Toelichting bij COM(2017)769 - Intrekking van Verordening 256/2014 inzake de mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur binnen de EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Het onderhavige voorstel tot intrekking van Verordening (EU) nr. 256/2014 (hierna “de betrokken verordening” genoemd) wordt gedaan in het kader van het Refit-programma van de Commissie en haar streven naar betere wetgeving. Doel is een geschikt en kwalitatief hoogstaand regelgevingskader te garanderen, zoals bedoeld in het interinstitutioneel akkoord “Beter wetgeven” tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie 1 . De Commissie heeft vastgesteld dat de betrokken verordening niet langer geschikt is voor het beoogde doel en stelt voor die in te trekken.

Op 26 februari 2014 is Verordening (EU) nr. 256/2014 inzake de mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur binnen de Europese Unie vastgesteld om ervoor te zorgen dat het energiebeleid van de EU zich op een doeltreffende manier ontwikkelt en beantwoordt aan de reële behoeften van de EU. De betrokken verordening werd ondersteund door Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1113/2014 van de Commissie van 16 oktober 2014 2 waarin de vorm en de technische details van de in de artikelen 3 en 5 van Verordening (EU) nr. 256/2014 bedoelde kennisgeving waren vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 256/2014 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1113/2014 van de Commissie hebben beide artikel 194 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie als rechtsgrondslag. De lidstaten moesten de Commissie op grond van die verordeningen in kennis stellen van investeringsprojecten waarvoor bouw- of buitenbedrijfstellingswerkzaamheden waren begonnen of waarover een definitief investeringsbesluit was genomen. De bedoeling was dat de Commissie op die manier toegang zou krijgen tot gegevens en informatie over geplande ontwikkelingen in de productie-, transmissie- en opslagcapaciteit, alsmede over projecten in de verschillende energiesectoren die van belang zijn voor de Unie en voor toekomstig energie- en investeringsbeleid.

De verordening was derhalve bedoeld om de Commissie een algemeen beeld te geven van de ontwikkeling van de investeringen in energie-infrastructuur in de EU om haar taken op het gebied van energie beter te kunnen vervullen.

De verplichtingen op grond van de betrokken verordening golden al op grond van Verordening (EU, Euratom) nr. 617/2010 van de Raad van 24 juni 2010 inzake mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur binnen de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 736/96 3 . Het Hof van Justitie heeft Verordening (EU, Euratom) nr. 617/2010 van de Raad 4 nietig verklaard wegens een onjuiste rechtsgrondslag, maar de gevolgen ervan werden gehandhaafd totdat Verordening (EU) nr. 256/2014 werd goedgekeurd. 

De lidstaten hebben, sinds de verplichtingen uit hoofde van de betrokken verordening en haar voorloper, Verordening (EU, Euratom) nr. 617/2010 van de Raad, van toepassing waren, drie rapporteringen uitgevoerd (in 2011, 2013 en 2015). De Commissie heeft derhalve voldoende tijd gehad om een empirisch onderbouwde kritische analyse te kunnen maken over de vraag of de betrokken verordening de verwachte resultaten heeft opgeleverd.

2. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Ex-postevaluaties, gezonde regelgeving en vereenvoudiging

Na de drie rapporteringen door de lidstaten in het kader van de betrokken verordening en haar voorganger gaf de Commissie driemaal opdracht om een externe studie uit te voeren. In het licht van de bevindingen daarvan heeft de Commissie in 2016 Verordening (EU) nr. 256/2014 geëvalueerd overeenkomstig artikel 11 van die verordening. Dit vond plaats in het kader van een bredere geschiktheidscontrole van de regelgeving die betrekking had op de plannings- en rapporteringsverplichtingen in het kader van de energiewetgeving. De Commissie heeft die evaluatie in november 2016 gepubliceerd 5 , samen met het voorstel voor een verordening inzake de governance van de energie-unie 6 .

Uit die evaluatie bleek het volgende:

1. Er was sprake van aanzienlijke overlappingen tussen de rapporteringsverplichtingen op grond van de betrokken verordening en de rapporteringsverplichtingen ten overstaan van ENTSB-E 7 en ENTSB-G 8 , met weinig of geen toegevoegde waarde van de verplichtingen uit hoofde van de betrokken verordening.

2. Het grootste deel van de informatie die door de lidstaten is verstrekt uit hoofde van de betrokken verordening kan gemakkelijk uit andere bronnen worden verkregen: ENTSB-E en ENTSB-G, tienjarige netontwikkelingsplannen, de jaarlijkse verslagen van transmissiesysteembeheerders en nutsbedrijven, nationale sectorale ontwikkelingsplannen (bv. actieplannen voor hernieuwbare energiebronnen), enz. Voorts verzamelt de Commissie regelmatig informatie via het energiemarktobservatiesysteem.

3. In alle drie de voltooide rapporteringen hadden de verzamelde gegevens slechts betrekking op ongeveer de helft van de energiesector van de EU.

4. De inherente moeilijkheden bij de uitvoering van sommige voorschriften van de verordening, in het bijzonder het voorschrift betreffende de informatie die moet worden verstrekt over de toekomstige capaciteit, deden afbreuk aan de bruikbaarheid van de drie uitgevoerde rapporteringen.

De Commissie is derhalve tot de conclusie gekomen dat Verordening (EU) nr. 256/2014 niet de verwachte resultaten opleverde. Daarom moet worden voorgesteld de betrokken verordening in te trekken.

Raadpleging van belanghebbenden

Als onderdeel van de voorbereidende werkzaamheden voor haar voorstel voor een wetgevingsinitiatief inzake de governance van de energie-unie 9 , verrichtte de Commissie een uitgebreide raadpleging om meningen in te winnen en om inbreng te krijgen van belanghebbenden, burgers en lidstaten. In de openbare raadpleging werd gevraagd hoe de bestaande plannings- en rapporteringsregelingen op het gebied van energie zouden kunnen worden verbeterd om te voldoen aan de doelstellingen van de energie-unie en om de administratieve last te verlichten.

De openbare raadpleging is op 11 januari 2016 van start gegaan, duurde twaalf weken en eindigde op 22 april 2016. De antwoorden werden gebruikt in de door de Commissie uitgevoerde evaluatie en geschiktheidscontrole van de bestaande plannings- en rapporteringsverplichtingen en in de effectbeoordeling van haar wetgevingsvoorstel over de governance van de energie-unie.

De respondenten op de raadpleging waren van mening dat de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 256/2014 konden worden ingetrokken 10 .


3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Dit is een voorstel tot intrekking van Verordening (EU) nr. 256/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 inzake de mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur binnen de Europese Unie, houdende vervanging van Verordening (EU, Euratom) nr. 617/2010 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 736/96.

De rechtsgrondslag van Verordening (EU) nr. 256/2014, te weten artikel 194 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, is onderworpen aan de gewone wetgevingsprocedure. De Commissie stelt daarom het Europees Parlement en de Raad voor de betrokken verordening in te trekken.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De verordening had slechts zeer beperkte gevolgen voor de begroting, die verband hielden met de uitgaven voor informatietechnologie, de aankoop van gegevens en de betaling van deskundigen. Ook werden geen rechtstreekse gevolgen verwacht voor de begroting van de lidstaten.

De intrekking van de betrokken verordening zal een einde maken aan de beperkte uitgaven die ermee zijn verbonden. Dit zal bijdragen tot de rationalisering van het gebruik van middelen van de Commissie en de lidstaten, doordat dubbele rapporteringsverplichtingen komen te vervallen en doordat er geen gegevens meer hoeven te worden verwerkt, wanneer die beschikbaar zijn via andere bronnen van hogere kwaliteit.