Toelichting bij COM(2017)481 - Wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Democratie is een van de fundamentele waarden waarop de Europese Unie is gegrondvest. Om de goede werking van de representatieve democratie op Europees niveau te waarborgen, is in de Verdragen bepaald dat de burgers van de Europese Unie rechtstreeks worden vertegenwoordigd in het Europees Parlement.

De vrijheid van vereniging en de vrijheid van meningsuiting behoren tot de grondrechten van elke burger van de Europese Unie.

Politieke partijen vervullen in een representatieve democratie een wezenlijke rol, doordat zij voor een rechtstreekse band zorgen tussen de burgers en het politieke stelsel en daarmee de legitimiteit van het stelsel versterken. Op Europees niveau gelden dezelfde beginselen: zo stelt artikel 10 van het Verdrag betreffende de Europese Unie dat „[d]e politieke partijen op Europees niveau [bijdragen] tot de vorming van een Europees politiek bewustzijn en tot de uiting van de wil van de burgers van de Unie”. In artikel 12, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie komt hetzelfde beginsel tot uiting.

De Commissie heeft er altijd naar gestreefd om in heel Europa het politieke debat over Europese aangelegenheden via krachtige Europese politieke partijen te stimuleren.

In de aanloop naar de Europese verkiezingen van 2014 heeft de Commissie een aanbeveling 1 gepubliceerd waarin zij de Europese en nationale politieke partijen opriep om met steun van de Europese instellingen en de lidstaten een aantal maatregelen te nemen om de rol van de Europese politieke partijen te versterken en bij te dragen tot de vorming van een Europees politiek bewustzijn en tot de uiting van de wil van de burgers van de Unie. Een van die maatregelen was het voorstellen van een „Spitzenkandidat”.

De Europese politieke partijen hebben de oproep van de Commissie beantwoord en de verkiezingen voor het Europees Parlement verliepen in 2014 fundamenteel anders dan de voorgaande verkiezingen. Voor het eerste werd een koppeling gemaakt tussen de resultaten van de verkiezingen en de keuze van de huidige voorzitter van de Europese Commissie Jean-Claude Juncker. Met Spitzenkandidaten worden kandidaten voor het voorzitterschap van de Europese Unie bedoeld, met verschillende politieke programma’s, zodat de kiezer een weloverwogen keuze kan maken tussen verschillende politieke platformen voor Europa. Daardoor ligt de nadruk niet langer uitsluitend op nationale politieke vraagstukken maar worden de verkiezingen „geëuropeaniseerd”.

Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen 2 is vastgesteld om de zichtbaarheid, de erkenning, de effectiviteit en de transparantie van Europese politieke partijen en de ermee verbonden politieke stichtingen te vergroten en hun verantwoordingsplicht te versterken.

Politieke partijen en politieke stichtingen die aan bepaalde voorwaarden voldoen, kregen de mogelijkheid om een Europese rechtspersoon te worden door zich op Europees niveau te laten registreren, en daardoor in aanmerking te komen voor meer financiële steun van Europa. De voorwaarden zijn onder andere dat de organisatie in een voldoende aantal EU-lidstaten vertegenwoordigd moet zijn en zowel in haar programma als in haar optreden de waarden moet respecteren waarop de Unie berust, te weten eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren.

Er werd onafhankelijke autoriteit voor Europese politieke partijen en stichtingen („de Autoriteit”) opgericht, die tot taak heeft te zorgen voor de registratie van, het toezicht op en het opleggen van sancties aan Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen, en gevallen onderzoekt waarin deze Europese fundamentele waarden niet zouden zijn geëerbiedigd. Wanneer twijfel rijst of een partij of stichting die verplichting in de praktijk in acht neemt, kunnen het Europees Parlement, de Raad of de Commissie bij de Autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen een verzoek indienen om de situatie te controleren. Voordat de Autoriteit tot een besluit komt over het al dan niet schrappen van een partij of stichting, moet zij een comité van onafhankelijke vooraanstaande personen raadplegen.

De Commissie kwam in haar verslag over de Europese verkiezingen van 2014 3 niettemin tot de conclusie dat er meer moest worden gedaan om de deelname van de burgers aan de verkiezingen en de inclusiviteit van de verkiezingen te bevorderen, de Europese dimensie van het politieke debat te versterken, de trend van lage opkomsten te keren, de democratische legitimiteit van het besluitvormingsproces in de EU verder te versterken, de banden tussen nationale en Europese partijen te verduidelijken en de politieke verantwoording te stimuleren.

Alhoewel de situatie door Verordening nr. 1141/2014 is verbeterd, zijn er nog mazen in de huidige regels.

Het Europees Parlement en een aantal Europese politieke partijen hebben aangedrongen op verbetering en aanpassing van de regels. De diensten van het Europees Parlement die met de toepassing van de verordening zijn belast, hebben een aantal zaken behandeld waarbij onrechtmatig gebruik was gemaakt van financiering.

In maart 2017 heeft het Europees Parlement een plenair debat gehouden en werd de Commissie mondeling gevraagd naar het tijdschema voor wijzigingen en naar een aantal specifieke wijzingen met betrekking tot de hoogte van de medefinanciering, de mogelijkheid voor EP-leden om van meer dan een partij lid te zijn, het aantal leden dat een partij moet hebben om voor financiering in aanmerking te komen, de financiering van referendumcampagnes, de invoering van een criterium inzake financiële capaciteit en het toestaan van de opbouw van financiële reserves.

De Commissie verklaarde zich tijdens het debat bereid samen te werken met het Parlement en de Raad bij het monitoren van de eerste fasen van de uitvoering van de nieuwe regels. Het Parlement heeft op 15 juni 2017 een resolutie 4 aangenomen waarbij de Commissie werd verzocht om zo snel mogelijk een herziening van het huidige rechtskader voor te stellen om de tekortkomingen aan te pakken, met name wat betreft de vereiste graad van medefinanciering en de mogelijkheid voor Europarlementsleden om lid van verschillende partijen te zijn.

Het Parlement en de politieke partijen hebben de Commissie schriftelijk een aanpassing van hun wijzigingsverzoek doen toekomen. Dat verzoek was uitgewerkt in een aan de Commissie gericht uitvoerig verslag.

Gezien het bovenstaande en op basis van de uitgebreide input die van diverse belanghebbenden is ontvangen (zie punt 3), heeft de Commissie besloten een beperkt aantal gerichte wijzigingen van de verordening voor te stellen. De wijzigingen zijn bedoeld om de mazen te dichten, de transparantie te versterken, passende toewijzing en besteding te waarborgen van de beperkte middelen waarin de EU-begroting voorziet en er zo voor te zorgen dat de Europese burgers door de Europese politieke partijen beter worden vertegenwoordigd. De wijzigingen moeten waarborgen dat de bestaande regels niet worden omzeild en dat de bepalingen niet oneigenlijk worden toegepast.

De gerichte wijzigingen moeten voor de Europese verkiezingen van 2019 van kracht zijn. Ze moeten helpen een einde te maken aan de problemen die de Commissie met betrekking tot de Europese verkiezingen van 2014 heeft geconstateerd, met name ten aanzien van de banden tussen de nationale politieke partijen en de betrokken Europese partijen en de politieke verantwoording.

Specifieke aangepakte problemen

Ten eerste zijn de huidige regels vatbaar voor misbruik waar het gaat om de vraag wie de registratie van een Europese politieke partij kan steunen, aangezien aan de voorwaarden betreffende vertegenwoordiging (de partij moet in zeven lidstaten vertegenwoordigd zijn) op drie wijzen kan worden voldaan: i) door steun van aangesloten partijen die vertegenwoordigd zijn in een regionaal parlement, een nationaal parlement of het Europees Parlement, ii) door steun van afzonderlijke leden van dergelijke parlementen of iii) door een combinatie van i) en ii).

Gedurende de eerste jaren na de invoering van financiering voor Europese politieke partijen bestonden de meeste gesubsidieerde allianties uit nationale partijen van dezelfde politieke fractie. De laatste tijd zijn er echter verschillende Europese politieke partijen opgericht die vooral uit afzonderlijke politici bestaan en/of sterk worden gedomineerd door een of twee nationale politieke partijen. Het kan voorkomen dat verschillende leden van een en dezelfde nationale partij steun verlenen aan meer dan een Europese politieke partij, en in sommige extreme gevallen is het gebeurd dat een en hetzelfde partijlid aan meer dan een Europese politieke partij steun verleende.

De Autoriteit is ook geconfronteerd met praktische problemen in verband met het lidmaatschap van verschillende partijen. Het is vaak niet duidelijk hoe dubbeltelling in verband met het vertegenwoordigingscriterium kan worden voorkomen, hoe een eerder lidmaatschap moet worden behandeld en hoe het verband moet worden gelegd tussen de vertegenwoordigings- en financieringscriteria – bijvoorbeeld wanneer een lid van het Europees Parlement, als het gaat om registratie respectievelijk financiering, voor verschillende Europese politieke partijen meetelt.

De tweede moeilijkheid doet zich voor ten aanzien van de evenredigheid van de ontvangen EU-financiering met de vertegenwoordiging in het Europees Parlement. Momenteel kan een Europese politieke partij om financiering verzoeken wanneer zij ten minste één zetel heeft in het Europees Parlement. Een aantal Europese politieke partijen en de administratieve diensten van het Europees Parlement hebben verzocht om verhoging van de vertegenwoordigingsdrempel tot drie zetels, teneinde te voorkomen dat via eenmanspartijen misbruik wordt gemaakt van de openbare middelen.

Zo’n verandering zou echter slechts een minimaal effect hebben, aangezien op dit moment zelfs de voor financiering in aanmerking komende Europese politieke partijen met de minste vertegenwoordigers drie zetels hebben 5 (zie grafiek). Belangrijker is dat een dergelijke wijziging juridisch ernstige wettelijke bezwaren zou oproepen in verband met de vrijheid van vereniging en gelijke kansen voor partijen die aan de verkiezingen deelnemen, en het pluralistische karakter van de Europese politiek onterecht zou aantasten.



Er is een andere methode om dit probleem aan te pakken, namelijk door de verdeelsleutel voor de financiering van de in aanmerking komende Europese politieke partijen en stichtingen aan te passen. Momenteel wordt 15 % van het beschikbare totaalbedrag gelijkelijk verdeeld onder alle partijen met ten minste één zetel; de resterende 85 % wordt verdeeld in verhouding tot het aantal verkozen EP-leden van elke partij (voor stichtingen geldt dezelfde verdeelsleutel). Dit leidt tot een zeer onevenwichtige afspiegeling van de electorale vertegenwoordiging in het Parlement. De onderstaande tabellen 6 (afkomstig van de administratieve diensten van het Europees Parlement) laten zien wat er gebeurt als de verhouding tussen het vaste gedeelte van de financiering en het aan het aantal zetels in het Parlement gerelateerde gedeelte wordt gewijzigd. Een verlaging van het vaste gedeelte tot 5 % kan bijdragen tot een beter evenwicht en zo een eerlijkere en betere afspiegeling van de electorale vertegenwoordiging in het Parlement tot stand brengen.





Ten derde hebben de Europese politieke partijen (en in meerdere mate de politieke stichtingen) er naast de problemen met misbruik en evenredigheid moeite mee om de huidige medefinancieringsdrempel van 15 % te halen. De diensten van het Europees Parlement hebben in dit verband ook een aantal bedenkelijke praktijken geconstateerd: zo trachten sommige partijen naar de letter aan het medefinancieringscriterium te voldoen door het rondpompen van financiële middelen. Ten aanzien van de financiële capaciteit heeft de externe auditor van het Parlement in het begrotingsjaar 2015 kanttekeningen geplaatst bij 8 van de 28 verslagen. Daaruit blijkt dat de eigen middelen van de begunstigden onvoldoende waren.

In veel gevallen kan het tekort aan eigen middelen (afkomstig van lidmaatschapsbijdragen en donaties) slechts worden opgevangen door gebruik te maken van bijdragen in natura. In 2015 ontvingen de partijen bijdragen in natura voor 238 009 EUR en de stichtingen voor 283 649 EUR. De objectieve beoordeling van deze bijdragen leidt tot aanzienlijke problemen. In verschillende gevallen hebben de administratieve diensten van het Parlement de waarde ervan niet in detail kunnen verifiëren, noch kunnen vaststellen of de bijdragen daadwerkelijk noodzakelijk waren voor en rechtstreeks betrekking hadden op de genoemde activiteit, en konden zij evenmin vaststellen of de activiteiten in kwestie uitsluitend in het belang van de desbetreffende Europese partij waren, of ook in het belang van een partnerorganisatie.

Ten vierde zijn de bestaande regels onvoldoende duidelijk en transparant wat betreft de actie die moet worden ondernomen wanneer een partij of een stichting niet langer aan de registratiecriteria voldoet, of blijkt te zijn geregistreerd op basis van onjuiste informatie.

Ten vijfde heeft de ervaring van de administratieve diensten van het Parlement uitgewezen dat er meer mogelijkheden moeten komen voor maatregelen om middelen terug te vorderen die door partijen of stichtingen verkeerd zijn besteed.

Samenhang met ander beleid van de Unie

De Commissie onderkent in haar verslag over de EU-burgerschapsrechten 2017 7 dat de werking van de EU gegrond is op de representatieve democratie. Dat vereist transparantie en een toegankelijke, verantwoordelijke politieke cultuur die wordt ondersteund door een doeltreffend kiesstelsel en een geïnformeerde en betrokken kiezer. De Commissie heeft zich er daarom toe verbonden om de dialoog met de burger te intensiveren en verdere actie ondernemen om haar beleid aan de burgers uit te leggen, zoals werd benadrukt door Commissievoorzitter Jean-Claude Juncker in zijn Staat van de Unie 2016. Zij zal voorafgaand aan de verkiezingen van 2019 in de hele EU een informatie- en voorlichtingscampagne over de aan het EU-burgerschap verbonden rechten voeren, waaronder het kiesrecht. In 2018 zal de Commissie een bijeenkomst op hoog niveau over democratische participatie organiseren, waarbij de nadruk zal liggen op het stimuleren van de deelname van jongeren en kwetsbare ondervertegenwoordigde groepen. Zij zal beste praktijken promoten die burgers helpen om te stemmen en zich kandidaat te stellen bij EU-verkiezingen; onder meer moet ervoor worden gezorgd dat burgers hun kiesrecht behouden bij verhuizing naar een andere lidstaat, dat de toegang tot politiek nieuws uit het buitenland wordt vergemakkelijkt en dat de opkomst bij en de brede democratische deelname aan de Europese verkiezingen van 2019 wordt gestimuleerd 8 . Dit voorstel is in overeenstemming met deze prioriteiten en vult deze aan. Naast de eerder genoemde punten omvat het dan ook wijzigingen om de banden transparanter te maken tussen partijen in de lidstaten en de Europese partijen waaraan zij zijn gelieerd.

Een aantal initiatieven houdt indirect verband met dit wijzigingsvoorstel, met name de aanbeveling van de Commissie om de verkiezingen voor het Europees Parlement democratischer en efficiënter te laten verlopen 9 en de hervorming van de Europese Verkiezingsakte van 1976 en van het besluit van de Europese Raad inzake de samenstelling van het Europees Parlement 10 .

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 224 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat luidt: „Het Europees Parlement en de Raad stellen bij verordeningen volgens de gewone wetgevende procedure het statuut van de Europese politieke partijen, bedoeld in artikel 10, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, en in het bijzonder de regels inzake hun financiering vast.”, en artikel 106 bis van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie 11 .

Subsidiariteit

Aangezien de geldende verordening in een systeem op EU-niveau voorziet en met name ook in een specifieke Europese rechtspersoonlijkheid voor Europese politieke partijen en stichtingen, alsook in financiering uit de Europese begroting, kunnen tekortkomingen van dit systeem slechts door middel van EU-wetgeving worden verholpen. Maatregelen van de lidstaten alleen zijn daarom geen optie.

De voorgestelde gerichte wijzigingen zijn daardoor volledig in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. De regels inzake het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen kunnen slechts op EU-niveau worden vastgesteld. Bij het opstellen van de mogelijke hervormingsmaatregelen heeft de Commissie de beginselen van protocol nr. 2 bij de Verdragen zorgvuldig in acht genomen.

Evenredigheid

Zoals in punt 5 uiteengezet, gaan de gerichte maatregelen niet verder dan wat noodzakelijk is om de langetermijndoelstelling ervan te verwezenlijken, namelijk de Europese democratie en de legitimiteit van de EU-instellingen te ontwikkelen en versterken en de Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen tot meer doeltreffende en verantwoordelijke democratische actoren te maken. Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Keuze van het instrument

Een verordening kan slechts door middel van een nieuwe verordening worden gewijzigd.

3. RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN


Raadplegen van belanghebbenden en bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

De Commissie heeft dit voorstel opgesteld in nauw overleg met de belanghebbenden. Er hebben diverse bijeenkomsten plaatsgevonden met vertegenwoordigers van de politieke partijen op Europees niveau, de politieke fracties van het Europees Parlement, leden van het Europees Parlement, diensten van het Europees Parlement, de Autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen en nationale deskundigen.

Op 12 juli 2017 is een hoorzitting voor de Commissie constitutionele zaken van het Europees Parlement gehouden 12 . De leden van de commissie hebben samen met de directeur van de Autoriteit, de directeur-generaal Financiën van het Europees Parlement en een vertegenwoordiger van de Europese Commissie gedebatteerd over mogelijke wijzigingen van de verordening. Daaruit is een brede consensus voortgekomen over de noodzaak nog voor de volgende Europese verkiezingen een aantal mazen in de verordening te dichten. De gerichte wijzigingen moeten de transparantie vergroten en een einde maken aan de mogelijkheid om de doelstellingen van de verordening te omzeilen en de bepalingen oneigenlijk toe te passen.

De Europese politieke partijen en stichtingen, de diensten van het Parlement en de Autoriteit hebben ook op andere potentiële tekortkomingen van de huidige verordening gewezen, maar die werden minder urgent bevonden.

Belanghebbenden hebben input geleverd op basis van hun ervaring met en deskundigheid op het gebied van de huidige regels voor politieke partijen en politieke stichtingen, die in Verordening (EG, Euratom) nr. 1141/2014 en in het Financieel Reglement zijn opgenomen.

Effectbeoordeling

Verwacht wordt dat het voorstel, door enkele mazen in de regelgeving te dichten, ervoor zorgt dat de doelstellingen van Verordening nr. 1141/2014 op doeltreffender wijze kunnen worden verwezenlijkt. Het voorstel is gebaseerd op de uitgebreide input van diverse belanghebbenden (zie boven) en de analyse van een beperkt aantal gerichte oplossingen.

Dit voorstel gaat niet vergezeld van een effectbeoordeling, aangezien geen bredere economische, sociale of milieueffecten van enige betekenis worden verwacht.

Grondrechten

Artikel 2 van het Verdrag van de Europese Unie luidt: „De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die gekenmerkt wordt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen.”

Artikel 10, leden 1 en 2, TEU bepaalt: „De werking van de Unie is gegrond op de representatieve democratie.” respectievelijk „De burgers worden op het niveau van de Unie rechtstreeks vertegenwoordigd in het Europees Parlement.” Lid 4 van datzelfde artikel luidt: „De politieke partijen op Europees niveau dragen bij tot de vorming van een Europees politiek bewustzijn en tot de uiting van de wil van de burgers van de Unie.” In de artikelen 11 en 12 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op vrijheid van vereniging vastgelegd. Met name wordt in artikel 12 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie bepaald: „Eenieder heeft op alle niveaus, met name op politiek, vakverenigings- en maatschappelijk gebied, het recht op vrijheid van vreedzame vergadering en op vrijheid van vereniging, hetgeen mede omvat eenieders recht, ter bescherming van zijn belangen samen met anderen vakverenigingen op te richten of zich daarbij aan te sluiten. Politieke partijen op het niveau van de Unie dragen bij tot de uiting van de politieke wil van de burgers van de Unie.”

De wijzigingen waarin dit voorstel voorziet, zijn bedoeld om de doelstellingen van deze bepalingen te verwezenlijken. Zij zijn derhalve verenigbaar met en geven uitvoering aan de grondrechten die door artikel 12 van het Handvest worden gewaarborgd.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het blijft zo dat de EU-financiering aan Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen wordt verstrekt uit de begroting van het Europees Parlement. Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de toegewezen bedragen. Het voorstel heeft geen significante gevolgen voor de EU-begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Regelingen voor evaluatie en rapportage

Dit voorstel beoogt een beperkt aantal gerichte wijzigingen van de geldende verordening, die zelf voorziet in een meer uitgebreide evaluatie. Er wordt voorgesteld het tijdschema voor die evaluatie te wijzigen, zodat deze kan worden gebaseerd op uitvoerige gegevens over de praktische werking van de thans geldende verordening en de hierbij voorgestelde wijzigingen.

Artikelsgewijze toelichting

Om de Europese dimensie van de Europese politieke partijen te versterken, de transparantie te vergroten en ervoor te zorgen dat de Europese middelen goed worden besteed, stelt de Commissie een beperkt aantal gerichte wijzigingen van Verordening (EG, Euratom) nr. 1141/2014 voor. De wijzigingen betreffende de wijze waarop de registratie van een politieke partij moet worden gesteund, de toewijzing van financiële middelen, die meer in overeenstemming moet worden gebracht met de representativiteit van de Europese politieke partijen in het Europees Parlement, en de aanpak van problemen die de Europese politieke partijen en politieke stichtingen hebben ondervonden om aan de medefinancieringsdrempel te voldoen. De wijzigingen zijn bedoeld om de huidige mazen in de regelgeving, waardoor deze kan worden misbruikt, te dichten.

Om de kwestie van het lidmaatschap van meer dan één partij aan te pakken, zijn meerdere oplossingen overwogen: i) verbieden dat leden van het Europees Parlement die lid zijn van dezelfde nationale partij, steun verlenen aan de registratie van verschillende Europese partijen, ii) niet langer toestaan dat leden van regionale parlementen de registratie steunen, en iii) alleen ondersteuning door nationale partijen toestaan. De laatste optie werd het meest doeltreffend geacht, aangezien daarmee hetzelfde doel wordt bereikt als met optie i), maar op een objectievere, eerlijkere en gemakkelijker te handhaven wijze.

De Commissie stelt daarom voor artikel 3, lid 1, onder b), zodanig te wijzigen dat alleen partijen, en dus niet langer partijleden, de registratie van een Europese politieke partij mogen steunen. Dat zou het voor organisaties die in de lidstaten niet substantieel zijn vertegenwoordigd, moeilijker maken om een Europese partij op te richten en Europese financiering te ontvangen zodra zij de drempel van één zetel in het Europees Parlement hebben bereikt.

Deze wijziging betekent niet dat Europese partijen geen individueel lidmaatschap mogen toestaan, maar uitsluitend dat dit lidmaatschap niet langer meetelt voor de registratiecriteria. Er wordt geen wijziging van de definitie van politieke partij of alliantie voorgesteld.

De problemen die Europese politieke partijen en stichtingen ondervinden om de huidige medefinancieringsdrempel van 15 % te halen, wordt aangepakt door de drempel te verlagen; zo kan meer van de Europese financiering die voor Europese politieke partijen en stichtingen is bestemd, op passende wijze worden ingezet voor bijvoorbeeld verkiezingscampagnes. Ook worden bedenkelijke praktijken daardoor minder aantrekkelijk. Na overweging van een aantal opties heeft de Commissie besloten om de in artikel 17, lid 4, opgenomen medefinancieringsdrempel te verlagen tot 10 % voor Europese politieke partijen en 5 % voor Europese politieke stichtingen.

De mate van transparantie bij de Europese verkiezingen is voor de Commissie altijd van groot belang geweest. Een sterkere koppeling tussen de nationale en Europese politieke partijen kan zowel de duidelijkheid als de transparantie verbeteren. Dat is van bijzonder belang, aangezien het doel van dit voorstel is alleen partijen toe te staan de registratie van Europese politieke partijen te steunen. De burgers moet van tevoren duidelijke en relevante informatie worden geboden, ook wat de partijbanden betreft, zodat zij weten wat het effect van hun stem is op het niveau van de Europese partijen. Voorgesteld wordt een bijkomende voorwaarde voor de financiering van Europese politieke partijen in te voeren door in artikel 18 een nieuw lid 3 bis op te nemen met de verplichting om aan te tonen dat het partijprogramma en het logo op de websites van de deelnemende partijen is gepubliceerd, en de verplichting om de genderverdeling te vermelden van de kandidaten voor de meest recente verkiezingen voor het Europees Parlement en de leden die in het Europees Parlement zitting hebben.

Voorgesteld wordt de evenredigheid van de EU-financiering te verbeteren door deze sterker te koppelen aan het aantal zetels in het Parlement. Daartoe zou de verdeelsleutel van artikel 19, lid 1, moeten worden gewijzigd. Voorgesteld wordt om het vaste percentage te verlagen tot 5 % en dus het gedeelte dat in verhouding tot het aantal zetels in het Parlement wordt toegewezen, te verhogen. Het alternatief, verhoging van het aantal benodigde zetels om voor financiering in aanmerking te komen, is om de eerder genoemde redenen afgewezen.

Wanneer een Europese politieke partij of stichting niet langer voldoet aan een of meer van de registratiecriteria, zoals met name die inzake vertegenwoordiging en deelname aan de Europese verkiezingen, of als de registratie gebaseerd was op onjuiste of misleidende informatie, moet de Autoriteit de registratie ongedaan kunnen maken. Volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie is het toegestaan om een begunstigende administratieve handeling binnen een redelijke termijn met terugwerkende kracht in te trekken, mits het gewettigd vertrouwen van de begunstigde van die handeling in de rechtmatigheid ervan wordt geëerbiedigd. De wijzigingen van artikel 27 verduidelijken dat, zodat de Autoriteit doeltreffender te werk kan gaan bij de handhaving van de regels.

Om de financiële belangen en de reputatie van de EU te beschermen, moet de ordonnateur van het Europees Parlement ten onrechte uitbetaalde bedragen kunnen terugvorderen van personen die te eigen bate of ten bate van andere entiteiten of personen illegale activiteiten hebben ondernomen die de financiële belangen van de Europese Unie schaden. De Commissie stelt daarom voor artikel 30 te wijzigen.

Tot slot stelt de Commissie, ter aanvulling van de overgangsbepalingen, voor om de herzieningsclausule van de geldende verordening zo aan te passen dat in het in de eerste helft van 2022 te publiceren evaluatieverslag de bij deze verordening in te voeren wijzigen kunnen worden beoordeeld.