Toelichting bij COM(2017)375 - Invoer van cultuurgoederen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2017)375 - Invoer van cultuurgoederen.
bron COM(2017)375 NLEN
datum 13-07-2017
1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

In het kader van de Europese veiligheidsagenda van 2015 1 en het actieplan ter versterking van de strijd tegen terrorismefinanciering van 2016 2 heeft de Commissie aangekondigd dat zij met een wetgevingsvoorstel tegen de illegale handel in cultuurgoederen zou komen. Het Europees Parlement en de Raad hebben de Europese veiligheidsagenda 3 en het actieplan omarmd en verzocht om het tempo van de werkzaamheden op te voeren 4 . Op 15 maart 2017 is de richtlijn inzake terrorismebestrijding aangenomen, die ook bepalingen bevat betreffende strafrechtelijke sancties voor personen of entiteiten die materiële steun voor terrorisme verstrekken 5 .

Het voornemen om een wetgevingsvoorstel op te stellen, was ook aangekondigd in de Gezamenlijke Mededeling van de Europese Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid aan het Europees Parlement en de Raad 'Naar een EU-strategie voor internationale culturele betrekkingen' 6 .

Op mondiaal niveau moet dit voorstel ook worden bekeken in het licht van de verklaring van de leiders van de G20 van 8 juli 2017 7 , waarin zij er zich onder meer toe verbonden om alternatieve bronnen van terrorismefinanciering aan te pakken, waaronder het plunderen en smokkelen van antieke voorwerpen.

De verordening en de hieronder beschreven maatregelen vormen tevens een antwoord op de resolutie van het Europees Parlement van 30 april 2015 over de vernieling van cultuurgoederen door ISIS/Da'esh, waarin onder meer werd opgeroepen om krachtdadig op te treden tegen de illegale handel in cultuurgoederen, Europese opleidingsprogramma's op te zetten voor rechters, politie- en douanefunctionarissen, overheidsinstanties en marktdeelnemers in het algemeen, en bewustmakingscampagnes te ontwikkelen om de aankoop en verkoop van cultuurgoederen die afkomstig zijn van illegale handel, te ontmoedigen.

In zijn conclusies van 12 februari 2016 herinnerde de Raad eraan dat de strijd tegen de illegale handel in cultuurgoederen zonder dralen diende te worden opgevoerd, en verzocht hij de Commissie in dit verband zo spoedig mogelijk met voorstellen voor wetgevingsmaatregelen te komen.

Op 24 maart 2017 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties in resolutie 2347 (2017) 8 de VN-lidstaten opgeroepen om maatregelen te nemen tegen de illegale handel in en smokkel van cultuurgoederen, met name wanneer deze wordt gedreven door terroristische groeperingen en de goederen afkomstig zijn uit gebieden waar een gewapend conflict heerst. Ook in maart 2017 hebben de ministers van Cultuur van de G7 alle landen opgeroepen een verbod in te stellen op de handel in geroofde cultuurgoederen die naar het buitenland worden gesmokkeld, en tegelijkertijd het belang benadrukt van een nauwere samenwerking tussen internationale gerechtelijke en rechtshandhavingsautoriteiten 9 .

In de verklaring van Rome van 25 maart 2017 hebben de leiders van 27 lidstaten en van de EU-instellingen herhaald dat zij sterk hechten aan de bescherming van het culturele erfgoed en de culturele diversiteit. De strijd tegen de illegale handel in cultuurgoederen wordt een van de Europese kernacties in het Europees Jaar van het Cultureel Erfgoed 2018.

Dit initiatief strekt ertoe te voorkomen dat cultuurgoederen die illegaal uit een derde land zijn uitgevoerd, in de EU worden ingevoerd en opgeslagen, en wil zo de smokkel in cultuurgoederen tegengaan, de financiering van terrorisme bestrijden en het cultureel erfgoed beschermen, met name oudheidkundige voorwerpen in herkomstlanden waar een gewapend conflict heerst. Te dien einde wordt voorgesteld een gemeenschappelijke definitie voor cultuurgoederen bij invoer vast te stellen, te garanderen dat importeurs bij de aankoop van cultuurgoederen uit derde landen zorgvuldigheid betrachten, gestandaardiseerde informatie vast te stellen die het legale karakter van de goederen moet staven, te voorzien in doeltreffende afschrikmiddelen voor smokkel, en de belanghebbende partijen actiever te betrekken bij de bescherming van cultureel erfgoed.

Het voorstel houdt geen verband met Refit.

Samenhang met bestaand beleid op het betrokken gebied

Momenteel bestaan er geen gemeenschappelijke regels ten aanzien van de invoer van cultuurgoederen uit derde landen, behalve Verordening (EG) nr. 1210/2003 10 van de Raad van 7 juli 2003 betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak en Verordening (EU) nr. 36/2012 11 van de Raad van 18 januari 2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië, die allebei een verbod op de handel in cultuurgoederen met deze landen opleggen. Het initiatief moet een aanvulling vormen op deze twee maatregelen en ook op de bestaande EU-wetgeving betreffende de uitvoer van cultuurgoederen (Verordening (EG) nr. 116/2009 12 ).

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

De voorgestelde verordening vervolledigt het EU-rechtskader voor de handel in cultuurgoederen, dat tot dusver alleen voorzag in wetgeving betreffende de uitvoer van cultuurgoederen 13 en betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht 14 . Wat invoer betreft, omvatte dit rechtskader alleen beperkende maatregelen ten aanzien van de handel in cultuurgoederen uit Irak en Syrië.

De tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening zal worden geflankeerd door een reeks - lopende of nog op te zetten - EU-maatregelen waarmee de factoren worden aangepakt die het aanbod van en de vraag naar illegaal verhandelde cultuurgoederen sturen, zoals de ongelijke mate waarin de verschillende lidstaten over zorgvuldigheidseisen beschikken en deze toepassen, en de capaciteitstekorten in bepaalde landen waaruit de smokkelwaar afkomstig is, met name in kwetsbare situaties.

De strijd tegen de illegale handel in cultuurgoederen maakt deel uit van de strijd die de EU tegen de georganiseerde misdaad voert. Op basis van het besluit van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 18 mei 2017 15 zal de versterkte operationele samenwerking tussen de rechtshandhavingsautoriteiten worden voortgezet in het kader van de EU-beleidscyclus voor georganiseerde en zware internationale criminaliteit in de periode 2018-2021.

De EU en de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (Unesco) zullen in 2017-18 samen een proefproject opzetten om opleidingsmodules betreffende de illegale handel in cultuurgoederen te ontwikkelen voor de relevante beroepsgroepen, waaronder politieambtenaren. Met dit proefproject zal ook een uitgebreide studie naar de verschillende dimensies van de illegale handel in cultuurgoederen worden gefinancierd, waarin met name zal worden gekeken naar smokkelroutes, -omvang en -methoden alsook naar het gebruik van nieuwe technologieën om deze te bestrijden.

Via TAIEX, het EU-instrument instrument voor technische bijstand en informatie-uitwisseling, wordt ook voorzien in capaciteitsopbouw van de rechtshandhavingsautoriteiten. De afgelopen jaren zijn verschillende workshops over de bestrijding van de illegale handel in cultuurgoederen georganiseerd, onder andere in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Turkije, Kosovo, Bosnië en Herzegovina en Servië. De TAIEX-bijstand was voorheen alleen beschikbaar in de landen van het nabuurschap, maar kan nu overal ter wereld worden ingezet.

Deskundigen op het gebied van cultureel erfgoed nemen steeds vaker deel aan gezamenlijke missies van de EU, de VN en de Wereldbank om de behoeften na een ramp en in de fasen van herstel en vredesopbouw in kaart te brengen, waarbij zij de schade aan en risico's voor het cultureel erfgoed, waaronder illegale handel, helpen te beoordelen.

Deze lijst van initiatieven is niet volledig. In de nabije toekomst zullen nog extra maatregelen worden genomen om de tenuitvoerlegging van de voorgestelde verordening te vergemakkelijken en de doelstellingen ervan te ondersteunen.

1.

Het voorstel is ook in overeenstemming met en draagt bij aan andere beleidsgebieden van de Unie, met name:


– de Europese veiligheidsagenda 16 , die de nadruk legt op het belang van de strijd tegen terrorisme en georganiseerde misdaad;

– het actieplan ter versterking van de strijd tegen terrorismefinanciering, waarin een aantal beleids- en wetgevingsinitiatieven (waaronder dit voorstel) zijn opgesomd, die in het kader van een alomvattende aanpak op dit gebied moeten worden genomen; en

– de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake terrorismebestrijding en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad inzake terrorismebestrijding, die ook bepalingen bevat betreffende strafrechtelijke sancties voor personen of entiteiten die materiële steun voor terrorisme verstrekken.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De EU is exclusief bevoegd voor het handelsbeleid en voor douanewetgeving, zoals douanecontroles bij invoer, uit hoofde van de artikelen 3 en 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Krachtens artikel 207 VWEU stellen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen de maatregelen vast die het kader voor de uitvoering van het gemeenschappelijke handelsbeleid van de Unie bepalen. Dat is bijvoorbeeld het geval met Verordening (EG) nr. 116/2009 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen, die is vastgesteld op basis van artikel 207 VWEU.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

N.v.t.

Evenredigheid

De beleidskeuze die de voorkeur geniet, is een combinatie van regelgevende en niet-regelgevende beleidsopties. Onder het toepassingsgebied van de voorgestelde regelgevingsmaatregel valt een breed scala aan typen cultuurgoederen zonder dat de legitieme handel in het gedrang komt, dankzij een minimale ouderdomsdrempel van 250 jaar voor deze goederen. Deze ouderdomsdrempel zorgt voor een evenwichtige aanpak in overeenstemming met de voorschriften die van toepassing zijn in sommige andere rechtsgebieden, en zal bijdragen tot een coherente aanpak op internationaal niveau. Voorts is de toets waaraan goederen vóór hun binnenkomst in het douanegebied van de Unie worden onderworpen, gedifferentieerd naar het risico dat het bij bepaalde categorieën van cultuurgoederen om geroofde goederen kan gaan, zoals oudheidkundige vondsten of delen van monumenten.

In dit verband wordt verwezen naar de overwegingen inzake evenredigheid in het effectbeoordelingsverslag, met name de punten 7.3.5 en 7.4.4.

Keuze van het instrument

Een verordening van het Europees Parlement en de Raad is in dit geval het passende instrument, in overeenstemming met artikel 207 VWEU, dat de rechtsgrondslag van het voorstel vormt.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

Momenteel bestaat er geen EU-wetgeving ten aanzien van de invoer van cultuurgoederen; ex-postevaluaties of geschiktheidscontroles zijn voor dit voorstel dus niet relevant.

Raadpleging van belanghebbenden

2.

De Commissie heeft de belanghebbenden als volgt geraadpleegd:


1. een openbare raadpleging 17 op de Europa-server, waarop alle belanghebbenden konden reageren van 23 oktober 2016 tot en met 23 januari 2017. Met de vragenlijst werden de standpunten en meningen verzameld van de volgende categorieën belanghebbenden: burgers, bedrijven, beroepsorganisaties en belangenvertegenwoordigers, ngo's en de civil society, overheden. De vragenlijst was gericht op het probleem van de illegale handel in cultuurgoederen, de maatregelen die met betrekking tot de invoer van cultuurgoederen moesten worden genomen om de illegale handel en de financiering van terrorisme te bestrijden, en de gevolgen en parameters van eventuele wetgevingsmaatregelen. De Commissie heeft in totaal 305 bijdragen ontvangen.

De vaststelling van douanevoorschriften bij invoer door de Unie kan op grote bijval rekenen, maar de meningen zijn sterker verdeeld over de vraag of dergelijke maatregelen zouden bijdragen aan de strijd tegen georganiseerde misdaad en terrorismefinanciering; bedrijven zijn veelal van mening dat dat niet zo is. De moeilijkheid om de legale herkomst te bepalen, wordt gezien als een tekortkoming van het huidige systeem. Als belangrijkste criteria om te bepalen welke goederen onder een maatregel moeten vallen, worden genoemd: de zeldzaamheid, de historische/educatieve waarde, de ouderdom en de vraag of een cultuurgoed afkomstig is uit een conflictgebied. Bedrijven lijken er de voorkeur aan te geven dat in eerste instantie de exportlanden zelf - met hulp van de EU - optreden om hun erfgoed te beschermen, terwijl overheden en de civil society sterke voorstanders zijn van Uniewetgeving op basis waarvan de douane kan verhinderen dat illegale cultuurgoederen de EU binnenkomen.

Wat documentatievereisten voor het aantonen van de legale herkomst betreft, lijken bedrijven vooral de voorkeur te geven aan een zelf opgestelde verklaring (affidavit), terwijl overheden voorstander zijn van uitvoercertificaten (uit schriftelijke opmerkingen blijkt meer bepaald dat zij liever invoervergunningen afleveren op basis van uitvoercertificaten);

2. drie bijeenkomsten van de Commissie met de deskundigengroep voor douanezaken in verband met cultuurgoederen (vertegenwoordigers van de douane- en culturele autoriteiten van de lidstaten) waar het initiatief werd gepresenteerd, gevolgd door een grondige gedachtewisseling en een debat over de diverse uitdagingen en doelstellingen. Aan de afgevaardigden van de lidstaten werd ook gevraagd om een schriftelijke standpuntbepaling over de diverse opties in te dienen en sommigen hebben dat gedaan. Alle lidstaten zijn het erover eens dat er maatregelen moeten worden genomen bij invoer, maar bij de specifieke keuze van de maatregelen lopen de meningen uiteen. Een grote groep lidstaten geeft de voorkeur aan invoervergunningen voor een beperkt aantal categorieën cultuurgoederen, namelijk die waarvoor het risico het grootst is in de huidige geopolitieke context;

3. een enquête onder de douane- en culturele autoriteiten van de lidstaten over de potentiële of verwachte gevolgen van diverse regelgevende opties (kosten of andere lasten) voor de overheid.

Van de 16 ontvangen antwoorden bevatten er 12 gedeeltelijke informatie over de tijd die nodig zou zijn voor het vervullen van de formaliteiten in verband met de regelgevende beleidsopties. De meeste lidstaten waren niet in staat om een raming te geven omdat dat volgens hen niet mogelijk was op basis van de structuur van hun huidige systeem en procedures. Uit de resultaten (extrapolatie van de antwoorden met behulp van het standaardkostenmodel) konden bezwaarlijk sluitende conclusies worden getrokken, omdat de verstrekte ramingen niet op alle beleidsopties betrekking hadden;

4. een enquête van een externe contractant in het kader van de studie 'Fighting illicit trafficking in cultural goods: analysis of customs issues in the EU' 18 . Aan bedrijven, verenigingen, overheden en internationale organisaties zijn gedetailleerde vragenlijsten toegezonden. In het effectbeoordelingsverslag is gebruik gemaakt van de conclusies van de in het kader van de studie verrichte enquête, hoofdzakelijk die over de ervaringen die zijn opgedaan met de tenuitvoerlegging van de EU-verordening betreffende de uitvoer van cultuurgoederen en de twee verordeningen betreffende sancties tegen Irak en Syrië.

Effectbeoordeling

Er is een effectbeoordeling 19 verricht en de Raad voor regelgevingstoetsing heeft eerst een negatief advies 20 uitgebracht en vervolgens een positief advies 21 , bij de tweede voorlegging van het voorstel, waarin de probleemomschrijving en de vastgestelde doelstellingen waren aangepast en de overwogen beleidsopties duidelijker en beter waren gestructureerd qua presentatie en inhoud.

De opties die zijn geselecteerd om de geconstateerde problemen aan te pakken, zijn verenigbaar; zij zouden voorkomen dat cultuurgoederen die illegaal uit een derde land zijn uitgevoerd, in de EU worden ingevoerd en opgeslagen, en zouden zo de smokkel in cultuurgoederen tegengaan, de financiering van terrorisme bestrijden en het cultureel erfgoed beschermen, met name in herkomstlanden waar een gewapend conflict heerst. Naar verwachting zal deze hoofddoelstelling worden verwezenlijkt zonder onnodige lasten te creëren, met name als volgt:

1. bewustmaking van potentiële kopers, met name toeristen en reizigers, en van douane- en andere rechtshandhavingsautoriteiten;

2. een verordening die voorziet in douanecontrolemaatregelen met betrekking tot cultuurgoederen die voor het vrije verkeer worden aangegeven of onder een andere bijzondere douaneregeling dan douanevervoer (zoals een vrije zone) worden geplaatst. De controles zien op cultuurgoederen zoals omschreven in het Verdrag van het Internationaal Instituut voor de eenmaking van het privaatrecht (Unidroit) inzake gestolen of onrechtmatig uitgevoerde cultuurgoederen van 1995, die minsten 250 jaar oud zijn. De persoon die dergelijke cultuurgoederen het douanegebied van de Unie wil binnenbrengen, moet de volgende documenten voorleggen om hun legale herkomst aan te tonen, dat wil zeggen om aan te tonen dat zij op rechtmatige wijze uit het land van herkomst zijn uitgevoerd:

- voor oudheidkundige voorwerpen, delen van monumenten die niet in hun geheel bewaard zijn gebleven, en zeldzame manuscripten en wiegedrukken moet de persoon bij de door de lidstaat van binnenkomst daartoe aangewezen bevoegde autoriteit een invoervergunning aanvragen door het bewijs van de legale uitvoer van de goederen uit het land van herkomst voor te leggen;

- voor alle andere cultuurgoederen moet de persoon bij de douane een ondertekende verklaring (affidavit) indienen waarin hij bevestigt dat de goederen legaal zijn uitgevoerd uit het land van herkomst, samen met een Object ID-modelformulier waarin het voorwerp nauwkeurig is beschreven. De douane registreert deze documenten en houdt een exemplaar ervan bij.

3.

Naar verwachting zal met de gekozen beleidsopties de hierboven beschreven hoofddoelstelling worden verwezenlijkt, net als een reeks specifieke doelstellingen, als volgt:


Doordat in deze optie wordt gekozen voor de definitie van cultuurgoederen van het Unidroit-verdrag van 1995 en een ouderdom van ten minste 250 jaar, wordt voorzien in een gemeenschappelijke definitie van cultuurgoederen in het kader van invoer, die in verhouding staat tot de vereiste bescherming (breed scala aan typen goederen) zonder dat de legale handel in het gedrang komt. Het vereiste om informatie over het cultuurgoed en de herkomst ervan te verstrekken, via de aanvraag voor een invoervergunning dan wel het Object ID-modelformulier, zorgt ervoor dat kopers en importeurs in de EU zorgvuldigheid betrachten ten aanzien van het legale karakter van binnengebrachte cultuurgoederen. Tegelijkertijd wordt het veel gemakkelijker om douanecontroles te verrichten dankzij de gestandaardiseerde documentatievereisten bij invoer met betrekking tot de identiteit van de binnengebrachte cultuurgoederen. De vaststelling van sancties voor inbreuken (opgelegd door de lidstaten) leidt tot een doeltreffendere afschrikking voor de handel in cultuurgoederen.

De keuze voor deze beleidsoptie sluit volledig aan bij de vastgestelde behoefte aan een daadkrachtig antwoord op het toegenomen risico voor bepaalde categorieën cultuurgoederen die door hun aard rechtstreeks blootstaan aan het gevaar dat zij verloren gaan of verspreid raken, namelijk oudheidkundig erfgoed. Dit zijn precies ook de cultuurgoederen die het doelwit zijn van terroristen en andere strijdende partijen om hun activiteiten te financieren. Wat nalevingslasten betreft, kunnen er enige kosten verbonden zijn aan de opstelling van een aanvraag voor een invoervergunning voor deze goederen, maar zij maken slechts een zeer klein deel 22 uit van de ingevoerde cultuurgoederen.

Deze optie zou evenredig zijn aan de gestelde doelen, omdat wordt voorzien in certificeringsvereisten bij invoer in overeenstemming met de desbetreffende risico's en er gemakkelijk kan worden gereageerd op wijzigende omstandigheden en smokkelprofielen.

Tot slot zal het opzetten van bewustmakingscampagnes voor potentiële kopers en voor douane- en andere rechtshandhavingsautoriteiten de belanghebbenden actiever betrekken bij het tegengaan van de illegale handel.

Grondrechten

De beoogde maatregelen zullen naar verwachting gevolgen hebben voor de volgende rechten die zijn neergelegd in onderstaande artikelen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna 'HGREU'):

– de vrijheid van ondernemerschap (artikel 16 HGREU); en

– het recht op eigendom (artikel 17 HGREU).

Wanneer het vermoeden bestaat dat een valse verklaring is afgelegd met betrekking tot de cultuurgoederen, kunnen de autoriteiten beslissen die goederen tijdelijk in bewaring te nemen, hetgeen gevolgen heeft voor het recht op eigendom en de vrijheid van ondernemerschap.

Krachtens artikel 52 HGREU moeten beperkingen op de uitoefening van de erkende rechten en vrijheden bij wet worden gesteld, de wezenlijke inhoud van de rechten en vrijheden eerbiedigen, beantwoorden aan door de Unie erkende doelstellingen van algemeen belang en evenredig zijn.

De maatregelen houden een zorgvuldig evenwicht tussen de betrokken rechten en de rechtmatige belangen van de maatschappij dankzij een aanpak die doeltreffend is (de doelstelling bereikt) maar de rechten zo min mogelijk aantast.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen aanzienlijke gevolgen voor de begroting van de Europese Unie.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De Commissie zal worden gemachtigd om uitvoeringshandelingen aan te nemen om de specifieke formulieren die moeten worden gebruikt (zoals vergunningsformulieren, aanvraagformulieren, de tekst van het affidavit enz.), en de desbetreffende procedureregels vast te stellen.

De Commissie zal in nauwe samenwerking met de lidstaten toezien op het functioneren van het rechtsinstrument en op de uitvoeringsbepalingen ervan. Door voortdurend en systematisch toezicht zal kunnen worden nagegaan of de toepassing van het beleidsvoorstel de verwachtingen inlost en zullen uitvoeringsproblemen tijdig kunnen worden aangepakt.

4.

De verordening zal worden geëvalueerd aan de hand van feitelijke gegevens die door de lidstaten zullen worden verzameld met inachtneming van de volgende toezichtindicatoren:


- statistische gegevens voor de Commissie over geregistreerde importeursverklaringen;

- verrichte controles bij twijfel over de juistheid van een ontvangen importeursverklaring;

- het aantal ontvangen en het aantal geweigerde aanvragen voor een invoervergunning;

- relevante statistische gegevens over handelsstromen van cultuurgoederen (bv. landen vanwaaruit cultuurgoederen hoofdzakelijk naar de EU worden verzonden);

5.

- het aantal gevallen waarin cultuurgoederen voor verdere controle, waaronder onderzoek door een deskundige, in bewaring zijn genomen; en


- door de lidstaten vastgestelde en opgelegde sancties.

Door in de toekomst 23 passende onderverdelingen van de douanenomenclatuur te ontwikkelen, zal nauwkeuriger toezicht kunnen worden gehouden op de handelsstromen en zullen specifiekere statistische gegevens kunnen worden verzameld over het aantal en soort cultuurgoederen die het douanegebied van de Unie binnenkomen.

De Commissie zal op basis van de door de lidstaten verstrekte gegevens een evaluatieverslag opstellen en aan het Europees Parlement en de Raad voorleggen drie jaar na de datum van toepassing van de verordening en daarna opnieuw om de vijf jaar. In de evaluatie van de verordening moet worden beoordeeld in welke mate de doelstellingen zijn bereikt. De resultaten van de evaluatie kunnen in de vorm van een verslag aan de andere Europese Instellingen worden meegedeeld.

De doeltreffendheid van de niet-wetgevende flankerende initiatieven zal worden beoordeeld aan de hand van een evaluatie achteraf van de bewustmakingscampagnes en opleidingen.

Artikelsgewijze toelichting

In artikel 1 worden het onderwerp en het toepassingsgebied van de verordening vastgesteld.

Artikel 2 bevat een reeks definities van termen die in de verordening worden gebruikt.

In artikel 3 wordt het beginsel neergelegd dat cultuurgoederen het douanegebied van de Unie alleen mogen binnenkomen wanneer er daarvoor een invoervergunning is afgegeven of een importeursverklaring is voorgelegd. Cultuurgoederen kunnen de Unie nog altijd tijdelijk binnenkomen voor tentoonstellingen of academisch en wetenschappelijk onderzoek of wanneer zij tijdelijk moeten worden ondergebracht om ze te beschermen tegen vernietiging of verlies als er in hun land van herkomst een gewapend conflict heerst of een natuurramp is gebeurd.

Artikel 4 schrijft voor wanneer een invoervergunning vereist is, wie de aanvraag moet indienen, welke voorwaarden van toepassing zijn en bij welke autoriteit van een lidstaat de vergunning kan worden verkregen. Om ontwijking te voorkomen, wordt er - wanneer het land van uitvoer niet het land is waar het voorwerp werd ontdekt of voortgebracht ("land van herkomst") - een onderscheid gemaakt naargelang het land van uitvoer een overeenkomstsluitende partij bij de Unesco-overeenkomst van 1970 is of niet. Wanneer dat land een partij bij de overeenkomst is en zich er dus toe heeft verbonden om de illegale handel in cultuurgoederen te bestrijden, moet de aanvrager aantonen dat de uitvoer uit dat land op legale wijze gebeurd is; in het andere geval moet hij aantonen dat de uitvoer uit het land van herkomst op legale wijze gebeurd is.

Artikel 5 schrijft voor wanneer een importeursverklaring vereist is en bevat de bepalingen betreffende het gestandaardiseerde document met de beschrijving van de goederen. Dit gestandaardiseerde document zal een zogenaamd Object ID zijn, een internationale standaard voor het beschrijven van cultuurgoederen. Deze standaard wordt ondersteund door belangrijke rechtshandhavingsinstanties, musea, organisaties die zich inzetten voor cultureel erfgoed, organisaties die zich bezighouden met de handel in en taxatie van kunst, en verzekeringsmaatschappijen. Hij wordt ook door de Unesco aanvaard als de internationale norm voor het vastleggen van minimale gegevens over roerende cultuurgoederen. Het Object ID is bekend bij en wordt gebruikt door veel lidstaten, met name hun gespecialiseerde politiediensten, om voorwerpen in digitale databanken te catalogiseren; het is een middel om snel informatie te kunnen uitwisselen en minimuminformatievereisten op te leggen aan musea. Er wordt een soortgelijk onderscheid gemaakt als in artikel 4 tussen landen van uitvoer die partij zijn bij de Unesco-overeenkomst van 1970 en landen die dat niet zijn.

Artikel 6 heeft betrekking op controle en verificatie door de douane.

Artikel 7 bepaalt dat de Commissie de lijsten van bevoegde douanekantoren die de lidstaten voor de toepassing van de verordening hebben aangewezen, regelmatig moet publiceren. De publicatie van deze lijsten wordt noodzakelijk geacht om marktdeelnemers te informeren.

Artikel 8 bepaalt wanneer cultuurgoederen door de douane in bewaring kunnen worden genomen als niet kan worden aangetoond dat de betrokken cultuurgoederen legaal zijn uitgevoerd uit het land van herkomst.

Artikel 9 bepaalt dat de lidstaten moeten zorgen voor samenwerking tussen hun bevoegde autoriteiten, en voorziet in de toekomstige ontwikkeling van een elektronische databank om de opslag en de uitwisseling van gegevens, met name van voorgelegde importeursverklaringen en afgegeven invoervergunningen, te vergemakkelijken.

Artikel 10 vereist dat de lidstaten sancties voor inbreuken op deze verordening vaststellen in overeenstemming met hun binnenlandse rechtssysteem.

Krachtens artikel 11 moeten de lidstaten passende opleidingen organiseren voor de autoriteiten die zij voor de tenuitvoerlegging van de verordening hebben aangewezen, alsook bewustmakingscampagnes om potentiële kopers te informeren over het rechtskader en hen er te doen van afzien om cultuurgoederen uit derde landen waarvan de herkomst onduidelijk is, te kopen.

Artikel 12 verleent de Commissie de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen aan te nemen. Door deze bevoegdheid kan de Commissie in voorkomend geval de minimale ouderdomsdrempel van de categorieën cultuurgoederen waarvoor een invoervergunning vereist is, aanpassen (wegens wijzigende omstandigheden en op basis van de opgedane ervaring). Aangezien de Werelddouaneorganisatie het duidelijke voornemen kenbaar heeft gemaakt om in de toekomst verdere onderverdelingen toe te voegen aan hoofdstuk 97 van het geharmoniseerd systeem (GS) (waaronder het merendeel van de cultuurgoederen voor tarief- en statistische doeleinden is ingedeeld), moet de Commissie de desbetreffende tariefcodes in de bijlage bij de verordening dienovereenkomstig kunnen bijwerken.

Krachtens artikel 13 zal een comité worden aangewezen dat de Commissie zal bijstaan bij de tenuitvoerlegging van de verordening. Om redenen van samenhang en efficiëntie is het passend hiervoor het comité aan te wijzen dat de Commissie al bijstaat in het kader van Verordening (EG) nr. 116/2009 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen.

Artikel 14 heeft betrekking op rapportage en evaluatie. De Commissie zal op gezette tijden informatie van de lidstaten verzamelen over de tenuitvoerlegging en de resultaten van de verordening, op basis van een aantal indicatoren. De lidstaten zullen hiervoor passende vragenlijsten krijgen zodat zij soortgelijke informatie zullen verzamelen, op basis waarvan de Commissie een verslag aan het Europees Parlement en de Raad zal opstellen. Het eerste verslag zal worden ingediend drie jaar na de begindatum van de tenuitvoerlegging van deze verordening.

Artikel 15 regelt de inwerkingtreding van de verordening.