Toelichting bij COM(2018)121 - Standpunt EU in de ACS-EU-Raad van Ministers over de herziening van bijlage I quater bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel heeft betrekking op het besluit tot vaststelling van het namens de Unie in de ACS-EU-Raad van Ministers in te nemen standpunt over de geplande vaststelling van een besluit van de ACS-EU-Raad van Ministers betreffende de herverdeling van de middelen met het oog op de toewijzing voor de financiering van de intra-ACS-samenwerking en de interregionale samenwerking tussen vele of alle ACS-staten.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De ACS-EU-partnerschapsovereenkomst

De ACS-EU-partnerschapsovereenkomst 1 heeft tot doel een associatie op te zetten tussen de Europese Unie en de ACS-staten. De ACS-EU-partnerschapsovereenkomst is op 1 april 2003 in werking getreden en werd in 2005 en 2010 herzien overeenkomstig de herzieningsclausule die bepaalt dat de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst om de vijf jaar opnieuw moet worden bekeken.

Krachtens artikel 95, lid 2, van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst worden financiële protocollen vastgesteld voor een bepaalde periode. Dergelijke financiële protocollen stellen het totale bedrag van de financiële steun van de EU vast.

Voor de periode 2014-2020 werd het financiële protocol vastgesteld bij Besluit nr. 1/2013 van de ACS-EU-Raad van Ministers van 7 juni 2013 2 , in de vorm van bijlage I quater bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst.

Op grond van artikel 100 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst kunnen de bijlagen ervan door de ACS-EU-Raad van Ministers opnieuw worden bekeken, herzien en/of gewijzigd op basis van een aanbeveling van het ACS-EU-Comité voor samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering.

In artikel 15, lid 2, onder b), van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst is bepaald dat de ACS-EU-Raad van Ministers tot taak heeft de noodzakelijke besluiten te treffen voor de tenuitvoerlegging van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst.

2.2.De ACS-EU-Raad van Ministers

De ACS-EU-Raad van Ministers kan besluiten nemen die voor de partijen rechtsgevolgen hebben. De Raad van Ministers omvat enerzijds de leden van de Raad van de Europese Unie en anderzijds een regeringslid van elke ACS-staat. Het voorzitterschap van de Raad van Ministers wordt bij toerbeurt bekleed door een lid van de Raad van de Europese Unie en een lid van de regering van een ACS-staat. De Raad komt, op initiatief van de voorzitter, in de regel eenmaal per jaar bijeen, alsmede in alle gevallen wanneer zulks noodzakelijk wordt geacht, in een vorm en een geografische samenstelling die passend zijn voor de te bespreken vraagstukken.

2.3.De beoogde handeling van de ACS-EU-Raad van Ministers

De ACS-EU-Raad van Ministers dient een besluit vast te stellen betreffende de wijziging van bijlage I quater bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst (hierna 'de beoogde handeling' genoemd).

Het besluit is van toepassing op bijlage I quater, punt 2, onder a), en b), en betreft de herverdeling van de middelen met het oog op de toewijzing voor de financiering van de intra-ACS-samenwerking en de interregionale samenwerking tussen vele of alle ACS-staten.

Enerzijds zal 425 miljoen euro worden afgetrokken van de toewijzing voor de financiering van de nationale en regionale indicatieve programma's, als bedoeld in punt 2, onder a), van bijlage I quater.

Anderzijds zal de toewijzing voor de financiering van de intra-ACS-samenwerking en de interregionale samenwerking, als bedoeld in punt 2, onder b), van bijlage I quater, worden vermeerderd met 425 miljoen euro om bij te dragen aan de financiering van twee initiatieven, het Spotlight-initiatief en het wereldwijde partnerschap voor onderwijs (GPE).

Het Spotlight-initiatief is een gezamenlijke wereldwijde actie van de VN en de EU, om in bepaalde landen geweld tegen vrouwen en meisjes te voorkomen en tegen te gaan.

Het algemene doel van het wereldwijde partnerschap voor onderwijs is de mondiale en nationale inspanningen te mobiliseren om te komen tot kwaliteitsonderwijs en -opleiding voor iedereen, door een inclusief partnerschap, de nadruk op doeltreffende onderwijssystemen en financiering voor fundamenteel onderwijs.

De financiering zal worden verstrekt via het EOF, uit de algemene reserve voor nationale en regionale indicatieve programma's, ten behoeve van de intra-ACS-samenwerking, als volgt:

- een bedrag van 350 miljoen euro voor het Spotlight-initiatief;

- een bedrag van 75 miljoen euro voor het wereldwijde partnerschap voor onderwijs.

De beoogde handeling zal voor de partijen rechtsgevolgen hebben overeenkomstig artikel 15, lid 3, van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst waarin is bepaald dat de ACS-EU-Raad van Ministers besluiten kan nemen die voor de partijen rechtsgevolgen hebben.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Op grond van artikel 100 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst kan de overeenkomst door de ACS-EU-Raad van Ministers opnieuw worden bekeken, herzien en/of gewijzigd op basis van een aanbeveling van het ACS-EU-Comité voor samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering.

De Europese Unie bepleit sterk gendergelijkheid, de eigen verantwoordelijkheid van vrouwen van alle leeftijden en de uitbanning van alle vormen van geweld tegen vrouwen en meisjes in de wereld.

Het Spotlight-initiatief is een gezamenlijke wereldwijde actie van de VN en de EU, om in bepaalde landen geweld tegen vrouwen en meisjes te voorkomen en tegen te gaan. Het initiatief werd officieel gelanceerd op de 72ste zitting van de Algemene Vergadering van de VN op 20 september 2017.

Op basis van bewijsmateriaal zal het Spotlight-initiatief zich bijzonder richten op specifieke vormen van seksueel geweld en geweld op basis van sekse die vaak in specifieke regio's voorkomen of voornamelijk daar opduiken, en aldus een bijdrage leveren voor duurzame-ontwikkelingsdoelstelling 5 inzake gendergelijkheid.

Er zal een multidonor-financieringsmechanisme worden opgezet voor het genderinitiatief dat door het bureau van de secretaris-generaal van de VN wordt beheerd. De financiering zal worden toegewezen via het EU-instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI) voor Latijns-Amerika en Azië en het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) voor de ACS-staten.

Het initiatief wereldwijd partnerschap voor onderwijs ondersteunt drie ambitieuze doelstellingen. De eerste twee doelen zijn rechtvaardigheid (hetgeen gendergelijkheid en inclusie inhoudt), en kwaliteitsonderwijs en -opleiding. Het derde doel is het opzetten van weerbaarder onderwijssystemen die in staat zijn rechtvaardig en kwaliteitsvol onderwijs te bieden. Het initiatief werd in 2012 opgezet om de verbintenissen inzake onderwijs van de wereldconferentie van Dakar en de Millenniumtop gestand te doen.

Het wereldwijd partnerschap voor onderwijs is een partnerschap met meerdere belanghebbenden en een financieringsplatform dat tot doel heeft de onderwijssystemen te ondersteunen in laaginkomens- en lagermiddeninkomenslanden, door betere onderwijssectorplannen en betere tenuitvoerlegging ervan.

De EU ondersteunt het wereldwijd partnerschap voor onderwijs tezamen met de ACS-staten sinds 2005. Een voortzetting van de financiering van dit partnerschap stemt goed overeen met het beleidskader van de EU en de ACS.

Beide initiatieven stemmen overeen en zullen overeenstemmen met de Europese consensus inzake ontwikkeling die een meer omvattende aanpak van de menselijke ontwikkeling nastreeft. Wat onderwijs betreft, betekent deze aanpak meer steun voor inclusief en kansengelijk kwaliteitsonderwijs voor allen en een leven lang leren (duurzame-ontwikkelingsdoelstelling 4), met grote nadruk op de bevordering van gendergelijkheid (duurzame-ontwikkelingsdoelstelling 5).

De Commissie stelt bijgevolg voor dat de Raad het onderhavige besluit vaststelt.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

1.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in besluiten tot bepaling van 'de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst'.

Het begrip 'handelingen met rechtsgevolgen' omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die "beslissende invloed [hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt" 3 .

2.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


De ACS-EU-Raad van Ministers is een orgaan dat is opgericht bij een overeenkomst, namelijk de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst.

De handeling die de ACS-EU-Raad van Ministers dient vast te stellen, is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 100 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst uit hoofde van het volkenrecht bindend zijn.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

3.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op ontwikkelingssamenwerking. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 209, lid 2, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 209, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien het besluit van de ACS-EU-Raad van Ministers van toepassing is op bijlage I quater bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst, is het passend dat besluit na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.