Toelichting bij COM(2018)54 - Standpunt EU in het EPO-comité opgericht bij de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst (EPO) met Ivoorkust inzake het reglement van orde van het EPO-comité

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het EPO-comité dat is opgericht bij de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst (EPO) tussen Ivoorkust, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, inzake de vaststelling van het reglement van orde van het EPO-comité.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen Ivoorkust, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds

De tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen Ivoorkust, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (hierna 'de overeenkomst') moet bijdragen tot het terugdringen en uitroeien van armoede door middel van de totstandbrenging van een samenhangend commercieel partnerschap, een concurrerendere en gediversifieerdere economie en sterkere groei, economische samenwerking en goed bestuur bevorderen, de geleidelijke integratie van Ivoorkust in de wereldeconomie bevorderen, de capaciteit op het gebied van handelsbeleid en handelsgerelateerde vraagstukken verbeteren, de bestaande relaties tussen de partijen op basis van solidariteit en wederzijdse belangen versterken en de ontwikkeling van de particuliere sector en de groei van de werkgelegenheid bevorderen.

De overeenkomst is op 26 november 2008 te Abidjan en op 22 januari 2009 te Brussel ondertekend 1 en wordt sinds 3 september 2016 voorlopig toegepast 2 .

2.2.Het EPO-comité

Bij artikel 73 van de overeenkomst is een EPO-comité opgericht dat verantwoordelijk is voor het beheer van alle door de overeenkomst bestreken gebieden en voor de uitvoering van alle in de overeenkomst genoemde taken.

In artikel 73 van de overeenkomst wordt bepaald dat het EPO-comité zelf de regels voor zijn organisatie en werking vastlegt, dat de vergaderingen van het EPO-comité voor derden kunnen worden opengesteld en dat de commissies van de West-Afrikaanse Economische en Monetaire Unie (Waemu) en de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (Ecowas) kunnen worden uitgenodigd om aan de vergaderingen van het EPO-comité deel te nemen.

De besluiten van het EPO-comité worden met eenparigheid van stemmen genomen na afronding van de overeenkomstige interne procedures.

De Unie en haar lidstaten maken deel uit van de partijen bij de overeenkomst. Het EPO-comité bestaat, wat de vertegenwoordigers van de Europese Unie betreft, uit vertegenwoordigers van de Europese Commissie en van de lidstaten.

2.3.De beoogde handeling van het EPO-comité

Het EPO-comité zal op zijn eerste vergadering een gezamenlijk besluit nemen tot vaststelling van zijn reglement van orde (hierna 'de beoogde handeling').

De beoogde handeling strekt ertoe om krachtens artikel 73, lid 2, van de overeenkomst de regels voor de organisatie en werking van het EPO-comité vast te leggen.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Dit voorstel voor een besluit van de Raad bepaalt het standpunt van de Unie over een in het EPO-comité te nemen besluit inzake het reglement van orde van het EPO-comité.

De twee partijen bij de overeenkomst hebben van tevoren overleg gepleegd en het ontwerpreglement van orde is tijdens de constituerende vergadering van het EPO-comité op 5 april 2017 in Abidjan, Ivoorkust, door beide partijen goedgekeurd en geparafeerd. Het ontwerpreglement van orde voldoet aan de voorwaarden in artikel 73 van de overeenkomst en is vergelijkbaar met reglementen van orde die door de Europese Unie in het kader van andere economische partnerschapsovereenkomsten zijn goedgekeurd.

Het ontwerpreglement van orde heeft met name betrekking op de samenstelling en het voorzitterschap van het EPO-comité, het secretariaat, de organisatie van de vergaderingen, de notulen en de besluiten van het EPO-comité, de taalregeling en de uitgaven in verband met de vergaderingen van het EPO-comité.

De overeenkomst voorziet in de verplichting om een reglement van orde vast te stellen. 

Het voorstel heeft geen nadelige invloed op het economisch, sociaal of milieubeleid van de Europese Unie of van Ivoorkust. 

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van 'de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst'.

Het begrip 'handelingen met rechtsgevolgen' omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die "beslissende invloed [hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt" 3 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

Het EPO-comité is een krachtens de overeenkomst opgericht lichaam.

In artikel 73 wordt bepaald dat het EPO-comité zelf de regels voor zijn organisatie en werking vastlegt.

De door het EPO-comité vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 72 van de overeenkomst uit hoofde van het volkenrecht bindend zijn.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit van de Raad is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of uit twee componenten bestaat, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

Door de aard van de overeenkomst heeft de beoogde handeling doelstellingen en componenten op het gebied van het gemeenschappelijk handelsbeleid en ontwikkelingssamenwerking. Deze aspecten van de beoogde handeling zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, zonder dat het ene ondergeschikt is aan het andere.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit van de Raad wordt derhalve gevormd door de artikelen 207 en 209, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit van de Raad wordt gevormd door de artikelen 207 en 209, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.