Toelichting bij JOIN(2017)40 - Standpunt dat de EU zal innemen in het interministerieel comité en in het gemengd samenwerkingscomité met Canada over de vaststelling van reglementen van orde en mandaten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ONDERWERP VAN HET VOORSTEL

Dit voorstel heeft betrekking op het besluit tot vaststelling van het standpunt dat de Europese Unie zal innemen in het interministerieel comité en in het gemengd samenwerkingscomité die zijn opgericht bij de overeenkomst inzake een strategisch partnerschap tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Canada, anderzijds, over de beoogde vaststelling van het reglement van orde van het interministerieel comité, het mandaat van het gemengd samenwerkingscomité en het mandaat van de door het gemengd samenwerkingscomité opgerichte subcomités.

2. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

2.1.De overeenkomst inzake een strategisch partnerschap tussen de EU en Canada

Met de overeenkomst inzake een strategisch partnerschap tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Canada, anderzijds (hierna 'de overeenkomst' genoemd), wordt gestreefd naar een verbetering van de strategische betrekkingen tussen de EU en Canada met een alomvattend kader voor samenwerking op het gebied van het buitenlands en veiligheidsbeleid en op een groot aantal sectorale beleidsterreinen. De overeenkomst wordt geschraagd door de gedeelde waarden en beginselen van de EU en Canada met betrekking tot democratie, mensenrechten, vrede en veiligheid en de rechtsstaat, en is bedoeld om de politieke dialoog te versterken en uit te breiden en deze waarden in de wereld uit te dragen. De overeenkomst voorziet dan ook in mechanismen voor een gestructureerde dialoog.

De overeenkomst wordt sinds 1 april 2017 op voorlopige basis toegepast.

2.2.Interministerieel comité

Het interministerieel comité is opgericht bij artikel 27, lid 2, van de overeenkomst. Zijn voornaamste taak is het evalueren van de algehele samenwerking tussen de EU en Canada en het verstrekken van strategische richtsnoeren om de tenuitvoerlegging van de overeenkomst te vergemakkelijken, de samenhang te waarborgen en de reikwijdte ervan uit te breiden waar mogelijk.

Met name zal het interministerieel comité de balans opmaken van de samenwerking op basis van een jaarverslag van het gemengd samenwerkingscomité. Het zal aanbevelingen doen over het werk van het gemengd samenwerkingscomité, met inbegrip van nieuwe gebieden voor toekomstige samenwerking en de regeling van geschillen die voortvloeien uit de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst, overeenkomstig artikel 28 van de overeenkomst.

Het interministerieel comité kan besluiten nemen met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van de overeenkomst. Besluiten worden goedgekeurd nadat de partijen hun eigen interne procedures overeenkomstig hun wet- en regelgeving hebben voltooid.

Het interministerieel comité is samengesteld uit vertegenwoordigers van de partijen en wordt gezamenlijk voorgezeten door de minister van Buitenlandse Zaken van Canada en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid. Het komt jaarlijks samen, of zoals wederzijds overeengekomen naargelang van de omstandigheden. Het interministerieel comité keurt zijn eigen regels en procedures goed.

2.3.Gemengd samenwerkingscomité

Het gemengd samenwerkingscomité is opgericht bij artikel 27, lid 3, van de overeenkomst. Zijn belangrijkste taken zijn:

- prioriteiten aanduiden met betrekking tot de samenwerking tussen de partijen;

- toezicht houden op de ontwikkeling van de strategische betrekkingen tussen de partijen;

- een dialoog organiseren en voorstellen doen inzake vraagstukken die van wederzijds belang zijn;

- aanbevelingen doen voor efficiëntieverbeteringen, grotere effectiviteit en synergieën tussen de partijen;

- de goede werking van de overeenkomst waarborgen;

- een jaarverslag aan het interministerieel comité doen toekomen over de stand van zaken van de betrekkingen; en

- subcomités oprichten om het bij de vervulling van zijn taken bij te staan.

Het gemengd samenwerkingscomité bestaat uit vertegenwoordigers van beide partijen en wordt gezamenlijk voorgezeten door een hoge ambtenaar van de Unie en een van Canada. Het gemengd samenwerkingscomité komt één keer per jaar afwisselend in de Unie en Canada bijeen. Het stelt zijn eigen mandaat vast. Het gemengd samenwerkingscomité kan de comités en gelijkaardige krachtens bestaande bilaterale overeenkomsten tussen de partijen opgerichte organen verzoeken om op regelmatige basis verslag uit te brengen over hun activiteiten in het kader van een permanente brede evaluatie van de betrekkingen tussen de partijen.

2.4.Beoogde handeling van het interministerieel comité

Het interministerieel comité zal een besluit vaststellen over de goedkeuring van het reglement van orde van het interministerieel comité (hierna de 'beoogde handeling' genoemd).

De beoogde handeling is bedoeld om overeenkomstig artikel 27, lid 2, onder b), iv), van de overeenkomst, het reglement van orde betreffende de werking van het interministerieel comité goed te keuren teneinde de tenuitvoerlegging van de overeenkomst mogelijk te maken.

2.5.Beoogde handelingen van het gemengd samenwerkingscomité

Het gemengd samenwerkingscomité stelt zijn eigen mandaat en het mandaat van de subcomités vast (hierna 'de beoogde handelingen' genoemd).

De beoogde handelingen zijn bedoeld om overeenkomstig artikel 27, lid 3, onder c), en artikel 27, lid 3, onder b), viii), van de overeenkomst, het mandaat betreffende de werking van het interministerieel comité en de mandaten van de door het gemengd samenwerkingscomité opgerichte subcomités goed te keuren teneinde de tenuitvoerlegging van de overeenkomst mogelijk te maken.

3. NAMENS DE UNIE IN TE NEMEN STANDPUNT

Het namens de Unie in te nemen standpunt moet goedkeuring beogen van het reglement van orde van het interministerieel comité, het mandaat van het gemengd samenwerkingscomité en de mandaten van de door het gemengd samenwerkingscomité opgerichte subcomités, zoals bepaald in de overeenkomst.

4. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

1.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van 'de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst'.

Het begrip 'handelingen met rechtsgevolgen' omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die "beslissende invloed [hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt" 1 .

2.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


Het interministerieel comité en het gemengd samenwerkingscomité en zijn subcomités zijn organen die zijn opgericht bij de overeenkomst inzake een strategisch partnerschap tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Canada, anderzijds.

De handelingen die zijn opgenomen in de bijlagen van dit besluit dat het interministerieel comité en het gemengd samenwerkingscomité moeten goedkeuren, zijn bindend. Overeenkomstig artikel 27, lid 2, onder b), iv) en v), van de overeenkomst, moet het interministerieel comité immers zijn eigen reglement van orde en beslissingen vaststellen met goedkeuring van de partijen, en overeenkomstig artikel 27, lid 3, onder b), viii) en c), moet het gemengd samenwerkingscomité subcomités oprichten en zijn eigen mandaat goedkeuren.

De beoogde handelingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2. Materiële rechtsgrondslag

3.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

Wanneer de beoogde handeling een aantal doelstellingen heeft, of meerdere componenten, die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, zonder dat de ene ondergeschikt is aan de andere, moet de materiële rechtsgrondslag waarop een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt gebaseerd, uitzonderlijke de verschillende rechtsgrondslagen omvatten.

4.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De doelstelling en de inhoud van de beoogde handelingen hebben in de eerste plaats betrekking op de tenuitvoerlegging van de overeenkomst.

De overeenkomst heeft doelstellingen en componenten op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en technische samenwerking met geïndustrialiseerde landen. Deze aspecten van de overeenkomst zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, zonder dat het ene ondergeschikt is aan het andere. De ondertekening van de overeenkomst en de voorlopige toepassing waren gebaseerd op artikel 37 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en op artikel 212, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

De beoogde handelingen moeten dan ook worden gebaseerd op dezelfde materiële rechtsgrondslagen.

5. CONCLUSIE

In het licht van het voorgaande moet de rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit artikel 37, VEU, en artikel 212, lid 1, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU, zijn.