Toelichting bij COM(2017)393 - Ondertekening van de overeenkomst met Antigua en Barbuda tot wijziging van de overeenkomst met Antigua en Barbuda inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Bij Verordening (EU) nr. 610/2013 van 26 juni 2013 1 , hierna „wijziging van de Schengengrenscode” genoemd, werden de Schengenuitvoeringsovereenkomst 2 , Verordening (EG) nr. 562/2006 (Schengengrenscode) 3 en Verordening (EG) nr. 810/2009 (Visumcode) 4 gewijzigd en werd onder meer een nieuwe definitie van het begrip „kort verblijf” van onderdanen van derde landen in het Schengengebied ingevoerd. Met ingang van 18 oktober 2013 werd voor (zowel visumplichtige als van de visumplicht vrijgestelde) onderdanen van derde landen die voor een kort verblijf naar het Schengengebied willen reizen, de maximaal toegestane verblijfsduur gedefinieerd als „ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen”. Vergeleken met de definitie die tot 18 oktober 2013 gold (drie maanden per periode van zes maanden na de datum van eerste toegang) is het nieuwe begrip preciezer, aangezien de verblijfsduur nu in dagen wordt uitgedrukt in plaats van in maanden. De zinsnede „na de datum van eerste toegang”, die aanleiding gaf tot veel onzekerheid en vragen, werd bovendien geschrapt.

Met de wijziging van de Schengengrenscode zijn alle noodzakelijke wijzigingen aangebracht in het acquis van de EU inzake visa en grenzen, dat bestaat uit de Schengenuitvoeringsovereenkomst, de Schengengrenscode, de Visumcode en Verordening (EG) nr. 539/2001 5 . Het begrip „kort verblijf” is echter ook opgenomen in internationale overeenkomsten die door de Europese Unie zijn gesloten. In de overeenkomsten inzake de vrijstelling van de visumplicht die zijn gesloten met Antigua en Barbuda 6 , de Bahama’s 7 , Barbados 8 , Brazilië 9 , Mauritius 10 , Saint Kitts en Nevis 11 en de Seychellen 12 werd voor de bepaling van de maximale duur van het visumvrije verblijf nog verwezen naar de oude definitie („drie maanden per periode van zes maanden na de datum van eerste toegang” 13 ).

Op 16 juli 2014 heeft de Commissie een aanbeveling goedgekeurd voor een besluit van de Raad waarbij machtiging wordt verleend tot het openen van onderhandelingen over wijziging van de overeenkomsten inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf tussen de Europese Unie en de genoemde landen 14 , dat de Raad op 9 oktober 2014 heeft vastgesteld 15 . Het doel was voor deze zeven landen de nieuwe definitie van kort verblijf, zoals in de wijziging van de Schengengrenscode opgenomen, in te voeren. Als „kort verblijf” in de visumvrijstellingsovereenkomsten in dagen wordt uitgedrukt in plaats van in maanden, is het bovendien eenvoudiger te verifiëren en te berekenen met elektronische/IT-middelen en daardoor beter geschikt voor gecentraliseerde grensbeheersystemen, zoals het voorgestelde inreis-uitreissysteem (EES) 16 .

Naar aanleiding van de machtiging van de Raad heeft de Commissie onderhandelingen geopend over wijziging van de visumvrijstellingsovereenkomsten met de zeven betrokken landen: Antigua en Barbuda, de Bahama’s, Barbados, Brazilië, Mauritius, Saint Kitts en Nevis en de Seychellen.

De onderhandelingen met Antigua en Barbuda zijn afgerond met de parafering van de wijzigingsovereenkomst op 28 oktober 2016. De overeenkomstsluitende partijen zijn overeengekomen in de gehele visumvrijstellingsovereenkomst tussen de EU en Antigua en Barbuda de nieuwe definitie van „kort verblijf” toe te passen. Daarnaast moeten in de overeenkomsten enkele technische details worden aangepast (zie verderop), maar geen van de wijzigingen is van bijzonder belang voor de reizigers.

De specifieke situatie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland komt tot uiting in de preambule van de overeenkomst.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De overeenkomst moet door beide overeenkomstsluitende partijen volgens hun respectieve procedures worden goedgekeurd. Voor de Unie dient de Raad besluiten vast stellen betreffende de ondertekening en de sluiting van de overeenkomst.

Onderhavig voorstel wordt bij de Raad ingediend opdat de Raad machtiging verleent tot ondertekening van de overeenkomst tot wijziging van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Antigua en Barbuda inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf.

De overeenkomst waarborgt de juridische samenhang en de harmonisatie tussen de lidstaten, doordat de nieuwe bij de wijziging van de Schengengrenscode ingevoerde definitie van „kort verblijf” wordt toegepast, waardoor een eenduidige interpretatie van „kort verblijf” wordt gegeven.

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 77, lid 2, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), in samenhang met artikel 218 daarvan.

De Unie is niet bevoegd tot wijziging van de visumvrijstellingsovereenkomsten waardoor de vier bij de uitvoering van het Schengenacquis betrokken landen worden gebonden, wat ook geldt voor het gemeenschappelijk visumbeleid. Om een geharmoniseerde aanpak en een geharmoniseerde tenuitvoerlegging van de bepalingen over de duur van het toegestane verblijf in het Schengengebied te verzekeren, is in de overeenkomst een gezamenlijke verklaring opgenomen, die luidt dat het wenselijk is dat Antigua en Barbuda, enerzijds, en IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland, anderzijds, de bestaande bilaterale visumvrijstellingsovereenkomsten in dezelfde zin wijzigen.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Wanneer de Europese Unie partij is bij een internationale overeenkomst, is het juridisch niet mogelijk dat een wijziging van zo’n overeenkomst door de lidstaten zelf wordt doorgevoerd. De visumvrijstellingsovereenkomst met Antigua en Barbuda is door de Europese Unie gesloten en derhalve is actie op Unieniveau vereist.

De sluiting van een visumvrijstellingsovereenkomst door een lidstaat zou bovendien gevolgen hebben voor het acquis van de Unie op visumgebied (artikel 3, lid 2, VWEU).

Evenredigheid

Dit voorstel gaat niet verder dan nodig is om het doel ervan, namelijk de wijziging van de visumvrijstellingsovereenkomst tussen de Unie en Antigua en Barbuda, te verwezenlijken.

3. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel houdt geen extra kosten voor de EU-begroting in.

4. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Raadpleging van belanghebbenden

Op 9 oktober 2014 heeft de Raad onderhandelingsrichtsnoeren vastgesteld waarbij de Commissie wordt gemachtigd onderhandelingen met Antigua en Barbuda te openen over wijziging van de visumvrijstellingsovereenkomst tussen de twee overeenkomstsluitende partijen. De lidstaten zijn op de hoogte gehouden van de onderhandelingen tijdens vergaderingen van de Groep visa van de Raad.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Resultaat van de onderhandelingen

De Commissie is van oordeel dat de door de Raad in zijn onderhandelingsrichtsnoeren vastgestelde doelstellingen zijn bereikt en dat de ontwerpovereenkomst aanvaardbaar is voor de Unie.

De overeenkomst houdt uiteindelijk het volgende in:

1.

a) Verblijfsduur


De overeenkomst voorziet in visumvrij reizen voor de burgers van de Europese Unie en voor de burgers van Antigua en Barbuda die naar het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partij reizen voor ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen (in de oude bepaling maximaal drie maanden per periode van zes maanden na de datum van eerste toegang). De nieuwe definitie wordt in de gehele overeenkomst tussen de Europese Unie en Antigua en Barbuda inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf toegepast.

b) Slotbepaling – opschorting van de overeenkomst (artikel 8, lid 4)

De laatste zin van artikel 8, lid 4, van de overeenkomst wordt als volgt gewijzigd: „De overeenkomstsluitende partij die de toepassing van de overeenkomst heeft geschorst, stelt de andere overeenkomstsluitende partij in kennis van het feit dat de redenen voor de schorsing niet langer bestaan, zodra dit het geval is, en maakt een einde aan de schorsing.” Met de toevoeging van „en maakt een einde aan de schorsing” wordt duidelijker gemaakt dat de schorsing van de visumvrijstelling daadwerkelijk moet worden opgeheven zodra de redenen ervoor niet langer bestaan. Door de wijziging wordt de formulering van dit punt in de visumvrijstellingsovereenkomst met Antigua en Barbuda op één lijn gebracht met die in alle andere visumvrijstellingsovereenkomsten die de Unie in 2015 en 2016 heeft ondertekend. De Groep visa is op 14 juni 2016 over de wijziging geconsulteerd en geen van de lidstaten heeft bezwaren ingebracht.

2.

c) Vervangen van Gemeenschap door Unie


Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 heeft de Europese Unie als enige een geconsolideerde rechtspersoonlijkheid verkregen. De „Europese Gemeenschap” wordt echter nog steeds vermeld in internationale overeenkomsten die voorafgaand aan het Verdrag van Lissabon in werking zijn getreden, waaronder de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Antigua en Barbuda inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf. De wijzigingsovereenkomst vervangt daarom Gemeenschap door Unie in de gehele visumvrijstellingsovereenkomst.

3.

d) Gemeenschappelijke verklaringen


Aan de overeenkomst zijn twee gemeenschappelijke verklaringen gehecht:

– over de interpretatie van de termijn van 90 dagen binnen een periode van 180 dagen, en

– betreffende IJsland, Noorwegen, Zwitserland en Liechtenstein.

4.

e) Inwerkingtreding


De overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de zesde maand volgende op de datum waarop de laatste overeenkomstsluitende partij de andere overeenkomstsluitende partij ervan in kennis heeft gesteld dat de ratificatieprocedures zijn voltooid. Met het oog op de rechtszekerheid en teneinde reizigers in staat te stellen het recht te kennen en na te leven, is een toereikende overgangsperiode noodzakelijk. Wanneer de overeenkomst door alle overeenkomstsluitende partijen is geratificeerd, kunnen reizigers tijdens die overgangsperiode van zes maanden hun nog geheel volgens de oude definitie berekende kort verblijf volmaken, voordat de nieuwe definitie van kort verblijf met de achterwaartse referentieperiode van 180 dagen in werking treedt.

Alle overige bepalingen van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Antigua en Barbuda inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf blijven ongewijzigd, met inbegrip van het territoriale toepassingsgebied.

6. CONCLUSIE

In het licht van bovenstaande overwegingen stelt de Commissie voor dat de Raad besluit de overeenkomst namens de Unie te doen ondertekenen en de voorzitter van de Raad te machtigen de tot ondertekening namens de Unie bevoegde persoon of personen aan te wijzen.