Toelichting bij COM(2017)734 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 wat betreft de vestigingsplaats van de zetel van de Europese Bankautoriteit

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De Europese Bankautoriteit (EBA) is opgericht bij Verordening (EU) nr. 1093/2010. Overeenkomstig artikel 7 van die verordening is de EBA gevestigd in Londen, Verenigd Koninkrijk.

Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk de Europese Raad overeenkomstig artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie in kennis gesteld van zijn voornemen om zich uit de Unie terug te trekken.

Op 20 november 2017 hebben de resterende 27 lidstaten in de marge van de Raad Algemene Zaken (artikel 50) Parijs, Frankrijk, als nieuwe zetel voor de Europese Bankautoriteit gekozen.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Aangezien de te wijzigen handeling is gebaseerd op artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), moet de wijzigingshandeling eveneens op die rechtsgrondslag berusten.

Keuze van het instrument

Dit voorstel strekt tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010. Het voorstel heeft derhalve de vorm van een wijzigingsverordening.

Subsidiariteit en evenredigheid

De vaststelling van de vestigingsplaats van de zetel van het agentschap valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie. De maatregel is evenredig aan het doel van de voorgestelde verordening, namelijk de bevestiging van de nieuwe zetel van het agentschap in Verordening (EU) nr. 1093/2010.

3. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De hervestiging van de Europese Bankautoriteit zal gevolgen hebben voor de begroting, met name gelet op de kosten van de voortijdige beëindiging van de huidige huurovereenkomst in Londen als gevolg van de terugtrekking, de kosten van de verhuizing zelf en de kosten van de ingebruikname van het nieuwe gebouw in Parijs. Zoals aangegeven in de richtsnoeren van de Raad van 22 mei 2017 voor de onderhandelingen over een akkoord met het Verenigd Koninkrijk over de voorwaarden voor zijn terugtrekking uit de Europese Unie moeten de specifieke kosten van de terugtrekking, zoals de kosten van de verhuizing van de in het Verenigd Koninkrijk gevestigde agentschappen, volledig door het Verenigd Koninkrijk worden gedragen.

Een deel van de kosten van de hervestiging zal in afwachting van de financiële afwikkeling wellicht uit de EU-begroting moeten worden voorgefinancierd. In dit verband zal de Commissie in samenwerking met de Europese Bankautoriteit nagaan welke aanvullende financiering uit de EU-begroting eventueel nodig is. Zo nodig zal de Commissie passende voorstellen doen aan het Europees Parlement en de Raad in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure voor 2019, en zo nodig voor 2018. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de kosten van de verhuizing zelf. Voorts zullen de kosten van de ingebruikname van het nieuwe gebouw ook worden gepresenteerd in het kader van de onroerendgoedprocedure van artikel 203 van het Financieel Reglement 1 , op grond waarvan om toestemming van het Europees Parlement en de Raad moet worden verzocht alvorens overeenkomsten voor onroerendgoedprojecten te sluiten. Die procedure zal zo spoedig mogelijk (uiterlijk begin 2018) van start gaan.