Toelichting bij COM(2017)352 - Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De verordening tot oprichting van het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (hierna „eu-LISA” genoemd) is vastgesteld in 2011 (Verordening (EU) nr. 1077/2011 van het Europees Parlement en de Raad) en gewijzigd in 2015 bij Verordening (EU) nr. 603/2013 van het Europees Parlement en de Raad 1 . Bij eu-LISA berust momenteel de verantwoordelijkheid voor het operationele beheer op centraal niveau van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II), het Visuminformatiesysteem (VIS) en Eurodac. Als een wetgevingsinstrument daarin voorziet, kan eu-LISA tevens worden belast met de ontwikkeling en het operationele beheer van andere grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht.

Op 1 december 2012 is eu-LISA met zijn kerntaken begonnen. Het beheert het VIS met ingang van 1 december 2012, SIS II met ingang van mei 2013 en Eurodac met ingang van juni 2013. Het eu-LISA is gevestigd in Tallinn en de systemen worden bediend vanaf de technische locatie in Straatsburg. De back-uplocatie is Sankt Johann im Pongau.

Het doel van dit voorstel is herziening van de verordening tot oprichting van het agentschap, om die aan te passen naar aanleiding van de aanbevelingen voor wetgevingswijzigingen die uit de evaluatie naar voren zijn gekomen, het functioneren van het agentschap te verbeteren en de taken ervan uit te breiden en te verstevigen. Het mandaat van het agentschap moet zo in overeenstemming worden gebracht met de uitdagingen die thans op EU-niveau spelen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht. Daarnaast moeten in de verordening wijzigingen worden aangebracht die voortvloeien uit juridische, feitelijke en beleidsontwikkelingen, met name het feit dat het agentschap met het beheer van nieuwe systemen zal worden belast indien de medewetgevers daarmee instemmen, en dat het agentschap dient bij te dragen tot de interoperabiliteit van de grootschalige IT-systemen, zoals beschreven in de mededeling van de Commissie over krachtigere en slimmere informatiesystemen voor grenzen en veiligheid van 6 april 2016 2 , het eindverslag van de deskundigengroep op hoog niveau inzake informatiesystemen en interoperabiliteit van 11 mei 2017 3 en het zevende voortgangsverslag van de Commissie over de totstandbrenging van een echte en doeltreffende Veiligheidsunie van 16 mei 2017 4 . Ook worden de aanbevelingen van de raad van bestuur van het agentschap opgevolgd en wordt rekening gehouden met de omstandigheid dat eu-LISA wellicht gemeenschappelijke technische oplossingen voor de nationale implementatie van de gedecentraliseerde systemen zal moeten hosten en beheren voor de lidstaten die dat wensen. Ten slotte wordt de verordening tot oprichting van het agentschap in overeenstemming gebracht met de beginselen van de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad van de EU en de Europese Commissie van 19 juli 2012 over de gedecentraliseerde agentschappen (hierna „de gemeenschappelijke aanpak” genoemd).

Overeenkomstig artikel 31 van de oprichtingsverordening heeft de Commissie, op basis van een externe evaluatie 5 , in nauw overleg met de raad van bestuur van eu-LISA een evaluatie van de werking van het agentschap verricht. Daarbij is onderzocht hoe en in welke mate het agentschap daadwerkelijk bijdraagt aan het operationele beheer van de grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, en zijn taken overeenkomstig de oprichtingsverordening uitvoert. Ook is onderzocht of het noodzakelijk is de bij de oprichtingsverordening aan eu-LISA toevertrouwde taken te herzien of uit te breiden. Op basis van de evaluatie heeft de Commissie, na raadpleging van de raad van bestuur, aanbevelingen opgesteld voor wijziging van de oprichtingsverordening en passende voorstellen gedaan aan het Europees Parlement, de Raad en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. Die aanbevelingen zijn opgenomen in het Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over het functioneren van het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA) 6 en het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van eu-LISA 7 , die samen met dit voorstel zullen worden goedgekeurd.

Dit voorstel is derhalve gekoppeld aan de evaluatie van het agentschap maar hangt ook samen met andere ontwikkelingen op wetgevings- en beleidsgebied. Het houdt tevens rekening met de genoemde aanbevelingen en het advies van de raad van bestuur.

·Follow-up van de aanbevelingen van het verslag over de externe evaluatie van eu-LISA

Uit de evaluatie, die verricht werd vier jaar nadat eu-LISA in december 2012 met zijn werkzaamheden was begonnen, bleek dat het agentschap heeft aangetoond dat het in staat is zijn taken te vervullen en de nieuwe taken waarmee het wordt belast, namelijk het beheer van DubliNet 8 en VISION 9 en de uitvoering van de proefproject inzake slimme grenzen 10 , op doeltreffende en efficiënte wijze op zich te nemen. Uit de evaluatie bleek tevens dat eu-LISA op doeltreffende wijze bijdraagt tot de totstandkoming van een gecoördineerde, doeltreffende en consistente IT-omgeving ter ondersteuning van de uitvoering van het beleid op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht.

Enkele tekortkomingen moeten echter worden verholpen om het functioneren van het agentschap te verbeteren en de rol ervan te versterken en uit te breiden, zodat de problemen die zich momenteel op het gebied van migratie en veiligheid op EU-niveau voordoen, het hoofd kan worden geboden. De meeste bij de evaluatie aan het licht gekomen tekortkomingen kunnen zonder wijziging van de wetgeving worden verholpen. Aan de aanbevelingen van niet-wetgevende aard is door de uitvoerend directeur van eu-LISA gevolg gegeven en de raad van bestuur heeft het desbetreffende actieplan op 21 maart 2017 goedgekeurd.

Volgens de evaluatie vereisen de volgende tekortkomingen wijziging van de wetgeving:

–de communicatie-infrastructuur moet op meer samenhangende wijze worden beheerd, door de aanverwante taken die de Commissie uitvoert (met name de uitvoering van de begroting, aanschaf en vernieuwing en contractuele aangelegenheden) over te dragen aan het agentschap. Daarvoor moeten de wetgevingsinstrumenten betreffende de instelling en de werking van de door het agentschap beheerde systemen worden gewijzigd;

–het mandaat van eu-LISA moet duidelijker aangeven in hoeverre het agentschap moet samenwerken met andere agentschappen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht;

–de raad van bestuur moet jaarlijks in augustus een tussentijds verslag opstellen over de voortgang van de uitvoering van de geplande activiteiten in de eerste zes maanden van het jaar;

–de reikwijdte van de proefprojecten die eu-LISA kan uitvoeren, is beperkt tot de proefprojecten bedoeld in artikel 54, lid 2, onder a), van het financieel reglement (waarvoor een basishandeling niet vereist is), maar zou ten minste moeten worden uitgebreid tot proefprojecten waarvoor al een basishandeling bestaat.

Bij de evaluatie werd ook aanbevolen om een risicobeoordeling en een ex-antebeoordeling op te stellen voor projecten van meer dan een half miljoen EUR die eu-LISA in het kader van zijn huidige mandaat uitvoert (die dus niet voortvloeien uit een wetgevingsinstrument waarbij het agentschap wordt belast met het beheer van een nieuw systeem, waarvoor de Commissie een effectbeoordeling uitvoert). Dit is een belangrijke aanbeveling, waaraan eu-LISA de nodige aandacht moet schenken. Een wijziging van de oprichtingsverordening is daarvoor echter niet vereist, aangezien op grond van artikel 29, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie 11 en het financieel reglement van het agentschap al evaluaties vooraf en achteraf moeten worden uitgevoerd voor alle programma’s en activiteiten die aanzienlijke uitgaven met zich meebrengen.

Bij de evaluatie zijn ook andere aanbevelingen voor wijziging van het mandaat van eu-LISA gedaan. Onderstaande wijzigingen zouden moeten worden aangebracht in de wetgevingsinstrumenten betreffende de betrokken systemen en zouden, wat betreft de uitbreiding van de taken van eu-LISA op statistisch gebied, geen wijziging van de oprichtingsverordening vereisen:

–de taken van eu-LISA betreffende het genereren/publiceren van statistieken voor elk van de systemen moeten worden uitgebreid;

–aan eu-LISA moet de taak worden toegewezen om verslagen over gegevenskwaliteit en gegevensanalyse op te stellen, zodat de uitvoering van de rechtsinstrumenten betreffende de systemen beter kan worden gecontroleerd.

In het tegelijk met dit voorstel goedgekeurde verslag over het functioneren van het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht worden de bevindingen van de evaluatie en de naar aanleiding daarvan opgestelde aanbevelingen gepresenteerd. Ook wordt opgemerkt dat de oprichtingsverordening, waarbij de taken van het agentschap zijn vastgesteld, de wettelijke, politieke en economische omstandigheden weerspiegelt zoals die ten tijde van de oprichting van het agentschap bestonden. De recente wetgevings- en beleidsontwikkelingen nopen tot verdere herziening of uitbreiding van de taken waarmee eu-LISA is belast door de oprichtingsverordening en andere wetgevingsinstrumenten (d.w.z. de rechtsinstrumenten betreffende de door eu-LISA beheerde systemen). De Commissie heeft in 2016 voorstellen ingediend waarbij het agentschap met het beheer van nieuwe systemen wordt belast: het inreis-uitreissysteem (EES) 12 , het geautomatiseerde systeem voor registratie en monitoring en inzake het toewijzingsmechanisme voor verzoeken om internationale bescherming 13 en het Europees systeem voor reisinformatie en autorisatie (ETIAS) 14 . Als deze initiatieven door de medewetgevers worden goedgekeurd, zijn wijzigingen van de eu-LISA-verordening noodzakelijk, die in werking moeten treden zodra die voorstellen van toepassing worden, zodat de nieuwe taken in de eu-LISA-verordening kunnen worden opgenomen, met name wat de taken van de raad van bestuur en de uitvoerend directeur betreft. Het EES-voorstel bevat wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1077/2011. Wat de voorstellen tot herschikking van ETIAS en Eurodac betreft, zijn soortgelijke wijzigingen tijdens de besprekingen in de Raad door het voorzitterschap ingevoegd. Aangezien dit voorstel echter wordt ingediend voordat die drie voorstellen betreffende nieuwe systemen zijn vastgesteld, moeten ook in onderhavig voorstel de vereiste wijzigingen tussen haakjes worden weergeven, zodat zij bij de definitieve goedkeuring door de medewetgevers in de tekst kunnen worden opgenomen.

De Commissie heeft verder op 6 april 2016 een mededeling over krachtigere en slimmere informatiesystemen voor grenzen en veiligheid goedgekeurd 15 . Aan eu-LISA moet in de oprichtingsverordening een uitdrukkelijk mandaat worden verleend voor de taken die het agentschap moet uitvoeren zoals beschreven in deze mededeling en in het zevende voortgangsverslag van de Commissie over de totstandbrenging van een echte en doeltreffende Veiligheidsunie van 16 mei 2017. Dat houdt onder meer in dat in de vorm van studies en testactiviteiten steun moet worden verleend aan de Commissie en de lidstaten bij de beoordeling van de technische haalbaarheid van ontwikkelingen en maatregelen ter bevordering van de interoperabiliteit van de systemen.

In het voorstel dienen tevens de wijzigingen te worden aangebracht die voortvloeien uit de evaluatie van het SIS in 2016, zoals beschreven in de voorstellen tot wijziging van de wetgevingsinstrumenten betreffende het SIS 16 , en uit het voorstel tot herschikking van de Eurodac-verordening 17 .

De oprichtingsverordening wijkt bovendien af van de gemeenschappelijke aanpak die wordt beschreven in de bijlage bij de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad van de EU en de Europese Commissie over de gedecentraliseerde agentschappen van 19 juli 2012, hierna de „gemeenschappelijke aanpak” genoemd, en van het nieuwe Financieel Reglement en de financiële kaderregeling. Deze afwijkingen moeten bij de herziening van de wetgeving worden gecorrigeerd. Een voorbeeld is de mogelijke verlenging van de ambtstermijn van de uitvoerend directeur van de huidige maximaal drie jaar tot maximaal vijf jaar. Een tweede voorbeeld is het voorschrift betreffende de frequentie waarmee het agentschap wordt geëvalueerd: iedere vijf jaar in plaats van de huidige vier jaar.

In de verordening moet ook worden bepaald dat eu-LISA de lidstaten advies kan verlenen over de aansluiting van de nationale systemen op de centrale systemen en tevens steun/bijstand in specifieke gevallen (zoals de steun op de hotspots in Griekenland tijdens de vluchtelingencrisis begin 2016).

Ook moet eu-LISA desgevraagd steun/bijstand kunnen verlenen aan de betrokken diensten van de Commissie bij technische problemen met bestaande of nieuwe systemen.

·Follow-up van de aanbevelingen van de raad van bestuur van het agentschap

De raad van bestuur van eu-LISA is op 25 november 2016 geraadpleegd over de aanbevelingen voor wijziging van de oprichtingsverordening van het agentschap en heeft op 27 februari 2017 advies uitgebracht. De raad van bestuur was verheugd over de aanbevelingen voor wijziging en over het voornemen van de Commissie om de taken van eu-LISA uit te breiden, en heeft nog een aantal aanbevelingen voor wijzigingen gedaan. Van deze aanvullende aanbevelingen heeft de Commissie er enkele overgenomen, namelijk de uitbreiding van het takenpakket op onderzoeksgebied en de verlenging van de ambtstermijn van de voorzitters van de adviesgroepen. De raad van bestuur heeft ook voorgesteld dat het agentschap, na goedkeuring van de raad van bestuur, extra technische locaties zou moeten kunnen opzetten naast de reeds bestaande in Straatsburg (Frankrijk) en Sankt Johann im Pongau (Oostenrijk). Die aanbeveling kan de Commissie echter niet aanvaarden, aangezien de noodzaak, meerwaarde of efficiëntiewinst daarvan niet op gedegen wijze is aangetoond. De vestigingsplaatsen voor het centrale systeem en het back-upsysteem van SIS II en VIS in Straatsburg en Sankt Johann im Pongau waren door de medewetgevers al vastgesteld in de wetgevingsinstrumenten betreffende SIS II (2006 en 2007) en VIS (2008). Tijdens de onderhandelingen over het voorstel voor de verordening tot oprichting van het agentschap besloten de medewetgevers, op basis van een gezamenlijk aanbod van Estland en Frankrijk om het agentschap onderdak te bieden, dat de zetel van het agentschap in Tallinn zou worden gevestigd en de technische en back-uplocaties in Straatsburg en Sankt Johann im Pongau zouden blijven. Het agentschap heeft ook geen evaluatie verstrekt waaruit de noodzaak van een aanvullende locatie blijkt. Ter verdere vergroting van de flexibiliteit voorziet dit voorstel echter in de mogelijkheid dat de back-upsystemen in Sankt Johann im Pongau tegelijkertijd in actieve modus opereren. Dat houdt in dat transacties ook tijdens de normale werking kunnen worden verwerkt en niet alleen als de systemen zijn uitgevallen.

·Wijzigingen die nodig zijn om eu-LISA te belasten met de taken die worden genoemd in het eindverslag van de deskundigengroep op hoog niveau inzake informatiesystemen en interoperabiliteit van 11 mei 2017 en het zevende voortgangsverslag van de Commissie over de totstandbrenging van een echte en doeltreffende Veiligheidsunie van 16 mei 2017

Deze wijzigingen omvatten onder meer het volgende:

1.

a) eu-LISA krijgt meer bevoegdheden op het gebied van gegevenskwaliteit, behoudens de goedkeuring van specifieke voorstellen voor wijziging van de wetgeving


De aanbeveling om eu-LISA een centrale controlecapaciteit voor gegevenskwaliteit te laten ontwikkelen, die is opgenomen in de mededeling over krachtigere en slimmere informatiesystemen voor grenzen en veiligheid, is door de deskundigengroep op hoog niveau inzake informatiesystemen en interoperabiliteit onderzocht. De deskundigengroep was van mening dat de door de centrale systemen opgelegde of gesuggereerde geautomatiseerde controles van kwaliteit, formaat en volledigheid zouden moeten worden verbeterd of aangevuld. Er is nadere analyse nodig van de mogelijke ontwikkeling van geautomatiseerde controle van de gegevenskwaliteit ten aanzien van verschillende datavelden in SIS, VIS en Eurodac en in nieuwe systemen zoals het EES. Zo’n controlemechanisme voor gegevenskwaliteit moet de centrale systemen in staat stellen om kennelijk onjuiste of inconsistente gegevensinvoer automatisch te herkennen, zodat de lidstaat die de gegevens heeft ingevoerd deze kan verifiëren en zo nodig corrigerende maatregelen kan nemen. Dit kan worden vergemakkelijkt als er een gemeenschappelijk gegevensregister voor het opstellen van statistische verslagen en verslagen over gegevenskwaliteit wordt opgezet, een datapakhuis met uit de systemen geëxtraheerde geanonimiseerde gegevens. In het zevende voortgangsverslag over de totstandbrenging van een echte en doeltreffende Veiligheidsunie werd opgemerkt dat de Commissie verder zal gaan met de aanbevelingen van de deskundigengroep over automatische kwaliteitscontrole, een datapakhuis dat geanonimiseerde gegevens uit relevante informatiesystemen kan analyseren voor statistieken en rapportagedoeleinden, alsmede opleidingsmodules op het gebied van gegevenskwaliteit voor medewerkers die op nationaal niveau belast zijn met het invoeren van gegevens in de systemen.

Deze nieuwe taken, inclusief het opzetten van een datapakhuis, vereisen dat in de wetgevingsinstrumenten betreffende de systemen of in een specifiek wetgevingsinstrument nadere bepalingen over gegevenskwaliteit worden opgenomen.

2.

b) eu-LISA krijgt de verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van maatregelen ter bevordering van interoperabiliteit, behoudens de goedkeuring van de desbetreffende wetgevingsvoorstellen


In het zevende voortgangsverslag over de totstandbrenging van een echte en doeltreffende Veiligheidsunie van 16 mei 2017 staat dat, overeenkomstig de mededeling van april 2016, en zoals bevestigd door de bevindingen en aanbevelingen van de deskundigengroep, de Commissie een nieuwe aanpak voor het beheer van gegevens voor grenzen en veiligheid voorstelt, waarbij alle gecentraliseerde EU-informatiesystemen voor veiligheids-, grens- en migratiebeheer interoperabel zijn, met volledige inachtneming van de grondrechten, zodat:

·de systemen gelijktijdig kunnen worden doorzocht via een Europees zoekportaal, met volledige inachtneming van doelbinding en toegangsrechten, teneinde beter gebruik te maken van de bestaande informatiesystemen, mogelijk met toepassing van meer gestroomlijnde regels voor de toegang tot het systeem voor rechtshandhavingsdoeleinden;

·de systemen gebruik kunnen maken van een gemeenschappelijke dienst voor biometrische matching, waarmee kan worden gezocht in verschillende informatiesystemen met biometrische gegevens, waarin (in geval van een treffer) een markering kan zijn aangebracht die wijst op een verband met aanverwante biometrische gegevens in andere systemen;

·de systemen gebruik kunnen maken van een gemeenschappelijk register met alfanumerieke identiteitsgegevens, waarmee kan worden nagegaan of iemand met meer dan een identiteit in verschillende gegevensbanken geregistreerd staat.

Het doel van dit voorstel is eu-LISA in staat te stellen de taken uit te voeren die voortvloeien uit het zevende voortgangsverslag over de totstandbrenging van een echte en doeltreffende Veiligheidsunie van 16 mei 2017 18 , en het agentschap te belasten met de ontwikkeling van een Europees zoekportaal, een gemeenschappelijke dienst voor biometrische matching en een gemeenschappelijk identiteitsregister, behoudens de goedkeuring van het wetgevingsinstrument inzake interoperabiliteit.

c) er wordt beoordeeld of het noodzakelijk is dat eu-LISA gezamenlijke technische oplossingen ontwikkelt, beheert en/of host ten behoeve van de nationale implementatie van de technische aspecten die voor de belanghebbende lidstaten voortvloeien uit de EU-wetgeving inzake gedecentraliseerde systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht.

Zoals vermeld in het zevende voortgangsverslag over de totstandbrenging van een echte en doeltreffende Veiligheidsunie van 16 mei 2017 wordt in het eindverslag van de deskundigengroep op hoog niveau inzake informatiesystemen en interoperabiliteit ook gewezen op het belang dat de bestaande informatiesystemen volledig worden geïmplementeerd en toegepast. De deskundigengroep heeft ook gekeken naar het gedecentraliseerde kader van Prüm voor de uitwisseling van DNA-gegevens, vingerafdrukken en voertuigkentekens 19 , en een haalbaarheidsstudie aanbevolen naar gecentraliseerde routing met eventueel nieuwe functies. De deskundigengroep heeft aanbevolen een haalbaarheidsstudie uit te voeren naar een gecentraliseerd mechanisme voor API-gegevens, met inbegrip van de noodzaak van een centrale router. De belanghebbende lidstaten zouden daarmee kunnen beschikken over een centrale aansluiting voor luchtvaartmaatschappijen en voor de doorgifte van API-gegevens naar de nationale en de centrale systemen (EES, ETIAS). Ten aanzien van het gedecentraliseerde systeem dat bij de EU-richtlijn betreffende persoonsgegevens van passagiers (PNR) is ingesteld 20 , heeft de deskundigengroep aanbevolen een haalbaarheidsstudie uit te voeren naar een centraal onderdeel voor API- en PNR-gegevens, met het oog op technische ondersteuning ter vergemakkelijking van de verbinding met luchtvaartmaatschappijen. De belanghebbende lidstaten zouden daarmee kunnen beschikken over een centrale aansluiting voor luchtvaartmaatschappijen en voor de doorgifte van PNR-gegevens naar de nationale systemen van de lidstaten die de PNR-richtlijn uitvoeren. De deskundigengroep was van mening dat dit de effectiviteit van de passagiersinformatie-eenheden zou vergroten, zodra de lidstaten de PNR-richtlijn hebben uitgevoerd.

Dit voorstel voorziet daarom in de mogelijkheid dat het agentschap van een groep lidstaten de opdracht krijgt een gemeenschappelijk IT-systeem te ontwikkelen, te beheren en/of te hosten waarmee zij gezamenlijk de technische aspecten kunnen implementeren van verplichtingen die voortvloeien uit de EU-wetgeving inzake gedecentraliseerde systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, behoudens de voorafgaande toestemming van de Commissie en na een besluit van de raad van bestuur. Dit kan worden geregeld door middel van een delegatieovereenkomst tussen de betrokken lidstaten en het agentschap waarbij het agentschap wordt belast met de uitvoering van de genoemde taken en de bijbehorende begroting. In zo’n geval brengt het agentschap de kosten in rekening bij de deelnemende lidstaten.

Zoals aangegeven in het zevende voortgangsverslag over de totstandbrenging van een echte en doeltreffende Veiligheidsunie heeft de Commissie steun verleend aan de werkzaamheden die een groep lidstaten in dit stadium verrichten om e-CODEX, een systeem voor grensoverschrijdende justitiële samenwerking en digitale toegang tot juridische procedures, te onderhouden. De Commissie heeft er nota van genomen dat deze lidstaten menen dat dit geen duurzame oplossing is. De lidstaten hebben binnen de werkgroep van de Raad verschillende opties bestudeerd en zijn tot de conclusie gekomen dat het onderhoud en de werking van e-CODEX het beste zouden kunnen worden verzekerd door het bij eu-LISA onder te brengen. Om de beste oplossing te vinden, is de Commissie begonnen met een effectbeoordeling van de verschillende opties voor het onderhoud van e-CODEX. De resultaten van de effectbeoordeling komen in het najaar van 2017 beschikbaar.

·Wijzingen die in verband met de goedkeuring van het ECRIS-TCN-voorstel noodzakelijk zijn

Tot slot zijn in het voorstel tevens de wijzigingen opgenomen die vereist zijn in verband met de goedkeuring van het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een gecentraliseerd systeem voor de vaststelling welke lidstaten over informatie beschikken inzake veroordelingen van onderdanen van derde landen en staatlozen (TCN) ter aanvulling en ondersteuning van het Europees Strafregisterinformatiesysteem (ECRIS-TCN) 21 (hierna „ECRIS-TCN-systeem” genoemd).

Zoals het geval is voor de andere voorstellen waarbij het agentschap met het beheer van nieuwe systemen wordt belast, maakt ook het ECRIS-TCN-voorstel wijziging van de eu-LISA-verordening noodzakelijk. Deze wijzigingen moeten zowel in het ECRIS-TCN-voorstel als in het voorstel voor de eu-LISA-verordening worden verwerkt. Indien het ECRIS-TCN-voorstel wordt vastgesteld voordat het voorstel voor de eu-LISA-verordening wordt goedgekeurd, dan worden de in het ECRIS-TCN-voorstel opgenomen wijzigingen van de huidige eu-LISA-verordening van toepassing. Die wijzingen worden vervangen door de wijzigingen in onderhavig voorstel voor de eu-LISA-verordening, zodra laatstgenoemd voorstel is goedgekeurd. Afhankelijk van het tempo waarin beide voorstellen worden goedgekeurd, zullen de wijzigingen tijdens de onderhandelingen worden aangepast met het oog op de consistentie van de bepalingen over de taken van eu-LISA.

***

De voor eu-LISA geplande nieuwe taken/systemen versterken de reeds bevestigde meerwaarde van dit agentschap, dat drie grootschalige IT-systemen onder één dak heeft gebracht. Daardoor werd het mogelijk deskundigheid te bundelen, synergieën te creëren en een flexibeler kader tot stand te brengen dan vóór de oprichting van eu-LISA mogelijk was. De systemen waren destijds ontwikkeld en beheerd door de Commissie en bepaalde taken waren toevertrouwd aan overheidsinstanties in twee verschillende lidstaten. De nieuwe taken zijn ook bedoeld om het agentschap in staat te stellen om lidstaten, waar dat nodig is, ondersteuning te bieden.

Het initiatief zal rechtstreekse gevolgen hebben voor het agentschap, de personeelsleden ervan, onder wie de uitvoerend directeur, de leden die in de raad van bestuur en de adviesgroepen zijn vertegenwoordigd en de diensten van de Commissie die met het agentschap te maken hebben. Daarnaast zal het agentschap in breder verband voordelen bieden aan de lidstaten en agentschappen die als eindgebruikers met de systemen werken, aangezien het agentschap een grotere rol zal spelen bij toekomstige ontwikkelingen inzake IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht en de lidstaten waar nodig ondersteuning zal bieden.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel bouwt voort op de bestaande eu-LISA-verordening, die in 2015 is gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 603/2013 22 om de verordening aan te passen aan de wijzigingen die bij de verordening tot herschikking van Eurodac werden ingevoerd, onder meer wat betreft de toegang tot Eurodac voor rechtshandhavingsdoeleinden. Bij onderhavig voorstel wordt het mandaat van het agentschap uitgebreid met de uitvoering van nieuwe taken. De Europese agenda’s voor veiligheid 23 en migratie 24 hebben de richting aangegeven voor de ontwikkeling en uitvoering van het EU-beleid voor de aanpak van de parallelle uitdagingen van migratiebeheer en strijd tegen terrorisme en georganiseerde criminaliteit. In de Europese migratieagenda werd erop gewezen dat het belangrijk is om de grootschalige IT-systemen SIS, VIS en Eurodac ten volle te benutten, omdat zij voordelen bieden voor het grensbeheer en het vermogen van Europa om irreguliere migratie te bestrijden en irreguliere migranten terug te sturen, kunnen versterken. In de migratieagenda werd tevens aangekondigd dat een nieuwe fase zou intreden met de goedkeuring van het voorstel tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES), dat de bestrijding van irreguliere migratie vergemakkelijkt doordat alle grensoverschrijdingen van onderdanen van derde landen worden geregistreerd. In de Europese veiligheidsagenda werd erop gewezen dat de agentschappen van de EU een essentiële rol spelen bij de ondersteuning van de operationele samenwerking. De lidstaten werden aangemoedigd om ten volle gebruik te maken van de ondersteuning die de agentschappen bieden op het gebied van criminaliteitsbestrijding en er werd tevens op gewezen dat intensivering van de samenwerking tussen de agentschappen moest worden bevorderd, met inachtneming van het mandaat van die agentschappen.

Door eu-LISA een grotere rol en meer verantwoordelijkheden te geven met betrekking tot bestaande en nieuwe grootschalige IT-systemen voor samenwerking en informatie-uitwisseling op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht en met betrekking tot ondersteuning van de lidstaten en de Commissie, draagt dit voorstel voor een verordening bij tot een doeltreffender en zekerder grensbeheer en een verbeterde veiligheid, alsook tot het bestrijden en voorkomen van criminaliteit.

Het voorstel is bovendien in overeenstemming en geheel verenigbaar met de voorgestelde wijzigingen van de wetgevingsinstrumenten voor de ontwikkeling, de instelling, de werking en het gebruik van de systemen die momenteel al door eu-LISA worden beheerd, en met de voorstellen om het agentschap met het beheer van nieuwe systemen te belasten.

Samenhang met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit voorstel is nauw verbonden met en vormt een aanvulling op ander beleid van de Unie, namelijk:

a) interne veiligheid: zoals in de Europese veiligheidsagenda werd benadrukt, zijn strenge gemeenschappelijke normen voor grensbeheer essentieel om grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme te voorkomen. Dit voorstel draagt voorts bij tot de totstandkoming van een hoger niveau van interne veiligheid, doordat eu-LISA in staat wordt gesteld de ontwikkeling en het operationele beheer op zich te nemen van nieuwe systemen (zoals het EES, het ETIAS en het ECRIS-TCN-systeem), alsmede aanverwante taken die daadwerkelijk tot dat doel bijdragen;

b) het gemeenschappelijk Europees asielstelsel: eu-LISA beheert Eurodac en DubliNet en zal worden belast met de ontwikkeling en het operationele beheer van het geautomatiseerde systeem voor registratie en monitoring en inzake het toewijzingsmechanisme voor verzoeken om internationale bescherming (voorstel herschikking Dublin), en het agentschap werkt samen met het [Asielagentschap van de Europese Unie];

c) beheer van de buitengrenzen en veiligheid: eu-LISA beheert het SIS en het VIS, die bijdragen tot een efficiënt toezicht op de buitengrenzen van de Unie, en zal worden belast met het beheer van het EES en het ETIAS;

d) gegevensbescherming: dit voorstel staat er borg voor dat eu-LISA de veiligheid van de gegevens in de centrale systemen en de communicatie-infrastructuur beschermt.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Dit wetgevingsvoorstel is gebaseerd op artikel 74, artikel 77, lid 2, onder a) en b), artikel 78, lid 2, onder e), artikel 79, lid 2, onder c), artikel 82, lid 1, onder d), artikel 85, lid 1, artikel 87, lid 2, onder a), en artikel 88, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die de rechtsgrondslag vormen voor de wijziging van de verordening tot oprichting van eu-LISA en de rechtsinstrumenten betreffende de door het agentschap beheerde systemen.

Artikel 74 VWEU bepaalt dat maatregelen moeten worden genomen ter aanmoediging en versterking van administratieve samenwerking tussen de overheidsdiensten van de lidstaten. Dit is een passende rechtsgrondslag, aangezien het agentschap de communicatie en de samenwerking vergemakkelijkt tussen de overheidsdiensten van de lidstaten die voor bovengenoemde gebieden bevoegd zijn.

De operationele beheerstaken waarmee het agentschap wordt belast, ondersteunen de beleidsaspecten die aan de wetgevingsinstrumenten betreffende het SIS en het VIS ten grondslag liggen. Het agentschap houdt zich in technisch opzicht bezig met aangelegenheden betreffende personencontroles aan de buitengrenzen en maatregen betreffende illegale immigratie en illegaal verblijf (respectievelijk artikel 77, lid 2, onder b), en artikel 79, lid 2, onder c), VWEU, die een passende rechtsgrondslag vormen voor de taken van het agentschap die verband houden met SIS II). Wat het VIS betreft, bieden de activiteiten van het agentschap technische ondersteuning voor de procedures voor de afgifte van visa door de lidstaten: ook artikel 77, lid 2, onder a), VWEU is daarom rechtsgrondslag.

Wat Eurodac betreft, bieden de operationele beheerstaken van het agentschap technische ondersteuning bij het bepalen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielaanvraag die door een onderdaan van een derde land is ingediend in een van de lidstaten (artikel 78, lid 2, onder e), VWEU), de identificatie van illegaal verblijvende of staatloze personen (artikel 79, lid 2, onder c), VWEU), de verzameling, opslag, verwerking, analyse en uitwisseling van voor rechtshandhavingsdoeleinden relevante informatie (artikel 87, lid 2, onder a), VWEU) en de activiteiten en taken van Europol met betrekking tot het gebruik van Eurodac voor rechtshandhavingsdoeleinden (artikel 88, lid 2, onder a), VWEU).

Artikel 82, lid 1, onder d), VWEU bepaalt dat maatregelen moeten worden vastgesteld om in het kader van strafvervolging en tenuitvoerlegging van beslissingen de samenwerking tussen de justitiële of gelijkwaardige autoriteiten van de lidstaten te bevorderen. Daarnaast bepaalt artikel 87, lid 2, onder a), VWEU dat met het oog op de ontwikkeling van een vorm van politiële samenwerking waarbij alle bevoegde autoriteiten van de lidstaten betrokken zijn, maatregelen moeten worden vastgesteld voor de verzameling, opslag, verwerking, analyse en uitwisseling van relevante informatie. Deze bepalingen vormen een goede rechtsgrondslag om het agentschap met taken op dit gebied te belasten.

De maatregelen die worden bedoeld in artikel 77, lid 2, onder a) en b), artikel 78, lid 2, onder e), artikel 79, lid 2, onder c), artikel 82, lid 1, onder d), en artikel 87, lid 2, onder a), VWEU moeten worden vastgesteld volgens de gewone wetgevingsprocedure. Bijgevolg is de gewone wetgevingsprocedure van toepassing voor de vaststelling van de verordening in haar geheel.

·Variabele geometrie

Aangezien de rechtsgrondslag van dit voorstel voor een verordening deel uitmaakt van titel V van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, speelt de variabele geometrie een rol die ontstaan is door de protocollen inzake de positie van het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken. Dit voorstel voor een verordening bouwt voort op het Schengenacquis en de maatregelen inzake Eurodac. De hierna genoemde gevolgen van de diverse protocollen en associatieovereenkomsten moeten daarom in aanmerking worden genomen.

Denemarken:

Overeenkomstig het Protocol (nr. 22) betreffende de positie van Denemarken, dat aan het VEU en het VWEU is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming door de Raad van maatregelen uit hoofde van titel V van het VWEU, met uitzondering van „maatregelen tot bepaling van de derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum of […] maatregelen betreffende een uniform visummodel”. Aangezien deze verordening, voor zover zij betrekking heeft op het SIS en het VIS, [het EES] en [het ETIAS], voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van bovengenoemd protocol binnen een termijn van zes maanden na de datum waarop zij is vastgesteld, of het deze verordening in zijn nationaal recht zal toepassen. Overeenkomstig het gelijkaardige artikel 5 van het eerdere protocol betreffende de positie van Denemarken heeft het land besloten Verordening (EG) nr. 1987/2006 en Verordening (EG) nr. 767/2008 in zijn nationale wetgeving om te zetten.

Voor zover dit voorstel betrekking heeft op Eurodac [en het geautomatiseerde systeem voor registratie en monitoring en inzake het toewijzingsmechanisme voor verzoeken om internationale bescherming, als bedoeld in artikel 44 van Verordening (EU) XX/20XX tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (herschikking)]. Overeenkomstig artikel 3 van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de criteria en instrumenten om te bepalen welke staat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat wordt ingediend in Denemarken of een andere lidstaat van de Europese Unie en „Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin 25 , dient Denemarken echter de Commissie ervan in kennis te stellen of het de inhoud van deze verordening zal toepassen, voor zover zij betrekking heeft op Eurodac [en het geautomatiseerde systeem voor registratie en monitoring en inzake het toewijzingsmechanisme voor verzoeken om internationale bescherming, als bedoeld in artikel 44 van Verordening (EU) XX/20XX tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (herschikking)]. Denemarken past de huidige Eurodac-verordening (Verordening (EU) nr. 603/2013) toe op grond van een kennisgeving uit hoofde van die overeenkomst.

[Voor zover deze verordening betrekking heeft op het ECRIS-TCN-systeem neemt Denemarken, overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol (nr. 22) betreffende de positie van Denemarken, dat aan het VEU en het VWEU is gehecht, niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken.]

Verenigd Koninkrijk en Ierland:

Voor zover het betrekking heeft op SIS II als geregeld bij Verordening (EG) nr. 1987/2006 en op het VIS, [het EES] en [het ETIAS], houdt dit voorstel een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk en Ierland, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis en Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis, niet deelnemen. Derhalve is deze voorgestelde verordening, voor zover zij betrekking heeft op SIS II als geregeld bij Verordening (EG) nr. 1987/2006 en op het VIS, [het EES] en [het ETIAS], niet bindend voor of van toepassing op het Verenigd Koninkrijk en Ierland. Het Verenigd Koninkrijk en Ierland kunnen verzoeken deel te mogen nemen aan de vaststelling van deze verordening, overeenkomstig artikel 4 van het Protocol (nr. 19) betreffende het Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie.

Voor zover deze verordening betrekking heeft op SIS II, zoals geregeld bij Besluit 2007/533/JBZ, nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland aan deze verordening deel overeenkomstig artikel 5, lid 1, van het Protocol (nr. 19) betreffende het Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie, dat aan het VEU en het VWEU is gehecht („protocol betreffende het Schengenacquis”), en artikel 8, lid 2, van Besluit 2000/365/EG van de Raad van 20 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis respectievelijk artikel 6, lid 2, van Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis.

Voor zover deze verordening betrekking heeft op Eurodac [en het geautomatiseerde systeem voor registratie en monitoring en inzake het toewijzingsmechanisme voor verzoeken om internationale bescherming, als bedoeld in artikel 44 van Verordening (EU) XX/20XX tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (herschikking)] kunnen het Verenigd Koninkrijk en Ierland de voorzitter van de Raad in kennis stellen van hun wens om deel te nemen aan de vaststelling en toepassing ervan, overeenkomstig artikel 3 van het Protocol (nr. 21) betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het VEU en het VWEU is gehecht. Verordening (EG) nr. 603/2013 is bindend voor het Verenigd Koninkrijk en Ierland, omdat deze lidstaten hebben medegedeeld dat zij wensen deel te nemen aan de aanneming en de toepassing van die verordening overeenkomstig het Protocol (nr. 21) betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.

[Voor zover deze verordening betrekking heeft op het ECRIS-TCN-systeem, nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland overeenkomstig de artikelen 1 en 2 en artikel 4 bis, lid 1, van het Protocol (nr. 21) betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het VEU en het VWEU is gehecht, niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaten. Overeenkomstig artikel 3 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 kunnen het Verenigd Koninkrijk en Ierland te kennen geven dat zij aan de vaststelling van deze verordening wensen deel te nemen.]

Aangezien het Verenigd Koninkrijk op 29 maart 2017 ingevolge artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie kennisgeving heeft gedaan van zijn voornemen zich uit de Unie terug te trekken, zullen de Verdragen niet meer van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk met ingang van de datum van inwerkingtreding van het terugtrekkingsakkoord of, bij gebreke daarvan, na verloop van twee jaar na de kennisgeving, tenzij de Europese Raad met instemming van het Verenigd Koninkrijk tot verlenging van deze termijn besluit. Onverminderd de bepalingen van het terugtrekkingsakkoord is derhalve de bovengenoemde beschrijving van de deelname van het Verenigd Koninkrijk in dit voorstel slechts van toepassing tot het moment dat het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie verlaat.

Noorwegen en IJsland:

Wat Noorwegen en IJsland betreft, houdt dit voorstel, voor zover het betrekking heeft op SIS II en het VIS, [het EES] en [het ETIAS], een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 26 .

Zoals vier niet-EU-lidstaten bij het Schengenacquis zijn betrokken, heeft de Unie tevens overeenkomsten gesloten waarbij deze landen ook bij de Dublinmaatregelen worden betrokken, met inbegrip van Eurodac. De overeenkomst waarbij IJsland en Noorwegen bij de Dublinmaatregelen worden betrokken, is in 2001 gesloten 27 .

Zwitserland:

Wat Zwitserland betreft, houdt dit voorstel, voor zover het betrekking heeft op het SIS en het VIS, [het EES] en [het ETIAS], een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis, als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 28 , die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punten A, B en G, van Besluit 1999/437/EG van de Raad, gelezen in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad 29 .

De overeenkomst waarbij Zwitserland bij de Dublinmaatregelen wordt betrokken, is op 28 februari 2008 gesloten en met ingang van 12 december 2008 van toepassing 30 .

Liechtenstein:

Wat Liechtenstein betreft, houdt dit voorstel, voor zover het betrekking heeft op het SIS en het VIS, [het EES] en [het ETIAS], een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis, als bedoeld in het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punten A, B en G, van Besluit 1999/437/EG van de Raad, gelezen in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/261/EG van de Raad 31 .

De overeenkomst waarbij Liechtenstein bij de Eurodac- {en Dublin}maatregelen wordt betrokken, is op 7 maart 2011 gesloten 32 .

Gemeenschappelijke bepalingen betreffende de landen die bij de Eurodac- {en Dublin}maatregelen zijn betrokken:

Op grond van de drie bovengenoemde overeenkomsten aanvaarden de betrokken landen de Eurodac- {en Dublin}maatregelen en de ontwikkeling daarvan zonder voorbehoud. Zij nemen geen deel aan de vaststelling van besluiten die de Eurodacmaatregelen wijzigen of daarop voortbouwen (zoals dit voorstel), maar moeten de Commissie binnen een bepaalde termijn na de goedkeuring van die besluiten door de Raad en het Europees Parlement meedelen of zij de inhoud ervan al dan niet aanvaarden.

Teneinde rechten en verplichtingen tot stand te brengen die van kracht zijn tussen Denemarken – dat zoals eerder uiteengezet op grond van een internationale overeenkomst bij de Eurodac- {en Dublin{maatregelen is betrokken – en de bovengenoemde betrokken landen, zijn door de voormalige Gemeenschap (nu de Unie) en de betrokken landen twee protocollen gesloten 33 .

Subsidiariteit

Het voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, aangezien het doel van de voorgestelde maatregel, namelijk het bevestigen van het feit dat eu-LISA wordt belast met het operationele beheer van het centrale SIS, het centrale VIS en de nationale interfaces, het centrale Eurodac en de bijbehorende communicatie-infrastructuur alsmede andere systemen, en met een aantal andere nieuwe taken. Deze taken kunnen niet door de afzonderlijke lidstaten worden verwezenlijkt en kunnen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie beter op het niveau van de Unie worden uitgevoerd.

Evenredigheid

Dit voorstel voor een verordening is bedoeld ter uitvoering van de aanbevelingen van de evaluatie en is opgesteld naar aanleiding van de ontwikkelingen die het gevolg zijn van nieuwe uitdagingen en feiten waarvoor de Unie zich gesteld ziet op het gebied van zowel migratiebeheer als interne veiligheid. Het weerspiegelt dan ook de nieuwe taken van het agentschap met betrekking tot de voorgestelde nieuwe systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht. De voorgestelde verordening belast het agentschap met enkele nieuwe taken, in voorkomend geval behoudens de vaststelling van de desbetreffende wetgevingsinstrumenten.

Het uit de EU-begroting gefinancierde agentschap krijgt de bevoegdheid uitsluitend de centrale delen van SIS II, de centrale delen van het VIS en de nationale interfaces, het centrale deel van Eurodac en de bijbehorende communicatie-infrastructuur te beheren, echter zonder de verantwoordelijkheid te krijgen voor de in de systemen ingevoerde gegevens. De lidstaten zijn bevoegd voor hun nationale systemen, hoewel het agentschap in specifieke gevallen met ruimere taken wordt belast op het gebied van advies en steun aan de lidstaten. De bevoegdheden van het agentschap blijven derhalve beperkt tot het minimum dat noodzakelijk is voor de ondersteuning van effectieve, veilige en continue gegevensuitwisseling tussen de lidstaten. Bevestiging van de oprichting van het agentschap als gespecialiseerde structuur voor het beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht en uitbreiding van het mandaat en de taken van het agentschap in de voorgestelde mate wordt evenredig geacht met de legitieme belangen van de gebruikers en de kritieke aard van de systemen, waaraan hoge eisen worden gesteld op het gebied van beveiliging en beschikbaarheid.

Keuze van het instrument

Aangezien het agentschap voor het operationele beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht is ingesteld bij een verordening, wordt in dit voorstel voor hetzelfde rechtsinstrument gekozen.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1077/2011 heeft de Commissie binnen drie jaar na 1 december 2012 in nauwe samenwerking met de raad van bestuur een evaluatie van de werking van het agentschap verricht. De Commissie heeft de evaluatie uitgevoerd op basis van het verslag van een door Ernst & Young tussen maart 2015 en maart 2016 verrichte externe evaluatie, die de periode van december 2012 tot september 2015 bestrijkt. Het verslag van de externe evaluatie is gepubliceerd in maart 2016 34 . Het verslag van de Commissie over het functioneren van het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA) 35 en het bijbehorende werkdocument van de diensten van de Commissie over de evaluatie van eu-LISA worden samen met dit voorstel gepresenteerd. De resultaten van de evaluatie en de naar aanleiding daarvan opgestelde aanbevelingen worden in punt 1 samengevat.

Raadpleging van belanghebbenden

Het voorstel van de Commissie is gebaseerd op de bovengenoemde evaluatie, die verricht is op basis van overleg met de belanghebbenden. Deze belanghebbenden zijn de lidstaten (met name hun vertegenwoordigers in de raad van de bestuur en de adviesgroepen), de met Schengen en Dublin/Eurodac geassocieerde landen, het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, de Europese Rekenkamer, agentschappen van de EU (in het bijzonder Cepol, Frontex, EASO, Europol, Eurojust en het grondrechtenbureau), en de contractanten die bij eu-LISA zijn betrokken.

De Commissie heeft het agentschap bovendien geraadpleegd over de aanbevelingen voor wijziging van de oprichtingsverordening die naar aanleiding van de technische ontwikkelingen kunnen worden vastgesteld en het agentschap gevraagd enkele beknopte effectbeoordelingen uit te voeren waaruit de noodzaak van de wijzigingen blijkt.

Zoals de verordening voorschrijft, is de raad van bestuur van het agentschap geraadpleegd over de aanbevelingen van de Commissie tot wijziging van de verordening tot oprichting van het agentschap. Zoals onder punt 1 uiteengezet, heeft de Commissie binnen de grenzen van het mogelijke de aanbevelingen van de raad van bestuur overgenomen. Dit geldt met name voor de aanbeveling om het mandaat van het agentschap uit te breiden wat betreft onderzoek, de aanbeveling om de ambtstermijn van de voorzitters van de adviesgroepen te verlengen en de aanbeveling om het mogelijk te maken de locatie Sankt Johann im Pongau te gebruiken om de systemen in actieve modus te doen werken. Het advies van de raad van bestuur over de aanbevelingen van de Commissie is in de bijlage bij bovengenoemd verslag van de Commissie opgenomen.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

De onafhankelijke externe evaluatie van het agentschap is uitgevoerd door Ernst & Young. Dit bedrijf heeft zijn jarenlange ervaring en expertise bij de evaluatie ingezet en de belanghebbenden uitgebreid geraadpleegd. Ook is rekening gehouden met de verslagen van eu-LISA over de technische werking van SIS II en het VIS, de jaarverslagen over de activiteiten van de centrale eenheid van Eurodac en de algemene evaluatieverslagen van de Commissie over het VIS en SIS II.

Effectbeoordeling

Het voorstel is voor een groot deel gebaseerd op de resultaten van het onder 1 genoemde externe evaluatieverslag en de aanbevelingen die in dat verband zijn gedaan.

Er is geen effectbeoordeling verricht, aangezien de conclusie van de evaluatie luidde dat de wijzigingen in wezen van technische aard zijn, in die zin dat zij hetzij vereist zijn om de werking en de operationele effectiviteit van het agentschap te verbeteren, hetzij verband houden met andere ontwikkelingen op wetgevings- of beleidsgebied, zoals het beheer van nieuwe systemen of het uitvoeren van nieuwe taken. Enerzijds wordt door deze wijzigingen het mandaat van het agentschap slechts in beperkte mate uitgebreid en is het effect ervan niet significant. Anderzijds heeft de Commissie, wat de uit ontwikkelingen op wetgevings- of beleidsgebied voortvloeiende wijzigingen betreft, geen keuze, aangezien deze ontwikkelingen juist tot de desbetreffende wijzigingen nopen.

Grondrechten

Dit voorstel is in overeenstemming met de grondrechten en beginselen die in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie neergelegd zijn. Het verruimt de taken en verantwoordelijkheden van het agentschap, met name doordat het wordt belast met het beheer van nieuwe grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht. De gevolgen van het voorstel voor de grondrechten zijn echter beperkt, aangezien het agentschap heeft aangetoond dat het in staat is het operationele beheer van SIS, VIS en Eurodac op doeltreffende wijze te verzorgen en de nieuwe taken waarmee het wordt belast uit te voeren, met inachtneming van de grondrechten, en met name artikel 8 over de bescherming van persoonsgegevens. De nieuwe systemen waarmee het agentschap volgens de voorstellen wordt belast, omvatten overeenkomstig de desbetreffende wetgevingsinstrumenten passende waarborgen op het gebied van gegevensbescherming, waaraan het agentschap zich dient te houden.

Dit voorstel voldoet derhalve aan de artikelen 2 en 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De subsidie die het agentschap ontvangt ten behoeve van het operationele beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht is reeds in de begroting van de Unie opgenomen. Bij dit voorstel worden de taken van het agentschap verruimd. Voor elk nieuw systeem waarmee het agentschap wordt belast, wordt weliswaar een specifiek rechtsinstrument vastgesteld op basis van titel V van het VWEU, waarbij tevens in het voor de ontwikkeling en het operationele beheer noodzakelijke budget wordt voorzien, maar voor andere nieuwe taken die in dit voorstel zijn opgenomen, zijn specifieke middelen en een specifiek budget vereist, die in het aan dit voorstel gehechte financieel memorandum nader worden beschreven.

Dit geldt voor de taken in verband met de communicatie-infrastructuur van het SIS die aan het agentschap worden overgedragen en de taken die voortvloeien uit de mededeling over krachtigere en slimmere informatiesystemen van 6 april 2016 en het zevende voortgangsverslag van de Commissie over de totstandbrenging van een echte en doeltreffende Veiligheidsunie van 16 mei 2017. Er moet tevens worden voorzien in een budget ter dekking van de nieuwe taken van het agentschap die inhouden dat het, indien nodig, advies en ad-hocsteun aan de lidstaten verleent en de Commissie ondersteunt bij technische aangelegenheden in verband met bestaande of nieuwe systemen.

De uitbreiding van de onderzoekstaken van het agentschap ten behoeve van de uitvoering van de onderdelen van het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie die betrekking hebben op grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, moet worden gedekt door de bijdrage van de Unie waarin is voorzien in het besluit waarbij de desbetreffende taken door de Commissie aan het agentschap worden gedelegeerd.

Een groep lidstaten kan eu-LISA belasten met de ontwikkeling, het beheer en/of de hosting van gecentraliseerde oplossingen voor de uitvoering van technische aspecten die uit het EU-recht inzake gedecentraliseerde systemen voortvloeien. Deze taken dienen volledig te worden bekostigd uit de bijdragen die de betrokken lidstaten betalen ter dekking van alle kosten.

Om het agentschap in staat te stellen alle taken uit te voeren waarin dit voorstel voorziet, moet de subsidie van de Unie aan het agentschap voor 2018–2020 met 78,354 miljoen EUR worden vermeerderd en moet voor diezelfde periode in 52 extra posten worden voorzien. Dit aantal omvat 23 personeelsformatieposten (tijdelijke functionarissen), 2 arbeidscontractanten, 2 gedetacheerde nationale deskundigen en 25 arbeidscontractanten na inbesteding van uitzendkrachten. Het genoemde bedrag omvat noch het voor de nieuwe systemen vereiste budget waarin de desbetreffende wetgevingsvoorstellen voorzien, noch het budget dat vereist is voor de voorstellen tot wijziging van de bestaande systemen. Onderdeel 3.2.2 van het financieel memorandum bij dit voorstel geeft een gedetailleerde uitsplitsing per jaar en per systeem.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Regelingen voor monitoring, evaluatie en rapportage

Voor eu-LISA geldt de verplichting verslag uit te brengen over zijn activiteiten en zijn werkzaamheden te monitoren. Met name moet het agentschap jaarlijks een verslag opstellen over de activiteiten van het agentschap in het voorafgaande jaar, waarin onder andere de behaalde resultaten worden vergeleken met de doelstellingen van het jaarlijkse werkprogramma.

Tot de taken van de uitvoerend directeur behoort het opzetten en uitvoeren van een doeltreffend systeem voor regelmatige monitoring en evaluatie van de grootschalige IT-systemen en van het agentschap zelf, onder andere waar het gaat om de doeltreffende en efficiënte verwezenlijking van de doelstellingen ervan.

Het agentschap moet een grotere rol spelen bij het verstrekken van statistische gegevens over de systemen die het beheert. Het publiceren van die statistische gegevens behoort eveneens tot zijn taken. De precieze bepalingen hierover zullen in de specifieke wetgevingsinstrumenten worden opgenomen.

De raad van bestuur stelt elke twee jaar een verslag op over de technische werking van het SIS en het VIS, zoals verplicht op grond van de wetgevingsinstrumenten voor deze systemen. Jaarlijks wordt bovendien een verslag opgesteld over de activiteiten van het centrale systeem van Eurodac. De raad van bestuur stelt tevens de verslagen vast over de ontwikkeling en de technische werking van de nieuwe systemen waarmee het agentschap wordt belast.

De Commissie dient uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening en daarna om de vijf jaar een evaluatie van de werkzaamheden van het agentschap te verrichten. De Commissie brengt over de bevindingen van de evaluaties verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en de raad van bestuur. De uitvoerend directeur zorgt ervoor dat aan de bevindingen van de evaluatie en de naar aanleiding daarvan opgestelde aanbevelingen een passend gevolg wordt gegeven.

Het Europees Parlement en de Raad kunnen de uitvoerend directeur verzoeken om verslag uit te brengen aan die instellingen over de uitvoering van zijn taken. Voorafgaand aan de benoeming van de uitvoerend directeur en de verlenging van diens ambtstermijn moet de uitvoerend directeur bovendien worden uitgenodigd om een verklaring af te leggen voor het Europees Parlement en vragen van de bevoegde commissieleden te beantwoorden.

De belangrijkste taak van het agentschap is en blijft het verzorgen van het operationele beheer van de bestaande grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht en het voorbereiden, ontwikkelen en beheren van nieuwe systemen waarmee het agentschap wordt belast op grond van wetgevingsinstrumenten uit hoofde van de artikelen 69 tot en met 89 VWEU. Met name zal het agentschap op korte termijn de volgende systemen moeten ontwikkelen: het EES en het ETIAS, behoudens de vaststelling van de desbetreffende wetgevingsinstrumenten. Uit de eerste evaluatie van het agentschap is echter gebleken dat het mandaat van het agentschap moet worden uitgebreid. Om mogelijk te maken dat de aanbevelingen van de evaluatie en de onder punt 1 samengevatte juridische, feitelijke en beleidsontwikkelingen worden uitgevoerd, zijn in dit voorstel elementen opgenomen om de taken van het agentschap uit te breiden ten opzichte van het mandaat dat op grond van Verordening (EU) nr. 1077/2011 van toepassing is.

Uitbreiding van het mandaat van eu-LISA

In artikel 1 worden nu de bevoegdheden van het agentschap genoemd. Met name wordt bepaald dat het agentschap met de volgende nieuwe taken kan worden belast:

–de opzet, de ontwikkeling en het operationele beheer van het inreis-uitreissysteem (EES) 36 , DubliNet 37 , het Europees systeem voor reisinformatie en autorisatie (ETIAS) 38 , het geautomatiseerde systeem voor registratie en monitoring en inzake het toewijzingsmechanisme voor verzoeken om internationale bescherming 39 en het ECRIS-TCN-systeem 40 , behoudens de vaststelling van de desbetreffende wetgevingsinstrumenten;

–het toezicht op de gegevenskwaliteit overeenkomstig artikel 8;

–de ontwikkeling van de nodige maatregelen met het oog op interoperabiliteit overeenkomstig artikel 9;

–de verlening van ondersteuning aan de lidstaten en de Commissie overeenkomstig artikel 12.

Specifieke taken met betrekking tot nieuwe systemen (behoudens de vaststelling van de desbetreffende wetgevingsinstrumenten)

Artikel 5 bis betreft de taken in verband met het inreis-uitreissysteem, dat de Commissie op 6 april 2016 heeft voorgesteld en waarover momenteel door de medewetgevers wordt onderhandeld.

Artikel 5 ter betreft de taken in verband met het Europees systeem voor reisinformatie en autorisatie. Het op 16 november 2016 ingediende ETIAS-voorstel zou in het najaar van 2017 moeten worden goedgekeurd.

Artikel 5 quinquies betreft de taken in verband met het geautomatiseerde systeem voor registratie en monitoring en inzake het toewijzingsmechanisme voor verzoeken om internationale bescherming (toewijzingsmechanisme voor Dublin). Het herschikkingsvoorstel voor Dublin is op 4 mei 2016 ingediend en er wordt momenteel door de medewetgevers over onderhandeld.

Artikel 5 sexies betreft de taken in verband met het gecentraliseerde systeem voor de vaststelling welke lidstaten over informatie beschikken inzake veroordelingen van onderdanen van derde landen en staatlozen (TCN) ter aanvulling en ondersteuning van het Europees Strafregisterinformatiesysteem (ECRIS-TCN-systeem). Het ECRIS-TCN-voorstel is op 29 juni 2017 ingediend.

Overdracht aan het agentschap van taken van de Commissie met betrekking tot de communicatie-infrastructuur van het SIS en het VIS

Artikel 7 is aangepast in verband met de overdracht aan het agentschap van de taken van de Commissie die betrekking hebben op communicatie-infrastructuur tussen het centrale systeem en de uniforme nationale interface in elke lidstaat, die de verbinding verzorgt tussen de centrale systemen van het SIS en het VIS en de nationale infrastructuren in de lidstaten. Er wordt ook bepaald dat geen overdracht zal plaatsvinden voor de systemen die gebruikmaken van EuroDomain (momenteel alleen Eurodac), een beveiligde telecommunicatie-infrastructuur die wordt aangeboden door TESTA-ng (trans-Europese diensten voor telematica tussen overheidsdiensten – volgende generatie) 41 . TESTA-ng wordt beheerd en gefinancierd door de Commissie en derhalve zullen in de nabije toekomst geen contractuele taken of budgetten aan eu-LISA worden overgedragen.

Waarborgen van gegevenskwaliteit

Artikel 8 belast het agentschap met de totstandbrenging van geautomatiseerde controlemechanismen voor gegevenskwaliteit en gemeenschappelijke indicatoren voor gegevenskwaliteit, alsook met de ontwikkeling van een centraal register voor verslagen en statistieken, behoudens specifieke wetgevingswijzigingen van de instrumenten van de bestaande systemen en/of specifieke bepalingen in nieuwe instrumenten.

Ontwikkeling van de nodige maatregelen met het oog op interoperabiliteit

Artikel 9 belast het agentschap met de ontwikkeling van de maatregelen die nodig zijn om de interoperabiliteit van de systemen mogelijk te maken, in voorkomend geval behoudens de vaststelling van de desbetreffende wetgevingsinstrumenten.

Uitbreiding van de onderzoekstaken van eu-LISA

Artikel 10 breidt het mandaat van het agentschap op onderzoeksgebied uit. Met name krijgt het agentschap de opdracht de delen van het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie uit te voeren die betrekking hebben op grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht.

Uitbreiding van de reikwijdte van proefprojecten

Artikel 11 breidt de reikwijdte uit van de proefprojecten die aan eu-LISA kunnen worden opgedragen. Op verzoek van de Commissie kan het agentschap door middel van een delegatieovereenkomst worden belast met begrotingsuitvoeringstaken voor conceptvalideringen die worden gefinancierd uit het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa bedoeld in Verordening (EU) nr. 515/2014. Het agentschap kan, als de raad van bestuur daartoe besluit, ook testactiviteiten plannen en verrichten voor aangelegenheden die vallen onder deze verordening en de wetgevingsinstrumenten betreffende de ontwikkeling, de instelling, de werking en het gebruik van alle grootschalige IT-systemen die door het agentschap worden beheerd.

Ondersteuning van de lidstaten en de Commissie

Artikel 12 bepaalt dat het agentschap kan worden verzocht om de lidstaten advies in verband met de aansluiting van de nationale systemen op de centrale systemen te verlenen en om de lidstaten ad-hocsteun te bieden. Ook kan het agentschap worden verzocht om de Commissie advies of steun te verlenen in verband met technische aangelegenheden betreffende bestaande of nieuwe systemen, bijvoorbeeld door middel van studies en tests.

Daarnaast wordt in artikel 12 bepaald dat het agentschap ook de opdracht kan krijgen een gemeenschappelijk IT-systeem te ontwikkelen, te beheren en/of te hosten en wel van een groep van ten minste zes lidstaten, die vrijwillig kiezen voor een gecentraliseerde oplossing die hen ondersteunt bij het implementeren van de technische aspecten van verplichtingen die voortvloeien uit de EU-wetgeving inzake gedecentraliseerde systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, behoudens de voorafgaande toestemming van de Commissie en na een besluit van de raad van bestuur. In voorkomend geval belasten de betrokken lidstaten het agentschap met die taken door middel van een delegatieovereenkomst met daarin de voorwaarden voor de delegatie, de berekening van alle relevante kosten en het soort facturering.

Uitbreiding van de mogelijkheden om de back-uplocatie voor operationele doeleinden in te zetten

Artikel 13 voorziet in de mogelijkheid dat de back-uplocatie in Sankt Johann im Pongau, ten aanzien van door het agentschap beheerde grootschalige IT-systemen, tegelijkertijd wordt ingezet voor operationele doeleinden, mits de werking van die IT-systemen bij uitval van het systeem eveneens is gewaarborgd. Nadere bijzonderheden betreffende het gebruik van de back-upsystemen worden opgenomen in het wetgevingsinstrument inzake elk specifiek systeem.

Nieuwe taken van de raad van bestuur

In artikel 15 wordt nader bepaald welke taken aan de raad van bestuur worden opgelegd, onder meer in verband met zijn verantwoordelijkheid om voor de algemene aansturing van de activiteiten van het agentschap te zorgen. Artikel 15 wordt aangevuld om het in overeenstemming te brengen met de gemeenschappelijke aanpak die wordt beschreven in de bijlage bij de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad van de EU en de Europese Commissie over de gedecentraliseerde agentschappen van 19 juli 2012. Voorts wordt het artikel gewijzigd om te voorzien in een nieuwe verplichting voor de raad van bestuur om jaarlijks in augustus een tussentijds verslag op te stellen over de voortgang van de uitvoering van de geplande activiteiten in de eerste zes maanden van het jaar, alsmede in verband met de ontwikkelingen rond het nieuwe Financieel Reglement 42 en de financiële kaderregeling 43 en de nieuwe taken die voor de raad van bestuur voortvloeien uit het feit dat het agentschap met het operationele beheer van nieuwe systemen wordt belast.

Wijzigingen met betrekking tot de raad van bestuur

Bij artikel 18 wordt de ambtstermijn van de voorzitter van de raad van bestuur overeenkomstig de gemeenschappelijke aanpak verlengd van twee jaar naar vier jaar, met een maximum van twee termijnen.

Artikel 19 wordt aangevuld met de mogelijkheid dat bepaalde EU-agentschappen de vergaderingen van de raad van bestuur bijwonen wanneer een vraagstuk op de agenda staat dat betrekking heeft op een nieuw systeem waartoe zij op grond van het desbetreffende wetgevingsinstrument als eindgebruiker toegang hebben.

Wijzigingen met betrekking tot de taken en de ambtstermijn van de uitvoerend directeur

Artikel 21 verduidelijkt de taken van de uitvoerend directeur door aan te geven dat deze verantwoordelijk is voor het administratieve beheer van het agentschap en voor de uitvoering van de aan het agentschap opgelegde verplichtingen. Artikel 21 wordt overeenkomstig de gemeenschappelijke aanpak aangevuld om rekening te houden met nieuwe taken die voortvloeien uit wetgevingsinstrumenten waarbij het agentschap met het beheer van nieuwe systemen wordt belast. De verplichting van de uitvoerend directeur om aan de raad van bestuur een ontwerpopdracht voor de evaluatie van de werking van het agentschap voor te leggen, is geschrapt.

In artikel 22 wordt bepaald dat de ambtstermijn van de uitvoerend directeur, overeenkomstig de gemeenschappelijke aanpak, eenmaal met ten hoogste vijf jaar kan worden verlengd, in plaats van drie jaar zoals momenteel het geval is.

Wijzigingen met betrekking tot de adviesgroepen (behoudens de vaststelling van de desbetreffende wetgevingsinstrumenten)

Artikel 23 voorziet in de oprichting van adviesgroepen als bedoeld in de wetgevingsvoorstellen voor het EES, het ETIAS en het ECRIS-TCN-systeem.

Verplichte voorafgaande goedkeuring van de veiligheidsvoorschriften door de Commissie op basis van de veiligheidsvoorschriften van de Commissie

In artikel 33 wordt bepaald dat de veiligheidsvoorschriften van het agentschap betreffende de bescherming van gerubriceerde gegevens en gevoelige niet-gerubriceerde gegevens, na goedkeuring door de Commissie, door de raad van bestuur worden vastgesteld op basis van de veiligheidsvoorschriften die voor de Commissie gelden.

Wijziging van het artikel over de evaluatie

Artikel 35 wordt gewijzigd om te verduidelijken dat de Commissie de werkzaamheden van het agentschap beoordeelt en over de bevindingen van de evaluaties verslag uitbrengt aan het Europees Parlement, de Raad en de raad van bestuur. De evaluatie vindt om de vijf jaar plaats in plaats van om de vier jaar, om de werkwijze aan te passen aan de gemeenschappelijke aanpak inzake gedecentraliseerde agentschappen.

Invoeging van een bepaling over samenwerking met instellingen, organen en instanties van de Unie

In artikel 37 worden de voorschriften vastgesteld over de samenwerking met de instellingen, organen en instanties van de Unie, met name die welke actief zijn op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht.

Aanpassing van de begrotingsbepalingen aan die van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013

De artikelen 39 tot en met 42 zijn afgestemd op de bepalingen van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad 44 , zoals deze in de financiële voorschriften van het agentschap zijn opgenomen.

Invoeging van een bepaling over het voorkomen van belangenconflicten

Artikel 43 schrijft voor dat het agentschap interne voorschriften vaststelt ter voorkoming van belangenconflicten.

Hoofdstuk VI bevat wijzigingen van andere instrumenten van de Unie

De artikelen 46 en 47 betreffen wijzigingen van de rechtsinstrumenten inzake SIS II die verband houden met de overdracht van de taken van de Commissie op het gebied van de communicatie-infrastructuur van het SIS aan het agentschap. Deze wijziging is niet nodig voor de VIS-verordening, omdat in het EES-voorstel een bepaling is opgenomen tot wijziging van artikel 26, lid 2, van de VIS-verordening, die luidt dat de beheersautoriteit (d.w.z. het agentschap) zes maanden na de inwerkingtreding van de EER-verordening belast wordt met de taken van de Commissie op het gebied van de communicatie-infrastructuur. Ten aanzien van Eurodac is geen wijziging noodzakelijk omdat de communicatie-infrastructuur van Eurodac valt onder EuroDomain, dat door de Commissie wordt beheerd en gefinancierd. Er vindt derhalve in de nabije toekomst geen overdracht van contractuele taken of budgetten aan eu-LISA plaats. Als het wetgevingsinstrument tot oprichting van het ECRIS-TCN-systeem door de medewetgevers wordt vastgesteld, zal ook het ECRIS-TCN-systeem van de infrastructuur van EuroDomain gebruikmaken en wordt de Commissie verantwoordelijk voor de uitvoering van de begroting, de aanschaf en vernieuwing van de communicatie-infrastructuur van ECRIS-TCN en contractuele aangelegenheden daaromtrent.

Na de vaststelling van dit voorstel moet het memorandum van overeenstemming tussen de Europese Commissie en het agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht 45 worden gewijzigd in onderling overleg tussen de Commissie en eu-LISA, in overeenstemming met de wijzigingen met betrekking tot de communicatie-infrastructuur die in de wetgevingsinstrumenten voor de betrokken systemen zijn aangebracht.