Toelichting bij COM(2017)772 - Wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Dit voorstel beoogt enkele gerichte wijzigingen aan te brengen aan Besluit nr. 1313/2013/EU van de Raad (hierna 'het besluit' genoemd) betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (hierna 'het Uniemechanisme' genoemd), waarmee de Europese Unie de activiteiten van de lidstaten op het gebied van civiele bescherming ondersteunt, coördineert en aanvult, met het oog op preventie, paraatheid en respons met betrekking tot natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen binnen en buiten de Unie. Voortbouwend op de beginselen van solidariteit en gedeelde verantwoordelijkheid is het overkoepelende oogmerk van dit voorstel te garanderen dat de Unie haar burgers in Europa en daarbuiten doeltreffender steun kan bieden bij crises en in noodsituaties. Het voorstel erkent dat inspanningen voor preventie van rampen cruciaal zijn om de behoefte aan crisis- en noodhulp te beheersen.

Volgens de recente tussentijdse evaluatie van het Uniemechanisme voor civiele bescherming 1 , waarin is voorzien bij artikel 34 van Besluit nr. 1313/2013/EU, en andere prestatie-evaluaties zoals de evaluatie van het Uniemechanisme voor civiele bescherming door de Europese Rekenkamer 2 , is het Uniemechanisme een nuttig instrument gebleken voor het mobiliseren en coördineren van de steun die door de deelnemende landen wordt verstrekt als antwoord op een crisissituatie binnen en buiten de Unie, en is daarmee een tastbaar bewijs van Europese solidariteit. Toch hebben een aantal conclusies uit deze documenten en extra informatie geleid tot de vaststelling van bepaalde gebieden waar een wijziging van de wetgeving gewettigd lijkt. In dit verband is vooral rekening gehouden met de ervaring op het terrein, die een belangrijke factor is geweest voor dit initiatief, omdat daarmee de beperkingen van het bestaande kader duidelijk werden aangetoond.

Sinds 2013 is de Unie geconfronteerd geweest met een groot aantal rampen met tragisch verlies van mensenlevens en andere schadelijke gevolgen voor burgers, bedrijven, gemeenschappen en het milieu. Meer concreet hebben de respons op een aantal recente rampen, met inbegrip van de humanitaire impact van de vluchtelingen- en migratiecrisis, het gebrek aan beschikbare middelen tijdens de bosbranden van 2016 en 2017, die in 2017 bijzonder langdurig en hevig waren en meer dan 100 doden tot gevolg hadden, alsook de ernstige gevolgen van een aantal orkanen in het Caribische gebied en van hevige stormen en overstromingen in de EU, grote druk uitgeoefend op het Uniemechanisme voor civiele bescherming. Dit is bijzonder duidelijk gebleken tijdens de grootschalige noodsituaties die een aantal lidstaten tegelijk troffen. In dergelijke omstandigheden is het vrijwillige karakter van de bijdragen van de lidstaten voor rampenrespons al te vaak onvoldoende geweest, en de bestaande leemten in bepaalde kritieke responscapaciteit, zoals beschreven in het verslag inzake de tekorten van de responscapaciteit uit het voorjaar van 2017 3 , zijn maar al te duidelijk gebleken. In dit verband is het meest sprekende voorbeeld het onvermogen van de collectieve capaciteit van de EU om te reageren op alle 17 verzoeken voor bijstand bij bosbranden, waarvan slechts aan 10 kon worden voldaan, soms gehinderd door vertragingen waardoor de respons niet op tijd kwam.

Gezien deze context zijn er gegronde redenen om een gerichte herziening aan te vatten van de bestaande wetgeving inzake het Uniemechanisme om de voornaamste problemen aan te pakken waarvoor het Uniemechanisme zich vandaag gesteld ziet. Concreet betekent dit dat de wijzigingen die in dit voorstel zijn vervat, de volgende doelstellingen willen bereiken:

a) versterking van de doeltreffendheid van preventieve actie als onderdeel van de rampenbeheersingscyclus, versterking van de banden met andere belangrijke EU-beleidsterreinen op het gebied van de rampenpreventie en rampenrespons;

b) versterking van het collectieve vermogen tot rampenrespons van de Unie en de lidstaten, aanpak van steeds weerkerende en van nieuwe capaciteitstekorten, in het bijzonder door het opzetten van een speciale reserve van responscapaciteit op Unieniveau, waarbij de besluiten tot de inzet ervan door de Commissie worden genomen, die de bevelvoering en controle onder haar bevoegdheid houdt (bekend als rescEU). rescEU zal worden uitgerust met uitgelezen noodcapaciteit om in voorkomend geval respons te bieden bij bosbranden, overstromingen, aardbevingen en epidemieën. Na gesprekken met de lidstaten is besloten ook een veldhospitaal op te zetten dat zowel binnen als buiten de Unie snel kan worden ingezet als onderdeel van het Europees medisch korps bij epidemieën als ebola en zika. Daarnaast is Europa ook getroffen door talrijke terroristische aanvallen. Het beschikbaar stellen op EU-niveau van dergelijke capaciteit zal ook schaalvoordelen helpen opleveren, en de verstrekking goedkoper maken vergeleken met dezelfde capaciteit indien individueel verstrekt;

c) ervoor zorgen dat het Uniemechanisme flexibel en doeltreffend is in zijn administratieve procedures voor steun aan noodoperaties.

De noodzaak om de Europese civiele bescherming te versterken in het licht van de evolutie van rampen, met inbegrip van extreme weersomstandigheden, en tegen de achtergrond van de internationale veiligheidsproblemen, is algemeen erkend. Dit voorstel is gebaseerd op verdergaande recente analysen en verdiept nadenken over de geconstateerde tekortkomingen, in samenwerking met de verantwoordelijke civiele-beschermingsautoriteiten.

Verenigbaarheid met bestaande beleidsbepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel draagt bij tot een van de tien politieke prioriteiten die door de Commissie voor de periode 2015-2019 werden vooropgesteld, namelijk het bereiken van een 'ruimte van recht en grondrechten op basis van wederzijds vertrouwen'. Wederzijds vertrouwen is vervat in het beginsel van solidariteit, dat aan de basis ligt van Besluit nr. 1313/2013/EU, en dat door dit voorstel zal worden versterkt, naast de beginselen van gedeelde verantwoordelijkheid en verantwoordingsplicht.

De voorgestelde wijzigingen zijn volledig in overeenstemming met de bredere doelstelling om te komen tot 'een Europa dat beschermt', waarnaar de Commissie de afgelopen jaren voortdurend heeft gestreefd, en waarnaar zij ook in die toekomst zal blijven streven. Het voorstel bouwt voort op de positieve resultaten die het bestaande kader tot dusver heeft geboekt, en beoogt de tekortkomingen ervan te verbeteren door versterkte bepalingen met het oog op verdere steun, coördinatie en aanvulling van de activiteiten van de lidstaten op dit gebied.

Samenhang met andere beleidsterreinen van de Unie

De geplande acties in het kader van het herziene Uniemechanisme worden afgestemd op de overkoepelende doelstelling van de Unie om te garanderen dat alle relevante beleidsmaatregelen en instrumenten van de EU bijdragen tot een versterking van de capaciteit van de Unie in termen van risicobeheersing, van rampenpreventie tot rampenparaatheid, rampenrespons en herstel na rampen. Het voorstel weerspiegelt ook de doelstelling van artikel 3, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie om de solidariteit tussen de lidstaten te bevorderen.

Meer bepaald gaat speciale aandacht uit naar nauwe coördinatie en consistentie met de acties die onder andere beleidsterreinen van de EU worden uitgevoerd, zoals aanpassing aan de klimaatverandering, en met instrumenten die actief zijn op het gebied van rampenpreventie en rampenrisicovermindering, zoals cohesiebeleid, plattelandsontwikkeling, onderzoek, gezondheids-, migratie- en veiligheidsbeleid. Daarnaast streeft het voorstel ernaar sterkere synergieën te verwezenlijken met het humanitaire-steunbeleid, meer bepaald voor respons op rampen buiten de Unie.

Geen wetgevingshandeling in het kader van ander Uniebeleid kan thans de doelstelling van dit voorstel verwezenlijken. Het is ook de bedoeling dat er op dit gebied geen overlapping is van beleidsmaatregelen.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 196 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De doelstellingen van dit voorstel kunnen niet in voldoende mate door de lidstaten afzonderlijk worden verwezenlijkt. Het Uniemechanisme voor civiele bescherming is ingesteld omdat individuele lidstaten mogelijk niet over voldoende responscapaciteit beschikken om het hoofd te bieden aan grote rampen. Centraal staat een goed gecoördineerde en snelle wederzijdse bijstand onder de lidstaten.

Naast een aantal wijzigingen om te komen tot coherentie en vereenvoudiging, voorziet dit voorstel ook in aanvullende mogelijkheden om de collectieve capaciteit voor rampenparaatheid en rampenrespons te versterken. Dit is van bijzonder belang in het geval van een ramp of van meerdere rampen met een brede impact die de capaciteit van een kritiek aantal lidstaten in één keer overstijgen en de wederzijdse onderlinge bijstand op die manier kunnen verlammen. Dit geldt eveneens voor capaciteit die nodig is in het geval van een scenario van een ernstige ramp met lage waarschijnlijkheid maar grote impact. In dergelijke gevallen is het duidelijk dat de lidstaten niet alleen een voldoende respons kunnen garanderen, en dat bijgevolg steun van de EU is vereist om de activiteiten van de lidstaten te ondersteunen en aan te vullen, overeenkomstig artikel 196 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Gezien de baten in termen van mensenlevens en verminderde milieu-, economische en materiële schade zorgt het voorstel duidelijk voor Europese toegevoegde waarde.

Evenredigheid

Het voorstel gaat niet verder dan nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken. Het voorstel vult tekortkomingen aan die werden vastgesteld in de tussentijdse evaluatie en in andere recente documenten ter evaluatie van de prestaties van het Uniemechanisme (Europese Rekenkamer, speciaal verslag over het Uniemechanisme 4 , het eerder genoemde verslag van de Commissie over de vooruitgang met betrekking tot het aanvullen van de resterende tekorten in de EERC 5 , en het EU-overzicht van de risico's 6 ) en het stelt oplossingen voor overeenkomstig de opdracht die was gegeven door de Raad en het Europees Parlement.

De administratieve lasten voor de Unie en de lidstaten zijn gering en beperkt tot wat nodig is om de doelstellingen van dit voorstel te verwezenlijken. Daarnaast zullen de stroomlijning van bepaalde medefinancieringspercentages van de EU en de afschaffing van medefinanciering op bepaalde gebieden de administratieve rompslomp beperken.

Keuze van het instrument