Toelichting bij COM(2018)111 - Standpunt EU in de commissie van deskundigen betreffende het spoorwegvervoer van gevaarlijke goederen met betrekking tot bepaalde wijzigingen in aanhangsel C van het COTIF

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel heeft betrekking op het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de commissie van deskundigen betreffende het spoorwegvervoer van gevaarlijke goederen (RID) van de Organisatie voor het Internationale Spoorwegvervoer (OTIF), die op 30 mei 2018 bijeenkomt met het oog op de vaststelling van bepaalde wijzigingen van de technische en administratieve bepalingen in de bijlage bij aanhangsel C bij het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) en waarover die commissie een besluit zal nemen.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Het Reglement betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen per spoor

Het Reglement betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen per spoor regelt het internationaal spoorvervoer van dergelijke goederen tussen de OTIF-lidstaten die de RID-regels toepassen (de RID-landen). De Europese Unie is partij bij de Overeenkomst 1 , hoewel twee van haar lidstaten, Cyprus en Malta, geen verdragsluitende staten van de Overeenkomst zijn.

2.2.De commissie van deskundigen van het RID

De commissie van deskundigen van het RID is in het kader van het COTIF-verdrag opgericht om beslissingen te nemen over wijzigingen van het RID. De commissie bestaat uit vertegenwoordigers van de OTIF-lidstaten die het RID toepassen en vertegenwoordigers van de Unie. Elke OTIF-lidstaat heeft één stem. Wanneer er punten op de agenda staan die tot de exclusieve bevoegdheid van de Unie behoren, stemt de Commissie namens de Unie 2 .

De internationale voorschriften met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke goederen zijn vastgelegd door diverse internationale organisaties, zoals de OTIF, de Economische Commissie van de Verenigde Naties voor Europa (VN-ECE) en diverse gespecialiseerde organen van de Verenigde Naties. Aangezien de regels onderling verenigbaar moeten zijn, is een complex internationaal systeem ontwikkeld voor de coördinatie en harmonisatie tussen de organisaties die bij deze werkzaamheden zijn betrokken. De bepalingen worden om de twee jaar aangepast.

Tijdens de voorbereiding van die wijzigingen is een breed scala aan deskundigen uit de publieke en private sector geraadpleegd. De volgende technische vergaderingen hebben plaatsgevonden tijdens de opstelling van die wijzigingen:

–zittingen van het subcomité van deskundigen inzake het vervoer van gevaarlijke goederen van de Economische en Sociale Commissie van de VN:

(1)47e zitting in Genève, 22-26 juni 2015;

(2)48e zitting in Genève, 30 november-9 december 2015,

(3)49e zitting te Genève, 27 juni-7 juli 2016,

(4)50e zitting in Genève, 28 november-6 december 2016,

–zittingen van de VN-ECE – OTIF gezamenlijke vergadering van de commissie van deskundigen van het RID en de werkgroep inzake het vervoer van gevaarlijke goederen:

(1)najaarszitting 2016 in Genève, 19-23 september 2016,

(2)voorjaarszitting 2017 in Bern, 13-17 maart 2017;

(3)najaarszitting 2017 in Genève, 19-29 september 2017,

(4)er is nog een gezamenlijke zitting gepland (voorjaarszitting te Bern, 13-17 maart 2018). Naar verwachting zullen tijdens die zitting aanbevelingen worden gedaan voor verdere wijzigingen die vanaf 1 januari 2019 van toepassing gelden,

–zittingen van de permanente werkgroep van de commissie van deskundigen van het RID:

(1)7e zitting in Praag, 22-24 november 2016;

(2)8e zitting in Utrecht, 20-24 november 2017.

Tijdens deze vergaderingen zijn de afzonderlijke voorstellen voor wijzigingen geanalyseerd en verwerkt door de commissies van deskundigen. In de meeste gevallen werd unaniem overeenstemming bereikt over de aanbevolen maatregel. Sommige voorstellen zijn door een meerderheid van de deskundigen aanbevolen.

De RID-commissie van deskundigen inzake het vervoer van gevaarlijke goederen zal op 30 mei 2018 een besluit nemen over deze voorstellen.

Het bij Richtlijn 2008/68/EG 3 opgerichte Comité voor het vervoer van gevaarlijke goederen heeft de voorstellen een eerste maal besproken tijdens zijn bijeenkomst van 14 december 2017.


2.3.Het besluit van de commissie van deskundigen van het RID

Op 30 mei 2018 dient de commissie van deskundigen van het RID tijdens zijn 55e zitting een reeks wijzigingen vast te stellen inzake de aanpassing van de bijlage van het RID aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang (hierna: „het besluit”). Het besluit beoogt de bijwerking van de bestaande bepalingen inzake de veiligheidsverplichtingen van de partijen bij het vervoer van in beperkte hoeveelheid verpakte gevaarlijke goederen, de controlelijst voor het vullen en het ledigen van vloeibaar aardgas in tankwagons, bebording en veiligheidsafstand, bepaalde gevaarsidentificatienummers, vervoer van gevaarlijke goederen als handbagage of ingeschreven bagage enz.

De geplande handeling zal voor de partijen bij de overeenkomst wettelijk bindend zijn vanaf 1 januari 2019.

3. Standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen

De Europese Unie is in juli 2011 tot het COTIF toegetreden op grond van Besluit 2013/103/EU 4 van de Raad. Het COTIF is een gemengd verdrag waarbij zowel de Unie als de meeste lidstaten verdragsluitende partij zijn. In bijlage III bij het besluit is de interne regeling voor de Raad, de lidstaten en de Commissie in OTIF-procedures vastgesteld. Met betrekking tot kwesties die onder de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen, stemt de EU met het aantal stemmen van alle lidstaten die partij zijn bij het COTIF.

Voorts is in artikel 38 van het COTIF bepaald dat met het oog op de uitoefening van het stemrecht en het recht van bezwaar, als bedoeld in artikel 35, leden 2 en 4, de regionale organisatie en met name de Europese Unie een aantal stemmen heeft dat gelijk is aan die van haar leden die ook lidstaten van de organisatie zijn.

Zoals reeds vermeld zijn 26 EU-lidstaten ook lid van het COTIF. Momenteel zijn 45 staten partij bij het RID en 50 bij het OTIF.

Sinds 1 januari 1997 past de EU de bepalingen van het RID toe op alle vervoer op het grondgebied van de Unie, aanvankelijk op grond van Richtlijn 96/49/EG van de Raad 5 . In 2008 is Richtlijn 96/49/EG vervangen door Richtlijn 2008/68/EG, die dezelfde doelstellingen heeft.

In artikel 4 van Richtlijn 2008/68/EG (derde landen) is bepaald dat 'vervoer van gevaarlijke goederen tussen lidstaten en derde landen wordt toegestaan indien wordt voldaan aan de ADR, het RID of de ADN, tenzij in de bijlagen anders is vermeld'. Bovendien is in overweging 12 van de richtlijn bepaald dat 'het gebruik van in derde landen geregistreerde vervoermiddelen dient te worden toegestaan voor internationaal vervoer van gevaarlijke goederen op het grondgebied van de lidstaten overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van de ADR, het RID of de ADN en van deze richtlijn'. Derhalve vallen wijzigingen van het RID volledig onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie.

Overeenkomstig artikel 35 van het COTIF treden de wijzigingen, zodra de Commissie van deskundigen van het RID er een besluit over heeft genomen, in werking voor alle overeenkomstsluitende partijen op de eerste dag van de zesde maand na die waarin de secretaris-generaal de overeenkomstsluitende partijen van deze wijzigingen in kennis heeft gesteld. Een verdragsluitende partij kan bezwaar maken binnen een termijn van vier maanden na de datum van de kennisgeving. Wanneer een vierde van de verdragsluitende partijen bezwaar aantekent, treedt de wijziging niet in werking.

Tenzij een voldoende aantal partijen bezwaar maakt, treden de in dit voorstel bedoelde wijzigingen op 1 januari 2019 in werking en worden zij bindend voor de Unie en de lidstaten. Zij vormen dan een integrerend deel van het acquis van de Unie.

Artikel 1 van het ontwerpvoorstel bevat een gedetailleerde lijst van de beoogde wijzigingen en geeft aan welke wijzigingen door de Unie kunnen worden aanvaard. De voorgestelde wijzigingen worden geschikt geacht voor het veilig vervoer van gevaarlijke goederen op een kosteneffectieve wijze, rekening houdend met de technologische vooruitgang, en kunnen daarom worden ondersteund.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

1.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van 'de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst'.

Het begrip 'handelingen met rechtsgevolgen' omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben door de toepassing van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die een "beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt" 6 .

2.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


De commissie van deskundigen van het RID is een bij het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) opgericht orgaan.

Het door de commissie van deskundigen van het RID vast te stellen besluit is een handeling met rechtsgevolgen. Overeenkomstig artikel 6 van het Reglement betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen per spoor (RID) zal het besluit uit hoofde van het volkenrecht bindend zijn. Bovendien is in artikel 1 van Richtlijn 2008/68/EG bepaald dat de bijlage bij het RID van toepassing is op het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor in of tussen de lidstaten, met uitzondering van de lidstaten die geen spoorwegnet hebben. Ten slotte is in artikel 4 van Richtlijn 2008/68/EG (derde landen) bepaald dat 'vervoer van gevaarlijke goederen tussen lidstaten en derde landen wordt toegestaan indien wordt voldaan aan de ADR, het RID of de ADN, tenzij in de bijlagen anders is vermeld'.

Het besluit strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de Overeenkomst. De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

3.

4.2.1.Beginselen


Het hoofddoel en de inhoud van het besluit hebben betrekking op het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 91 VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 91 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Publicatie van de geplande handeling

Aangezien het besluit van de commissie van deskundigen van het RID in een wijziging van de bijlage bij het RID voorziet, moet de informatie over het resultaat van de bijeenkomst na de vaststelling van dat besluit worden gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De wijzigingen van het RID, voor zover zij bindend worden voor de Unie, moeten worden opgenomen in Richtlijn 2008/68/EG betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land, die op grond van het COTIF en de VN-ECE voorziet in uniforme regels voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, het spoor en de binnenwateren in of tussen lidstaten. Te dien einde heeft de Commissie de bevoegdheid gekregen om bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang.