Toelichting bij COM(2018)144 - Persistente organische verontreinigende stoffen (herschikking)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Bij Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad 1 ("de POP-verordening") worden de verplichtingen van de Unie uit hoofde van het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen ("het Verdrag van Stockholm"), dat is goedgekeurd bij Besluit 2006/507/EG van de Raad 2 , en uit hoofde van het Protocol inzake persistente organische verontreinigende stoffen bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand ("het POP-protocol"), dat is goedgekeurd bij Besluit 2004/259/EG van de Raad 3 , ten uitvoer gelegd.

1.

De volgende redenen leiden tot het voorstel om de POP-verordening te herschikken:


In artikel 16 van de POP-verordening is bepaald dat het comitologiecomité voor algemene zaken die onder de verordening vallen, zijn rechtsgrondslag vindt in artikel 29 van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad 4 . Deze richtlijn is echter ingetrokken bij artikel 60 van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad 5 met als gevolg dat het comitologiecomité voor de verordening op 1 juni 2015 ophield te bestaan.

Als gevolg hiervan en in het licht van de door het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ("het Verdrag van Lissabon") ingevoerde procedurele wijzigingen, moeten de bepalingen van de POP-verordening inzake de comitéprocedure worden aangepast. Met name moet worden gespecificeerd welke voorschriften onder uitvoeringshandelingen vallen en verduidelijkt welke voorwaarden op de vaststelling van gedelegeerde handelingen van toepassing zijn.

Om de Commissie bij te staan in haar taken uit hoofde van de POP-verordening, wordt voorgesteld het Europees Agentschap voor chemische stoffen ("het Agentschap") te betrekken bij bepaalde administratieve, technische en wetenschappelijke taken die nodig zijn voor de uitvoering van de verordening. Ook wordt voorgesteld de handhaving van de POP-verordening door de lidstaten te ondersteunen door een coördinerende rol toe te wijzen aan het bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad 6 ("de REACH-verordening") ingestelde Forum voor de uitwisseling van handhavingsinformatie.

In het licht van de ervaring met de werking van de procedures krachtens de POP-verordening is het passend in de uitvoeringsbepalingen bepaalde technische wijzigingen op te nemen zoals de verduidelijking van bestaande definities en de toevoeging van de definities van 'vervaardiging', 'gebruik' en 'tussenproduct in een tot de locatie beperkt gesloten systeem'. Gezien de conclusies van het recent aangenomen verslag 'Maatregelen om milieuverslaglegging te stroomlijnen' 7 is het tevens passend de bepalingen inzake de verslagleggingsvereisten te actualiseren.

Als gevolg van de wijzigingen van de bijlagen bij het Verdrag van Stockholm die in 2015 op de conferentie van de partijen bij het verdrag zijn goedgekeurd, moeten de bijlagen bij de POP-verordening worden geactualiseerd om aan de verplichtingen van de Unie uit hoofde van dat verdrag te voldoen.

Het voorstel draagt bij tot de verwezenlijking van prioritaire doelstelling 3 van het Zevende Milieuactieprogramma voor de periode tot en met 2020: "beschermen van de burgers van de Unie tegen milieugerelateerde problemen en risico’s voor de volksgezondheid en het welzijn" en strookt ook met prioritaire doelstelling 4, punt 63, waarin is vastgesteld dat het publiek op nationaal niveau toegang moet hebben tot heldere milieu-informatie. Daartoe bevat het voorstel kruisverwijzingen naar en waarborgt het samenhang met de vereisten van Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad 8 en van Richtlijn 2007/2/EG van het Europees parlement en de Raad 9 ("de Inspire-richtlijn").

Voorts wordt gestreefd naar vereenvoudiging van de verslagleggings- en toezichtsvereisten, waarbij de nadruk wordt gelegd op automatisering, lagere frequentie, en relevantie van gegevens, in overeenstemming met de EU-agenda voor betere regelgeving en de conclusies van de geschiktheidscontrole inzake milieuverslaglegging en -toezicht 10 . Dit voorstel is tevens in overeenstemming met de strategie voor de digitale eengemaakte markt van de Commissie, met bepalingen die gericht zijn op het verbeteren van de toegang van burgers tot informatie en de transparantie.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De huidige voorschriften van de Unie met betrekking tot het beheer van persistente organische verontreinigende stoffen zijn vastgelegd in de POP-verordening, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2016/460 van de Commissie 11 . De verplichtingen van de Unie met betrekking tot de uitvoer van persistente organische verontreinigende stoffen worden ten uitvoer gelegd bij Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad 12 .

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel is volledig in overeenstemming met de bestaande beleidsoriëntaties en doelstellingen die gericht zijn op de wereldwijde bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De materiële rechtsgrondslag is artikel 192, lid 1 (over milieubescherming), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, aangezien de maatregelen die in het kader van het Verdrag van Stockholm zijn overeengekomen hoofdzakelijk een milieudoelstelling nastreven (namelijk de uitbanning van persistente organische stoffen).

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De doelstellingen van het voorstel kunnen niet door de lidstaten worden verwezenlijkt omdat een geharmoniseerde aanpak nodig is om ervoor te zorgen dat de Unie als partij bij het Verdrag van Stockholm aan haar internationale verplichtingen voldoet.

Evenredigheid

Het voorstel beantwoordt aan het evenredigheidsbeginsel aangezien het niet verder gaat dan nodig is om de doelstellingen ervan te verwezenlijken. Het is enkel op wijzigingen gericht wanneer deze noodzakelijk en passend worden geacht voor de behoorlijke werking van de verordening of wanneer deze noodzakelijk zijn wegens wijzigingen in andere wetgeving.

Keuze van het instrument

Aangezien de bestaande wetgeving die moet worden vervangen de vorm van een verordening heeft, is een verordening het meest geschikte instrument.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Vanwege de noodzaak de herschikking uit te voeren en de beperkte reikwijdte van de aangebrachte wijzigingen werd het niet nodig geacht een ex-postevaluatie van de bestaande wetgeving uit te voeren. De Commissie heeft echter recent een geschiktheidscontrole van de verslaglegging over en het toezicht op milieuwetgeving voltooid en het verslag 13 van deze geschiktheidscontrole is onderzocht om de doeltreffendheid van de in de POP-verordening vastgestelde verslagleggingsverplichtingen te beoordelen. In de herschikking worden een aantal noodzakelijk geachte aanpassingen gedaan die in overeenstemming zijn met de in het verslag vastgestelde maatregelen, waaronder het stroomlijnen, vereenvoudigen en automatiseren van het verslagleggings-/toezichtsproces en het verbeteren van de verstrekking van openbare informatie.

Raadpleging van belanghebbenden

Vanwege de aard van de herschikking, die enkel technische wijzigingen van de uitvoeringsbepalingen inhoudt, werd het niet nodig geacht een formele raadpleging van de belanghebbenden te houden.

De betrokkenen zijn in het kader van de vergaderingen van de voor de POP-verordening bevoegde instanties ingelicht over de voorgenomen wijzigingen. Onder de deelnemers bevonden zich belanghebbenden zoals vertegenwoordigers van de sector en ngo's en ook van de lidstaten, die allen de gelegenheid hebben gehad hun opvattingen en op- en aanmerkingen kenbaar te maken.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Gezien de beperkte reikwijdte van de veranderingen die in het kader van deze herziening zijn voorgesteld, werd het niet nodig geacht uitgebreid gebruik te maken van externe deskundigheid. Het Agentschap is evenwel geraadpleegd over bepaalde technische kwesties.

Effectbeoordeling

De bestaande regels die in de verordening zijn opgenomen, werken doorgaans goed en er zijn enkel kleine technische wijzigingen nodig om de uitvoering te vergemakkelijken. De belangrijkste wijzigingen zijn gericht op het aanpassen van de POP-verordening aan het Verdrag van Lissabon en aan de algemene wetgeving inzake chemische stoffen en op het betrekken van het Agentschap bij in de verordening vastgestelde taken. Aangezien wordt verwacht dat het totale effect van de herziening beperkt zal blijven, werd het niet noodzakelijk geacht een effectbeoordeling uit te voeren. De belangrijkste effecten van de wijzigingen kunnen als volgt worden samengevat:

–dankzij de voorgestelde wijzigingen komt er meer duidelijkheid, transparantie en rechtszekerheid voor alle partijen die bij de uitvoering van de verordening betrokken zijn;

–sommige taken worden van de Commissie naar het Agentschap overgeheveld, wat naar verwachting de totale kosten zal doen afnemen en de voor de uitvoering beschikbare wetenschappelijke kennis zal doen toenemen;

–het huidige hoge niveau van bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu wordt gehandhaafd.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het voorstel verleent geen vrijstelling aan micro-ondernemingen en voorziet niet in specifieke regels voor kleine en middelgrote ondernemingen aangezien het van toepassing is op persistente organische verontreinigende stoffen, die een wereldwijd probleem vormen en bijgevolg door alle bedrijven wereldwijd moeten worden uitgefaseerd. Het voorstel heeft geen gevolgen voor het concurrentievermogen van de sector in de EU of de internationale handel, aangezien het juridisch bindende verplichtingen uit hoofde van het Verdrag van Stockholm ten uitvoer legt, die in beginsel op alle partijen bij het verdrag van toepassing zijn.

Het voorstel wijst het Agentschap een rol toe met betrekking tot de ontvangst van, het toezicht op en de uitwisseling van de informatie die overeenkomstig de bepalingen van het voorstel bij het Agentschap wordt ingediend. Aangezien het Agentschap momenteel andere informatieactiviteiten in het kader van de EU-wetgeving inzake chemische stoffen, waaronder de REACH-verordening, de CLP-verordening en de PIC-verordening, beheert, wordt het passend geacht in dit voorstel voor het Agentschap een vergelijkbare rol te vast te stellen om de consistentie in de uitvoering van regelgeving te vergroten.

Grondrechten

Het onbehoorlijk beheer van gevaarlijke stoffen draagt bij tot algemene verontreiniging van het milieu, wat ernstige gevolgen kan hebben voor het recht op leven, het recht op menselijke integriteit, het recht op rechtvaardige en billijke arbeidsomstandigheden, evenals voor het recht op milieubescherming.

Het Verdrag van Stockholm, gestoeld op het voorzorgsbeginsel, is in 2004 in werking getreden met als doel de gezondheid van de mens en het milieu te beschermen tegen chemische stoffen die lange tijd in het milieu aanwezig blijven, zich over zeer grote afstanden verspreiden, zich ophopen in het lichaamsweefsel van mensen en in het wild levende soorten en schadelijke effecten hebben op de gezondheid van de mens of het milieu.

In de Unie worden de bepalingen van het verdrag en het protocol momenteel ten uitvoer gelegd middels de POP-verordening. Met inachtneming van de beginselen 14 en 15 van de Verklaring van Rio de Janeiro inzake milieu en ontwikkeling zijn in die verordening maatregelen vastgesteld om, met het oog op een waar mogelijk zo spoedig mogelijke beëindiging, vrijkomingen van POP's te reduceren, evenals bepalingen met betrekking tot afval dat geheel of gedeeltelijk uit een van die stoffen bestaat of ermee verontreinigd is.

Het voorstel vervangt de huidige POP-verordening, met inachtneming van de door de Unie aangegane verplichtingen uit hoofde van het verdrag en het protocol.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Verwacht wordt dat het voorstel geen aanzienlijke gevolgen voor de begroting zal hebben, aangezien er ten opzichte van de huidige POP-verordening geen nieuwe taken worden toegevoegd. Er wordt verwacht dat de overdracht van bepaalde taken van de Commissie aan het Agentschap geen significante invloed op de totale kosten van de uitvoering zal hebben. Gezien de potentiële synergieën met andere bestaande taken van het Agentschap zullen er naar verwachting op de middellange termijn verlagingen worden bereikt.

De financiering van de door het Agentschap verrichte taken wordt verstrekt in de vorm van een subsidie uit de begroting van de Unie.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en verslaglegging

Het voorstel bevat bepalingen inzake het toezicht op persistente organische verontreinigende stoffen en de verslaglegging over hun vervaardiging, gebruik en vrijkoming. Daarnaast voorziet het in verplichtingen betreffende het toezicht op de toepassing van de POP-verordening. In het voorstel is tevens voorzien in de verplichte opstelling en regelmatige beoordeling van een plan voor de uitvoering van het Verdrag van Stockholm. Aangezien dit voorstel een herschikking betreft van een bestaande verordening die die elementen reeds bevat, ligt de nadruk op het in aanmerking nemen van de resultaten van de bovengenoemde geschiktheidscontrole, zonder dat er echter nieuwe uitvoerings-, toezichts- of verslagleggingsvereisten in worden opgenomen.

Artikelsgewijze toelichting

De voorgestelde herschikte verordening zou in wezen alle bepalingen van de huidige POP-verordening behouden, met inbegrip van die welke verder gaan dan de vereisten van het Verdrag van Stockholm en het POP-protocol. Bepaalde technische wijzigingen worden evenwel noodzakelijk geacht om de duidelijkheid en werking van de verordening te verbeteren. De voornaamste wijzigingen zijn:

–Wijzigingen en verduidelijkingen van bepaalde definities (artikel 2)

Opdat de terminologie in deze verordening helder is en de interpretatie ervan strookt met die van de terminologie die algemeen in wetgeving voor chemische stoffen wordt gebruikt, zijn de definities voor 'op de markt brengen', 'artikel', 'stof', 'afvalstof', 'verwijdering' en 'nuttige toepassing' gewijzigd. De term 'preparaat' wordt ter aanpassing aan de wijzigingen in de algemene wetgeving inzake chemische stoffen vervangen door 'mengsel'. Het werd ook passend geacht definities voor 'vervaardiging', 'gebruik', en 'tussenproduct in een tot de locatie beperkt gesloten systeem' toe te voegen.

–De betrokkenheid van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (de artikelen 8, 16 en 17)

Er wordt voorgesteld het Agentschap een rol toe te wijzen bij de uitvoering van deze verordening vanwege zijn deskundigheid en ervaring op het gebied van de uitvoering van de algemene wetgeving inzake chemische stoffen en internationale overeenkomsten inzake chemische stoffen, en met name gezien zijn huidige betrokkenheid bij de REACH-verordening en Verordening (EU) nr. 649/2012.

Het voorstel houdt in dat het Agentschap wordt betrokken bij de technische voorbereiding van dossiers over stoffen die de Commissie kan gebruiken in het geval zij van haar beoordelingsbevoegdheid gebruikmaakt om een of meer van deze stoffen voor te stellen voor opneming als POP in het Verdrag van Stockholm. Het Agentschap zal met name optreden indien stoffen worden geacht te voldoen aan de criteria van bijlage D bij het Verdrag van Stockholm.

Stoffen waarvan vormen van gebruik bestaan die onder het toepassingsgebied van de REACH-verordening vallen, die geacht worden aan de criteria van bijlage D bij het Verdrag van Stockholm te voldoen en die overeenkomstig artikel 59 van de REACH-verordening wegens hun persistente en bioaccumulerende eigenschappen zijn geïdentificeerd, moeten in het algemeen aan de beperkingsprocedure uit hoofde van de REACH-verordening worden onderworpen, tenzij andere regelgevende maatregelen passender worden geacht, met duidelijke vermelding dat de stof in een latere fase bij het verdrag kan worden ingediend. Indien zulke stoffen niet overeenkomstig artikel 59 van de REACH-verordening zijn geïdentificeerd, moeten zij eerst aan die identificatieprocedure of aan een beoordeling door het Comité lidstaten in het kader van REACH worden onderworpen. Het Agentschap moet ervoor zorgen dat er met het beperkingsdossier rekening wordt gehouden bij de opstelling van het POP-dossier, dat informatie omvat over alle bekende vormen van gebruik van de stof in de Unie, en niet enkel over het in het kader van REACH beoordeelde gebruik. Dit zal zorgen voor een consistente en doelmatige uitvoering van de wetgeving inzake chemische stoffen in de Unie en voor coherentie tussen het werk dat met betrekking tot een mogelijke POP wordt geleverd in het kader van de REACH-verordening en het werk op internationaal niveau dat wordt geleverd ter ondersteuning van het Verdrag van Stockholm.

Het POP-dossier moet in de normale raadplegingen van belanghebbenden door het Agentschap worden behandeld. Dit uitgebreide proces is bedoeld om in een vroeg stadium informatie van belanghebbenden te verkrijgen en voorziet de Commissie van bewijsmateriaal op basis waarvan zij kan beslissen de stof al dan niet als een POP overeenkomstig het Verdrag van Stockholm voor te stellen middels een ontwerpbesluit krachtens artikel 218, lid 9, van het Verdrag van Lissabon.

–Toewijzing van een rol voor het bij artikel 8, lid 2, van de REACH-verordening ingestelde Forum voor de uitwisseling van handhavingsinformatie ("het Forum")

Het Forum is een netwerk van instanties die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de REACH-verordening, Verordening (EG) nr. 1272/2008 (de CLP-verordening) en Verordening (EU) nr. 649/2012 (de PIC-verordening) in de EU. Wegens de ervaring die het Forum heeft opgedaan met betrekking tot die verordeningen inzake chemische stoffen, wordt het passend geacht een rol voor het Forum in de coördinatie van de in deze verordening vermelde handhavingstaken voor te stellen.

–Aanpassing in de huidige POP-verordening van bepalingen inzake de comitéprocedures aan de procedures van het Verdrag van Lissabon (artikel 4, lid 3, artikel 7, lid 5, en de artikelen 15 en 18)

De bepalingen waarbij bepaalde bevoegdheden aan de Europese Commissie worden verleend, zijn herzien om rekening te houden met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.

–Aanpassing van de bepalingen inzake verslaglegging en toezicht

De artikelen 11 en 13 worden geactualiseerd met doeltreffender bepalingen ter vereenvoudiging van het toezicht. Het is de bedoeling dat de lidstaten overeenkomstig deze verordening, en met name bijlage III, verzamelingen met relevante gegevens aanleggen. De verzamelingen ruimtelijke gegevens moeten in overeenstemming zijn met de Inspire-richtlijn. Daartoe is voorzien in de ondersteuning door het ECHA, die ook als taak zal hebben om regelmatig gegevens te verzamelen en te beoordelen, en de Commissie overzichten te verstrekken van de uitvoering van de verordening op het niveau van de lidstaten en op Unieniveau.


🡻 Rectificatie, PB L 229 van 29.6.2004, blz. 5 (aangepast)