Toelichting bij JOIN(2017)37 - Sluiting van de brede en versterkte partnerschapsovereenkomst met Armenië

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Het aangehechte voorstel vormt het rechtsinstrument voor de sluiting van de brede en versterkte partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Armenië, anderzijds, (hierna 'de overeenkomst' genoemd).

De betrekkingen tussen de Europese Unie (hierna 'de EU' genoemd) en de Republiek Armenië (hierna 'Armenië' genoemd) zijn thans gebaseerd op de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Armenië, anderzijds, die per 1 juli 1999 in werking is getreden voor een eerste periode van tien jaar en die nadien automatisch is verlengd.

Op 29 september 2015 hechtte de Raad zijn goedkeuring aan besluiten waarmee de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid werden gemachtigd om te onderhandelen over een kaderovereenkomst tussen de EU en Armenië. De Raad werd tijdens alle onderhandelingsfasen geïnformeerd. De Raad werd geraadpleegd in de Groep Oost-Europa en Centraal-Azië en in het Comité handelspolitiek. Ook het Europees Parlement werd tijdens de onderhandelingen terstond en volledig op de hoogte gehouden.

De onderhandelingen over de overeenkomst zijn op 7 december 2015 aangevat en de tekst van de overeenkomst is op 21 maart 2017 geparafeerd.

2. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

2.1Doel en inhoud van de overeenkomst

De nieuwe overeenkomst heeft een breed toepassingsgebied en bestrijkt aangelegenheden die EU-bevoegdheden en EU-belangen raken, en weerspiegelt zodoende de bestaande brede samenwerking op het gebied van economie, handel en politiek, alsmede van sectoraal beleid. Deze beleidsterreinen worden in de overeenkomst verder ontwikkeld, waarmee een langetermijnbasis wordt gecreëerd voor de verdere uitbouw van de betrekkingen tussen de EU en Armenië. Door de politieke dialoog te versterken en de samenwerking op zeer uiteenlopende terreinen te verbeteren, worden met deze overeenkomst de grondslagen gelegd voor doeltreffendere bilaterale betrekkingen met Armenië.

De overeenkomst bevat de politieke standaardclausules van de EU inzake mensenrechten, internationale strafhoven, massavernietigingswapens, handvuurwapens en lichte wapens, en terrorismebestrijding. Zij bevat ook bepalingen inzake samenwerking op gebieden als vervoer, energie, gezondheid, milieu, klimaatverandering, belastingen, onderwijs en cultuur, werkgelegenheid en sociale zaken, bank- en verzekeringsbedrijf, industriebeleid, landbouw en plattelandsontwikkeling, toerisme, onderzoek en innovatie, en mijnbouw. Daarnaast bestrijkt de overeenkomst juridische samenwerking, de rechtsstaat en het bestrijden van witwaspraktijken, terrorismefinanciering en georganiseerde misdaad en corruptie.

De overeenkomst bevat een aanzienlijk titel 'handel', met vergaande verbintenissen op verschillende terreinen van het handelsbeleid. Die zullen de voorwaarden voor bilaterale handel tussen de EU en Armenië verbeteren, terwijl toch volledig rekening wordt gehouden met de verplichtingen van Armenië als lid van de Euraziatische Economische Unie. Ook zullen deze verbintenissen zorgen voor een beter regelgevingskader voor economische spelers in sectoren als de handel in goederen en diensten, het oprichten en leiden van bedrijven, kapitaalverkeer, overheidsopdrachten en intellectuele-eigendomsrechten, duurzame ontwikkeling en mededinging.

Nadat de Raad zijn goedkeuring had gehecht aan het besluit tot ondertekening namens de Europese Unie en de voorlopige toepassing van de overeenkomst, is de overeenkomst door de Europese Unie en de Republiek Armenië ondertekend als een gemengde overeenkomst.

Op bepaalde terreinen is de overeenkomst ook zodanig vormgegeven dat het Armeense recht geleidelijk nauwer aansluiting kan vinden bij het EU-acquis. Toch gaat een en ander niet zo ver dat een associatie tussen de EU en Armenië tot stand wordt gebracht.

2.2 Rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit

In artikel 218, lid 6, onder a), punt iii), VWEU is bepaald dat voor overeenkomsten die door de instelling van samenwerkingsprocedures een specifiek institutioneel kader scheppen, de Raad het besluit houdende sluiting van de overeenkomst vaststelt, na goedkeuring door het Europees Parlement. Daarnaast is in de tweede alinea van artikel 218, lid 8, VWEU bepaald dat de Raad met eenparigheid van stemmen besluit wanneer de overeenkomst een gebied betreft waarop handelingen van de Unie met eenparigheid van stemmen worden vastgesteld.

Wanneer sprake is van een maatregel die tegelijkertijd meerdere onlosmakelijk met elkaar verbonden doelstellingen of componenten heeft, zonder dat de ene ondergeschikt is aan de andere, heeft het Hof geoordeeld dat wanneer aldus verschillende bepalingen van het Verdrag toepasselijk zijn, die maatregel bij wijze van uitzondering op de verschillende desbetreffende rechtsgrondslagen moet worden gebaseerd, tenzij de procedures die voor de twee rechtsgrondslagen zijn voorgeschreven, onverenigbaar zijn (arrest van het Hof van Justitie van 6 september 2012, Parlement / Raad, C-490/10, ECLI:EU:C:2012:525, punt 46).

De overeenkomst heeft doelstellingen en componenten op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, de gemeenschappelijke handelspolitiek en ontwikkelingssamenwerking. Deze aspecten van de overeenkomst zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, zonder dat het ene ondergeschikt is aan het andere.

Het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid is een terrein waarop besluiten van de Unie met eenparigheid van stemmen moeten worden vastgesteld.

De overeenkomst schept een institutioneel kader door de procedures voor de samenwerking tussen Armenië en de EU te organiseren.

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit dient daarom artikel 37 VEU en de artikelen 207 en 209 VWEU te zijn, gelezen in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a), VWEU en artikel 218, lid 8, tweede alinea, VWEU. Er zijn geen aanvullende bepalingen als rechtsgrondslag vereist (zie arrest van het Hof van Justitie van 11 juni 2014, Commissie / Raad, C-377/12, ECLI:EU:C:2014:1903).

Na beoordeling van de tekst van de overeenkomst zijn de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van oordeel dat de overeenkomst geen terreinen bestrijkt die onder de uitsluitende bevoegdheid van de lidstaten zouden vallen, en die dus, uit juridisch oogpunt, het gebruik van een gemengde overeenkomst zouden vergen. Aangezien de onderhandelingsrichtsnoeren evenwel zijn gegeven met het oog op een gemengde overeenkomst, is de tekst van de overeenkomst geparafeerd als gemengde overeenkomst en wordt deze hier als dusdanig voor ondertekening en sluiting voorgesteld, met als partijen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Armenië, anderzijds.


2.3    De noodzaak van het voorgestelde besluit

In artikel 216 VWEU is bepaald dat de Unie een overeenkomst met een of meer derde landen kan sluiten wanneer de Verdragen daarin voorzien of wanneer het sluiten van een overeenkomst nodig is om, in het kader van het beleid van de Unie, een van de in de Verdragen bepaalde doelstellingen te verwezenlijken, of wanneer daarin bij een juridisch bindende handeling van de Unie is voorzien of wanneer zulks gevolgen kan hebben voor gemeenschappelijke regels of de strekking daarvan kan wijzigen.

In de Verdragen wordt voorzien in de sluiting van overeenkomsten zoals deze, met name in artikel 37 VEU en de artikelen 207 en 209 VWEU. Daarnaast is de sluiting van de overeenkomst nodig om, in het kader van het beleid van de Europese Unie, in de Verdragen bepaalde doelstellingen te verwezenlijken, onder meer op het gebied van de mensenrechten, non-proliferatie van massavernietigingswapens, terrorismebestrijding, bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad, handel, migratie, milieu, energie, klimaatverandering, vervoer, wetenschap en technologie, werkgelegenheid en sociale zaken, onderwijs en landbouw.