interreg. Er is een gemeenschappelijk platform (mobilitv-euregio.com) opgericht en diensten worden nu op een geïntegreerde manier ontwikkeld – met gezamenlijke dienstregelingen, een gezamenlijke prijsstelling en een gemoderniseerd kaartverkoopsysteem.

In het Frans-Italiaanse landgrensprogramma (ALCOTRA) hebben verschillende projecten de lokale grensoverschrijdende mobiliteit verbeterd via investeringen in gezamenlijke passagiersinformatiesystemen, geïntegreerde busdienstregelingen en de invoering van vervoer 'op aanvraag' in het dunner bevolkte grensgebied.

86.

Inclusieve groei


Op dit gebied werken het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds samen doordat zij beide investeren in infrastructuur en menselijk kapitaal op het gebied van onderwijs en opleiding, actief arbeidsmarktbeleid en de integratie van achtergestelde groepen in de arbeidsmarkt en de maatschappij.

In 2007-2013 speelde het Europees Sociaal Fonds een belangrijke rol in het afzwakken van de negatieve gevolgen van de crisis en het doeltreffend reageren op de bijbehorende uitdagingen die zich aandienden. Het is belangrijk om in gedachten te houden dat de sociaal-economische context waarin de operationele programma's van het Europees Sociaal Fonds werden opgezet (tussen 2005 en 2007) erg verschilde van de omstandigheden van de uitvoering ervan, die door de economische en financiële crisis werden gedomineerd. Toch zijn de acties in het kader van het Europees Sociaal Fonds 2007-2013 doorgaans doeltreffend geweest wat betreft het bereiken van de juiste doelgroepen, het opnemen van mensen in de arbeidsmarkt, het verbeteren van hun vaardigheden en het genereren van veranderingen in systemen. Het Europees Sociaal Fonds heeft met name geholpen om steun te geven aan de meest kwetsbare groepen in de samenleving die door de crisis extra hard werden getroffen en heeft lidstaten in staat gesteld een anticyclisch beleid te voeren. Het Europees Sociaal Fonds speelde een belangrijkere rol in de minder ontwikkelde regio's en droeg bij aan de regionale en sociale cohesie van de EU. De belangrijkste bijdrage van het Europees Sociaal Fonds situeerde zich op het gebied van actief arbeidsmarktbeleid, terwijl zijn bijdrage op andere gebieden, zoals onderwijs en sociale inclusie, beperkter was in vergelijking met de nationale uitgaven.

De ex-postevaluatie van het Europees Sociaal Fonds bevestigde dat het Europees Sociaal Fonds zeer relevant was wat betreft de aanpak van de belangrijkste beleidsuitdagingen om de kerndoelen van Europa 2020 te realiseren en wat betreft de bijdrage aan de EU-richtsnoeren die zijn vastgesteld voor arbeidsmarktbeleid, sociaal beleid en onderwijs, en dat het ook bijdroeg aan de ontwikkeling van de institutionele capaciteit om beleidsdoelstellingen te verwezenlijken en hervormingen door te voeren. Het Europees Sociaal Fonds 2007-2013 is ook een belangrijk instrument geweest dat bijdroeg aan de sociale Open Coördinatiemethode en de Onderwijs en Opleiding 2020-strategie. De evaluatie bevestigde ook dat de specifieke uitdagingen die door de landspecifieke aanbevelingen waren geïdentificeerd goed werden weerspiegeld in de operationele programma's die door het Europees Sociaal Fonds werden medegefinancierd.

Tegen eind 2014 hadden ten minste 9,4 miljoen deelnemers een baan gevonden met steun van het Europees Sociaal Fonds, hadden 8,7 miljoen deelnemers een kwalificatie of diploma behaald en werden andere positieve resultaten, zoals verbeterde vaardigheden, gemeld door 13,7 miljoen deelnemers.

Andere belangrijke kwantitatieve verwezenlijkingen die in de ex-postevaluatie werden geïdentificeerd, waren onder andere:

 Op basis van macro-economische simulaties wordt geschat dat de investeringen in menselijk kapitaal een positief effect op het bbp (stijging met 0,25 %) en de productiviteit hebben gehad. Deze effecten zijn veel sterker in de EU-12-landen (stijging met 1,5 %), maar zijn ook positief voor de EU-15-landen (stijging met 0,2 %).

 Het Europees Sociaal Fonds heeft 98,7 miljoen deelnemende personen geregistreerd, gelijkmatig verdeeld over inactieven (36 % van de deelnemers), mensen met een baan (33 %) en werklozen (30 %).

 Belangrijke doelgroepen zoals laaggeschoolden (40 %), jongeren (30 %) en de kansarmen in het algemeen (ten minste 21 %) kregen steun.

 Er werden 51,2 miljoen deelnemende vrouwen geregistreerd in de interventies van het Europees Sociaal Fonds, wat betekent dat op EU-niveau de deelname per geslacht relatief evenwichtig was (52 % vrouwen tegenover 48 % mannen).

 Er werden minstens 31,8 miljoen positieve resultaten behaald (d.w.z. betere vaardigheden en competenties, betere kansen op de arbeidsmarkt, voortgezet onderwijs enz.).

 Ten minste 276 000 entiteiten kregen steun en er werden ten minste 109 000 producten gerapporteerd (d.w.z. online administratieve diensten).

 Het Europees Sociaal Fonds heeft belangrijke steun verleend aan de modernisering, versterking en uitbreiding van het werkterrein van openbare diensten, zoals de openbare diensten voor arbeidsvoorziening en andere instellingen die verantwoordelijk zijn voor arbeidsmarktacties.

Uit het onderzoek van de mate waarin de gestelde doelen zijn gerealiseerd, blijkt dat de resultaten goed zijn: eind 2014 was de mate waarin de doelstellingen waren bereikt bevredigend voor ongeveer 64 % van de relevante indicatoren. Er waren doelen gesteld en gemonitord voor 1 992 resultaatindicatoren: voor 55 % van die indicatoren waren de doelen tegen 2015 bereikt of overschreden en voor 8 % waren ze tegen 2015 voor 90 % tot 99 % gerealiseerd.

Globaal genomen varieerde de verwezenlijking van de doelen afhankelijk van de robuustheid van de doelstelling, de aard van de activiteiten, de kenmerken van de doelgroepen en de aard van de gestelde doelen. De crisis veroorzaakte een hoger dan verwachte initiële vraag naar steun voor bepaalde soorten activiteiten en bemoeilijkte tegelijkertijd de integratie van de meest kansarmen in de arbeidsmarkt, wat in sommige gevallen tot ondermaatse resultaten leidde.

Uit de ex-postevaluatie van het Europees Sociaal Fonds blijkt dat het Europees Sociaal Fonds 2007-2013 meerwaarde bood door de werkingssfeer van bestaande nationale acties uit te breiden. Door gebruik te maken van de interventies van het Europees Sociaal Fonds konden de lidstaten meer op maat gesneden en intensievere diensten aanbieden aan specifieke doelgroepen, zoals mensen met een handicap, jongeren die een risico op schooluitval lopen of werklozen met lage kwalificaties. Zij zouden anders geen toegang hebben gehad tot die diensten of zouden alleen toegang hebben tot algemene diensten. In vervolg hierop werden enkele succesvolle interventies van het Europees Sociaal Fonds opgenomen in het algemene nationale beleid, bijvoorbeeld in België, Frankrijk, Italië en Zweden.

Wat het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling betreft, is ook een brede waaier van interventies op het gebied van onderwijs (bijna 27 000 investeringen in infrastructuur) en sociale inclusie (meer dan 3 500 projecten) uitgevoerd, wat heeft bijgedragen tot de verwezenlijking van de desbetreffende kerndoelen van Europa 2020. De belangrijkste realisaties die uit de ex-postevaluatie van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling-Cohesiefonds naar voren kwamen, waren onder meer: verbetering van de sociale infrastructuur met modernisering van de uitrusting en verhoging van de efficiëntie van diensten zoals ambulances of zorgdiensten (bijvoorbeeld in Hongarije); verbetering van het onderwijssysteem in sommige lidstaten waar een aanzienlijk bedrag werd geïnvesteerd in onderwijsinfrastructuur (bijvoorbeeld in Portugal); verbetering van gezondheidsstelsels met als doel de resultaten van de gezondheidszorg te verbeteren (Hongarije en Tsjechië); verbetering van diensten in het kader van levenslang leren in combinatie met arbeidsdiensten om de beroepsbevolking in doelgebieden beter aan te passen aan de arbeidsmarkt en aan de behoeften van bedrijven (bijvoorbeeld in Spanje, Polen, Tsjechië en Litouwen). Sommige programma's gebruikten investeringen in sociale infrastructuur om stedelijke gebieden veiliger te maken of om onderwijs met betrekking tot cultureel erfgoed uit te breiden en te verbeteren. Andere sociale infrastructuur werd gebruikt in combinatie met diverse stedenbouwkundige acties ter ondersteuning van cultuur-, sport- of opleidingsfaciliteiten, evenals de oprichting van ondersteuningscentra voor verschillende kansarme groepen94.