Toelichting bij COM(2018)42 - Gevolgen van internationale activiteiten op het gebied van dierenwelzijn voor het concurrentievermogen van Europese veehouders in een gemondialiseerde wereld

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 26.1.2018


COM(2018) 42 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de gevolgen van internationale activiteiten op het gebied van dierenwelzijn voor het concurrentievermogen van Europese veehouders in een gemondialiseerde wereld


1.Inleiding

De Europese Unie (EU) heeft altijd een voortrekkersrol gespeeld op het vlak van de ontwikkeling van een sterk en wetenschappelijk onderbouwd wetgevingsmodel voor dierenwelzijn. De Commissie zag al vroeg in dat om het model duurzaam te maken, het ook op internationaal niveau moet worden verspreid.

De wereldwijde bevordering van dierenwelzijn en eerlijke concurrentie blijft voor de Commissie een van de prioriteiten inzake dierenwelzijn.

Het algemene doel van de internationale activiteiten inzake dierenwelzijn van de Commissie is de EU-waarden in verband met dieren te promoten, de bewustwording te vergroten en wereldwijd, in het bijzonder bij EU-handelspartners, hoge normen voor dierenwelzijn aan te moedigen die het model en de beginselen van de EU weerspiegelen. Wereldwijd de normen voor dierenwelzijn verbeteren, draagt ook bij tot een gelijkwaardig actieterrein voor EU- en niet-EU-spelers.

In 2012 besloot de Commissie in het kader van haar Strategie van de EU voor de bescherming en het welzijn van dieren 2012-2015 1 haar internationale activiteiten inzake dierenwelzijn voort te zetten.

De Commissie wees op de noodzaak om bepalingen inzake dierenwelzijn op te nemen in bilaterale handelsovereenkomsten of om andere vormen van samenwerking op te stellen, evenals concrete samenwerking met niet-EU-landen uit te bouwen.

De Commissie wilde ook actief blijven op multilateraal niveau, in het bijzonder in de Wereldorganisatie voor Diergezondheid (OIE), de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO), en ook binnen het kader van het Europees nabuurschapsbeleid.

In de strategie van de EU is uitgegaan van de goedkeuring van dit rapport. Het vormt een belangrijke stap in de verslaglegging over de internationale activiteiten 2 , 3 , 4 op het vlak van dierenwelzijn van de afgelopen vijftien jaar.

2.Doelstellingen

Het doel van dit rapport is een samenvatting te maken van de voornaamste internationale activiteiten voor het welzijn van voedselproducerende dieren die de Commissie uitvoerde met de steun van de EU-lidstaten.

Het evalueert de resultaten op het vlak van promotie van normen voor dierenwelzijn wereldwijd en analyseert hoe ze hebben bijgedragen tot het creëren van een gelijkwaardig actieterrein voor EU- en niet-EU-spelers.

Daarom is dit rapport gericht op het identificeren van de activiteiten en de beleidsinstrumenten die de beste resultaten hebben opgeleverd in de periode 2004-2016.

Dit rapport is gebaseerd op de 'Study on the impact of animal welfare international activities ' 5 (later 'de studie') genoemd. Het houdt ook rekening met de studie "Assessing farmers' cost of compliance with EU legislation in the fields of environment, animal welfare and food safety" 6 . Die studie gaat niet over dierenwelzijn, maar bevat relevante informatie voor dit rapport.

3.Internationale activiteiten

De internationale activiteiten inzake dierenwelzijn van de Commissie spelen zich zowel op multilateraal als bilateraal niveau af.

Multilaterale activiteiten verwijzen naar de activiteiten die plaatsvinden in het kader van internationale intergouvernementele organisaties die wereldwijd actief zijn (bv. OIE, FAO).

Bilaterale activiteiten verwijzen naar de samenwerking met individuele of regionale groepen uit niet-EU-landen zoals Mercosur. Een dergelijke samenwerking kan plaatsvinden in het kader van handelsovereenkomsten, of in andere vormen van samenwerking (zie bijlage II).

De belangrijkste instrumenten om het bewustzijn over dierenwelzijn te vergroten zijn initiatieven voor opleiding en capaciteitsopbouw, zoals het programma Betere opleiding voor veiliger voedsel 7 (BTSF) en het instrument Technische bijstand en informatie-uitwisseling (TAIEX) 8 , EU-onderzoeksprogramma's 9 en gerichte projecten.

3.1.Algemene opmerkingen

In 1995 droeg de Raad 10 de Commissie op onderhandelingen te voeren om met niet-EU-landen overeenkomsten af te sluiten over sanitaire en fytosanitaire maatregelen, en ook over handelsgerelateerd dierenwelzijn.

Behalve voor slachtnormen 11 zijn de EU-normen voor dierenwelzijn enkel van toepassing op in de EU geproduceerde producten, en niet op ingevoerde producten. Bovendien zijn bij uitvoer van levende dieren slechts bepaalde voorwaarden voor dierentransport van toepassing buiten het EU-grondgebied 12 . Voor andere EU-normen voor dierenwelzijn kan de Commissie maar beperkt invloed uitoefenen op niet-EU-landen. Dierenwelzijn is in de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) niet expliciet erkend als relevant voor de handel. Bijgevolg hebben bepalingen in verband met dierenwelzijn in handelsovereenkomsten meestal te maken met samenwerking en niet met naleving van de voorschriften in kwestie. De successen van de EU op dit vlak hangen af van de bereidheid tot samenwerking van niet-EU-landen.

3.2.Multilaterale activiteiten

Deze activiteiten zijn gericht op de ondersteuning van de ontwikkeling en goedkeuring van internationale normen door de OIE en de samenwerking met de FAO.

De voornaamste doelstellingen van de activiteiten met de OIE zijn:

1.ervoor zorgen dat de OIE-normen inzake dierenwelzijn in de mate van het mogelijke de principes en het model van de EU weerspiegelen;

2.een consensus bereiken met niet-EU-landen om deze normen over te nemen;

3.de toepassing van de OIE-normen in niet-EU-landen promoten en steunen;

4.de OIE-normen gebruiken als basis om met niet-EU-landen tot een consensus inzake dierenwelzijn te komen.

Sinds 2002 werken de Commissie en de EU-lidstaten samen met de OIE tijdens elke fase van het normeringsproces en ook tijdens de uitvoering ervan door de landen die lid zijn van de OIE.

De voornaamste bijdragen van de Commissie zijn:

1.betrokkenheid bij het normeringsproces via haar deelname aan werkgroepen en door EU-gecoördineerde standpunten aan te reiken;

2.financiële steun en co-organisatie van trainingsevenementen van de OIE om de toepassing van internationale normen te vergemakkelijken;

3.ondersteuning van de ontwikkeling en uitvoering van regionale strategieën van de OIE inzake dierenwelzijn.

Alle EU-lidstaten zijn lid van de OIE, en de Commissie heeft het statuut van waarnemer. In het normeringsproces, in een vroeg stadium, draagt de Commissie bij aan relevante deskundigengroepen van de OIE 13 . Zodra de normen ter goedkeuring voorliggen, levert de Commissie een bijdrage via het 'one-voice'-coördinatiemechanisme van de EU. De Commissie speelt immers een belangrijke rol om de gemeenschappelijke standpunten van de EU voor te stellen in elke consultatiefase en op het moment van goedkeuring van de normen door de OIE.

Voorts helpt de Commissie de goedkeuring van de normen te vergemakkelijken door standpunten te coördineren bij niet-EU-lidstaten die lid zijn van de OIE. De Commissie steunt ook landen die lid zijn van de OIE in het normeringsproces door bijvoorbeeld regionale seminars over kernpunten van de OIE inzake dierenwelzijn te organiseren. Verder ondersteunden samenwerkingsprojecten van de Commissie 14 , die waren gewijd aan de versterking van veterinaire diensten, de regionale coördinatie tussen Afrikaanse landen en hun betrokkenheid bij het OIE-normeringsproces.

Als gevolg daarvan zijn er sinds 2002 veertien internationale normen inzake dierenwelzijn en ook richtsnoeren goedgekeurd (zie bijlage I). Bovendien is de EU erin geslaagd om voor de meeste domeinen de OIE- en EU-normen voor dierenwelzijn vrij goed op elkaar af te stemmen 15 .

Wat de toepassing van de normen betreft, heeft de Commissie de ontwikkeling van kennis en vaardigheden bij de bevoegde autoriteiten van niet-EU-lidstaten die lid zijn van de OIE ondersteund. Sinds 2004 heeft de Commissie ook financieel bijgedragen aan de organisatie van globale en regionale OIE-initiatieven en heeft ze deelgenomen aan comités die de doelstellingen en programma's van dergelijke evenementen uitwerken. De activiteiten van de Commissie hebben de toepassing van OIE-normen in niet-EU-landen vergemakkelijkt, in het bijzonder wat het slachten en het transport betreft.

Op regionaal niveau heeft de Commissie de ontwikkeling van regionale strategieën voor dierenwelzijn van de OIE 16 vergemakkelijkt en heeft ze de organisatie van evenementen in de vijf OIE-regio's medegefinancierd. De Commissie financierde de activiteiten van het platform voor dierenwelzijn van de OIE voor Europa, waar ze een sleutelrol vervult in het bepalen van de prioriteiten en van de activiteiten van het platform 17 .

In 2017 werd een mijlpaal bereikt toen de OIE, met de steun van de EU, de eerste globale strategie voor dierenwelzijn goedkeurde. Die promoot dierenwelzijn als onderdeel van andere belangrijke maatschappelijke waarden zoals socio-economische ontwikkeling en duurzaamheid. Bovendien is de strategie van de OIE gebaseerd op de ontwikkeling en toepassing van wetenschappelijk onderbouwde normen, capaciteitsopbouw, opleiding en dialoog met verschillende belanghebbenden. Deze aanpak sluit aan bij de visie en principes inzake dierenwelzijn van de EU.

De Commissie heeft ook samengewerkt met de FAO om evenementen voor capaciteitsopbouw te organiseren en dierenwelzijn te promoten als een gemeengoed en een component van duurzame productie. In deze context heeft de Commissie bijgedragen aan evenementen die een mijlpaal betekenden, zoals de eerste "FAO Expert meeting on capacity building to implement good animal welfare practices 18 '. De Commissie heeft ook bijgedragen aan de ontwikkeling van de 'Gateway to Farm Animal Welfare" van de FAO, een virtueel platform voor kennisuitwisseling tussen verschillende belanghebbenden 19 . De Gateway, waarvoor de Commissie deel uitmaakt van het redactiecomité, heeft ertoe bijgedragen het bewustzijn over dierenwelzijn wereldwijd te verhogen, ook over initiatieven van de Commissie.


3.3.Bilaterale activiteiten

De hoofddoelstellingen van bilaterale samenwerking zijn:

1.het bewustzijn verhogen en komen tot een consensus over dierenwelzijn;

2.technische kennis delen;

3.het partnerland steunen bij de ontwikkeling en uitvoering van wetgeving en normen voor dierenwelzijn op basis van het model en de principes van de EU of de OIE;

4.onderwerpen in verband met dierenwelzijn bespreken die impact hebben op de handel tussen de partijen.

De voornaamste instrumenten die de Commissie gebruikt om die doelstellingen te realiseren, zijn:

1.conferenties en internationale evenementen;

2.trainingworkshops of deskundigenmissies;

3.gemeenschappelijke onderzoeksprogramma's die gericht zijn op de lokale context;

4.Technische ondersteuning.

De eerste bilaterale handelsovereenkomst waarin expliciet wordt verwezen naar dierenwelzijn, is gesloten met Chili 20 in 2002. Sindsdien is samenwerking inzake dierenwelzijn opgenomen in de meeste bilaterale handelsovereenkomsten 21 , met inbegrip van sanitaire en fytosanitaire kwesties, en is dit consequent voorgesteld in alle lopende handelsbesprekingen.

De Commissie heeft ook samenwerking buiten handelsovereenkomsten tot stand gebracht (zie bijlage II).

OIE-normen worden vaak gebruikt als basis om tot consensus te komen met niet-EU-landen. Deze normen bieden immers een vrij algemeen aanvaard kader om samenwerking met niet-EU-landen te beginnen en verder uit te bouwen 22 .

Opname van dierenwelzijn in bilaterale handelsovereenkomsten gebeurde altijd op verzoek van de EU. Binnen of buiten het kader van handelsovereenkomsten heeft de bilaterale samenwerking in de loop der jaren concrete resultaten opgeleverd. Werkgroepen tussen de EU en haar partners (bv. Chili en Nieuw-Zeeland) worden vaak opgericht om een jaarlijkse werkplanning met de bijbehorende acties vast te leggen. Als gevolg daarvan heeft Chili een uitgebreide nationale wetgeving inzake dierenwelzijn opgesteld, Nieuw-Zeeland en Canada hebben gelijkwaardigheid bereikt voor dierenwelzijn tijdens het slachten.

Ook kortlopende projecten hebben geleid tot duidelijke resultaten, zoals de acties 23 die zijn geïmplementeerd sinds 2014 in het kader van de sectorale dialoog tussen de EU en Brazilië in de context van een memorandum van overeenstemming inzake dierenwelzijn. Algemeen kan worden gesteld dat deze acties de houding van landbouwers en van de industrie ten opzichte van het debat over dierenwelzijn hebben beïnvloed, wat soms heeft geleid tot vrijwillige verbintenissen inzake dierenwelzijn, zoals over de groepshuisvesting van zeugen 24 .


3.4.Activiteiten rond onderzoek, technische bijstand en capaciteitsopbouw

2.

Onderzoeksactiviteiten


De Commissie financierde vijftienprojecten 25 in verband met dierenwelzijn in de context van het zesde en zevende kaderprogramma, waarbij onderzoeksinstellingen uit niet-EU-landen betrokken waren. Daarvan was Welfare Quality® 26 het eerste grote EU-project inzake dierenwelzijn dat een ondertussen al lang bestaand wetenschappelijk netwerk tussen EU- en niet-EU-landen tot stand bracht.

Voorts formuleert EFSA sinds 2004 wetenschappelijke standpunten inzake dierenwelzijn die de Commissie promoot in niet-EU-landen. De Commissie heeft ook uitwisselingen tussen deskundigen van EFSA en wetenschappers uit partnerlanden (bv. Nieuw-Zeeland, Chili) vergemakkelijkt.

Beide activiteiten hebben bijgedragen aan een wetenschappelijke basis voor de ontwikkeling van internationale normen en richtlijnen voor dierenwelzijn.

3.

Activiteiten rond technische bijstand en capaciteitsopbouw


Het BTSF-programma en TAIEX zijn de voornaamste instrumenten voor capaciteitsopbouw. Er werden ook twinningprojecten gebruikt in de context van het nabuurschapsbeleid.

Het BTSF-programma is gericht op ambtenaren in niet-EU-landen die voedsel en dieren uitvoeren naar de EU. Na hun opleiding moeten de ambtenaren hun verworven kennis verspreiden en train-de-traineropleidingen implementeren.

BTSF heeft capaciteitsopbouw verschaft aan niet-EU-landen via:

1.BTSF World, gericht op en georganiseerd in niet-EU-landen, bijvoorbeeld regionale workshops 27 en ondersteunde trainingsmissies 28 ;

2.Integratie van niet-EU-ambtenaren in trainingssessies die worden georganiseerd voor de EU;

3.E-learningmodules.

De onderwerpen die aan bod komen in BTSF gingen van wetenschappelijke basisprincipes tot specifieke EU-wetgeving en OIE-normen inzake dierenwelzijn, in het bijzonder voor slachten en transport. Tussen 2004 en 2015 namen ongeveer 1 000 deelnemers uit niet-EU-landen deel aan activiteiten van BTSF World die gewijd waren aan dierenwelzijn.

TAIEX ondersteunt de overheid in alle kandidaat- en nabuurschapslanden bij de benadering, de transpositie en de uitvoering van de EU-wetgeving 29 .

Tussen 2004 en 2015 financierde TAIEX meer dan zestig projecten voor dierenwelzijn, met meer dan veertig workshops en zestien deskundigenmissies. Een succesvol voorbeeld van deze workshops is die welke plaatsvond in Libanon 30 in 2015. De workshop werd georganiseerd in samenwerking met de OIE en had als doel het dierenwelzijn tijdens het transport en het slachten te verbeteren.

In de bestudeerde periode werd dierenwelzijn opgenomen in twinningprojecten, in het bijzonder met Balkanlanden en Oekraïne.

3.5.IMPACT OP HET CONCURRENTIEVERMOGEN

Deze sectie gaat na in welke mate internationale activiteiten voor dierenwelzijn hebben bijgedragen tot een gelijkwaardiger actieterrein op wereldvlak tussen producenten uit EU-landen en uit niet-EU-landen.

De studie heeft het concurrentievermogen van EU-sectoren die beïnvloed zijn door normen voor dierenwelzijn en ook de impact van naleving van de normen voor dierenwelzijn beoordeeld voor vier belangrijke aspecten van het concurrentievermogen:

1.productiviteit en kostenconcurrentievermogen;

2.markttoegang;

3.handelsverstoring;

4.innovatievermogen.

De gebruikte methodologie voor de analyse van het concurrentievermogen was gebaseerd op vier grote informatiebronnen: i) beschikbare literatuur, ii) interviews met ondernemersorganisaties uit de EU, iii) handelsstromen, iv) twee specifieke enquêtes die gericht waren op ondernemers uit EU- en niet-EU-landen in bepaalde niet-EU-landen.

Op basis van het beperkte aantal reacties op de enquêtes lijkt de perceptie van de impact die normen voor dierenwelzijn hebben op het concurrentievermogen sterk uiteen te lopen tussen ondernemers uit EU-landen en die uit niet-EU-landen.

4.

Productiviteit en kostenconcurrentievermogen


De resultaten van de enquêtes suggereren dat de naleving van de wetgeving/normen inzake dierenwelzijn hogere productiekosten met zich meebrengt voor ondernemers, ongeacht waar ze gevestigd zijn.

Wat het concurrentievermogen op de EU- en internationale markten betreft, bracht de studie grote verschillen tussen ondernemers uit EU-landen en uit niet-EU-landen naar voren wat betreft hun perceptie van factoren in verband met concurrentievermogen. Enerzijds vinden ondernemers uit EU-landen dat de wetgeving inzake dierenwelzijn hen sterk benadeelt op het vlak van kosten en marktaandeel binnen en buiten de EU. Anderzijds beschouwen ondernemers uit niet-EU-landen de verschillen in normen voor dierenwelzijn niet als een voordeel voor hen. Uit de studie blijkt echter dat in de meeste gevallen de kosten voor naleving van de wetgeving inzake dierenwelzijn relatief laag zijn in vergelijking met andere productiekosten (zoals voeder en arbeid). Voor eieren en eiproducten vond de studie bewijs dat verschillen in normen voor dierenwelzijn zouden kunnen leiden tot verlegging van het handelsverkeer en verplaatsing van de bedrijfsactiviteit. Dat heeft zich echter nauwelijks concreet voorgedaan wat de invoer naar de EU betreft, als gevolg van gelijktijdige sanitaire en fytosanitaire voorschriften.

Uit de literatuur 31 , 32 , 33 valt af te leiden dat kostenvoordelen in sommige niet-EU-landen voornamelijk toe te schrijven zijn aan de kosten voor voeder en arbeid en aan de beschikbaarheid van natuurlijke hulpbronnen. Verschillen in normen voor dierenwelzijn lijken een veel kleinere impact te hebben 34 . Zo blijkt uit de literatuur over de productie van slachtkuikens dat in landen zoals Brazilië en Thailand concurrentievoordelen voornamelijk te wijten zijn aan lagere kosten voor voeder en arbeid en de gunstigere klimaatomstandigheden 35 . Samengevat zullen ondernemers uit niet-EU-landen in de meeste gevallen altijd competitiever zijn, zelfs als de EU-normen voor dierenwelzijn worden toegepast, omdat ze werken in gunstigere structurele omstandigheden.

Hoewel voor de sectoren van varkens- en pluimveevlees in de EU een uitgebreide wetgeving inzake dierenwelzijn geldt, blijven zij netto-exporteurs voor een aantal marktsegmenten. Tijdens de in het rapport bestudeerde periode heeft de EU haar leiderspositie voor uitvoer van varkensvlees op wereldniveau versterkt 36 . Bovendien is de EU de derde grootste exporteur van gevogeltevlees ter wereld en is zij ook een grote importeur van pluimveeproducten. De EU is ook een van de grootste exporteurs van eieren en eiproducten, goed voor ongeveer 25 % van de totale handel in 2013-2015 37 . De EU is dan weer een kleinere speler in domeinen waar de soortspecifieke EU-wetgeving niet geldt en is in het bijzonder een netto-importeur van rund- en schapenvlees. Nieuw-Zeeland, een van de grootste exporteurs van schapenvlees ter wereld, hanteert tegelijkertijd strenge normen voor dierenwelzijn.

Bijgevolg zijn normen voor dierenwelzijn geen doorslaggevende bepalende factor voor concurrentievermogen op de wereldmarkt, omdat andere factoren het concurrentievermogen sterk beïnvloeden (zoals marktnabijheid, andere productiefactoren, het type marktsegment of het al dan niet bestaan van handelsovereenkomsten).

Niettegenstaande dit alles zorgt de toenemende perceptie door de consument van de duurzame productiemethoden van de EU – onder andere de strenge normen voor dierenwelzijn – ervoor dat de marktpositie van EU-producten kan verbeteren en ook verbetert.

Algemeen lijkt de perceptie van ondernemers uit EU-landen en niet-EU-landen ook te verschillen wat de impact van normen voor dierenwelzijn op de productiviteit betreft. Ondernemers uit niet-EU-landen melden een grotere productiviteit door naleving van de wetgeving inzake dierenwelzijn, terwijl ondernemers uit EU-landen het omgekeerde beweren. Ze vinden alle twee dat naleving van de wetgeving inzake dierenwelzijn een positieve impact op de productkwaliteit heeft.

5.

Markttoegang


De meeste ondernemers uit zowel EU-landen als niet-EU-landen geven aan dat naleving van de wetgeving en normen inzake dierenwelzijn hen heeft geholpen om nieuwe afzetmarkten aan te boren.

Er heerst een verschillende perceptie van de toegang tot niet-EU markten als gevolg van factoren die verband houden met dierenwelzijn. Meer dan de helft van de respondenten uit niet-EU-landen verklaart dat dit leidt tot een betere toegang tot internationale markten, maar respondenten uit EU-landen ontkennen dit.

Naleving van de EU-reglementering inzake dierenwelzijn tijdens het slachten heeft bijgedragen aan gelijke voorwaarden voor toegang tot de EU en hielp de kloof tussen uitvoerende landen en de EU te verkleinen. Bovendien heeft die naleving volgens ondernemers uit niet-EU-landen een positieve impact op de toegang tot hoogstaande uitvoermarkten buiten de EU. Dat bewijst dat de wereldwijde promotie van de normen inzake dierenwelzijn van de Unie een opportuniteit vormt om de marktwaarde van producten die conform deze normen tot stand zijn gekomen, te benadrukken. Dat is trouwens een van de doelstellingen van het EU-platform voor dierenwelzijn 38 .

6.

Handelsverstoring


De studie bracht twee mogelijke gevallen van handelsverstoring als gevolg van de verschillen in de geldende wetgeving inzake dierenwelzijn tussen EU- en niet-EU-landen aan het licht. Het betreft de uitvoer van eieren en eiproducten en van levende runderen.

Voor eieren en eiproducten blijkt uit de studie 39 dat de vertraagde uitvoering van de EU-voorschriften voor legkippen in nabuurschapslanden, in het bijzonder in Oekraïne, ondernemers uit EU-landen kostennadelen kan hebben berokkend. Dat heeft echter niet geleid tot handelsverstoring op de markt van consumptie-eieren omdat tegelijk optredende sanitaire factoren (bv. equivalente controlesysteem voor salmonella) de uitvoer naar de EU verhinderden. Verstoringen op de markt voor eiproducten bleven beperkt door de vertraagde toepassing van quota.

Wat de handel in levende runderen naar niet-EU-landen 40 betreft, vonden ondernemers uit EU-landen dat normen voor dierenwelzijn storend kunnen werken voor langdurend transport van dieren (vooral over zee). De studie trof in de geanalyseerde casestudy's echter geen sluitend bewijs aan dat verschillende normen voor dierenwelzijn bij transport over zee een impact hadden op handelsstromen of de concurrentiepositie van de EU in het gedrang brachten.

7.

Innovatievermogen


De studie toont aan dat het moeilijk was om het economische belang van de markt van diervriendelijke producten te kwantificeren. Er waren vaak geen gegevens beschikbaar en andere elementen (bv. milieuduurzaamheid) werden gecombineerd met dierenwelzijn in zowel de marketing van de producten als in de perceptie van de consumenten.


4.Conclusies

1.De Commissie hanteert een coöperatieve aanpak om dierenwelzijn op internationaal niveau te promoten.

2. Internationale activiteiten voor dierenwelzijn vormen een investering op lange termijn, die gebaseerd is op drie opeenvolgende stappen: bewustmaking, capaciteitsopbouw en financiering. In de loop der jaren heeft de Commissie aanzienlijke middelen uitgetrokken voor dergelijke initiatieven.

3.Samen met de EU-lidstaten heeft de Commissie een prominente en beslissende rol gespeeld in de wereldwijde bewustwording over dierenwelzijn, en er zijn significante resultaten geboekt.

4.De Commissie hecht groot belang aan internationale handel op basis van waarden zoals belicht in de strategie 'Handel voor iedereen' 41 . Zij erkent dat het belangrijk is dierenwelzijn te bevorderen.

5.De EU-normen voor dierenwelzijn hebben een 'vuurtoreneffect' gehad en vormden vaak een inspiratiebron voor vrijwillige initiatieven rond dierenwelzijn door de industrie.

6.De Commissie is erin geslaagd dierenwelzijn op te nemen in de dialoog met tal van niet-EU-landen.

7.Op multilateraal niveau hebben de activiteiten die werden uitgevoerd met internationale organisaties het EU-model voor dierenwelzijn gepromoot in een groot aantal niet-EU-landen.

8.De EU heeft een sleutelrol vervuld bij het promoten en ondersteunen van OIE-activiteiten. In het bijzonder heeft de EU een belangrijke bijdrage geleverd aan het OIE-normeringsproces en proactief de actieve deelname van niet-EU-landen gestimuleerd.

9.De Commissie heeft ook een sleutelrol gespeeld in de toepassing van de OIE-normen in niet-EU-landen, in het bijzonder inzake dierenwelzijn bij het slachten en tijdens het transport.

10.Dankzij bilaterale samenwerking is het welzijn van landbouwdieren in sommige niet-EU-landen verbeterd. Het heeft de toepassing van EU-invoervoorwaarden inzake normen voor dierenwelzijn tijdens het slachten vergemakkelijkt.

11.Met haar activiteiten op het vlak van onderzoek, opleiding en capaciteitsopbouw heeft de Commissie duizenden professionals bereikt. Dat heeft de kennis en vaardigheden inzake dierenwelzijn aanzienlijk vergroot en de toepassing van beleid en normen inzake dierenwelzijn in begunstigde landen ondersteund.

12.Normen voor dierenwelzijn hebben algemeen een beperkte impact op het concurrentievermogen van producenten uit de EU op de wereldmarkten.

13.Algemene kosten door naleving van de normen voor dierenwelzijn blijven bijzonder laag in vergelijking met andere productiekosten die een impact hebben op het globale concurrentievermogen en die de patronen van de wereldhandel beïnvloeden.

14.De wereldwijde promotie van de normen inzake dierenwelzijn van de Unie draagt bij tot de doelstelling op lange termijn om het dierenwelzijn in de wereld te verbeteren en oneerlijke handelspraktijken tegen te gaan. Ze biedt ook de kans om de toegevoegde marktwaarde van producten die tot stand zijn gekomen volgens die normen beter te benadrukken.


(1) COM(2012) 6, definitief/2.
(2) COM(2002) 626 definitief.
(3) COM(2006) 13 definitief.
(4) Evaluation of the EU Policy on Animal Welfare and Possible Policy Options for the future, https://ec.europa.eu/food/sites/food/files/animals/docs/aw_arch_122010_full_ev_report_en.pdf
(5) https://publications.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/dc039353-ca9c-11e7-8e69-01aa75ed71a1/language-en/format-PDF/source-49926262
(6) https://ec.europa.eu/agriculture/sites/agriculture/files/external-studies/2014/farmer-costs/fulltext_en.pdf
(7) https://ec.europa.eu/food/safety/btsf_en
(8) https://ec.europa.eu/neighbourhood-enlargement/tenders/taiex_en
(9) ec.europa.eu/research/index.cfm?pg=sitemap
(10) Richtlijnen voor de onderhandelingen over overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en derde landen over sanitaire en fytosanitaire maatregelen.
(11) Artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1099/2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden.
(12) Arrest van het Hof van Justitie van de EU in zaken C-424/13 en C-383/16.
(13) Een vertegenwoordiger van de Commissie was lid van de Werkgroep inzake dierenwelzijn van de OIE.
(14) Bv. Sanitary and Phytosanitary Standards Setting Organizations project (PANSPO), studie blz. 42.
(15) Er wordt momenteel gewerkt aan OIE-normen voor varkens en legkippen.
(16) Een vertegenwoordiger van de Commissie was waarnemer tijdens meetings van de coördinatiegroep van de regionale strategie voor dierenwelzijn voor Azië, het Verre Oosten en Oceanië.
(17) Het platform voor dierenwelzijn van de OIE voor Europa focust op OIE-normen voor transport, slachten en beperking van de zwerfhondenpopulatie.
(18) Hoofdkantoor FAO, Rome, sept.-okt. 2008, www.fao.org/ag/againfo/themes/animal-welfare/
(19) www.fao.org/ag/againfo/themes/animal-welfare/en/
(20) In het sanitaire en fytosanitaire hoofdstuk van de associatieovereenkomst met de EU.
(21) Momenteel wordt opnieuw onderhandeld over de veterinaire overeenkomst tussen de EU en Mexico.
(22) De officiële samenwerking met Argentinië en Brazilië verwijst bijvoorbeeld naar de OIE-normen. Werk dat op bilaterale basis gebeurt, was altijd gestoeld op OIE-normen.
(23) Studie blz. 48-50.
(24) Studie blz. 48 en sectordialogues.org/
(25) Studie blz. 29.
(26) Het project kreeg voor 14,6 miljoen EUR steun van de EU.
(27) Canada, China, Chili, Zuid-Korea, Thailand, Brazilië, Costa Rica, Sri Lanka.
(28) Thailand, Malawi, Lesotho, Chili, Brazilië.
(29) Studie blz. 36.
(30) Workshop inzake dierenwelzijn tijdens het slachten voor verschillende begunstigde landen, 9-10 maart 2015, bijgewoond door Libanon, Turkije, Jordanië, Palestina, Egypte en Algerije.
(31) Voetnoot 6.
(32) Study on the stunning/killing practices in slaughterhouses and their economic, social and environmental consequences, https://ec.europa.eu/food/sites/food/files/animals/docs/aw_arch_report_parti_en.pdf
(33) Study on various methods of stunning for poultry, https://ec.europa.eu/food/sites/food/files/animals/docs/aw_practice_slaughter_study_stunning_poultry_en.pdf
(34) Studie blz. 143.
(35) Studie blz. 118.
(36) Studie blz. 134.
(37) Studie blz. 137.
(38) Besluit van de Commissie C/2017/0280 PB C 31 van 31.1.2017, blz. 61.
(39) Studie blz. 87, 93, 154.
(40) Studie blz. 92, 93, 154, 167.
(41) COM(2015) 497.