Toelichting bij COM(2018)241 - Wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 met betrekking tot grensoverschrijdende omzettingen, fusies en splitsingen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel



De economie van de EU heeft behoefte aan gezonde en bloeiende vennootschappen die gemakkelijk in de eengemaakte markt kunnen functioneren. Dergelijke vennootschappen spelen een cruciale rol om in de Europese Unie de groei te stimuleren, banen te scheppen en investeringen aan te trekken. Zij dragen bij tot meer economische en sociale waarde voor de samenleving in haar geheel. Om dit doel te kunnen verwezenlijken, moeten vennootschappen kunnen functioneren in een juridische en bestuurlijke omgeving die tegelijk groei stimuleert en aangepast is aan de nieuwe economische en sociale uitdagingen van een geglobaliseerde en digitale wereld, maar die ook andere legitieme doelstellingen van openbaar belang nastreeft, zoals de bescherming van werknemers, schuldeisers of minderheidsaandeelhouders, en die instanties de noodzakelijke waarborgen biedt om fraude of misbruik te bestrijden.

Met dat doel voor ogen brengt de Commissie dit voorstel uit, dat samen met een het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 1 met betrekking tot het gebruik van digitale instrumenten en processen in het vennootschapsrecht een omvattend pakket maatregelen vormt voor billijke, faciliterende en moderne vennootschapsregels in de EU.

De vrijheid van vestiging speelt een cruciale rol bij de ontwikkeling van de eengemaakte markt omdat zij vennootschapsentiteiten in staat stelt op een stabiele basis in andere lidstaten economische activiteiten uit te bouwen. Om de grensoverschrijdende mobiliteit van vennootschappen in de EU te bevorderen is het essentieel rekening te houden met hun behoeften en kenmerken. Er zijn in de EU ongeveer 24 miljoen vennootschappen, waarvan ongeveer 80 % kapitaalvennootschappen zijn. 98 tot 99 % van die kapitaalvennootschappen zijn kleine en middelgrote ondernemingen.

Toch blijft het voor vennootschappen in de praktijk moeilijk om hun vrijheid van vestiging uit te oefenen. Een van de redenen voor die moeilijkheden is dat het vennootschapsrecht onvoldoende aan grensoverschrijdende mobiliteit in de EU is aangepast: het biedt vennootschappen geen optimale voorwaarden in termen van een duidelijk, voorspelbaar en geschikt rechtskader dat tot meer economische activiteit zou kunnen leiden, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen, zoals in de strategie voor de eengemaakte markt uit 2015 2 werd erkend.

Herstructureringen en transformaties van bedrijven, zoals grensoverschrijdende omzettingen, fusies en splitsingen, maken deel uit van de levenscyclus van vennootschappen en vormen voor vennootschappen een natuurlijke manier om te groeien, zich aan te passen aan een veranderende omgeving en mogelijkheden op nieuwe markten te verkennen. Tegelijkertijd hebben zij ook gevolgen voor de belanghebbenden van vennootschappen, met name voor werknemers, schuldeisers en aandeelhouders. Het is daarom essentieel dat de bescherming van belanghebbenden gelijke tred houdt met de toenemende transnationalisering van de bedrijfswereld. De huidige rechtsonzekerheid, de gedeeltelijke ontoereikendheid en ook het ontbreken van regels voor bepaalde grensoverschrijdende handelingen van vennootschappen betekenen echter dat er geen duidelijk kader is om een doeltreffende bescherming van deze belanghebbenden te waarborgen. In deze situatie kan de bescherming die belanghebbenden geboden wordt dus ineffectief of ontoereikend zijn. De grensoverschrijdende handelingen van vennootschappen kunnen tevens worden gefaciliteerd door een rechtskader dat vertrouwen in de eengemaakte markt schept door waarborgen tegen misbruik te verschaffen.

Het is daarom van belang het potentieel van de eengemaakte markt te benutten door de belemmeringen van het grensoverschrijdend handelsverkeer weg te werken, de toegang tot de markten te vergemakkelijken, het vertrouwen op te krikken en de concurrentie te bevorderen, en tegelijk de belanghebbenden doeltreffende en evenredige bescherming te bieden. Het doel van dit voorstel is tweeledig: voorzien in specifieke en uitgebreide procedures voor grensoverschrijdende omzettingen, splitsingen en fusies om de grensoverschrijdende mobiliteit in de EU te bevorderen en tegelijk de belanghebbenden van de vennootschappen passende bescherming bieden om de billijkheid van de eengemaakte markt te waarborgen. Dergelijke acties zijn stappen in de totstandbrenging van een diepere en billijkere eengemaakte markt, een van de prioriteiten van de huidige Commissie.

Grensoverschrijdende omzettingen

Een grensoverschrijdende omzetting biedt een efficiënte oplossing voor vennootschappen die willen verhuizen naar een andere lidstaat zonder hun rechtspersoonlijkheid te verliezen of hun bedrijfscontracten te hoeven heronderhandelen. Een omzetting is met name aantrekkelijk voor kleine vennootschappen die niet over voldoende financiële reserves beschikken om duur juridisch advies in te winnen en een grensoverschrijdende fusie 3 aan te gaan. Deze redenering geldt met name voor grensoverschrijdende omzettingen tegen de achtergrond van de recente rechtspraak van het Europees Hof van Justitie. Het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ) heeft geoordeeld dat de vrijheid van vestiging van artikel 49 VWEU voor in een lidstaat gevestigde vennootschappen het recht meebrengt hun zetel via een grensoverschrijdende omzetting naar een andere lidstaat te verplaatsen zonder hun rechtspersoonlijkheid te verliezen 4

Met name in zijn recente arrest Polbud 5 heeft het Hof bevestigd dat vennootschappen op grond van de vrijheid van vestiging het recht hebben grensoverschrijdende omzettingen aan te gaan. Het Hof oordeelde dat de vrijheid van vestiging van toepassing is wanneer enkel de statutaire zetel, zonder de werkelijke zetel, van de ene naar de andere lidstaat wordt verplaatst indien de lidstaat van de nieuwe oprichting aanvaardt dat een vennootschap ook wordt geregistreerd zonder dat daar een economische activiteit wordt uitgeoefend: in dat geval is geen dergelijke economische activiteit vereist opdat artikel 49 VWEU van toepassing zou zijn 6 . Het Hof bracht tevens in herinnering dat bij gebrek aan harmonisering de lidstaten bevoegd zijn om te bepalen door welk aanknopingspunt een vennootschap onder hun nationaal recht valt, en dus om op inkomende vennootschappen hun eigen oprichtingsvoorwaarden toe te passen 7 . Het Hof bracht voorts zijn eerdere rechtspraak in herinnering waarin het oordeelde dat het vestigen van de statutaire of werkelijke zetel van een vennootschap overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat om voor een gunstigere wetgeving in aanmerking te komen, op zich geen misbruik vormt. In Polbud oordeelde het Hof dat een nationale regel waarbij als voorwaarde voor de grensoverschrijdende verplaatsing van een vennootschap een verplichting tot ontbinding wordt opgelegd, ongerechtvaardigd en onevenredig is, en dus onrechtmatig is 8

Het arrest Polbud heeft de context voor grensoverschrijdende omzettingen verduidelijkt. Het Hof, een gerechtelijke instantie, mag echter geen procedures creëren om dergelijke omzettingen mogelijk te maken, of de materiële voorwaarden daarvan bepalen. Bij gebrek aan harmonisatie van grensoverschrijdende omzettingen op EU-niveau mag de nationale wetgeving nog steeds regels vastleggen voor de te volgen procedures en voor de bescherming van minderheidsaandeelhouders, schuldeisers of werknemers, of voor de bestrijding van fiscale of andere misbruiken bij grensoverschrijdende omzettingen van vennootschappen. Er moet echter per geval worden nagegaan of dergelijke regels verenigbaar zijn met het EU-recht, en met name met het recht van vestiging. Dit leidt tot een onbevredigende situatie op het vlak van de rechtszekerheid, en heeft een ongunstige invloed op vennootschappen, belanghebbenden en lidstaten.

Vennootschappen die hun statutaire zetel naar het buitenland wensen te verplaatsen, moeten zich momenteel baseren op de wetgeving van de lidstaten. Voor zover dergelijke wetgevingen al bestaan, zijn ze vaak niet of moeilijk met elkaar te verenigen. In meer dan de helft van de lidstaten zijn er bovendien geen specifieke regels voor grensoverschrijdende omzettingen. Vooral kleine en middelgrote ondernemingen worden getroffen, aangezien zij niet over de middelen beschikken om met dure en ingewikkelde alternatieve methoden grensoverschrijdende procedures uit te voeren.

Dit betekent eveneens dat de bescherming van belanghebbenden zoals werknemers, schuldeisers of minderheidsaandeelhouders wegens ontoereikende, overlappende of tegenstrijdige regels vaak ondoeltreffend of ontoereikend is. Bij gebrek aan geharmoniseerde waarborgen voor de rechten inzake werknemersmedezeggenschap zouden ondernemingen die naar een andere lidstaat verhuizen op het vlak van bescherming van werknemers gebruik kunnen maken van een grensoverschrijdende omzetting en van het gebrek aan waarborgen voor de rechten inzake werknemersmedezeggenschap om het medezeggenschapsniveau af te bouwen of af te schaffen. Bovendien kan het ontbreken van geharmoniseerde regels er ook toe leiden dat er meer wordt gewerkt met brievenbusmaatschappijen voor frauduleuze doeleinden, waardoor criminele organisaties in het ergste geval de uiteindelijke begunstigden van vennootschappen kunnen verbergen en maskeren om inkomsten uit criminele activiteiten wit te wassen.

Daarom moet de EU-wetgever optreden en voorzien in regels voor grensoverschrijdende omzettingen met passende en evenredige waarborgen voor werknemers, schuldeisers en aandeelhouders, om een dynamische en billijke eengemaakte markt tot stand te brengen. Het Europees Parlement 9 heeft daar al om gevraagd. Het is met name van belang dat werknemers of hun vertegenwoordigers betrokken zijn bij de procedure, in overeenstemming met het achtste beginsel van de Europese pijler van sociale rechten: zij moeten met name tijdig worden geïnformeerd en geraadpleegd over zaken die voor hen bij de grensoverschrijdende omzettingen van vennootschappen van belang zijn. De mobiliteit van vennootschappen moet gepaard gaan met de bescherming van de prerogatieven die voortvloeien uit nationaal sociaal recht en arbeidsrecht.

In het licht van de voorgaande overwegingen zijn de belangrijkste doelstellingen van de geharmoniseerde regels voor grensoverschrijdende omzettingen tweeledig:

- vennootschappen, en met name micro- en kleine ondernemingen, in staat stellen op een ordelijke, efficiënte en doeltreffende wijze grensoverschrijdende omzettingen aan te gaan;

- de meest getroffen belanghebbenden, zoals werknemers, schuldeisers en aandeelhouders, op een passende en evenredige wijze beschermen.

Met het voorstel zouden vennootschappen een grensoverschrijdende omzetting kunnen aangaan door de rechtsvorm die ze hadden in de ene lidstaat om te zetten naar een vergelijkbare rechtsvorm van een andere lidstaat. Dit moet ervoor zorgen dat vennootschappen hun rechtspersoonlijkheid tijdens het volledige proces behouden zonder in de lidstaat van vertrek te worden ontbonden of in vereffening te gaan en in de lidstaat van bestemming een nieuwe rechtspersoon op te richten.

Het is de bedoeling voor grensoverschrijdende omzettingen een specifieke, gestructureerde en gelaagde procedure op te zetten die waarborgt dat de rechtmatigheid van de grensoverschrijdende omzetting wordt getoetst aan alle relevante feiten en informatie, eerst door de bevoegde instanties van de lidstaat van vertrek en vervolgens door de lidstaat van bestemming. Een essentieel element van de procedure is dat een grensoverschrijdende omzetting wordt voorkomen wanneer wordt vastgesteld dat er sprake is van misbruik, met name in het geval van een kunstmatige constructie die bedoeld is om onterechte belastingvoordelen te verkrijgen of de wettelijke of contractuele rechten van werknemers, schuldeisers of minderheidsdeelnemers onrechtmatig aan te tasten.

De eerste stap in de procedure is het opstellen van het voorstel tot grensoverschrijdende omzetting en twee verslagen voor de aandeelhouders en de werknemers over de gevolgen van de grensoverschrijdende omzetting. Middelgrote en grote vennootschappen moeten de bevoegde instantie bovendien verzoeken een onafhankelijke deskundige aan te wijzen voor de controle van de nauwkeurigheid van het voorstel en de verslagen die door de vennootschap werden opgesteld. Het schriftelijke verslag van de onafhankelijke deskundige moet tevens als feitelijke basis dienen voor de bevoegde instanties om onder meer het bovengenoemde risico op misbruik te beoordelen. Het deskundigenverslag dat wordt openbaar gemaakt, mag geen door de vennootschap verstrekte vertrouwelijke informatie bevatten. Het voorstel en de verslagen zouden worden bekendgemaakt en de betrokken belanghebbenden kunnen daarop hun opmerking formuleren.

Vervolgens moet de vennootschap in de algemene vergadering een besluit nemen over de vraag of zij met de grensoverschrijdende omzetting doorgaat. Dat besluit wordt dan samen met de relevante informatie en documenten ingediend bij de bevoegde nationale instantie van de lidstaat van vertrek, die verantwoordelijk is om te beslissen of een aan de omzetting voorafgaand attest wordt afgegeven. De toetsing door die instantie kan twee fasen omvatten: in de eerste fase, die niet langer duurt dan één maand, onderzoekt de bevoegde instantie de rechtmatigheid van de grensoverschrijdende omzetting. De instantie gaat na of aan alle in de richtlijn en de nationale wetgeving bepaalde voorwaarden voor de grensoverschrijdende omzetting is voldaan, inclusief of de vennootschap solvabel is, of de algemene vergadering de omzetting met de vereiste meerderheid heeft goedgekeurd en of de werknemers, de minderheidsaandeelhouders en de schuldeisers worden beschermd zoals voorgeschreven door de richtlijn. In deze fase gaat de instantie tevens na of er sprake is van een kunstmatige constructie. Indien de instantie na afloop van de voor de eerste fase van het onderzoek bepaalde termijn van één maand geen bezwaren heeft, geeft zij een aan de omzetting voorafgaand attest af. Indien na afloop van de termijn van één maand vaststaat dat de grensoverschrijdende omzetting onrechtmatig is, weigert zij een aan de omzetting voorafgaand attest af te geven. Indien zij na afloop van de termijn van één maand echter ernstige twijfels heeft over de rechtmatigheid van de omzetting , stelt zij de vennootschap ervan in kennis dat zij een diepgaand onderzoek zal voeren met betrekking tot het bestaan van bovenbedoeld misbruik. Het diepgaande onderzoek moet worden afgesloten en binnen twee maanden moet een definitief besluit worden genomen.

Indien het aan de omzetting voorafgaand attest na een dergelijke toetsing wordt afgegeven, wordt het onverwijld aan de bevoegde instantie van de lidstaat van bestemming toegezonden. Vervolgens toetst de lidstaat van bestemming het gedeelte van de procedure dat onder het recht van de lidstaat van bestemming valt. De bevoegde instantie van de lidstaat van bestemming ziet erop toe dat de omgezette vennootschap voldoet aan de bepalingen van zijn nationale recht inzake de oprichting van vennootschappen (bijvoorbeeld of de vennootschap een werkelijke zetel op zijn grondgebied heeft) en, indien van toepassing, dat de regelingen inzake werknemersmedezeggenschap rechtmatig zijn vastgesteld. Zodra de rechtmatigheidstoetsing is uitgevoerd, wordt de vennootschap ingeschreven in het register van de lidstaat van bestemming en geschrapt uit het register van de lidstaat van vertrek. De omzetting wordt dan juridisch van kracht. Alle contacten tussen de registers dienen te verlopen via het systeem van gekoppelde ondernemingsregisters (BRIS).

Grensoverschrijdende fusies

Het kan ook zijn dat een vennootschap haar vrijheid van vestiging wil uitoefenen om vervolgens te profiteren van de mogelijkheden van de eengemaakte markt door een grensoverschrijdende fusie aan te gaan. Vennootschappen kunnen grensoverschrijdend fuseren om verschillende redenen, waaronder reorganisaties van groepen, kostenbesparingen voor de organisatie en bedrijfsgerichte overwegingen om grotere schaalvoordelen, merkconsolidatie of ander synergieën tussen verschillende bedrijfsactiviteiten te verwezenlijken.

Met de invoering van de richtlijn grensoverschrijdende fusie 10 is voor kapitaalvennootschappen een geharmoniseerde procedure op EU-niveau vastgesteld. Daardoor is het aantal grensoverschrijdende fusies in de EU en de EER aanzienlijk toegenomen. Tussen 2008 en 2012 is het aantal grensoverschrijdende fusies met 173 % gestegen, wat erop wijst dat de bij de richtlijn ingestelde procedure de grensoverschrijdende activiteiten aanzienlijk heeft versterkt. De belanghebbenden (zoals advocatenkantoren, registers en vakbonden) die voor de studie van 2013 over de toepassing van de Richtlijn werden bevraagd, waren verheugd over de nieuwe procedures en de procedurele vereenvoudiging, en meldden dat dankzij het geharmoniseerde kader de kosten lager en de termijnen korter waren geworden.

Ondanks de over het algemeen positieve beoordeling, zijn bij de evaluatie 11 van de werking van de richtlijn grensoverschrijdende fusie toch bepaalde problemen aan het licht gekomen die de volledige doeltreffendheid en efficiëntie van de bestaande regels in de weg staan.

In de strategie voor een eengemaakte markt van 2015 12 worden onzekerheden inzake het vennootschapsrecht genoemd als één van de obstakels op de eengemaakte markt waarover kmo's klagen en wordt aangekondigd dat de Commissie de "noodzaak [zal] onderzoeken om de bestaande regels betreffende grensoverschrijdende fusies te actualiseren en de mogelijkheid om die regels aan te vullen met regels betreffende grensoverschrijdende splitsingen van ondernemingen". 

Het Europees Parlement benadrukte de positieve effecten van de richtlijn, die grensoverschrijdende fusies tussen kapitaalvennootschappen in de Europese Unie heeft vergemakkelijkt en de daarmee verbonden kosten en administratieve procedures heeft verminderd 13 . Het Europees Parlement heeft echter ook opgemerkt dat het noodzakelijk is de richtlijn te herzien om de werking ervan te verbeteren 14 .

De voornaamste obstakels hebben te maken met het gebrek aan harmonisatie van materiële voorwaarden, met name wat betreft de bescherming van schuldeisers en minderheidsaandeelhouders, en het ontbreken van een snelle procedure (d.w.z. vereenvoudigde procedures voor minder complexe fusies). Bovendien werd vastgesteld dat de procedure voor grensoverschrijdende fusies de digitale instrumenten en processen onvoldoende integreert (bijvoorbeeld om bij overheden documenten in te dienen of deze met elkaar te delen). Er was ook kritiek op het feit dat werknemers onvoldoende worden geïnformeerd over de details en de gevolgen van een grensoverschrijdende fusie. Deze inefficiënties werden tijdens het raadplegingsproces door de belanghebbenden bevestigd.

Met betrekking tot de bescherming van schuldeisers en minderheidsaandeelhouders stellen de bestaande regels voor grensoverschrijdende fusies minimumregels vast, voornamelijk procedurele regels, en wordt de materiële bescherming overgelaten aan de nationale wetgeving. Daarom blijven de verschillen tussen de wetgevingen van de lidstaten voortbestaan. Zo bepaalt de richtlijn enkel dat schuldeisers op grond van nationaal recht moeten worden beschermd, zonder nadere specificaties. Op gelijkaardige wijze stelt de richtlijn enkele regels vast met betrekking tot aandeelhouders in het algemeen (bijvoorbeeld informatie via het voorstel tot fusie, deskundigenverslagen, stemming tijdens de algemene vergadering) maar wordt de beslissing of nadere bescherming voor minderheidsaandeelhouders moet worden ingevoerd, overgelaten aan de lidstaten. Wat betreft de werknemersmedezeggenschap op bestuursniveau stellen de bestaande regels een uitgebreid kader vast. Volgens die regels is het echter niet vereist dat fuserende vennootschappen aan de werknemers specifieke en uitgebreide informatie verstrekken over grensoverschrijdende fusies. Momenteel komt de situatie van werknemers slechts in het algemeen aan bod in het managementverslag, dat voornamelijk tot de aandeelhouders is gericht.

Voor vereenvoudigde procedures bieden de huidige regels slechts beperkte mogelijkheden. Zo kan volgens de regels worden afgezien van het verslag van de onafhankelijke deskundige indien alle aandeelhouders daarmee instemmen en is geen deskundigenverslag of goedkeuring door de algemene vergadering vereist bij fusies tussen een moedervennootschap en haar volle dochteronderneming.

Deze tekortkomingen moeten met dit voorstel worden verholpen. Het voorstel voorziet in geharmoniseerde regels voor de bescherming van schuldeisers en aandeelhouders. De vennootschap moet in het voorstel tot grensoverschrijdende omzetting voorzien in de beoogde bescherming van schuldeisers en aandeelhouders. Schuldeisers die geen genoegen nemen met de geboden bescherming, kunnen dan de bevoegde rechterlijke of bestuurlijke instantie om passende waarborgen verzoeken. Van de schuldeisers van de fuserende vennootschappen moet worden aangenomen dat zij niet door de grensoverschrijdende fusie benadeeld worden wanneer hun situatie door een externe deskundige is beoordeeld en geen nadeel werd vastgesteld of wanneer hun een recht op betaling werd geboden, hetzij ten aanzien van een derde-garantiegever, hetzij ten aanzien van de uit de fusie ontstane vennootschap.

De lidstaten kunnen hun wetgeving ter bescherming van betalingen van belastingen of socialezekerheidsbijdragen blijven toepassen indien die regels afwijken van de met dit voorstel geboden bescherming.

Aandeelhouders die niet voor de grensoverschrijdende fusie gestemd hebben of geen stemrechten hebben, beschikken over het recht de vennootschap te verlaten (hun aandelen te vervreemden) en daarvoor een passende vergoeding te ontvangen. Bovendien moeten de lidstaten ook waarborgen dat de aandeelhouders van de fuserende vennootschappen die zich niet tegen de grensoverschrijdende fusie hebben verzet, maar de voorgestelde ruilverhouding voor de aandelen niet passend achtten, de in het voorstel tot grensoverschrijdende fusie bepaalde ruilverhouding voor de nationale rechter kunnen aanvechten. Bovendien zorgen de voorgestelde regels ervoor dat de werknemers naar behoren worden geïnformeerd over de gevolgen van de geplande grensoverschrijdende fusie voor de werknemers. Het voorstel voorziet ook in het gebruik van digitale instrumenten en procedures gedurende de hele procedure van de grensoverschrijdende fusie en in de uitwisseling van relevante informatie via de gekoppelde ondernemingsregisters. Tot slot voert het voorstel waar mogelijk extra mogelijkheden tot vereenvoudigde procedures in.

Grensoverschrijdende splitsingen

Het kan ook zijn dat een vennootschap haar vrijheid van vestiging wil uitoefenen door een grensoverschrijdende splitsing aan te gaan. Net zoals grensoverschrijdende omzettingen en fusies bieden grensoverschrijdende splitsingen voor vennootschappen een manier om hun organisatiestructuur te veranderen of te vereenvoudigen, zich aan te passen aan veranderende marktvoorwaarden en nieuwe bedrijfskansen in andere lidstaten te grijpen. Dit werd bevestigd door de respondenten van de raadpleging over grensoverschrijdende fusies en splitsingen in 2015 15 . De huidige situatie met betrekking tot grensoverschrijdende splitsingen in de lidstaten van de EU schetst echter een heel versnipperd beeld.

Er is geen geharmoniseerd rechtskader voor grensoverschrijdende splitsingen van vennootschappen, hoewel splitsingen ook in de economie van de lidstaten een belangrijke rol spelen.

Het huidige rechtskader van de EU voorziet enkel in regels voor grensoverschrijdende fusies van vennootschappen, terwijl grensoverschrijdende splitsingen onder nationale regels vallen, voor zover dergelijke regels bestaan. Vandaag beschikt minder dan de helft van de lidstaten over nationale regels voor grensoverschrijdende splitsingen van vennootschappen. Zonder betrouwbaar rechtskader voor grensoverschrijdende splitsingen hebben vennootschappen problemen om toegang te krijgen tot markten in andere lidstaten en moeten zij vaak op zoek naar dure alternatieven voor rechtstreekse procedures.

De verschillende nationale voorschriften maken het moeilijk om de grensoverschrijdende activiteiten te structureren en maken die ingewikkeld en duur. Zelfs wanneer de lidstaten de vennootschappen toestaan grensoverschrijdende splitsingen aan te gaan, zijn de nationale bepalingen vaak verschillend of zelfs onverenigbaar. In een aantal lidstaten is het niet mogelijk een rechtstreekste grensoverschrijdende splitsing aan te gaan.

De rechtsonzekerheid en de ontoereikendheid of de complexiteit van de regels voor de grensoverschrijdende mobiliteit van vennootschappen betekenen echter ook dat er geen duidelijk kader is om een doeltreffende bescherming van belanghebbenden te waarborgen. Dit kan zelfs leiden tot situaties waarin de vrijheid van vestiging door sommige vennootschappen wordt misbruikt. Daarom is het van essentieel belang een rechtskader te scheppen dat een fair evenwicht waarborgt tussen de noodzaak om vennootschappen in de EU een gunstig ondernemingsklimaat te bieden en de noodzaak tegelijk de rechtmatige belangen van de belanghebbenden te beschermen.

In de strategie voor een eengemaakte markt van 2015 16 worden onzekerheden inzake het vennootschapsrecht genoemd als één van de obstakels op de eengemaakte markt waarover kmo's klagen, en wordt aangekondigd dat de Commissie de "noodzaak [zal] onderzoeken om de bestaande regels betreffende grensoverschrijdende fusies te actualiseren en de mogelijkheid om die regels aan te vullen met regels betreffende grensoverschrijdende splitsingen van ondernemingen". 

Met dit deel van het voorstel moet een nieuw rechtskader worden ingevoerd voor grensoverschrijdende splitsingen. De belangrijkste doelstelling is enkele aspecten van grensoverschrijdende mobiliteit aan te pakken door het voor kapitaalvennootschappen gemakkelijker te maken een grensoverschrijdende splitsing aan te gaan.

De bepalingen over grensoverschrijdende splitsingen zijn geïnspireerd op het bestaande kader van de richtlijn grensoverschrijdende fusie en de bestaande regels voor binnenlandse splitsing. De regels zijn aangepast en toegesneden op een situatie waarin een vennootschap wordt gesplitst en niet op een situatie waarin een of meer vennootschappen al hun activa en passiva overdragen aan een andere vennootschap. Tegelijk blijven de doelstellingen van de geharmoniseerde regels voor grensoverschrijdende splitsingen vergelijkbaar met die van grensoverschrijdende omzettingen:

- vennootschappen in staat stellen op een ordelijke, efficiënte en doeltreffende wijze grensoverschrijdende splitsingen aan te gaan;

- de meest getroffen belanghebbenden, zoals werknemers, schuldeisers en aandeelhouders, op een passende en evenredige wijze beschermen.

Aangezien de risico's van grensoverschrijdende splitsingen en die van grensoverschrijdende omzettingen vergelijkbaar zijn, zou de voor omzettingen voorgestelde gestructureerde en gelaagde procedure ook voor splitsingen vereist zijn. Een dergelijke procedure zou ervoor zorgen dat de rechtmatigheid van de grensoverschrijdende splitsing in het licht van alle relevante feiten en informatie wordt getoetst door de bevoegde instantie van de te splitsen vennootschap en door de instanties van de verkrijgende vennootschappen. Zoals bij omzettingen is een essentieel element van de procedure dat een grensoverschrijdende splitsing wordt voorkomen wanneer wordt vastgesteld dat er sprake is van misbruik, met name in het geval van een kunstmatige constructie die bedoeld is om onterechte belastingvoordelen te verkrijgen of de wettelijke of contractuele rechten van werknemers, schuldeisers of minderheidsdeelnemers onrechtmatig aan te tasten.

Omdat risicobeheer in een situatie waarin een te splitsen vennootschap activa en passiva overdraagt aan bestaande vennootschappen in verschillende lidstaten zeer complex is, werd besloten regels vast te stellen voor een situatie van grensoverschrijdende splitsing waarbij nieuwe vennootschappen worden opgericht, en in deze fase geen regels vast te stellen voor de grensoverschrijdende splitsing door verwerving, d.w.z. de situatie waarin een vennootschap activa en passiva overdraagt aan meer dan één bestaande vennootschap. In een binnenlandse context (waarop de huidige regels van toepassing zijn) omvat een dergelijke procedure een onderzoek naar de bescherming van de belangen van belanghebbenden in een lidstaat, terwijl in een grensoverschrijdende context talrijke instanties uit verschillende lidstaten zouden moeten worden ingeschakeld. Of ook grensoverschrijdende splitsingen door verwerving onder het toepassingsgebied van de richtlijn moeten worden gebracht, kan worden beoordeeld zodra de eerste ervaringen zijn opgedaan met de nieuwe regels inzake grensoverschrijdende splitsingen.

Net zoals bij grensoverschrijdende omzettingen is de eerste stap in de procedure het opstellen van het voorstel tot grensoverschrijdende splitsing en twee verslagen voor de aandeelhouders en de werknemers over de gevolgen die de grensoverschrijdende splitsing voor hen zal hebben. Middelgrote en grote vennootschappen moeten bovendien de bevoegde instantie bovendien verzoeken een onafhankelijke deskundige aan te wijzen voor de controle van de nauwkeurigheid van het voorstel en de verslagen die door de vennootschap werden opgesteld. Het schriftelijke verslag van de onafhankelijke deskundige dient tevens als feitelijke basis voor de bevoegde instanties om onder meer het risico op het hierboven beschreven misbruik te beoordelen. Het deskundigenverslag, dat wordt openbaar gemaakt, mag geen door de vennootschap verstrekte vertrouwelijke informatie bevatten. Het voorstel en de verslagen worden bekendgemaakt en de betrokken belanghebbenden kunnen hun opmerking formuleren.

Vervolgens moet de te splitsen vennootschap in de algemene vergadering een besluit nemen over de vraag of zij met de grensoverschrijdende splitsing doorgaat. Dit besluit wordt dan samen met de relevante informatie en documenten ingediend bij de bevoegde nationale instantie van de lidstaat van te splitsen vennootschap, die moet beslissen of een aan de splitsing voorafgaand attest wordt afgegeven. De toetsing door die instantie wordt dan in twee fasen onderverdeeld: de ene is verplicht en de andere facultatief. In de eerste fase, die niet langer duurt dan één maand, onderzoekt de bevoegde instantie de rechtmatigheid van de grensoverschrijdende splitsing. De instantie gaat na of aan alle in de richtlijn en de nationale wetgeving bepaalde voorwaarden voor de grensoverschrijdende splitsing is voldaan, inclusief of de vennootschap solvabel is, of de algemene vergadering de splitsing met de vereiste meerderheid heeft goedgekeurd en of de werknemers, de minderheidsaandeelhouders en de schuldeisers worden beschermd zoals voorgeschreven door de richtlijn. De instantie stelt ook vast of er sprake is van een kunstmatige constructie die bedoeld is om onterechte belastingvoordelen te verkrijgen of de wettelijke of contractuele rechten van werknemers, schuldeisers of minderheidsdeelnemers onrechtmatig aan te tasten. Indien de instantie na afloop van de termijn van één maand geen bezwaren heeft, geeft zij een aan de splitsing voorafgaand attest af; indien vaststaat dat de grensoverschrijdende splitsing onrechtmatig is, stelt zij een besluit vast tot weigering van het aan de splitsing voorafgaand attest; of indien zij ernstige twijfels heeft over de rechtmatigheid van de splitsing, stelt zij de te splitsen vennootschap ervan in kennis dat zij een diepgaand onderzoek zal voeren met betrekking tot het bestaan van bovenbedoeld misbruik. Het diepgaande onderzoek moet worden afgesloten en binnen twee maanden na de aanvang van het diepgaande onderzoek moet een definitief besluit worden genomen.

Indien het aan de splitsing voorafgaand attest na een dergelijke toetsing wordt afgegeven, wordt het onverwijld aan de bevoegde instanties van de lidstaten van de verkrijgende vennootschappen toegezonden. Vervolgens toetsen de bevoegde instanties het gedeelte van de procedure dat onder hun eigen recht valt. De bevoegde instanties van de lidstaten van de verkrijgende vennootschappen zien erop toe dat de vennootschappen indien nodig voldoen aan de bepalingen van hun nationale recht inzake de oprichting van vennootschappen (bijvoorbeeld of de vennootschap een werkelijke zetel op zijn grondgebied heeft). Zij moeten tevens nagaan of de regelingen inzake werknemersmedezeggenschap rechtmatig zijn vastgesteld. Zodra de rechtmatigheidstoetsing is uitgevoerd, wordt de splitsing geregistreerd en in alle relevante ondernemingsregisters opgenomen. Alle contacten tussen de registers dienen te verlopen via het systeem van gekoppelde ondernemingsregisters (BRIS).

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel is een aanvulling op en wijziging van de bestaande regels inzake het EU-vennootschapsrecht die nu gecodificeerd zijn in Richtlijn (EU) 2017/1132. Het heeft als doel de bestaande regels voor grensoverschrijdende fusies te herzien en een passend en helder rechtskader te bieden voor vennootschappen om hun statutaire zetel te splitsen of naar het buitenland te verplaatsen. Uit procedureel oogpunt zijn de voorgestelde regels volledig coherent met de bestaande regels om grensoverschrijdende activiteiten van vennootschappen via grensoverschrijdende fusies te vergemakkelijken; uit materieel oogpunt zijn de voorgestelde regels volledig in overeenstemming met het in de artikelen 49 tot en met 55 VWEU neergelegde beginsel van vrijheid van vestiging, en met de noodzaak werknemers, minderheidsaandeelhouders en schuldeisers te beschermen. Voorts is het voorstel coherent met de in Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad 17 neergelegde regels betreffende grensoverschrijdende mobiliteit. De voorgestelde regels zijn bovendien in overeenstemming met de aanpak voor de in Richtlijn 2007/36/EG 18 neergelegde regels over rechten van aandeelhouders en voor de regels inzake het toepasselijke recht in Verordening (EU) 2015/848 betreffende insolventieprocedures 19 .

Het gebruik van digitale instrumenten, en met name de uitwisseling tussen registers via het systeem van gekoppelde ondernemingsregisters (BRIS) 20 van vennootschapsinformatie betreffende grensoverschrijdende omzettingen, fusies en splitsingen, is volledig in overeenstemming met de doelstelling de procedures van het vennootschapsrecht in het kader van de digitale eengemaakte markt te digitaliseren en vormt een aanvulling op de digitaliseringsaspecten in het voorstel voor digitalisering ter bevordering van digitale instrumenten en processen gedurende de levenscyclus van een vennootschap.

De voorgestelde regels zijn in overeenstemming met Richtlijn 2009/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers (herschikking), Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag, Richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen, en Richtlijn 2002/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 tot vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap, en moeten daarop een aanvulling vormen. Met name kunnen ook de rechten van werknemers van vennootschappen die bij een grensoverschrijdende fusie of splitsing betrokken zijn, overeenkomstig richtlijn 2001/23/EG worden beschermd. De voorgestelde regels zijn bedoeld om werknemers extra bescherming te bieden door te zorgen voor meer transparantie en betere informatie voor werknemers over de voorgenomen grensoverschrijdende omzetting, fusie of splitsing.

Het voorstel zal verder bijdragen tot de grensoverschrijdende mobiliteit van vennootschappen door de harmonisering van de materiële en procedurele aspecten van de bescherming van schuldeisers en minderheidsaandeelhouders, en zal bijgevolg door de grotere rechtszekerheid de grensoverschrijdende activiteit stimuleren en zo bijdragen tot een vermindering van de kosten van vennootschappen in verband met duur juridisch advies en de verplichting om niet-geharmoniseerde regels van de lidstaten na te leven.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit initiatief zal bijdragen tot het succes van talrijke initiatieven van de Commissie voor een betere werking van de eengemaakte markt door deze dieper en billijker te maken en voor een digitaal Europa 21 . Dit initiatief zal ook bijdragen aan het Investeringsplan voor Europa, met name aan de derde pijler ervan, die gericht is op de verbetering van het bedrijfsklimaat in Europa door belemmerende regelgeving voor investeringen zowel op nationaal als op EU-niveau weg te werken; het zal tevens bijdragen tot de kapitaalmarktenunie 22 door het rechtskader voor vennootschappen duidelijker, passender en doeltreffender te maken om investeringen in Europa te stimuleren.

Dit initiatief is tegelijk in overeenstemming met de doelstelling een diepere een billijkere economische unie tot stand te brengen met de daarbij behorende Europese pijler van sociale rechten, en met name het achtste beginsel, waarbij een aantal sleutelbeginselen en rechten zijn vastgelegd om billijke en goed functionerende arbeidsmarkten en socialezekerheidsstelsels te ondersteunen 23 .. Met name door de relevante belanghebbenden, met inbegrip van werknemers, meer transparantie te bieden, zal het initiatief rechtstreeks bijdragen aan het principe dat werknemers of hun vertegenwoordigers het recht hebben tijdig te worden geïnformeerd en geraadpleegd over aangelegenheden die voor hen van belang zijn, met name over de verplaatsing, de herstructurering en de fusie van ondernemingen en over collectieve ontslagen.

Dit initiatief is in overeenstemming met de doelstelling in de Europese Unie een billijk en doeltreffend stelsel van vennootschapsbelasting in te voeren 24 . De Raad heeft in de afgelopen jaren een aantal maatregelen vastgesteld om belastingontwijking door vennootschappen tegen te gaan. Richtlijn 2015/2376 van de Raad 25 voorziet in verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen tussen de lidstaten over voorafgaande fiscale rulings en voorafgaande verrekenprijsafspraken. Richtlijn 2016/881 van de Raad 26 voorziet bovendien in verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot landenrapporten van multinationale ondernemingen. Richtlijn (EU) 2016/1164 27 van de Raad stelt regels vast ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt , met inbegrip van bepalingen inzake exitheffingen om te voorkomen dat vennootschappen belastingen ontwijken door hun activa te verhuizen. Op 13 maart 2018 is in de Raad een politiek akkoord bereikt over het voorstel van de Commissie 28 voor een richtlijn betreffende een verplichte melding door intermediairs voor fiscale planningsconstructies, die binnenkort moet worden aangenomen.

Met name een betere grensoverschrijdende toegankelijkheid van informatie over vennootschappen zal bijdragen tot een eerlijkere belasting van gemaakte winsten. De waarborgen tegen misbruik van de splitsings- en omzettingsprocedures voor het opzetten van kunstmatige constructies om onterechte belastingvoordelen te verkrijgen, zullen bijdragen aan de inspanningen van de EU ter bestrijding van belastingontduiking en -ontwijking.

Door duidelijker en meer geharmoniseerde regels op te nemen waarmee wordt beoogd de aandeelhouders van vennootschappen te beschermen en de rechtmatigheidstoetsing van de grensoverschrijdende omzetting te verbeteren, zorgt dit initiatief tegelijk voor een extra stap in de maatregelen tegen het risico dat criminele organisaties voor hun activiteiten rechtspersonen zoals vennootschappen oprichten. De Commissie heeft op dit risico gewezen in haar verslag over de beoordeling van risico's op het gebied van witwassen en terrorismefinanciering die van invloed zijn op de interne markt en verband houden met grensoverschrijdende activiteiten, dat op 26 juni 2017 is aangenomen 29 . In dat verslag benadrukt de Commissie hoe kwetsbaar ondernemingsstructuren, zoals vennootschappen, zijn voor het risico van infiltratie door criminele organisaties en terroristische groeperingen. Dit initiatief zal een aanvulling vormen op de reeds bestaande ambitieuze regels van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, waarin wordt bepaald dat vennootschapsrechtelijke structuren hun uiteindelijke begunstigde moeten kenbaar maken aan de entiteiten die bevoegd zijn voor toepassing van de voorschriften inzake de bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering 30 .

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag



Het voorstel is gebaseerd op artikel 50 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat de rechtsgrondslag vormt voor de bevoegdheid van de EU om op te treden op het gebied van het vennootschapsrecht. Artikel 50, lid 2, onder f), voorziet in de geleidelijke opheffing van beperkingen van de vrijheid van vestiging, en artikel 50, lid 2, onder g), in coördinerende maatregelen betreffende de bescherming van de belangen van deelnemers van vennootschappen en andere belanghebbenden.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De problemen aanpakken op EU-niveau biedt een duidelijke toegevoegde waarde ten opzichte van individueel optreden van de lidstaten. De voornaamste moeilijkheden bij het aangaan van grensoverschrijdende omzettingen en splitsingen zijn te wijten aan verschillende, tegenstrijdige of overlappende nationale procedurele regels, en ook aan regels voor de bescherming van schuldeisers, werknemers (met inbegrip van werknemersmedezeggenschap) en minderheidsaandeelhouders, en onvoldoende gebruik van gekoppelde ondernemingsregisters. De voornaamste inefficiënties in de werking van de bestaande regels voor grensoverschrijdende fusies worden voornamelijk veroorzaakt door verschillende, tegenstrijdige of overlappende nationale regels voor de bescherming van schuldeisers, minderheidsaandeelhouders, onvoldoende gebruik van gekoppelde ondernemingsregisters of andere onsamenhangendheden, of door de rechtszonzekerheid ten gevolge van verschillende regels van de lidstaten zoals boekhoudregels. Deze uitdagingen zijn van die aard dat een optreden op EU-niveau noodzakelijk is. Met individueel optreden van de lidstaten zouden de moeilijkheden bij de totstandbrenging van efficiënter functionerende grensoverschrijdende handelingen onvoldoende kunnen worden weggewerkt omdat nationale regels en procedures compatibel zouden moeten zijn om in een grensoverschrijdende situatie te kunnen functioneren en grensoverschrijdende handelingen te stimuleren. Die belemmeringen kunnen niet worden weggewerkt door enkel een beroep te doen op de rechtstreekse toepassing van artikel 49 VWEU, aangezien dit zou betekenen dat die belemmeringen per geval via een inbreukprocedure tegen de betrokken lidstaat moeten worden aangepakt, en dat bestuurlijke samenwerking moet worden georganiseerd, aangezien het opheffen van talrijke belemmeringen de voorafgaande coördinatie van nationale regelingen vereist.

Het heeft er dus alle schijn van dat er zonder maatregelen op EU-niveau slechts niet-geharmoniseerde nationale oplossingen beschikbaar zouden zijn, waardoor vennootschappen, met name kleine en middelgrote ondernemingen, blijven stoten op uiteenlopende nationale regelingen die de uitoefening van het recht van vestiging bemoeilijken zonder een passende bescherming van de belanghebbenden te waarborgen, en dat de daardoor veroorzaakte kosten in het bijzonder de vennootschappen zouden treffen, maar ook de belanghebbenden, werknemers, schuldeisers of minderheidsaandeelhouders.

Terwijl het materiële niveau van de bescherming van werknemers, minderheidsaandeelhouders en schuldeisers nog steeds op het nationale niveau zou worden geregeld, moet omwille van de rechtszekerheid en de doeltreffendheid van die bescherming op EU-niveau een procedureel kader worden vastgesteld voor de handhaving ervan bij grensoverschrijdende handelingen.

In het licht van het bovenstaande is het gerichte ingrijpen van de EU in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheid



Wat betreft het evenredigheidsbeginsel lijken de voorgestelde regels geschikt om de doelstelling van duidelijke en passende regels voor vennootschappen te bereiken en ook om de belanghebbenden de in de effectbeoordeling omschreven bescherming te bieden. De effectbeoordeling bevat een uiteenzetting van de kosten en baten van de onderzochte opties voor vennootschappen, belanghebbenden en lidstaten, waarbij rekening is gehouden met alle noodzakelijke elementen, zoals maatschappelijke voordelen en politieke haalbaarheid. Zo wordt de kostenbesparing dankzij de voorgestelde procedure voor grensoverschrijdende omzettingen geraamd op 12 000 - 19 000 EUR per geval, en zouden vennootschappen die op de internationale markt actief zijn, over een periode van 5 jaar in totaal 176 - 280 miljoen EUR kunnen besparen.

De voorgestelde maatregelen lijken niet verder te gaan dan wat nodig is om de doelstellingen te bereiken, en de positieve effecten van de voorgestelde maatregelen lijken groter te zijn dan de mogelijke negatieve effecten (punt 6.3 van de effectbeoordeling).

Keuze van het instrument



De rechtsgrondslag voor handelingen op het gebied van het vennootschapsrecht is artikel 50 VWEU, op grond waarvan het Europees Parlement en de Raad moeten beslissen bij wege van richtlijnen. Richtlijn (EU) 2017/1132 heeft betrekking op het vennootschapsrecht op EU-niveau. Omwille van de samenhang en consistentie van het vennootschapsrecht van de EU wordt die richtlijn bij dit voorstel gewijzigd en aangevuld.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Het voorstel voert een nieuw rechtskader in voor een procedure van grensoverschrijdende omzettingen en splitsingen van kapitaalvennootschappen.

De evaluatie 31 van de werking van de richtlijn grensoverschrijdende fusie 32 is uitgevoerd aan de hand van beoordelingscriteria overeenkomstig de eisen voor betere regelgeving. De voornaamste input voor de evaluatie waren de Study on the application of the cross-border mergers directive van een externe contractant in opdracht van de Commissie 33 , aanvullende studies 34 en twee openbare raadplegingen (van 2015 en 2017) waarin gepeild werd naar de mening van de belanghebbenden over de werking van grensoverschrijdende fusies.

Het onderzoek leidde tot een algemeen positieve evaluatie van de richtlijn grensoverschrijdende fusies wat betreft de doeltreffendheid, de efficiëntie, de relevantie, de coherentie en de meerwaarde voor de EU. Over het geheel genomen heeft de richtlijn grensoverschrijdende fusie geleid tot een aanzienlijke toename van het aantal grensoverschrijdende fusies, wat in overeenstemming is met de doelstelling grensoverschrijdende fusies te vergemakkelijken en ervoor te zorgen dat de interne markt meer kansen biedt.

Ondanks de over het algemeen positieve beoordeling, zijn bij de evaluatie toch bepaalde problemen aan het licht gekomen die de volledige doeltreffendheid en efficiëntie van de richtlijn in de weg staan. De voornaamste obstakels hadden te maken met het gebrek aan harmonisatie van materiële voorwaarden, met name wat betreft de bescherming van schuldeisers en minderheidsaandeelhouders, en het ontbreken van snelle (d.w.z. vereenvoudigde) procedures in de richtlijn. Door meer gebruik te maken van de gekoppelde ondernemingsregisters zouden de synergieën en dus ook de samenhang met andere vennootschapswetgeving kunnen toenemen.

Dit voorstel is in overeenstemming met de evaluatie en wil een antwoord bieden op de voornaamste tekortkomingen van de bestaande regels voor grensoverschrijdende fusies die in de evaluatie aan bod zijn gekomen.

Raadpleging van belanghebbenden



De Commissie heeft de belanghebbenden actief betrokken en breed overleg gevoerd tijdens het hele effectbeoordelingsproces. Het raadplegingsproces bestond uit online openbare raadplegingen, vergaderingen met belanghebbenden, inclusief besprekingen met deskundigen van de lidstaten, en verschillende studies. De aldus verzamelde informatie is verwerkt in het voorstel.

In 2012 heeft de Commissie een openbare raadpleging gehouden om te achterhalen wat de voornaamste bekommernissen van de belanghebbenden waren op het vlak van het Europese vennootschapsrecht, en te bepalen waar de toekomstige prioriteiten van het EU-vennootschapsrecht moeten liggen. Er werden 496 reacties ingediend door uiteenlopende belanghebbenden, zoals overheden, vakbonden, het maatschappelijk middenveld, bedrijfsfederaties, vrije beroepen, investeerders, universiteiten, denktanks, consultants en particulieren. Het merendeel van de belanghebbenden richtte zich op de verbetering van de bedrijfsomgeving en de bevordering van grensoverschrijdende mobiliteit. Voorts werd nadruk gelegd op een betere bescherming van schuldeisers, aandeelhouders en werknemers in grensoverschrijdende situaties, het vergemakkelijken van de oprichting van vennootschappen en het bevorderen van regelgevingsconcurrentie.

In 2013 werd een meer gedetailleerde online openbare raadpleging gehouden over de grensoverschrijdende verplaatsingen van statutaire zetels van vennootschappen om meer diepgaande informatie te vergaren over de kosten waarmee vennootschappen te maken krijgen wanneer zij hun statutaire zetel naar het buitenland verplaatsen en over de voordelen die het EU-optreden in dat verband kan bieden. In totaal werden 86 reacties ingediend door overheden, vakbonden, het maatschappelijk middenveld, vennootschappen, bedrijfsorganisaties, particulieren en universiteiten, waardoor een brede vertegenwoordiging van de samenleving werd gewaarborgd. De antwoorden kwamen uit 20 EU-lidstaten en ook van buiten de EU. De conclusie luidde dat de meeste respondenten, die de mogelijkheid zouden overwegen om hun vennootschap naar het buitenland te verplaatsen, zich zouden verheugen over de invoering van een omzettingsprocedure. Als redenen daarvoor noemden zij de economische voordelen, de besparingen voor de interne markt en de ruimere mogelijkheden voor kleine en middelgrote ondernemingen om naar het buitenland te verhuizen. Bovendien vond 43 % van de respondenten dat de rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU het probleem onvoldoende verduidelijkt.

De volgende openbare raadpleging werd gehouden in 2015, met de nadruk op grensoverschrijdende fusies en grensoverschrijdende splitsingen, en leverde 151 reacties op 35 . Met betrekking tot grensoverschrijdende splitsingen stonden de respondenten positief tegenover de invoering van een nieuwe procedure, aangezien de meesten de bescherming van schuldeisers, de bescherming van minderheidsaandeelhouders en de bescherming van de rechten van werknemers als de belangrijkste op te lossen problemen beschouwden. Ongeveer 72 % van de respondenten die hun mening hadden gegeven, vond dat de harmonisatie van de wettelijke voorschriften inzake grensoverschrijdende splitsingen ondernemingen zou helpen en grensoverschrijdende activiteiten zou vergemakkelijken door de rechtstreeks met de grensoverschrijdende splitsing verbonden kosten te verminderen. Procedurele aangelegenheden en bescherming van belanghebbenden bleken belangrijke thema's die moeten worden aangepakt. Bovendien voerde 68 % van de respondenten rechtsonzekerheid door het ontbreken van EU-regels aan als voornaamste belemmering voor een grensoverschrijdende splitsing en 51 % van de respondenten vond de duur en de complexiteit van de huidige procedures bijzonder problematisch. Wat betreft grensoverschrijdende fusies stond 88 % van de respondenten positief tegenover de harmonisering van de bescherming van schuldeisers - 75 % onder hen was voorstander van een volledige harmonisatie. De grote meerderheid vond dat een waarborg de beste manier van bescherming is en dat de datum waarop de bescherming van schuldeisers ingaat, moet worden geharmoniseerd. Wat betreft de bescherming van minderheidsaandeelhouders was voorts een meerderheid van 66 % voorstander van harmonisatie; 71 % onder hen was voorstander van een maximumharmonisatie. 70 % van de voorstanders van volledige harmonisatie vond dat minderheidsaandeelhouders een uitstaprecht moeten krijgen met een passende vergoeding in geld. Bovendien stond 62 % van de respondenten positief tegenover de invoering van een snelle procedure.

De meest recente openbare raadpleging over vennootschapsrecht vond plaats in 2017. Ze liep van 10 mei 2017 tot en met 6 augustus 2017. Er werden 207 reacties ingediend. In het licht van het komende initiatief wou de Commissie antwoorden op gedetailleerde vragen over de tekortkomingen van het rechtskader van de EU en over gebieden die voor de respondenten een prioriteit zijn.

Uit de resultaten van de raadpleging bleek de ruime steun van zowel de lidstaten als belanghebbenden voor grensoverschrijdende omzettingen, aangezien ongeveer 85 % van alle respondenten van mening was dat over dit onderwerp een EU-instrument noodzakelijk is. Onderverdeeld naar categorieën van belanghebbenden waren alle overheden het ermee eens dat het ontbreken van procedurele regels voor omzettingen inderdaad een belemmering voor de interne markt vormt en dat de EU dit probleem moet aanpakken. Verschillende instanties hebben aangegeven dat het hun eerder ging om de kwestie van de zetel dan om beschermingsmechanismen voor belanghebbenden, en verklaarden dat zij een omzettingsinitiatief zouden steunen voor zover vennootschappen hun werkelijke zetel slechts kunnen verplaatsen voor zuivere bedrijfsdoeleinden, en niet om brievenbusmaatschappijen te verplaatsen voor frauduleuze doeleinden.

De bedrijfsgroepen steunden de invoering van een omzettingsprocedure met een vergelijkbaar percentage voorstanders als de overheden. Ongeveer 44 % van de bedrijfsgroepen beschouwde dit als een topprioriteit voor de EU, 22 % als een prioriteit en 22 % als een lage prioriteit. De vakbonden en het notariaat waren allebei matig voorstander van nieuwe procedurele regels voor omzettingen (74 % respectievelijk 79 % beschouwde dit als een lage prioriteit voor de EU). Zowel de vakbonden als de CNUE (vertegenwoordiging van de notariaten) wilden graag benadrukken dat vennootschappen hun statutaire zetel slechts zouden mogen verplaatsen wanneer dat gepaard gaat met de verplaatsing van hun werkelijke zetel, terwijl de vakbonden nog benadrukten dat een horizontaal instrument nodig is voor rechten inzake informatie, raadpleging en medezeggenschap van werknemers. Academici waren in het algemeen vóór de invoering van een omzettingsprocedure. Sommige academici gaven aan dat de lidstaten hun eigen voorschriften voor erkenning op grond van hun nationale recht moeten kunnen bepalen, meer bepaald of ook de werkelijke zetel moet worden verplaatst. Voorts werd aangegeven dat zo veel mogelijk gebruik moet worden gemaakt van digitalisering (d.w.z. voor de bekendmaking van informatie en voor de communicatie tussen de vennootschapsregisters). Anderen stelden voor dat een lidstaat slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden en om redenen van openbaar belang de mogelijkheid mag hebben om een omzetting te blokkeren.

Wat betreft grensoverschrijdende fusies hebben de meeste belanghebbenden die deelgenomen hebben aan de raadpleging van 2017 dezelfde punten als bij de raadpleging van 2015 als problematisch aangemerkt: de bescherming van schuldeisers, de bescherming van minderheidsaandeelhouders en de bescherming van de rechten van werknemers.

De meeste nationale overheden die hebben deelgenomen aan de raadpleging van 2017, waren van mening dat er problemen zijn met de bestaande regels voor grensoverschrijdende fusies en dat die problemen de interne markt belemmeren, zij het in verschillende mate. Er waren uiteenlopende antwoorden de prioriteit die moet worden toegekend aan een EU-optreden om de bestaande regels te wijzigen. Wat betreft de waarborgen vonden alle nationale overheden die hebben geantwoord dat maatregelen ter bescherming van schuldeisers moeten worden genomen, terwijl 70 % vond dat ook maatregelen ter bescherming van minderheidsaandeelhouders nodig zijn. 80 % vond het belangrijk dat zowel de procedurele als de materiële aspecten van bescherming van schuldeisers worden geharmoniseerd, en 50 % vond het belangrijk dat minderheidsaandeelhouders de fusie kunnen blokkeren en zich kunnen verzetten tegen de aandelenruil.

De bedrijfsorganisaties die hebben geantwoord op de raadpleging van 2017 waren voor het merendeel voorstander van een wijziging van de richtlijn voor grensoverschrijdende fusies. De punten die door de bedrijfsorganisaties werden aangevoerd, hadden te maken met de vereenvoudiging van de regels (snelle procedure), geharmoniseerde regels voor de bescherming van schuldeisers en minderheidsaandeelhouders, vereenvoudigde regels voor de bescherming van werknemers en de afschaffing van de verplichting fusies voor een notaris te verlijden, zoals in bepaalde lidstaten het geval is.

Ook de vakbonden stonden open voor een wijziging van de regels voor grensoverschrijdende fusies. Hun ging het echter voornamelijk om de versterking van de bescherming van werknemers door middel van sterkere rechten inzake informatie, raadpleging en medezeggenschap. Het notariaat daarentegen was er over het algemeen van overtuigd dat de huidige richtlijn zeer goed functioneert en heeft geen behoefte aan nieuwe EU-maatregelen op dit vlak.

Wat betreft grensoverschrijdende splitsingen waren alle overheden die aan de raadpleging hebben deelgenomen voorstander van nieuwe regels voor grensoverschrijdende splitsingen, en beschouwde 40 % een initiatief op dit vlak als een topprioriteit voor de EU.

De bedrijfsorganisaties waren grote voorstanders van de nieuwe regels, aangezien 44 % dit als een topprioriteit beschouwde, en 26 % als een prioriteit. Het notariaat sprak zich matig positief uit over een nieuw initiatief. De vakbonden waren bijzonder sceptisch over splitsingen wegens de risico's voor de werknemers, maar gaven aan dat de regels inzake informatie en raadpleging van werknemers moeten worden versterkt mochten de lidstaten groen licht geven voor splitsingen.

De meeste respondenten die voorstander waren van een nieuwe procedure voor grensoverschrijdende splitsingen gaven als algemene opmerking aan dat de procedure nauw moet aansluiten bij de bepalingen van de bestaande richtlijn grensoverschrijdende fusie.

De standpunten van de belanghebbenden zijn ook verzameld tijdens talrijke bijeenkomsten. Het proces van de raadpleging over het vennootschapsrechtpakket is in 2012 van start gegaan in de groep deskundigen inzake vennootschapsrecht (CLEG). In de periode 2012-2014 waren de bijeenkomsten van de CLEG toegespitst op het actieplan voor Europees vennootschapsrecht en corporate governance van 2012, terwijl ze in 2015 en 2016 over aspecten van digitalisering gingen. In 2017 kwam de CLEG drie keer samen voor de bespreking van een aantal thema's die van belang zijn voor het vennootschapsrechtpakket (met name digitalisering, grensoverschrijdende fusies, splitsingen en omzettingen). Tijdens deze bijeenkomsten heeft de Commissie de deskundigen van de lidstaten om hun mening over specifieke vragen verzocht.

In 2017 nodigde de Commissie niet alleen deskundigen van de lidstaten uit voor de bijeenkomsten van de CLEG, maar ook de vertegenwoordigers van de belanghebbenden die aan de openbare raadplegingen in 2013, 2015 en 2017 hadden deelgenomen. De belanghebbenden vertegenwoordigden ondernemingen, werknemers, en beoefenaars van juridische beroepen. De belanghebbenden benadrukten dat grensoverschrijdende handelingen gemakkelijker moeten worden gemaakt, maar dat de belangen van deelnemers in de vennootschappen, werknemers en schuldeisers met passende waarborgen moeten worden beschermd. Over het algemeen geniet het initiatief voor grensoverschrijdende omzettingen brede steun, op voorwaarde dat er in voldoende waarborgen wordt voorzien. Wat fusies betreft, stonden de vertegenwoordigers van de lidstaten doorgaans positief tegenover het initiatief, hoewel zij aangaven dat diepgaandere besprekingen nodig zijn om tot een concrete oplossing te komen. Hoewel geen enkele groep belanghebbenden tegen een herziening van de regels voor grensoverschrijdende fusies was, waren de meningen over de prioriteit ervan verdeeld. Wat grensoverschrijdende splitsingen betreft, stonden de vertegenwoordigers van de lidstaten doorgaan positief tegenover het initiatief, hoewel verdere besprekingen nodig leken te zijn om tot specifieke oplossingen te komen, wat voornamelijk het gevolg is van verschillen in rechtstradities. Met uitzondering van de vakbonden heerste bij alle belanghebbenden de overtuiging dat een nieuwe procedure voor grensoverschrijdende splitsingen bijzonder nuttig zou zijn en nauw moet aansluiten bij de bepalingen van de bestaande richtlijn grensoverschrijdende fusie.

De informatie van de belanghebbenden is niet enkel verzameld tijdens bijeenkomsten van de CLEG, maar ook tijdens bilaterale bijeenkomsten. Tijdens deze bijeenkomsten benadrukten de vertegenwoordigers van de vakbonden het belang van het behoud van de rechten inzake werknemersmedezeggenschap, en onderstreepten zij dat vennootschappen enkel voor reële doelstellingen zouden mogen verhuizen, om zo te vermijden dat via grensoverschrijdende handelingen brievenbusmaatschappijen worden opgericht. De vertegenwoordigers van de bedrijfsorganisaties waren grote voorstanders van het initiatief ter bevordering van de mobiliteit van vennootschappen.

In het voorstel komen de belangrijkste problemen die door de belanghebbenden werden aangekaart aan bod. Omdat de belanghebbenden van mening verschillen over de aanpak die daarbij moet worden gevolgd, is in het voorstel gestreefd naar een evenwicht tussen deze meningen.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Om de taak van de Commissie te vergemakkelijken, werd in mei 2014 de informele groep deskundigen inzake vennootschapsrecht (ICLEG) opgericht. In deze groep zetelden in vennootschapsrecht gespecialiseerde hooggekwalificeerde en ervaren academici en juristen uit verscheidene lidstaten.

De Commissie heeft ook gebruikgemaakt van de resultaten van een studie van 2017 waarin specifieke vragen over grensoverschrijdende verplaatsingen van statutaire zetels en grensoverschrijdende splitsingen werden geanalyseerd. Daarnaast verzamelde de Commissie feedback van deskundigen tijdens verschillende conferenties, onder meer de '21st European Company Law and Corporate Governance Conference: Crossing Borders, Digitally' in Tallinn (Estland) in september 2017 en de 'Annual Conference on European Company Law and Corporate Governance' in Trier (Duitsland) in oktober 2017.

Effectbeoordeling



Het effectbeoordelingsverslag over digitalisering, grensoverschrijdende handelingen en de conflictregels in het vennootschapsrecht is op 11 oktober 2017 door de Raad voor regelgevingstoetsing (RSB) beoordeeld 36 . De RSB heeft op 13 oktober 2017 een negatief advies uitgebracht. De aanbevelingen zijn meegenomen in een herziene versie van de effectbeoordeling die op 20 oktober 2017 bij de RSB is ingediend. Op 7 november 2017 heeft de RSB een positief advies met voorbehoud uitgebracht.

Wat betreft het toepassingsgebied dat bepaalt welke types vennootschappen kunnen profiteren van de geharmoniseerde regels en procedures voor grensoverschrijdende omzettingen en splitsingen en van de gewijzigde regels voor grensoverschrijdende fusies, wordt in de effectbeoordeling toegelicht waarom het bestaande toepassingsgebied van de regels inzake grensoverschrijdende fusies (d.w.z. kapitaalvennootschappen) de meest doeltreffende oplossing biedt voor alle grensoverschrijdende handelingen, hoewel door sommigen werd gevraagd dit uit te breiden tot partnerschappen en coöperatieven. Dat komt omdat uit de bestaande gegevens blijkt dat de regels inzake grensoverschrijdende fusies zeer beperkt worden gebruikt door andere entiteiten dan kapitaalvennootschappen. 66 % van de overnemende vennootschappen en 70 % van de fuserende vennootschappen die betrokken zijn bij grensoverschrijdende fusies waren besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, terwijl 32 % van de overnemende vennootschappen en 28 % van de fuserende vennootschappen die betrokken zijn bij grensoverschrijdende fusies naamloze vennootschappen zijn 37 . De uitbreiding van het toepassingsgebied zou bovendien tot praktische problemen leiden op het gebied van het vennootschapsrecht en de boekhoudregels van de EU, die enkel op kapitaalvennootschappen van toepassing zijn.

Wat betreft de invoering van nieuwe procedurele regels voor grensoverschrijdende omzettingen en splitsingen is in de effectbeoordeling optie 0 (basisscenario) waarbij geen geharmoniseerde procedurele regels voor grensoverschrijdende omzettingen en splitsingen bestaan, getoetst aan optie 1, waarbij geharmoniseerde procedures voor de EU worden ingevoerd om vennootschappen in staat te stellen rechtstreeks grensoverschrijdende omzettingen en splitsingen aan te gaan. Het ontbreken van procedurele regels maakt grensoverschrijdende omzettingen en splitsingen bijzonder moeilijk, zo niet onmogelijk. Slechts in een beperkt aantal lidstaten bestaan nationale procedures voor grensoverschrijdende omzettingen en splitsingen, en vaak zijn deze onderling niet compatibel. De vennootschappen moeten daarom hun toevlucht zoeken tot dure indirecte procedures en naar analogie de richtlijn grensoverschrijdende fusie en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU toepassen voor zover de juristen en de registers met de rechtspraak bekend zijn. Door nieuwe procedurele regels voor grensoverschrijdende omzettingen en splitsingen in te voeren, zouden vennootschappen veel meer duidelijkheid krijgen en zouden de kosten voor vennootschappen die een grensoverschrijdende omzetting of splitsing willen aangaan aanzienlijk dalen. Het zou bovendien de nationale registers duidelijkheid verschaffen om het tijdstip te bepalen waarop een vennootschap in het register van de lidstaat van bestemming kan worden opgenomen en in het register van de lidstaat van vertrek kan worden doorgehaald om situaties zoals in de zaak Polbud 38 te voorkomen.

Wat betreft de bescherming van minderheidsaandeelhouders wordt in de effectbeoordeling optie 0 (basisscenario), waarbij de huidige regels inzake de bescherming van minderheidsaandeelhouders worden gehandhaafd, getoetst aan de opties 1 en 2. Optie 1 zou voorzien in geharmoniseerde regels in de gehele eengemaakte markt. Deze optie zou voortbouwen op de regels voor grensoverschrijdende fusies, maar zou daarnaast ook voorzien in geharmoniseerde regels. Optie 2, die de voorkeur geniet, zou voorzien in dezelfde geharmoniseerde regels als optie 1, maar de lidstaten zouden zelf in aanvullende waarborgen kunnen voorzien. Deze optie zou de best aangepaste bescherming voor minderheidsaandeelhouders bieden. Hoewel optie 2 voor de vennootschappen tot nalevingskosten zou kunnen leiden, zouden de kosten en beslommeringen voor de vennootschappen in vergelijking met het basisscenario aanzienlijk dalen en zou deze optie zorgen voor meer rechtszekerheid, minder behoefte aan juridisch advies en dus kostenbesparingen voor de vennootschappen in vergelijking met het basisscenario. Optie 2, de voorkeursoptie, bied het beste evenwicht tussen kostenbesparing, het hoge beschermingsniveau en de flexibiliteit voor de lidstaten.

Wat betreft de bescherming van schuldeisers wordt in de effectbeoordeling optie 0 (basisscenario) waarbij de huidige regels inzake grensoverschrijdende fusies ongewijzigd behouden blijven en er geen EU-regels zijn voor de bescherming van schuldeisers bij grensoverschrijdende omzettingen, getoetst aan optie 1 die voorziet in geharmoniseerde regels ter bescherming van schuldeisers en aan optie 2, die voorziet in dezelfde geharmoniseerde regels als optie 1, waarbij de lidstaten evenwel zelf in aanvullende waarborgen zouden kunnen voorzien. Optie 2, de voorkeursoptie, biedt het beste evenwicht tussen kostenbesparing, een hoog beschermingsniveau en flexibiliteit voor de lidstaten. Zowel bij optie 1 als optie 2 zouden de kosten en beslommeringen voor de vennootschappen in vergelijking met het basisscenario aanzienlijk dalen aangezien de geharmoniseerde regels voor de bescherming van schuldeisers zouden zorgen voor meer rechtszekerheid en minder behoefte aan juridisch advies voor grensoverschrijdende handelingen. Optie 1 zou de vennootschappen de grootste besparingen opleveren, terwijl de besparingen bij optie 2 beperkter kunnen zijn aangezien de lidstaten in aanvullende waarborgen kunnen voorzien die voor sommige vennootschappen duur of belastend kunnen zijn (bijvoorbeeld de verplichting om alle schuldeisers waarborgen te bieden). Wat betreft de bescherming van schuldeisers zou optie 2 voorzien in een volledigere en gerichtere bescherming dan optie 1, omdat de lidstaten de mogelijkheid krijgen om de nationale kenmerken van de bescherming van schuldeisers te beoordelen en extra waarborgen in te voeren.

Wat betreft de informatie, de raadpleging en de medezeggenschap van werknemers wordt in de effectbeoordeling optie 0 (basisscenario), waarbij de bestaande regels inzake werknemersmedezeggenschap van de richtlijn grensoverschrijdende fusie worden toegepast, vergeleken met optie 1, waarbij de bestaande regels inzake werknemersmedezeggenschap in raden van bestuur van grensoverschrijdende fusies worden toegepast op grensoverschrijdende splitsingen en omzettingen, en met optie 2, die bestaat in gerichte wijzigingen van de bestaande regels voor grensoverschrijdende fusies, en tegelijk voorziet in specifieke maatregelen voor de hoger geachte risico's voor werknemers bij grensoverschrijdende splitsingen en omzettingen. Optie 2, de voorkeursoptie, omvat verschillende elementen die samen het effect moeten hebben werknemers de nodige bescherming te bieden. Voor alle grensoverschrijdende handelingen omvatten de waarborgen een nieuw speciaal verslag van het management van de vennootschap waarin wordt beschreven wat de gevolgen van de grensoverschrijdende fusie zijn voor de banen en de situatie van de werknemers, en een antimisbruikregel waardoor de vennootschap gedurende drie jaar na de grensoverschrijdende handeling het stelsel van werknemersmedezeggenschap niet kan uithollen wanneer zij een volgende grensoverschrijdende of binnenlandse handeling aangaat. De regel is gebaseerd op de bestaande regels voor grensoverschrijdende fusies, maar wordt aangepast om niet enkel opeenvolgende binnenlandse omzettingen, fusies of splitsingen, maar ook andere grensoverschrijdende en binnenlandse handelingen te bestrijken. Deze optie zou bovendien specifieke regels invoeren met betrekking tot de onderhandelingen bij grensoverschrijdende splitsingen en omzettingen. In de effectbeoordeling zijn de kosten en baten van deze gerichte wijzigingen geanalyseerd en het besluit luidde dat de beperkte extra nalevingskosten voor de vennootschappen, doordat eventueel een verslag moet worden opgesteld, ruimschoots worden gecompenseerd door de betere bescherming van werknemers en de maatschappelijke voordelen die daaruit voortvloeien.

Tot slot is bij de effectbeoordeling ook onderzocht hoe de risico's op misbruik moeten worden aangepakt, met inbegrip van de verspreiding van brievenbusmaatschappijen voor onrechtmatige doeleinden zoals het omzeilen van arbeidsnormen of socialezekerheidsbetalingen en agressieve fiscale planning. Tijdens de openbare raadplegingen vroegen bepaalde belanghebbenden, met name de vakbonden, om een oplossing waarbij de vennootschap die de grensoverschrijdende omzetting aangaat haar statutaire zetel samen met het hoofdkantoor zou moeten verplaatsen naar de lidstaat van bestemming. Het recente arrest in de zaak-Polbud, dat werd uitgesproken nadat de openbare raadplegingen waren afgesloten, bepaalt echter dat de vrijheid van vestiging van toepassing is op gevallen waarbij enkel de statutaire zetel naar het buitenland wordt verplaatst. Van een dergelijke oplossing kan dus geen sprake zijn. In de effectbeoordeling is dus optie 0 (basisscenario), waarbij geen geharmoniseerde regels bestaan, getoetst aan optie 1, waarbij regels en procedures worden ingevoerd waardoor de lidstaten per geval moeten beoordelen of er bij de betrokken grensoverschrijdende omzetting sprake is van een kunstmatige constructie om onterechte belastingvoordelen te verkrijgen of de wettelijke of contractuele rechten van werknemers, schuldeisers of minderheidsleden onrechtmatig aan te tasten. Optie 1 zou rechtstreeks bijdragen aan de strijd tegen het omzeilen van de regels en dus tegen oneigenlijk of frauduleus gebruik van brievenbusmaatschappijen. In vergelijking met het basisscenario zou optie 1 deel uitmaken van de procedure waarmee vennootschappen een grensoverschrijdende omzetting kunnen aangaan en daarom zouden de extra nalevingskosten niet specifiek samenhangen met de beoordeling van de mogelijke kunstmatige constructie . De lidstaten moeten deze regels dan omzetten en uitvoeren, waardoor bepaalde administratieve en organisatorische kosten ontstaan. Optie 1 zou tot een betere bescherming van de belanghebbenden leiden. De belanghebbenden zouden hun standpunten tijdens de hele procedure kunnen uiten en uiteindelijk beschermd worden tegen omzeiling van de regels door frauduleuze vennootschappen.

In de effectbeoordeling zijn tevens de opties in verband met conflictregels geanalyseerd. De voorkeur gaat in dit verband uit naar een instrument dat de relevante regels harmoniseert, vooral met betrekking tot het aanknopingspunt, op basis van de plaats van oprichting van de vennootschap, met nadere specifieke regels die het recht van de werkelijke zetel aanwijzen en dat enkel van toepassing is op vennootschappen die gevestigd zijn in de EU. Omdat de gevallen waarin duidelijkheid het hardst nodig is, met name specifieke problemen in verband met het recht dat van toepassing is op kapitaalvennootschappen in grensoverschrijdende situaties, echter aan bod zullen komen in de voorgestelde wetgeving betreffende grensoverschrijdende omzettingen, fusies en splitsingen, is besloten nu geen specifieke wetgevingshandeling over conflictregels voor te stellen.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het voorstel zal naar verwachting aanzienlijke vereenvoudigingen opleveren voor het bedrijfsleven in de eengemaakte markt door de grensoverschrijdende mobiliteit van vennootschappen te vergemakkelijken.

Door een uitgebreide reeks gemeenschappelijke regels op te stellen voor grensoverschrijdende omzettingen en splitsingen worden de procedures gestroomlijnd en vereenvoudigd, en dalen de kosten voor ondernemingen in verband met het type en de inhoud van de documenten die moeten worden opgesteld, de verschillende procedures en termijnen daarvoor of andere aanvullende voorschriften. De voorgestelde regels inzake werknemersmedezeggenschap en de regels inzake de bescherming van deelnemers en schuldeisers zullen de rechtszekerheid en de voorspelbaarheid van deze handelingen versterken. De besparingen ten gevolge van de nieuwe gemeenschappelijke regels voor grensoverschrijdende splitsingen en omzettingen zullen naar verwachting oplopen tot 12 000-37 000 EUR (splitsingen) en 12 000- 19 000 EUR (omzettingen), naargelang van de grootte van de betrokken vennootschappen en de betrokken lidstaten.

De voorgestelde wijzigingen aan het bestaande rechtskader van de EU voor grensoverschrijdende fusies zullen de regels voor grensoverschrijdende fusies van vennootschappen vereenvoudigen en door een nieuwe en gestroomlijnde procedure de kosten en administratieve lasten verminderen. De voorgestelde regels inzake de bescherming van deelnemers en schuldeisers en de regels inzake openbaarmaking zullen de rechtszekerheid en de voorspelbaarheid versterken.

De kostenbesparingen en de vereenvoudigingen zullen met name een gunstige invloed hebben op micro- en kleine ondernemingen.

De uitwisseling van informatie waarin dit voorstel voorziet, zal worden uitgevoerd via het bestaande systeem van koppeling van centrale, handels- en vennootschapsregisters (BRIS). Daarom worden geen specifieke IT-ontwikkelingen verwacht.

Grondrechten

De rechten en beginselen die zijn vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, worden volledig geëerbiedigd in de bepalingen van dit initiatief, die bovendien bevorderlijk zijn voor de tenuitvoerlegging van een aantal van die rechten. De belangrijkste doelstelling van dit initiatief is het faciliteren van het recht van vestiging in een andere lidstaat, zoals vastgelegd in artikel 15, lid 2, van het Handvest, en het waarborgen van het verbod van discriminatie op grond van nationaliteit (artikel 21, lid 2). Het initiatief is gericht op het versterken van de vrijheid van ondernemerschap overeenkomstig het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken (artikel 16). Het in artikel 17 van het Handvest neergelegde eigendomsrecht wordt eveneens versterkt door het initiatief via de waarborgen voor aandeelhouders. Hoewel het initiatief zal voorzien in regels voor vennootschappen in het kader van het vennootschapsrecht, zal het ook bijdragen aan het recht van werknemers op informatie en raadpleging binnen de onderneming (artikel 27 van het Handvest) door bij grensoverschrijdende handelingen van vennootschappen te zorgen voor meer transparantie voor werknemers. De bescherming van persoonsgegevens wordt gewaarborgd in overeenstemming met artikel 8 van het Handvest.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Er zijn geen grote kosten geconstateerd. Het voorstel zou voornamelijk voor de nationale overheden kosten veroorzaken in verband met de invoering van wetgevingsregels op nationaal niveau (voorbereiding, raadpleging, vaststelling en aanpassing van bestaande regels) en met de invoering van toetsingsprocedures. Wat betreft grensoverschrijdende omzettingen en splitsingen zouden de gevolgen groter zijn in lidstaten zonder grensoverschrijdende procedures dan in andere lidstaten waar zulke procedures wel bestaan en enkel aangepast hoeven te worden. Het voorstel heeft geen gevolgen voor de EU-begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplannen en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De Commissie zal de lidstaten helpen bij het omzetten van de voorgestelde regels en toezien op de uitvoering ervan. Zij zal daartoe nauw samenwerken met nationale instanties, zoals de nationale deskundigen op het gebied van vennootschapsrecht van de CLEG. De Commissie kan in dat verband bijstand verlenen en sturing geven (bijv. door het organiseren van workshops over de omzetting of door advies te verstrekken op bilaterale basis).

De controle zou bestaan in een analyse van de trends in grensoverschrijdende handelingen van vennootschappen door middel van kennisgevingen van grensoverschrijdende omzettingen, fusies en splitsingen via het systeem van gekoppelde ondernemingsregisters (BRIS), door zo veel mogelijk de kosten voor grensoverschrijdende omzettingen te verzamelen en door na te gaan hoe tevreden de belanghebbenden en de organisaties van belanghebbenden zijn over hun rechten bij grensoverschrijdende handelingen. De ontwikkeling van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie op dat vlak zal eveneens worden gemonitord.

Om de vereiste inbreng van de belanghebbenden te krijgen, kan de Commissie vragenlijsten of specifieke enquêtes opstellen.

Er moet een evaluatie worden uitgevoerd om het effect van de voorgestelde maatregelen te beoordelen en na te gaan of de doelstellingen zijn bereikt. De Commissie zal deze evaluatie uitvoeren op basis van de informatie die tijdens de controle is verzameld, zo nodig aangevuld met input van relevante belanghebbenden. Wanneer voldoende ervaring is opgedaan met de toepassing van de voorgestelde regels moet een evaluatieverslag worden opgesteld.

Het verstrekken van informatie voor controle en evaluatie mag geen onnodige rompslomp voor de belanghebbenden met zich meebrengen.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Het voorstel wijzigt Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht. In het belang van een correcte uitvoering van deze complexe richtlijn is een toelichtend document nodig, bijv. in de vorm van concordantietabellen.

Artikelsgewijze toelichting



Grensoverschrijdende omzettingen


Artikel 86 bis: dit artikel omschrijft het toepassingsgebied van het voorstel waarbij een EU-rechtskader wordt opgezet voor grensoverschrijdende omzettingen van naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid.


Artikel 86 ter: dit artikel bevat definities. De definitie van grensoverschrijdende omzetting is gebaseerd op de rechtspraak van het Hof van Justitie en impliceert dat de rechtsvorm van de vennootschap van de lidstaat van vertrek wordt veranderd in de rechtsvorm van de lidstaat van bestemming.


Artikel 86 quater: dit artikel stelt de voorwaarden vast waaronder grensoverschrijdende omzettingen kunnen worden aangegaan, de controle daarop en het toepasselijke recht. Het legt vennootschappen in een insolventieprocedure of een gelijkwaardige procedure met name het verbod op een in deze richtlijn omschreven grensoverschrijdende omzetting aan te gaan. Krachtens het in de rechtspraak van het Hof van Justitie neergelegde algemene beginsel dat het EU-recht niet kan worden ingeroepen om rechtsmisbruik te rechtvaardigen, kan een omzetting bovendien niet worden toegestaan indien na onderzoek van het concrete geval en rekening houdend met alle relevante feiten en omstandigheden wordt vastgesteld dat er sprake is van een kunstmatige constructie die bedoeld is om onterechte belastingvoordelen te verkrijgen of de wettelijke of contractuele rechten van werknemers, schuldeisers of deelnemers onrechtmatig aan te tasten.


Artikel 86 quinquies: dit artikel bepaalt welke aan alle personen met belangstelling voor deze handeling bekend te maken informatie het voorstel tot grensoverschrijdende omzetting ten minste moet bevatten. Het voorstel moet informatie verstrekken over de verandering van de vennootschapsvorm, over de uit de omzetting ontstane vennootschap, en over de bescherming die wordt geboden aan de belanghebbenden: met name de aandeelhouders, de schuldeisers en de werknemers. Dit artikel benadrukt het belang van het voorstel, maar maakt de opstelling ervan zo gemakkelijk mogelijk door de vennootschappen de mogelijkheid te bieden het niet alleen op te stellen in de officiële taal of talen van de betrokken lidstaat, maar tevens in de taal die in het bedrijfsverkeer het gebruikelijkst is. De lidstaten kunnen bepalen welke taal de doorslag geeft bij verschillen tussen de taalversies.


Artikel 86 sexies: in dit artikel wordt de verplichting neergelegd om voor de aandeelhouders een verslag op te stellen waarin het doel van de grensoverschrijdende omzetting, de plannen van de vennootschap en de waarborgen voor de aandeelhouders in detail worden toegelicht. In het verslag moet met name worden toegelicht wat de gevolgen van de omzetting zijn voor de activiteiten en de belangen van de vennootschap en voor de belangen van de aandeelhouders, en welke maatregelen worden genomen om hen te beschermen. Dit verslag moet ook voor de werknemers beschikbaar zijn. In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel kan van dit verslag worden afgezien indien alle deelnemers van de vennootschap hiermee hebben ingestemd.


Artikel 86 septies: dit artikel bepaalt dat de vennootschap een verslag moet opstellen over de zaken die voor de werknemers van de vennootschap die de grensoverschrijdende omzetting aangaat van essentieel belang zijn. In dit verslag moet worden toegelicht wat de gevolgen van de grensoverschrijdende omzetting voor de werknemers zijn. Het moet ter beschikking worden gesteld van de vertegenwoordigers van de werknemers, of van de werknemers zelf, indien er geen vertegenwoordigers zijn. De bepaling verduidelijkt voorts dat de terbeschikkingstelling van het verslag geen afbreuk doet aan de toepasselijke informatieverstrekking en raadpleging waarin het acquis reeds voorziet.


Artikel 86 octies: dit artikel betreft het onderzoek door een onafhankelijke deskundige. De nauwkeurigheid van de informatie in het voorstel tot grensoverschrijdende omzetting en in de verslagen van het leidinggevend orgaan of van het bestuursorgaan moet worden beoordeeld door een onafhankelijke deskundige die door de bevoegde instantie wordt aangewezen. Het verslag moet tevens alle relevante informatie bevatten over de vennootschap en de voorgenomen grensoverschrijdende omzetting opdat de bevoegde instantie onder meer kan beoordelen of de handeling een kunstmatige constructie is. Voorts bepaalt het artikel de procedure, het tijdschema en de bevoegdheden van de onafhankelijke deskundige, inclusief wat betreft de bescherming van vertrouwelijke informatie. In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel zijn micro- en kleine ondernemingen vrijgesteld van de vereiste van een verslag van een onafhankelijke deskundige.


Artikel 86 nonies: in dit artikel worden de regels neergelegd voor de openmaking van het voorstel tot grensoverschrijdende omzetting en van het verslag van de onafhankelijke deskundige, die kosteloos openbaar moeten worden gemaakt. De openbaarmaking omvat tegelijkertijd een kennisgeving waarbij de deelnemers, de schuldeisers en de werknemers van de vennootschap worden uitgenodigd opmerkingen te maken. De openbaarmakingsvereisten waarborgen een onmiddellijke toegang tot het voorstel ter bescherming van de belanghebbenden. In dit artikel wordt het beginsel bepaald dat het voorstel als voornaamste referentiebron voor de belanghebbenden in het register openbaar wordt gemaakt. De lidstaten kunnen een vennootschap toestaan het voorstel op haar website openbaar te maken, maar in dat geval moet de belangrijkste informatie nog steeds in het ondernemingsregister openbaar worden gemaakt. Het artikel biedt de lidstaten de mogelijkheid tot aanvullende bekendmaking tegen betaling in hun nationale publicatieblad. Om de toegang tot de openbaar gemaakte informatie te vergemakkelijken, moeten het openbaar gemaakte voorstel tot grensoverschrijdende omzetting, de kennisgeving en het verslag van de onafhankelijke deskundige kosteloos voor het publiek beschikbaar zijn. De vergoedingen voor de openbaarmaking mogen niet meer bedragen dan de administratieve kosten voor die dienst.


Artikel 86 decies: in dit artikel wordt bepaald dat het voorstel tot grensoverschrijdende omzetting door de algemene vergadering moet worden goedgekeurd. Een gelijkaardige vereiste bestaat bij grensoverschrijdende fusies. De lidstaten kunnen vereisten vaststellen voor de gekwalificeerde meerderheid waarmee het voorstel wordt goedgekeurd; de vereisten voor de gekwalificeerde meerderheid mogen echter niet verder gaan dan die voor grensoverschrijdende fusies.


Artikel 86 undecies: dit artikel voorziet in waarborgen voor aandeelhouders en stelt een uitstaprecht vast voor de aandeelhouders die zich tegen de grensoverschrijdende omzettingen verzetten. Dit is van toepassing voor diegenen die niet gestemd hebben voor de grensoverschrijdende omzetting of voor diegenen die tegen de omzetting zijn, maar geen stemrecht hebben. De vennootschap, de resterende aandeelhouders of derden moeten op verzoek van de betrokken deelnemers hun aandelen overnemen in ruil voor een passende vergoeding. Indien de aandeelhouders van oordeel zijn dat de geboden vergoeding in geld niet adequaat is vastgesteld, hebben zij het recht het bedrag voor de nationale rechter van de lidstaat van vertrek aan te vechten.


Artikel 86 duodecies: dit artikel voorziet in verscheidene waarborgen voor schuldeisers. De lidstaten kunnen bepalen dat de vennootschap die de omzetting aangaat in het voorstel tot grensoverschrijdende omzetting een verklaring opneemt dat de omzetting het vermogen om de verbintenissen tegenover derden uit te voeren onverlet laat en dat de schuldeisers niet benadeeld zullen worden.

Schuldeisers zullen zich ook tot de bevoegde administratieve of gerechtelijke instantie kunnen wenden om passende bescherming aan te vragen. De instanties gaan uit van het weerlegbare vermoeden dat de schuldeisers niet benadeeld zijn indien het volgens de conclusies van het verslag van de onafhankelijke deskundige redelijkerwijs niet waarschijnlijk is dat de rechten van de schuldeisers zouden worden geschonden, of wanneer de vennootschap hun een recht op betaling ten aanzien van een derde-garantiegever of ten aanzien van de omgezette vennootschap biedt voor de oorspronkelijke waarde van de desbetreffende vordering mits die bij dezelfde rechterlijke instantie kan worden ingediend als de oorspronkelijke vordering. In dit artikel wordt tevens verduidelijkt dat de bepalingen over de bescherming van schuldeisers geen afbreuk doen aan de toepassing van de nationale wetgeving met betrekking tot het voldoen of het verzekeren van aan overheidsinstanties verschuldigde betalingen.


Artikel 86 terdecies: dit artikel handelt over de medezeggenschap van werknemers in de vennootschap die een omzetting aangaat, indien door die handeling de bescherming van de medezeggenschapsrechten in gevaar komt. In principe moet de vennootschap de respectieve regels volgen van de lidstaat van bestemming, tenzij de nationale wetgeving van die lidstaat niet voorziet in hetzelfde niveau van werknemersmedezeggenschap in de leidinggevende of toezichthoudende organen van de vennootschap. Dit artikel zal ook van toepassing zijn wanneer het aantal werknemers meer bedraagt dan vier vijfde van de drempel in het nationale recht van de lidstaat van vertrek, die krachtens artikel 2 van Richtlijn 2001/86/EG het recht op werknemersmedezeggenschap doet ontstaan of, ongeacht het aantal werknemers, wanneer de regels inzake werknemersmedezeggenschap in de lidstaat van bestemming niet in hetzelfde medezeggenschapsniveau voorzien. In dat geval zal de vennootschap met de werknemers onderhandelingen moeten aanknopen om hun medezeggenschap vast te stellen. Deze onderhandelingen zullen verplicht zijn en moeten leiden tot een regeling op maat om werknemers te betrekken tenzij, indien binnen zes maanden geen overeenstemming is bereikt, de referentievoorschriften inzake werknemersmedezeggenschap in de bijlage (met name deel 3, onder a), bij Richtlijn 2001/86/EG) van toepassing zijn. In overeenstemming met richtlijn 2001/86/EG moeten de onderhandelingen zo snel mogelijk na de bekendmaking van het voorstel tot omzetting worden aangevat. De vennootschap moet bij opeenvolgende handelingen zoals fusies, splitsingen of omzettingen gedurende ten minste drie jaar de materiële medezeggenschapsrechten van de werknemers bewaren. De vennootschap zal verplicht zijn de resultaten van de onderhandelingen aan haar werknemers mee te delen.


Artikel 86 quaterdecies en artikel 86 quindecies: deze artikelen regelen de rechtmatigheidstoetsing van grensoverschrijdende omzettingen door de bevoegde instantie van de lidstaat van vertrek. Deze lidstaat moet nagaan of de grensoverschrijdende omzetting is verlopen volgens de procedure die onder het nationale recht valt. De regels zijn gebaseerd op de overeenkomstige beginselen van Verordening (EG) nr. 2157/2001 voor Europese vennootschap (SE) en de regels met betrekking tot grensoverschrijdende fusies.

De bevoegde instantie van de lidstaat van vertrek beoordeelt de formele uitvoering van de procedure door de vennootschap en bepaalt daarnaast of er bij de voorgenomen omzetting sprake is van een hierboven bedoelde kunstmatige constructie. Wanneer de bevoegde instantie ernstig vermoedens heeft dat de grensoverschrijdende omzetting een kunstmatige constructie is, kan zij een diepgaande beoordeling verrichten.


Artikel 86 sexdecies stelt bepalingen vast met betrekking tot de toetsing van de besluiten van de nationale bevoegde instantie met betrekking tot de uitgifte of de weigering van uitgifte van het aan de omzetting voorafgaand attest. Er wordt ook ingegaan op de beschikbaarheid van die besluiten via het systeem van gekoppelde registers en de toezending van het aan de omzetting voorafgaand attest aan de lidstaat van bestemming via digitale communicatiemiddelen.


Artikel 86 septdecies regelt het toezicht op de rechtmatigheid van de grensoverschrijdende omzetting door de lidstaat van bestemming. De instantie van die lidstaat controleert met name de oprichtingsvoorschriften en, voor zover van toepassing, de resultaten van de onderhandelingen over werknemersmedezeggenschap.


Artikel 86 octodecies regelt hoe de afwikkeling van de registratie openbaar moet worden gemaakt en welke informatie in de registers moet worden opgenomen. De informatie over de registratie moet automatisch tussen de registers worden uitgewisseld zodat de lidstaat van vertrek onmiddellijk stappen kan zetten om de vennootschap in zijn register door te halen.


Artikel 86 novodecies bepaalt dat de grensoverschrijdende omzetting van kracht wordt op de datum van registratie van de omgezette vennootschap in de lidstaat van bestemming.


Artikel 86 vicies: dit artikel beschrijft de gevolgen van de grensoverschrijdende omzetting.


Artikel 86 unvicies: de bepaling stelt dat de lidstaten regels moeten vaststellen met betrekking tot de aansprakelijkheid van de onafhankelijke deskundige.


Artikel 86 duovicies: de geldigheid van de grensoverschrijdende omzetting kan niet worden aangevochten wanneer de procedure voor de grensoverschrijdende omzetting is nageleefd.


Grensoverschrijdende fusies

Artikel 119 wordt gewijzigd om een definitie op te nemen van grensoverschrijdende fusie als een handeling tussen vennootschappen waarbij een over te nemen vennootschap al haar activa en passiva overdraagt aan een overnemende vennootschap zonder nieuwe aandelen uit te geven. Een dergelijke handeling valt onder het toepassingsgebied van dit artikel indien de fuserende vennootschappen eigendom zijn van eenzelfde person of de eigendomsstructuur in alle fuserende vennootschappen na de afwikkeling van de handeling identiek blijft.

Artikel 120 wordt uitgebreid om meer situaties te bestrijken waarbij vennootschappen van het toepassingsgebied worden uitgesloten, bijvoorbeeld bij lopende ontbindings-, vereffenings- of insolventieprocedures of bij surseance van betaling.

Artikel 121 wordt gewijzigd door verwijzingen naar de bescherming van schuldeisers en de bescherming van minderheidsaandeelhouders te schrappen, omdat deze zullen worden geharmoniseerd in de artikelen 126 bis en 126 ter.

Artikel 122 wordt gewijzigd om te specificeren dat het voorstel tot grensoverschrijdende fusie ook het aanbod tot vergoeding in geld omvat voor deelnemers die niet voor de fusie hebben gestemd, alsook de waarborgen voor de schuldeisers. Daarnaast voorziet het in een taalregeling voor het voorstel tot grensoverschrijdende fusies.

Het nieuwe artikel 122 bis wordt toegevoegd om regels in te voeren om te bepalen vanaf welke datum de handelingen van de fuserende vennootschappen boekhoudkundig worden verwerkt.

Het gewijzigde artikel 123 voorziet als basisregel in de openbaarmaking van het voorstel in de registers van de fuserende vennootschappen. Bij wijze van alternatief kunnen de lidstaten vennootschappen vrijstellen van de verplichting tot openbaarmaking in de registers wanneer de betrokken vennootschappen het voorstel op hun website beschikbaar maken en in dit verband aan specifieke voorwaarden voldoen. In dat geval moeten de vennootschappen bepaalde specifieke informatie in het register openbaar maken. Vennootschappen moeten in principe de nodige informatie volledig online kunnen indienen zonder daarvoor ten overstaan van een nationale instantie fysiek aanwezig te hoeven zijn, tenzij er een oprecht vermoeden van fraude is. De toegang tot die informatie moet kosteloos zijn. Voorts kunnen de lidstaten het voorstel in hun nationale publicatieblad bekendmaken; in dat geval levert het nationale register de relevante informatie aan het nationale publicatieblad (eenmaligheidsbeginsel).

Het gewijzigde artikel 124 specificeert dat in het verslag aan de deelnemers in de fuserende vennootschap moet worden toegelicht wat de gevolgen van de grensoverschrijdende fusie voor de toekomstige bedrijfsactiviteiten en het strategisch plan van het management zijn, en wat de gevolgen van de grensoverschrijdende fusie voor de deelnemers zijn. Bovendien moet in het verslag de ruilverhouding voor de aandelen worden toegelicht en moeten de bijzondere moeilijkheden bij de waardering en de voor bepaalde deelnemers beschikbare oplossingen worden beschreven. Het verslag moet ook voor de werknemers beschikbaar zijn. Van dit verslag kan worden afgezien indien alle deelnemers van de fuserende vennootschappen hiermee hebben ingestemd.

Het nieuwe artikel 124 bis bepaalt dat elke fuserende vennootschap haar werknemers een verslag verschaft waarin de aangelegenheden aan bod komen die in de context van de grensoverschrijdende fusie voor de werknemers van belang zijn. De vertegenwoordigers van de werknemers of, indien er geen vertegenwoordigers zijn, de werknemers zelf, hebben het recht hun advies te geven. Dit advies moet aan de aandeelhouders worden meegedeeld en aan het verslag worden gehecht.

Het nieuwe artikel 126 bis voorziet in waarborgen voor de deelnemers. Het stelt een uitstaprecht vast voor de deelnemers die zich tegen de fusie verzetten. Dit is van toepassing voor diegenen die niet gestemd hebben voor de goedkeuring van de grensoverschrijdende fusie of voor diegenen die tegen de fusie zijn, maar geen stemrecht hebben. De vennootschap, de resterende deelnemers of derden moeten in overleg met de vennootschap de aandelen overnemen van de deelnemers die hun uitstaprecht uitoefenen in ruil voor een passende vergoeding in geld. Omdat de bestaande regels inzake grensoverschrijdende fusies al voorzien in de aanwijzing van een onafhankelijke deskundige (artikel 125), moet deze deskundige ook nagaan of de vergoeding in geld passend is. Indien de deelnemers van oordeel zijn dat de vergoeding in geld niet adequaat is vastgesteld, hebben zij het recht te vorderen dat die vergoeding door de nationale rechter wordt herberekend. De deelnemers die in de vennootschap willen blijven, moeten ook het recht hebben de ruilverhouding voor de aandelen aan te vechten; dit moet worden uitgelegd en gerechtvaardigd in het in artikel 124 bedoelde verslag.

Het nieuwe artikel 126 ter voorziet in waarborgen voor de schuldeisers. Ten eerste kunnen de lidstaten van het leidinggevende of bestuursorgaan van de fuserende vennootschap een verklaring eisen dat hun geen redenen bekend zijn om aan te nemen dat de uit de fusie ontstane vennootschap niet in staat zou zijn aan haar verplichtingen te voldoen. Ten tweede hebben schuldeisers die geen genoegen nemen met de in het voorstel tot fusie geboden bescherming het recht de bevoegde instantie om passende waarborgen te verzoeken. De instanties gaan echter uit van het weerlegbare vermoeden dat de schuldeisers niet benadeeld zijn door de grensoverschrijdende fusie indien de vennootschap een recht op betaling heeft aangeboden (ten aanzien van een derde-garantiegever of ten aanzien van de uit de fusie ontstane vennootschap) ter waarde van hun oorspronkelijke vordering die bij dezelfde rechterlijke instantie kan worden ingediend als de oorspronkelijke vordering, of indien in het voor de schuldeisers openbaar gemaakte verslag van de onafhankelijke deskundige wordt bevestigd dat de vennootschap in staat is haar schuldeisers te voldoen. De bepalingen over de bescherming van schuldeisers doen geen afbreuk aan de toepassing van de nationale wetgeving met betrekking tot het voldoen of het verzekeren van aan overheidsinstanties verschuldigde betalingen.

De gewijzigde artikelen 127 en 128 bepalen dat vennootschappen voor het aan de fusie voorafgaand attest en voor het toezicht op de rechtmatigheid van de grensoverschrijdende fusie alle informatie en documenten volledig online moeten kunnen indienen. Deze artikelen bepalen bovendien dat de aan de fusie voorafgaande attesten via het systeem van gekoppelde ondernemingsregisters (BRIS) moeten worden toegezonden aan de instantie van de lidstaat die zal toezien op de rechtmatigheid van de grensoverschrijdende fusie. Voorts wordt bepaald dat de aan de fusie voorafgaande attesten moeten worden aanvaard als afdoende bewijs dat de aan de fusie voorafgaande procedures en formaliteiten correct zijn vervuld. Bij een oprecht vermoeden van fraude kunnen de lidstaten de fysieke aanwezigheid bij een bevoegde instantie eisen.

Artikel 131 wordt gewijzigd door toe te lichten dat alle activa en passiva van de overgenomen vennootschap of van de fuserende vennootschappen al hun contracten, kredieten, rechten en plichten omvatten.

Artikel 132 wordt gewijzigd door de vereenvoudigde formaliteiten uit te breiden tot de situatie waarin de grensoverschrijdende fusie wordt aangegaan door vennootschappen waarvan alle aandelen in handen zijn van een persoon. In gevallen waarin in geen enkele fuserende vennootschap een algemene vergadering vereist is, bepaalt artikel 132 bovendien een specifieke referentiedatum voor de openbaarmaking van het voorstel tot grensoverschrijdende fusie en de verslagen van het leidinggevende of bestuursorgaan van de fuserende vennootschappen.

Artikel 133, lid 7, waarin is bepaald dat de vennootschap gedurende drie jaar na de grensoverschrijdende fusie geen volgende binnenlandse fusie kan aangaan waardoor het stelsel van werknemersmedezeggenschap zou worden uitgehold, wordt gewijzigd om alle mogelijke volgende binnenlandse handelingen (d.w.z. fusies, splitsingen en omzettingen) te bestrijken, en niet alleen binnenlandse fusies. Bovendien wordt artikel 133 gewijzigd door de toevoeging van de verplichting voor vennootschappen aan hun werknemers mee te delen of de vennootschap beslist om referentievoorschriften toe te passen, dan wel onderhandelingen met de werknemers aan te knopen. In dat geval zal de vennootschap de werknemers in kennis stellen van de resultaten van de onderhandelingen.


Er wordt een nieuw artikel 133 bis toegevoegd met betrekking tot de regels van de lidstaten inzake de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de onafhankelijke deskundige.


Grensoverschrijdende splitsingen


Artikel 160 bis omschrijft het toepassingsgebied van het voorstel voor grensoverschrijdende splitsingen van naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid.


Artikel 160 ter bevat definities. Om de verenigbaarheid met het bestaande acquis van de EU op het gebied van het vennootschapsrecht te waarborgen, zijn de bepalingen van het rechtskader voor grensoverschrijdende splitsingen van toepassing op dezelfde vennootschappen als de bepalingen over grensoverschrijdende omzettingen.


Artikel 160 quater bepaalt nadere beperkingen voor de toepassing van dit hoofdstuk.


Artikel 160 quinquies bepaalt de voorwaarden waaronder grensoverschrijdende splitsingen kunnen worden uitgevoerd, de controle daarop en het toepasselijke recht. Het legt vennootschappen in een insolventieprocedure of een gelijkwaardige procedure met name het verbod op een in deze richtlijn omschreven splitsing aan te gaan. Krachtens het in de rechtspraak van het Hof van Justitie neergelegde algemene beginsel dat het EU-recht niet kan worden ingeroepen om rechtsmisbruik te rechtvaardigen, kan een grensoverschrijdende splitsing bovendien niet worden toegestaan indien na onderzoek van elk individueel geval en rekening houdend met alle relevante feiten en omstandigheden wordt vastgesteld dat er sprake is van een kunstmatige constructie die bedoeld is om onterechte belastingvoordelen te verkrijgen of de wettelijke of contractuele rechten van werknemers, schuldeisers of deelnemers onrechtmatig aan te tasten.


Artikel 160 sexies: dit artikel bepaalt welke aan alle personen met belangstelling voor deze handeling bekend te maken informatie het voorstel tot grensoverschrijdende splitsing ten minste moet bevatten. Het voorstel moet informatie verstrekken over de vennootschap die wordt gesplitst, de statutaire zetel, de uitreiking van aandelen in de verkrijgende vennootschappen, de ruilverhouding voor de aandelen, de toewijzing van activa en passiva tussen de verkrijgende vennootschappen en de bescherming die wordt geboden aan de relevante belanghebbenden: de aandeelhouders, de schuldeisers en de werknemers. Dit artikel benadrukt het belang van het voorstel, maar maakt de opstelling ervan zo gemakkelijk mogelijk door de vennootschappen de mogelijkheid te bieden het niet alleen op te stellen in de officiële taal of talen van de betrokken lidstaat, maar tevens in de taal die in het bedrijfsverkeer het gebruikelijkst is. De lidstaten kunnen in dat geval bepalen welke taal de doorslag geeft bij verschillen tussen de taalversies.


Artikel 160 septies stelt regels vast om te bepalen vanaf welke datum de handelingen van de te splitsen vennootschap boekhoudkundig worden geacht te zijn verricht voor rekening van de verkrijgende vennootschappen.


Artikel 160 octies: in dit artikel wordt de verplichting neergelegd om voor de aandeelhouders een verslag op te stellen waarin het doel van de splitsing, de plannen van de vennootschap en de waarborgen voor de aandeelhouders in detail worden toegelicht. In het verslag moet met name worden toegelicht wat de gevolgen van de splitsing zijn voor de activiteiten en de belangen van de vennootschap en voor de belangen van de aandeelhouders, en welke maatregelen worden genomen om hen te beschermen. Dit verslag moet ook voor de werknemers beschikbaar zijn. In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel kan van dit verslag worden afgezien indien alle deelnemers van de vennootschap hiermee hebben ingestemd.


Artikel 160 nonies: dit artikel bepaalt dat de vennootschap een verslag moet opstellen over de zaken die voor de werknemers van de vennootschap die de grensoverschrijdende splitsing aangaat van essentieel belang zijn. Dit verslag bevat een omschrijving en een beoordeling van de gevolgen van de splitsing voor de voorwaarden van de arbeidsovereenkomsten van de werknemers. Het moet ter beschikking worden gesteld van de vertegenwoordigers van de werknemers, of van de werknemers zelf, indien er geen vertegenwoordigers zijn. De bepaling verduidelijkt voorts dat de terbeschikkingstelling van het verslag geen afbreuk doet aan de toepasselijke informatieverstrekking en raadpleging waarin het acquis reeds voorziet.


Artikel 160 decies betreft het onderzoek door een onafhankelijke deskundige. De nauwkeurigheid van de informatie in het voorstel tot grensoverschrijdende splitsing en in de verslagen van het leidinggevend orgaan of van het bestuursorgaan moet worden beoordeeld in een verslag van een onafhankelijke deskundige die door de bevoegde instantie wordt aangewezen. Het verslag moet tevens alle relevante informatie bevatten over de vennootschap en de voorgenomen splitsing opdat de bevoegde instantie onder meer kan beoordelen of de handeling een kunstmatige constructie is. Voorts bepaalt het artikel de procedure, het tijdschema en de bevoegdheden van de onafhankelijke deskundige, inclusief wat betreft de bescherming van vertrouwelijke informatie.


In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel zijn micro- en kleine ondernemingen vrijgesteld van de vereiste van een verslag van een onafhankelijke deskundige.

Artikel 160 undecies: in dit artikel worden de regels neergelegd voor de openbaarmaking van het voorstel tot grensoverschrijdende splitsing en van het verslag van de onafhankelijke deskundige, die kosteloos openbaar moeten worden gemaakt. De openbaarmaking omvat tegelijkertijd een kennisgeving waarbij de deelnemers, de schuldeisers en de werknemers van de vennootschap worden uitgenodigd opmerkingen te maken. De openbaarmakingsvereisten verzekeren een onmiddellijke toegang tot het voorstel ter bescherming van de belanghebbenden. In dit artikel wordt het beginsel neergelegd dat het voorstel als voornaamste referentiebron voor de belanghebbenden in het register openbaar wordt gemaakt. De lidstaten kunnen een vennootschap toestaan het voorstel op haar website openbaar te maken, maar in dat geval moet de belangrijkste informatie nog steeds in het ondernemingsregister openbaar worden gemaakt. Het artikel biedt de lidstaten de mogelijkheid tot aanvullende bekendmaking tegen betaling in hun nationale publicatieblad.


Om de toegang tot de openbaar gemaakte informatie te vergemakkelijken, moeten het bekendgemaakte voorstel tot grensoverschrijdende splitsing, de kennisgeving en het deskundigenverslag kosteloos voor het publiek beschikbaar zijn. De vergoedingen voor de openbaarmaking mogen niet meer bedragen dan de administratieve kosten voor die dienst.


Artikel 160 duodecies: in dit artikel wordt bepaald dat het voorstel tot grensoverschrijdende splitsing door de algemene vergadering van de te splitsen vennootschap moet worden goedgekeurd. Een gelijkaardige vereiste bestaat bij grensoverschrijdende fusies. De lidstaten kunnen vereisten vaststellen voor de gekwalificeerde meerderheid waarmee het voorstel wordt goedgekeurd; de vereisten voor de gekwalificeerde meerderheid mogen echter niet verder gaan dan de toepasselijke vereisten voor grensoverschrijdende fusies.


Artikel 160 terdecies voorziet in waarborgen voor aandeelhouders en stelt een uitstaprecht vast voor de aandeelhouders die zich tegen de grensoverschrijdende splitsingen verzetten. Dit is van toepassing voor diegenen die niet gestemd hebben voor de grensoverschrijdende splitsing of voor diegenen die tegen de splitsing zijn, maar geen stemrecht hebben. De vennootschap, de resterende aandeelhouders of derden moeten de aandelen overnemen van de leden die hun uitstaprecht uitoefenen in ruil voor een passende vergoeding in geld. De onafhankelijke deskundige gaat na of de vergoeding in geld passend is. Indien de aandeelhouders van oordeel zijn dat de geboden vergoeding in geld niet adequaat is vastgesteld, hebben zij het recht het bedrag voor de nationale rechter van de lidstaat van vertrek aan te vechten. De deelnemers die in de vennootschap willen blijven, moeten ook het recht hebben de ruilverhouding voor de aandelen aan te vechten; dit moet worden uitgelegd en gerechtvaardigd in het in artikel 160 octies bedoelde verslag.


Artikel 160 quaterdecies voorziet in waarborgen voor schuldeisers. De lidstaten kunnen bepalen dat de te splitsen vennootschap in het voorstel tot grensoverschrijdende splitsing een verklaring opneemt dat de splitsing het vermogen om de verbintenissen tegenover derden uit te voeren onverlet laat en dat de schuldeisers niet benadeeld zullen worden.


Schuldeisers zullen zich tot de bevoegde administratieve of gerechtelijke instantie kunnen wenden om passende bescherming aan te vragen. De instanties gaan uit van het weerlegbare vermoeden dat de schuldeisers niet benadeeld zijn indien het volgens de conclusies van het verslag van de onafhankelijke deskundige redelijkerwijs niet waarschijnlijk is dat de rechten van de schuldeisers zouden worden geschonden, of wanneer de te splitsen vennootschap hun een recht op betaling ten aanzien van een derde-garantiegever of ten aanzien van de omgezette vennootschap biedt voor de oorspronkelijke waarde van de desbetreffende vordering mits die bij dezelfde rechterlijke instantie kan worden ingediend als de oorspronkelijke vordering. De bepalingen over de bescherming van schuldeisers doen geen afbreuk aan de toepassing van de nationale wetgeving met betrekking tot het voldoen of het verzekeren van aan overheidsinstanties verschuldigde betalingen.


Artikel 160 quindecies handelt over werknemersmedezeggenschap in de leidinggevende of toezichthoudende organen van de vennootschappen die bij de grensoverschrijdende splitsing betrokken zijn, wanneer bestaande medezeggenschapsrechten in de te splitsen vennootschap door de grensoverschrijdende splitsing in het gedrang komen. In principe moet de werknemersmedezeggenschap in de verkrijgende vennootschappen de respectieve regels volgen van de lidstaten waar deze vennootschappen zullen worden geregistreerd, tenzij de nationale wetgeving van die lidstaten niet in hetzelfde niveau van werknemersmedezeggenschap in de toezichthoudende of het bestuursorganen van de vennootschap voorziet als in de te splitsen vennootschap. Dit artikel zal ook van toepassing zijn wanneer het aantal werknemers meer bedraagt dan 4/5 van de drempel in het nationale recht van de lidstaat van de te splitsen vennootschap, die krachtens artikel 2 van Richtlijn 2001/89/EG het recht op werknemersmedezeggenschap doet ontstaan, of wanneer de regels inzake werknemersmedezeggenschap in de lidstaten van de verkrijgende vennootschappen ondanks het aantal werknemers niet in hetzelfde medezeggenschapsniveau voorzien. In dat geval zal de vennootschap met de werknemers onderhandelingen moeten aanknopen om hun medezeggenschap in de verkrijgende vennootschappen vast te stellen. Deze onderhandelingen zullen verplicht zijn en moeten leiden tot regelingen op maat om werknemers te betrekken tenzij, indien binnen zes maanden geen overeenstemming is bereikt, de referentievoorschriften inzake werknemersmedezeggenschap van de bijlage (met name deel 3) bij Richtlijn 2001/86/EG) van toepassing zijn. In overeenstemming met richtlijn 2001/86/EG moeten de onderhandelingen zo snel mogelijk na de bekendmaking van het voorstel tot grensoverschrijdende splitsing worden aangevat. De verkrijgende vennootschappen moeten bij opeenvolgende handelingen zoals fusies, splitsingen of omzettingen gedurende ten minste drie jaar de materiële medezeggenschapsrechten van de werknemers bewaren. De vennootschap zal verplicht zijn de resultaten van de onderhandelingen aan haar werknemers mee te delen.


Artikel 160 sexdecies en artikel 160 septdecies: deze artikelen regelen de rechtmatigheidstoetsing van de grensoverschrijdende splitsing door de bevoegde instantie van de lidstaat die rechtsmacht heeft over de te splitsen vennootschap. Deze lidstaat moet nagaan of de grensoverschrijdende splitsing is verlopen volgens de procedure die onder het nationale recht valt. De regels zijn gebaseerd op de overeenkomstige beginselen van Verordening (EG) nr. 2157/2001 voor Europese vennootschap (SE) en de regels met betrekking tot grensoverschrijdende fusies. De bevoegde instantie van die lidstaat beoordeelt de formele uitvoering van de procedure door de vennootschap en bepaalt daarnaast of er bij de voorgenomen splitsing sprake is van een hierboven bedoelde kunstmatige constructie.


Wanneer de bevoegde instantie ernstig vermoedens heeft dat de grensoverschrijdende omzetting een kunstmatige constructie is, moet zij een diepgaande beoordeling verrichten.


Artikel 160 octodecies stelt bepalingen vast met betrekking tot de toetsing van de besluiten van de nationale bevoegde instantie met betrekking tot de uitgifte of de weigering van uitgifte van het aan de omzetting voorafgaand attest. Er wordt ook ingegaan op de beschikbaarheid van die besluiten via het systeem van gekoppelde registers en de toezending van het aan de omzetting voorafgaand attest aan de lidstaat van bestemming. Deze artikelen maken het gebruik van digitale communicatie tussen registers tevens mogelijk voor de uitwisseling van besluiten van de bevoegde instanties.


Artikel 160 novodecies regelt het toezicht op de rechtmatigheid van de grensoverschrijdende splitsing door elke betrokken lidstaat. De instanties van de verkrijgende vennootschappen controleren met name de oprichtingsvoorschriften en, voor zover van toepassing, de resultaten van de onderhandelingen over werknemersmedezeggenschap.


Artikel 160 vicies stelt de regelingen vast met betrekking tot de registratie van een splitsing en de informatie die moet worden bekendgemaakt. De informatie over de registratie moet automatisch tussen de registers worden uitgewisseld via het systeem van gekoppelde registers.


Artikel 160 unvicies: De wetgeving van de lidstaat van de te splitsen vennootschap bepaalt op welke datum de grensoverschrijdende splitsing van kracht wordt. 


Artikel 160 duovicies: dit artikel beschrijft de gevolgen van de grensoverschrijdende splitsing.


Artikel 160 tervicies: de bepaling stelt dat de lidstaten regels moeten vaststellen met betrekking tot de aansprakelijkheid van de onafhankelijke deskundige.


Artikel 160 quatervicies: de geldigheid van de grensoverschrijdende splitsing kan niet worden aangevochten wanneer de procedure voor de grensoverschrijdende splitsing is nageleefd.


Rapportage en toetsing

Artikel 3: legt de Commissie de verplichting op deze richtlijn te evalueren, en tevens te beoordelen of het haalbaar is regels vast te stellen voor types grensoverschrijdende splitsingen die niet onder deze richtlijn vallen. De lidstaten dragen bij aan het verslag door de relevante gegevens te verstrekken.