Toelichting bij COM(2017)666 - Standpunt EU over een technische herziening van de Overeenkomst met Zwitserland betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie in het Gemengd Comité EU-Zwitserland moet worden ingenomen met betrekking tot de beoogde vaststelling van een besluit betreffende een technische herziening van de Overeenkomst betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche (hierna 'de beoogde handeling' genoemd).

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De Overeenkomst

De Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche (hierna 'de Overeenkomst' genoemd) beoogt bijzondere voorwaarden te bieden aan bijkantoren van Zwitserse verzekeraars die in de EU actief zijn en omgekeerd. Krachtens de Overeenkomst is een Zwitsers bijkantoor in de EU met name nog steeds onderworpen aan de Zwitserse solvabiliteitsvereisten, zodat deze activiteiten op dezelfde grondslag plaatsvinden als die in Zwitserland. De overeenkomst is op 1 januari 1993 in werking getreden.

2.2.Het Gemengd Comité EU-Zwitserland

Bij de Overeenkomst is een Gemengd Comité ingesteld, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van Zwitserland en vertegenwoordigers van de Europese Unie (hierna 'het Gemengd Comité EU-Zwitserland' genoemd). Het Comité spreekt zich uit in onderlinge overeenstemming (artikel 37). Overeenkomstig artikel 39 en artikel 40, lid 3, van de Overeenkomst kan het Gemengd Comité EU-Zwitserland de bijlagen en protocollen bij de Overeenkomst wijzigen.

2.3.De beoogde handeling van het Gemengd Comité EU-Zwitserland

Het Gemengd Comité EU-Zwitserland dient de beoogde handeling, die aan het voorstel voor een besluit van de Raad is gehecht, vast te stellen. De Commissie hoopt deze handeling zo spoedig mogelijk aan het Gemengd Comité te kunnen voorleggen.

De beoogde handeling heeft als doel de bijlagen en protocollen bij de Overeenkomst aan te passen om rekening te houden met de volgende herzieningen:

·aanpassing aan de nieuwe risicogebaseerde solvabiliteitsregelingen in de EU (Richtlijn 2009/138/EG - Solvabiliteit II) en Zwitserland (Zwitserse solvabiliteitstest of ZST). Solvabiliteit II is op 1 januari 2016 van toepassing geworden en de ZST is na de Overeenkomst in werking getreden. Bijwerking van de Overeenkomst op dit punt zou ervoor zorgen dat de Zwitserse en Europese toezichthouders deze gemoderniseerde kaders toepassen op verzekeraars die onder deze Overeenkomst vallen, zoals zij reeds doen voor verzekeraars die er niet onder vallen. Dit is de voornaamste reden voor deze technische herziening;

·bijwerking van de lijst van toegelaten rechtsvormen in de lidstaten in bijlage 3. Dit is met name relevant voor de lidstaten die na de vorige herziening tot de EU zijn toegetreden. De Commissie is voornemens gebruik te maken van de in bijlage III van Solvabiliteit II opgenomen lijst van rechtsvormen van schadeverzekeringsondernemingen;

·actualisering van de omrekeningskoers euro-Zwitserse frank.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Het is wenselijk het standpunt vast te stellen dat namens de Unie in het Gemengd Comité EU-Zwitserland moet worden ingenomen met betrekking tot de beoogde handeling, aangezien zij bindend zal zijn voor de Unie.

De beoogde handeling blijft beperkt tot een technische herziening van de bestaande Overeenkomst. Zij strookt met de bestaande bepalingen inzake de behandeling van bijkantoren uit hoofde van Richtlijn 2009/138/EG. Zij heeft als doel dubbel wettelijk toezicht op bijkantoren door landen van ontvangst en herkomst te voorkomen. Daarnaast heeft de Commissie de toezichtregeling van Zwitserland als gelijkwaardig aan de EU-regeling uit hoofde van Richtlijn 2009/138/EG beoordeeld.

Voor de technische herziening van de Overeenkomst bestaan de volgende redenen:

·In beide rechtsgebieden zullen voor de toepassing van de overeenkomst de gemoderniseerde solvabiliteitskaders kunnen worden gebruikt. De solvabiliteitsregelingen in de Unie en Zwitserland zijn sinds 2001 namelijk gewijzigd. De herziening zal leiden tot toezicht op basis van hetzelfde gemoderniseerde, risicogebaseerde solvabiliteitskader binnen en buiten de Overeenkomst, hetgeen verzekeraars in beide rechtsgebieden ten goede zal komen;

·De in de Overeenkomst opgenomen lijst van toegelaten rechtsvormen in de lidstaten zal worden bijgewerkt om met name rekening te houden met de toegelaten rechtsvormen in de lidstaten die sinds 2001 tot de Unie zijn toegetreden;

·Als omrekeningskoers euro-Zwitserse frank zal de huidige omrekeningskoers worden gebruikt.

De EU en de Zwitserse autoriteiten hebben een kwantitatieve studie uitgevoerd die mede berust op gegevens van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EIOPA) en waarin werd onderzocht welke verzekeraars aan beide kanten momenteel de Overeenkomst gebruiken en welke omzet daarmee is gemoeid. De studie komt tot de conclusie dat een voldoende aantal verzekeraars in de EU en Zwitserland in voldoende mate van de Overeenkomst gebruikmaakt, zodat zij voor beide partijen voordelig is en moet worden gehandhaafd.

De Commissie heeft de lidstaten geraadpleegd, die geen bezwaar hebben gemaakt tegen de voorgestelde herzieningen.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, VWEU voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van 'de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst'.

Het begrip 'handelingen met rechtsgevolgen' omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die een "beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt" 1 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

Het Gemengd Comité EU-Zwitserland is een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam.

De door het Gemengd Comité EU-Zwitserland vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 39 van de Overeenkomst uit hoofde van het volkenrecht bindend zijn. De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De belangrijkste doelstelling en inhoud van de beoogde handeling houden verband met de bijwerking van de bijlagen en protocollen bij de Overeenkomst en de vaststelling dat de binnenlandse wetgeving van de overeenkomstsluitende partijen verenigbaar is met de Overeenkomst, ter vermijding van dubbele toezichtlasten. Op basis hiervan zal de beoogde handeling de bilaterale verstrekking van schadeverzekeringsdiensten tussen beide rechtsgebieden ondersteunen.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207 VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207 VWEU juncto artikel 218, lid 9, VWEU.