Toelichting bij COM(2017)329 - Harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen ("bni-verordening")

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Het bruto nationaal inkomen (bni) vormt de basis voor de berekening van het grootste aandeel van de eigen middelen in de begroting van de Europese Unie (EU). In Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad van 15 juli 2003 betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen (de 'BNI-verordening') 1 wordt de statistische grondslag vastgelegd voor de berekening en de controle van bni-statistieken voor de vaststelling van de eigen middelen.

De Commissie acht een herziening van de BNI-verordening noodzakelijk en wel om de volgende redenen:

–Een nieuw 'eigenmiddelenbesluit', Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie 2 , is op 26 mei 2014 vastgesteld en op 1 oktober 2016 in werking getreden. In dit besluit wordt bepaald dat het bni van de lidstaten met het oog op de eigen middelen wordt gedefinieerd overeenkomstig Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (ESR 2010).

–ESR 2010 3 is op 21 mei 2013 aangenomen en werd in september 2014 de nieuwe norm voor de berekening van nationale rekeningen in de EU. Het kwam in de plaats van Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap 4 (ESR 95).

–In Speciaal verslag nr. 11/2013 van de Europese Rekenkamer 'Op weg naar correcte gegevens over het bruto nationaal inkomen (bni): een meer gestructureerde en gerichte aanpak zou de doeltreffendheid van de verificatie door de Commissie verbeteren' 5 wordt een aantal aanbevelingen gedaan om deze werkzaamheden te verbeteren.

–In de 'Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de productiemethode voor EU-statistieken: een visie voor de komende tien jaar' 6 worden onder meer voorstellen gedaan voor de integratie van statistische productieprocessen, zoals geharmoniseerde data voor de overdracht van gegevens over nationale rekeningen en de integratie ervan in een enkel IT-systeem.

–Omdat bni-gegevens niet alleen voor het vaststellen van de eigen middelen, maar ook voor andere doeleinden worden gebruikt, en om de statistische integriteit te waarborgen, wordt een andere rechtsgrondslag voor de productie van statistieken, namelijk artikel 338, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), beter geschikt geacht dan de bestaande rechtsgrondslag, Besluit 2000/597/EG, Euratom van de Raad van 29 september 2000 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen 7 , die hoe dan ook is ingetrokken.

–Het Europees statistisch systeem (ESS) heeft besloten zijn comitologiebevoegdheden in één comité te concentreren: het Comité voor het Europees statistisch systeem (ESS-comité); dit betekent dat het huidige bni-comité moet worden vervangen door een formele deskundigengroep.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorstel is qua inhoud zeer vergelijkbaar met dat van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003. De bepalingen van het voorstel zullen echter worden opgesplitst tussen een verordening van de Raad en het Europees Parlement en een besluit van de Commissie waarin de werkzaamheden worden vastgelegd van de formele deskundigengroep die het bni-comité zal vervangen.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Niet van toepassing.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor de Europese statistieken is artikel 338 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Overeenkomstig artikel 338, lid 1, VWEU nemen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen aan voor de opstelling van statistieken wanneer dit noodzakelijk is voor de EU om haar rol te vervullen. In artikel 338, lid 2, VWEU wordt bepaald aan welke eisen de productie van Europese statistieken moet voldoen, namelijk onpartijdigheid, betrouwbaarheid, objectiviteit, wetenschappelijke onafhankelijkheid, kosteneffectiviteit en statistische geheimhouding.

De keuze voor artikel 338, lid 1, VWEU als rechtsgrondslag betekent een verandering ten opzichte van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003, die gebaseerd was op artikel 8, lid 2, van het vorige eigenmiddelenbesluit (Besluit 2000/597/EG, Euratom). Het nieuwe eigenmiddelenbesluit (Besluit 2014/335/EU van de Raad, Euratom) bevat geen overeenkomstige rechtsgrondslag voor een nieuwe bni-verordening.

Deze verordening heeft als voornaamste doel het bni af te stemmen op Verordening (EU) nr. 549/2013, die als rechtsgrondslag eveneens artikel 338, lid 1, heeft. Bovendien worden bni-gegevens ook voor andere doeleinden dan voor de vaststelling van eigen middelen gebruikt, in het bijzonder voor het nationale economische beleid en voor verschillende beleidsgebieden van de Unie. In het licht van het bovenstaande vormt artikel 338, lid 1, VWEU een relevante en passende rechtsgrondslag. De keuze voor artikel 338, lid 1, VWEU maakt het mogelijk rekening te houden met en steun te bieden aan het beleid dat in het nieuwe eigenmiddelenbesluit wordt uiteengezet, en tegelijkertijd te benadrukken dat de voorgestelde nieuwe verordening een ruimer statistisch toepassingsgebied heeft.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen.

Met het voorstel voor deze verordening wordt beoogd de vergelijkbaarheid, betrouwbaarheid en volledigheid van het bni als aggregaat te versterken. Als het gaat om het vaststellen van de bijdragen aan de EU-begroting, kunnen bni-gegevens alleen op EU-niveau worden gecontroleerd. Als lidstaten dit onafhankelijk van elkaar zouden doen, zijn zij onvoldoende in staat de doelstellingen van de voorgestelde maatregel — vergelijkbaarheid, betrouwbaarheid en volledigheid — te bereiken. Op EU-niveau kan efficiënter worden opgetreden op basis van een rechtshandeling van de EU.

De Unie kan derhalve maatregelen op dit gebied vaststellen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag vervatte subsidiariteitsbeginsel.


Evenredigheid

Het voorstel heeft betrekking op het verzamelen van bni-gegevens. Volgens artikel 10, lid 1, van ESR 2010 — wat een overgangsbepaling is — moet ESR 95 de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen blijven zolang Besluit 2007/436/EG van de Raad, Euratom van 7 juni 2007 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen 8 van kracht is. Besluit 2007/436/EG, Euratom is inmiddels vervangen en derhalve moet de manier van verzameling van bni-gegevens dienovereenkomstig worden aangepast.

De voorgestelde wijzigingen van de regels van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 bestaan eruit de verslaglegging over bni-gegevens aan te passen aan ESR 2010 en het ESS-comité in plaats van het bni-comité tot het relevante comitologiecomité te maken, hetgeen onderdeel is van een nieuwe ESS-structuur met als doel de coördinatie en het partnerschap binnen het ESS te verbeteren in een duidelijke piramidevormige structuur met het ESS-comité als hoogste strategische orgaan. In februari 2012 9 heeft het ESS-comité deze nieuwe benadering onderschreven.

Dit gaat niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen van de verordening te verwezenlijken.

Keuze van het instrument

Het instrument is hetzelfde als voor de huidige wetgeving. Nadat deze verordening in werking is getreden, zal echter een besluit van de Commissie nodig zijn om de bni-deskundigengroep op te richten.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Allereerst moet worden opgemerkt dat het bij deze verordening slechts gaat om een aanpassing van de bestaande verordening, die noodzakelijk is om rekening te houden met de nieuwe rechtsgrondslag, het nieuwe eigenmiddelenbesluit en de daarmee samenhangende wetgeving, ESR 2010 en de aanbevelingen in het speciaal verslag van de Europese Rekenkamer.

Het op normen van de Commissie gebaseerde systeem van Eurostat voor de evaluatie van bestaande wetgeving (waaronder die van het Europees statistisch programma 10 ), is gevolgd en nam binnen het gehele proces een centrale plaats in. Daarnaast worden elk jaar gebruikersenquêtes uitgevoerd om meer inzicht te krijgen in de gebruikers, hun behoeften en de mate waarin zij tevreden zijn over de dienstverlening door Eurostat. De resultaten van de evaluatie worden door Eurostat gebruikt om het proces van de productie van statistische informatie en de statistische output te verbeteren. Zij worden gebruikt als input voor verschillende strategische plannen, zoals het werkprogramma en het beheerplan.

Tot 2013 werden onder belanghebbenden (gebruikers en lidstaten) regelmatig 'rolling reviews' (doorlopende doorlichting) van de producten van Eurostat uitgevoerd. Voor de nationale rekeningen dateert de meest recente daarvan uit 2010 11 . De beoordeling had betrekking op de hele reeks nationale rekeningen, maar de resultaten zijn ook relevant voor het bni, wat een belangrijk aggregaat is.

De gebruikerstevredenheid werd gemeten aan de hand van de tevredenheidsindex (SI, Satisfaction Index) 12 voor een aantal factoren. De SI voor vergelijkbaarheid tussen landen en regio's (een van de essentiële elementen in dit voorstel) bedroeg 0,8. Een aanbeveling ter verbetering van de metagegevens werd toegepast.

Met betrekking tot het bni-comité, dat zal worden vervangen door de formele deskundigengroep, waren er hoge SI-scores voor de mogelijkheid van lidstaten om binnen het bni-comité besluiten voor te bereiden en aan de besluitvorming bij te dragen (1,0), de rol van het bni-comité bij de ontwikkeling van methoden op het gebied van nationale rekeningen (1,0) en de algemene doeltreffendheid van het bni-comité (0,83). Wat dit laatste aspect betreft, en in antwoord op vrije opmerkingen, zijn verbeteringen aangebracht met betrekking tot de taal van de vergaderingen (die nu in het Engels worden gevoerd, omdat de technische kwesties niet altijd even goed door de tolken werden begrepen) en met betrekking tot de beschikbaarheid van de bni-overzichten. Ook een voorstel om de beste methode te vinden voor de berekening en de toerekening van IGDFI werd gevolgd.

Het bni-comité geeft elk jaar tijdens zijn najaarsbijeenkomst een advies over de geschiktheid van de bni-gegevens voor de vaststelling van de eigen middelen. Dit advies was altijd positief.

Raadpleging van belanghebbenden

Het voorstel werd uitvoerig besproken tijdens vergaderingen van het bni-comité in 2012 (twee zittingen), 2013 (twee zittingen), 2015 (één zitting) en 2016 (twee zittingen). Er is steun voor het voorstel betreffende de indiening van gegevens en kwaliteitsverslagen, de bni-overzichten, de betere integratie van het bni-comité in de algemene governancestructuur van het Europees statistisch systeem (ESS), de controleprocedure en de informatiebezoeken. Het bni-comité is ingenomen met het voorstel om de kennisgevingsdatum voor het bni gelijk te trekken met die van het ESR-indieningsprogramma en de kennisgevingsdatum voor de PBT, namelijk 30 september.

Het Comité voor het Europees statistisch systeem (ESS-comité) heeft tijdens een bijeenkomst in mei 2013 zijn goedkeuring gehecht aan de tekst en is in mei 2017 geraadpleegd over een herziene tekst. De vergadering van de directeuren macro-economische statistieken werd ook regelmatig op de hoogte gesteld van de ontwikkelingen.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

In het kader van het bni-comité en de vergadering van de directeuren macro-economische statistieken (zie boven) zijn de nationale statistische autoriteiten in de lidstaten geraadpleegd.

In dit voorstel zijn ook de aanbevelingen van het speciaal verslag over het bni van de Europese Rekenkamer verwerkt.

Effectbeoordeling

Het voorstel betekent ten opzichte van de huidige situatie een vermindering van de last voor de lidstaten omdat, als voor de vaststelling van de eigen middelen niet zou worden overgegaan op het ESR 2010, van de lidstaten zou kunnen worden verlangd dat zij twee rekeningen bijhouden, één voor elke norm. Het gelijktrekken van de datum van indiening van de bni-gegevens voor de vaststelling van de eigen middelen met die van gegevens voor andere doeleinden in verband met nationale rekeningen (bijvoorbeeld aggregaten van nationale rekeningen, statistieken over buitensporige schulden en tekorten) betekent ook een vermindering van de rapportagelast voor de lidstaten.

De omschakeling naar ESR 2010 zal leiden tot een verbetering van de kwaliteit van de met het oog op de eigen middelen verzamelde bni-gegevens.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het voorstel voldoet aan de vereenvoudigingsdoelstellingen van het Refit-programma, deels doordat de indieningsdatum voor bni-gegevens in verband met de eigen middelen wordt gelijkgetrokken met die van gegevens voor andere doeleinden in verband met nationale rekeningen, en deels doordat de omschakeling op ESR 2010 voor de vaststelling van de eigen middelen voorkomt dat lidstaten twee verschillende rekeningen moeten bijhouden, een eerste op basis van ESR 2010 en een tweede op basis van ESR 95.

Aangezien het voorstel alleen gevolgen heeft voor de opstellers van de nationale rekeningen in de lidstaten, zijn er geen gevolgen voor ondernemingen.

Grondrechten

Niet van toepassing.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Er zijn geen aanvullende begrotingsmiddelen nodig.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Net als voor de huidige bni-verordening is na drie jaar, d.w.z. vóór 31 december 2022, een verslag over de toepassing ervan voorzien. Hierin zullen aspecten aan de orde komen als de tijdigheid en kwaliteit van bni-overzichten en bni-gegevens, de werking van het ESS-comité en de formele deskundigengroep en verbeteringen aan het bni.

Niet eerder dan vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening voert de Commissie een evaluatie van deze verordening uit en brengt zij over de voornaamste bevindingen verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad. De evaluatie wordt verricht aan de hand van de richtsnoeren voor betere regelgeving van de Commissie 13 .

De lidstaten voorzien de Commissie van de nodige gegevens voor het opstellen van dit verslag.

De Europese Rekenkamer heeft de controle van bni-gegevens voor de vaststelling van de eigen middelen grondig onderzocht in het hoofdstuk 'ontvangsten' van haar jaarverslag.

De activiteiten op dit gebied worden twee keer per jaar voorgelegd aan de vergadering van de directeuren macro-economische statistieken.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Geen.

Artikelsgewijze toelichting

De structuur van het voorstel is gebaseerd op de huidige bni-verordening. De belangrijkste veranderingen kunnen als volgt worden samengevat:

1.

Aanhef en overwegingen


Om bij het verzamelen en harmoniseren van bni-gegevens de statistische integriteit te benadrukken, is artikel 338, lid 1, VWEU gekozen als rechtsgrondslag. Een verwijzing naar de nieuwe statistiekwetgeving 14 en de praktijkcode Europese statistieken 15 is toegevoegd, evenals verwijzingen naar de wetgeving inzake eigen middelen.

2.

Artikel 1: definitie


In dit artikel worden het bbp en het bni gedefinieerd. Er is geen noemenswaardige wijziging; het betreft een actualisering van de te gebruiken norm van ESR 95 naar ESR 2010.

3.

Artikel 2: indiening van gegevens, herzieningen en kwaliteitsverslagen


Er wordt voorgesteld dat de gegevens uiterlijk op 30 september in plaats van 22 september bij Eurostat worden ingediend. Dit is bedoeld om de indieningsdatum gelijk te trekken met die voor de indiening van andere gegevens in verband met nationale rekeningen en zo de responslast voor de lidstaten te verminderen.

4.

Artikel 3: het bni-overzicht


Aanpassing aan ESR 2010. Door de lange duur van de ratificatieprocedure voor de wetgeving inzake de eigen middelen is de indieningstermijn voor de overzichten al verstreken. Dit artikel voorziet ook in een tijdschema voor het actualiseren van de overzichten.

5.

Artikel 4: bni-deskundigengroep


De Commissie heeft met het oog op een verbetering van de coördinatie en het partnerschap een nieuwe, duidelijk piramidevormige ESS-structuur voorgesteld met het ESS-comité als hoogste strategische orgaan. Een aspect van deze stroomlijning is dat alle comitologiebevoegdheden aan het ESS-comité toevallen. In februari 2012 16 heeft het ESS-comité deze nieuwe benadering onderschreven. Als gevolg daarvan zullen de werkzaamheden die niet tot de comitologieaangelegenheden behoren en die momenteel in het bni-comité worden uitgevoerd, waaronder een jaarlijks advies over de geschiktheid van de bni-gegevens die elk jaar door de lidstaten voor de vaststelling van de eigen middelen worden ingediend, onder de verantwoordelijkheid vallen van een nieuwe formele deskundigengroep, die door de Commissie zal worden opgericht. De definitie van de meeste taken die niet tot de comitologieaangelegenheden behoren en die in de huidige bni-verordening voor het bni-comité zijn gedefinieerd, worden nu opgenomen in het besluit van de Commissie.

6.

Artikel 5: controleprocedure. Verduidelijking van de correcte uitvoering van het ESR. Verbetering van de procedures voor gegevensverzameling


De Commissie blijft verantwoordelijk voor de controle van de bronnen en methoden voor het vaststellen van het bni. Met de goedkeuring van ESR 2010 wordt de Commissie ook verantwoordelijk voor het verduidelijken van de correcte uitvoering van ESR 2010.

7.

Artikel 6: informatiebezoeken


De huidige bni-verordening voorziet in de mogelijkheid van 'informatiebezoeken', maar het is onduidelijk wat die zouden moeten inhouden. Bij deze bezoeken zou het kunnen gaan om 'kwalitatieve' (d.w.z. overeenstemming met ESR 2010) of 'kwantitatieve' kwesties (d.w.z. rechtstreekse verificatie van de berekeningen). De Europese Rekenkamer heeft de Commissie (Eurostat) aangeraden zich meer op kwesties van het laatste type te concentreren.

De reden om voor het bni een ander type informatiebezoeken te hanteren dan voor de andere eigen middelen, is dat het waarschijnlijker is dat de kennis van de ESR-methodiek binnen Eurostat voorhanden is, terwijl praktische ervaring met de toepassing van die methodiek voor het opstellen van nationale ramingen meer te vinden is in de lidstaten.

8.

Artikel 7


Het ESS-comité krijgt de rol de Commissie bij te staan bij het vaststellen van comitologiemaatregelen die nodig zijn voor de bni-harmonisatie. Het ESS-comité komt dus in de plaats van het bni-comité, dat zal ophouden te bestaan.

9.

Artikel 8: verslaglegging


De Commissie brengt verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad.

10.

Artikel 9: intrekking van bestaande wetgeving


Als de huidige bni-verordening en de BNP-richtlijn worden ingetrokken, moeten de besluiten die uit hoofde van die instrumenten waren genomen, worden gehandhaafd.