Toelichting bij JOIN(2017)43 - Standpunt EU in de Gezamenlijke Raad EU-Cuba wat betreft de vaststelling van de reglementen van orde van de Gezamenlijke Raad en het Gemengd Comité

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ONDERWERP VAN HET VOORSTEL

Dit voorstel betreft een besluit betreffende het namens de Europese Unie binnen de krachtens de Politieke dialoog en samenwerkingsovereenkomst EU-Cuba (hierna 'PDCA' genoemd) opgerichte Gezamenlijke Raad in te nemen standpunt in verband met de geplande vaststelling van het reglement van orde van de Gezamenlijke Raad en het Gemengd Comité.

2. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

2.1. Politieke dialoog en samenwerkingsovereenkomst EU-Cuba

Doel van de PDCA is de betrekkingen tussen de EU en Cuba op een hoger peil te brengen, dat een weerspiegeling is van hun sterke historische, economische en culturele banden. Hierbij komt een robuust kader tot stand dat zorgt voor een versterkte politieke dialoog en bilaterale samenwerking op een groot aantal terreinen. De PDCA voorziet ook in een platform voor gezamenlijke actie met betrekking tot mondiale kwesties en in multilaterale fora.

In de PDCA worden de algemene beginselen en doelstellingen voor de betrekkingen tussen de EU en Cuba omschreven en wordt een institutionele structuur voor het beheer van de overeenkomst ingesteld.

De PDCA zal vanaf 1 november 2017 voorlopig worden toegepast.

2.2. Gezamenlijke Raad

De Gezamenlijke Raad is opgericht bij artikel 81 van de overeenkomst. De voornaamste taken van de Gezamenlijke Raad zijn toe te zien op de werkzaamheden ter verwezenlijking van de doelstellingen van de PDCA, de uitvoering van de PDCA te sturen en belangrijke kwesties te onderzoeken die zich voordoen in het kader van de PDCA of elk ander bilateraal, multilateraal of internationaal vraagstuk van gemeenschappelijk belang.

De Gezamenlijke Raad kan besluiten nemen om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van de overeenkomst worden verwezenlijkt. Deze besluiten zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen moeten treffen voor de uitvoering ervan. De Gezamenlijke Raad kan ook aanbevelingen doen en geschillen onderzoeken over de wijze waarop de partijen hun verplichtingen nakomen, met het oog op het vinden van wederzijds aanvaardbare oplossingen, overeenkomstig artikel 85 van de overeenkomst.

De Gezamenlijke Raad is samengesteld uit vertegenwoordigers van de partijen op ministerieel niveau en wordt beurtgewijs afwisselend voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Europese Unie of Cuba. Hij komt ten minste om de twee jaar bijeen, of zoals overeengekomen naargelang van de omstandigheden. Hij stelt zijn eigen reglement van orde vast.

2.3. Gemengd Comité

Het Gemengd Comité is opgericht bij artikel 82 van de overeenkomst. Het ondersteunt de Gezamenlijke Raad bij de vervulling van zijn taken en is verantwoordelijk voor de algemene uitvoering van het PDCA. De belangrijkste taken van het Gemengd Comité zijn het voorbereiden van de vergaderingen en beraadslagingen van de Gezamenlijke Raad, het in voorkomend geval uitvoeren van de besluiten van de Gezamenlijke Raad en, meer algemeen, het verzekeren van de continuïteit van de betrekkingen en de goede werking van de PDCA. Het bespreekt aangelegenheden die de Gezamenlijke Raad hem voorlegt, evenals alle andere zaken die zich bij de dagelijkse uitvoering van de PDCA kunnen voordoen. Ontwerpbesluiten of aanbevelingen worden door het Gemengd Comité ter goedkeuring aan de Gezamenlijke Raad voorgelegd. Het kan subcomités oprichten om het bij de vervulling van zijn taken bij te staan.

Het Gemengd Comité bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen op het niveau van hoge ambtenaren. Het wordt beurtgewijs afwisselend voorgezeten door een vertegenwoordiger van de EU of Cuba. Het komt gewoonlijk eenmaal per jaar bijeen, afwisselend in de Unie en in Cuba. Het reglement van orde van het Gemengd Comité wordt vastgesteld door de Gezamenlijke Raad.

2.4. De beoogde handeling van de Gezamenlijke Raad

De Gezamenlijke Raad dient een besluit vast te stellen betreffende zijn eigen reglement van orde en dit van het Gemengd Comité.

De beoogde handeling strekt ertoe overeenkomstig artikel 81, lid 4, en artikel 82, lid 3, van de overeenkomst, de reglementen van orde vast te stellen betreffende de werking van de Gezamenlijke Raad en het Gemengd Comité met het oog op de uitvoering van de PDCA.

3. NAMENS DE UNIE IN TE NEMEN STANDPUNT

Het namens de Unie in te nemen standpunt moet de vaststelling mogelijk maken van de reglementen van orde van de Gezamenlijke Raad en het Gemengd Comité.

4. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

4.1. Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.    Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van 'de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst'.

Het begrip 'handelingen met rechtsgevolgen' omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die "beslissende invloed [hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt" 1 .

4.1.2.    Toepassing op het onderhavige geval

De Gezamenlijke Raad en het Gemengd Comité zijn organen die krachtens de PDCA zijn opgericht.

De in de bijlage bij dit besluit opgenomen handelingen zijn handelingen met rechtsgevolgen, omdat overeenkomstig artikel 81, lid 6, van de overeenkomst de Gezamenlijke Raad besluiten kan vaststellen die bindend zijn voor de partijen.De handelingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2. Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.    Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt dient te worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, dient het besluit op één materiële rechtsgrondslag te worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

In het geval van een handeling die tegelijkertijd meerdere doelstellingen of verscheidene componenten heeft die onverbrekelijk met elkaar zijn verbonden, zonder dat de ene ondergeschikt is ten opzichte van de andere, moet de materiële rechtsgrondslag van een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit bij wijze van uitzondering de verschillende desbetreffende rechtsgrondslagen omvatten.

4.2.2. Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de uitvoering van de overeenkomst.

De PDCA heeft doelstellingen en componenten op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, de gemeenschappelijke handelspolitiek en ontwikkelingssamenwerking van de EU. Deze aspecten zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden, zonder dat de ene ondergeschikt is ten opzichte van de andere. De ondertekening van de PDCA was gebaseerd op artikel 37 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en de artikelen 207 en 209 van het VWEU.

Het standpunt van de EU in verband met de beoogde handelingen moet derhalve gebaseerd zijn op dezelfde materiële rechtsgrondslagen.

5. CONCLUSIE

Gelet op het bovenstaande is de rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit artikel 37, VEU, en de artikelen 207 en 209, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.