Toelichting bij COM(2018)326 - Regels en procedures voor terbeschikkingstelling van eigen middelen op basis van CCCTB, ETS en niet-gerecycleerd kunststof verpakkingsafval, en maatregelen voor kasmiddelen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Doel van dit voorstel is overeenkomstig artikel 322, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie de bepalingen vast te stellen die noodzakelijk zijn om de regels en de procedures te bepalen volgens welke lidstaten de nieuwe eigen middelen ter beschikking stellen van de Commissie. De nieuwe eigen middelen, zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, onder c), d) en e) van het voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie 1 zijn die welke gebaseerd zijn op de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag, het emissiehandelssysteem van de Europese Unie en niet-gerecycleerd kunststof verpakkingsafval. Deze verordening vormt een aanvulling op Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 2 , die van toepassing blijft op de bestaande eigen middelen.

Het voorgestelde nieuwe eigenmiddelenbesluit behoudt en hervormt de bestaande drie eigen middelen: traditionele eigen middelen, een gewijzigde versie van op btw gebaseerde eigen middelen en de eigen middelen die op het bruto nationaal inkomen zijn gebaseerd.

Daarnaast voorziet het voorstel voor het eigenmiddelenbesluit in drie nieuwe eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB), het EU-emissiehandelssysteem (EU-ETS) en niet-gerecycleerd kunststof verpakkingsafval.

Met de in deze verordening voorgestelde praktische regelingen wordt voorzien in de uitvoering van het in het eigenmiddelenbesluit uitgetekende stelsel en de aanvulling van het huidige eigenmiddelenstelsel door het aan te passen aan de nieuwe eigen middelen. De voorgestelde verordening heeft met name betrekking op de berekening, vaststelling en terbeschikkingstelling van de nieuwe eigen middelen, de bewaring van bewijsstukken, administratieve samenwerking, de te voeren boekhouding van de eigen middelen, het tijdstip voor de terbeschikkingstelling van deze middelen en voor het uitvoeren van correcties en regularisaties en in voorkomend geval en bepalingen betreffende de behoefte aan kasmiddelen.

Voorts wordt in het voorstel de berekening vastgesteld van het toepasselijke percentage voor de eigen middelen uit het bruto nationaal inkomen, in aanvulling op artikel 5 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014. Het bedrag van het bruto nationaal inkomen moet worden berekend zodra de bedragen van alle andere eigen middelen en van de financiële bijdragen ten behoeve van de aanvullende programma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling en de overige ontvangsten bekend zijn. Hiermee blijft het aanvullende karakter gegarandeerd van de eigen middelen uit het bruto nationaal inkomen, die zijn ingesteld om de bedragen van de EU-begroting aan te vullen die niet worden bereikt door de andere eigenmiddelen en evenmin door de andere inkomstenbronnen van de EU-begroting.

Op het vlak van hun behandeling in de begrotingscyclus kunnen de eigen middelen in twee groepen worden verdeeld. In de eerste groep vallen sommige ontvangsten die worden geactualiseerd in overeenstemming met de feitelijke ontwikkelingen in een latere fase (te vergelijken met de bedragen die zijn opgenomen in de begroting die bij de aanvang van het begrotingsjaar is vastgesteld), zoals de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde en het bruto nationaal inkomen. In de twee groepen vallen ontvangsten die niet worden geactualiseerd, zoals douaneheffingen. De voorgestelde nieuwe eigen middelen kunnen ook ondergebracht worden in een van deze beide categorieën en vereisen geen wijziging in de procedure. De eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en de bijdrage op niet-gerecycleerd kunststof verpakkingsafval worden geactualiseerd in het licht van daadwerkelijk gerapporteerde en geverifieerde cijfers zodra deze beschikbaar worden. Anderzijds geven de eigen middelen op basis van de veilingopbrengsten van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie in een latere fase geen aanleiding tot actualiseringen of aanpassingen, zoals dit ook het geval is voor douaneheffingen. Met de bijdragen op basis van het bruto nationaal inkomen als 'sluitpost' wordt het begrotingsevenwicht gehandhaafd.

Het Raadgevend Comité wordt volledig betrokken bij de prognose voor alle eigen middelen.

De bepalingen in deze verordening zijn normaal gesproken een afspiegeling van die in Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 en in de gehele tekst wordt verwezen naar deze verordening.

Overeenkomstig artikel 311, vierde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden de bepalingen inzake de terbeschikkingstelling van eigen middelen aangevuld met een verordening tot vaststelling van de uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen van de Unie. Die maatregelen, die niet rechtstreeks verband houden met de terbeschikkingstelling van eigen middelen, zijn opgenomen in het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen 3 , die de huidige Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 zal intrekken en vervangen 4 .

Dit initiatief maakt deel uit van het bredere wetgevingspakket over de eigen middelen dat samen met een verordening inzake het meerjarig financieel kader voor 2021-2027 door de Commissie wordt voorgesteld 5 . Dit pakket bevat naast het reeds genoemde eigenmiddelenbesluit een nieuwe verordening met uitvoeringsmaatregelen voor alle bestaande en nieuwe eigen middelen en een wijziging 6 van de verordening met betrekking tot eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde 7 . Het initiatief maakt geen deel uit van het programma voor gezonde regelgeving.

Het voorgestelde eigenmiddelenbesluit omvat nieuwe eigen middelen en overeenkomstig artikel 6, lid 3, van dit besluit zijn de lidstaten verplicht de in artikel 2, lid 1, onder a), b), c), d), e) en f) bedoelde middelen ter beschikking te stellen van de Commissie overeenkomstig de verordeningen die zijn vastgesteld uit hoofde van artikel 322, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 regelt de bestaande in artikel 2, lid 1, onder a), b) en f), van het besluit bedoelde eigen middelen en de voorgestelde verordening regelt de nieuwe in artikel 2, lid 1, onder c), d) en e), van het besluit bedoelde eigen middelen.

Met het oog op de vaststelling van het toepasselijke percentage voor de aanvullende eigen middelen uit het bruto nationaal inkomen wordt een nieuw artikel voorgesteld, in aanvulling op artikel 5 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014. Overeenkomstig het voorgestelde artikel worden de ontvangsten uit de eigen middelen die zijn gebaseerd op de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting, het emissiehandelssysteem van de Europese Unie en kunststof verpakkingsafval toegevoegd aan de ontvangsten uit de traditionele eigen middelen en de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde om het gedeelte van de begroting te berekenen dat wordt gedekt door de eigen middelen uit het bruto nationaal inkomen.

Het voorstel van de Commissie wordt hierna meer in detail toegelicht in afdeling 5.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De rechtsgrondslag van het eigenmiddelenbesluit is artikel 311, derde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Artikel 311, vierde alinea, en artikel 322, tweede lid, van het Verdrag zijn de rechtsgrondslag voor de handelingen waarbij de uitvoeringsmaatregelen worden bepaald voor het stelsel van eigen middelen en voor de terbeschikkingstelling van deze eigen middelen.

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 322, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Er wordt eveneens naar verwezen in artikel 6 van het nieuwe eigenmiddelenbesluit (artikel 8 van het eigenmiddelenbesluit van 2014 8 ). Het voorstel is een aanvulling op de huidige Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 betreffende de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen. Ten slotte houdt het voorstel verband met de verordening tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen (de huidige Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 en de voorgestelde nieuwe verordening met uitvoeringsmaatregelen).

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

1.

Gezien de aard van de eigen middelen berust hun beheer op de correcte toepassing van andere beleidsterreinen van de Unie:


–traditionele eigen middelen (hoofdzakelijk douanerechten) houden verband met de douane-unie;

–eigen middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde en de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting houden verband met de beleidsterreinen eengemaakte markt en belastingen;

–eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie en kunststof verpakkingsafval houden verband met de beleidsterreinen milieu en klimaatactie.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 322, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Er wordt eveneens naar verwezen in artikel 6 van het nieuwe eigenmiddelenbesluit (artikel 8 van het eigenmiddelenbesluit 2014/335/EU, Euratom).

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Door de aard van de begroting van de Unie en de eigen middelen die de ontvangsten voor deze begroting vormen, moeten het stelsel van eigen middelen en de regelingen voor de terbeschikkingstelling van deze middelen uitgaan van een Uniebrede aanpak, die niet door de lidstaten kan worden tot stand gebracht.

Evenredigheid

Dit voorstel voor een nieuwe verordening vormt een aanvulling op de bestaande bepalingen en voorziet in een aanpassing van deze bepalingen aan de nieuwe eigen middelen. Voor de opname van nieuwe eigen middelen in het eigenmiddelenbesluit is een bijgewerkte wetgeving noodzakelijk die bepalingen bevat over de terbeschikkingstelling van deze nieuwe eigen middelen en die voorziet in de actualisering en verbetering van de bestaande bepalingen.

Aangezien het in het belang van de Unie en van haar lidstaten is dat het systeem van eigen middelen goed werkt, zijn de regels voor de terbeschikkingstelling van de eigen middelen ontworpen met het oog op een vlotte samenwerking tussen de Unie en de lidstaten.

Keuze van het instrument

In artikel 322, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is niet aangegeven welk instrument moet worden gebruikt 9 . Uit hoofde van artikel 8 van Besluit 2014/335/EU, Euratom en artikel 6 van het voorgestelde eigenmiddelenbesluit dienen lidstaten de middelen ter beschikking van de Commissie te stellen 'in overeenstemming met de voorschriften' die op grond van artikel 322, lid 2, VWEU, zijn vastgesteld.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

De toelichting bij het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie bevat meer informatie over de recente verslagen en documenten waarin de noodzaak tot hervorming van het stelsel van de eigen middelen wordt onderzocht.

Derhalve is een nieuwe terbeschikkingstellingsverordening noodzakelijk aangezien in de huidige Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 alleen wordt verwezen naar traditionele eigen middelen en eigen middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde en het bruto nationaal inkomen, terwijl met het voorgestelde eigenmiddelenbesluit nieuwe eigen middelen worden ingevoerd waarvoor bepalingen inzake de terbeschikkingstelling nodig zijn.

Het voorstel volgt bepalingen die reeds van kracht zijn, aangezien het voorstel het bij Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad ingevoerde stelsel aanpast aan de nieuwe eigen middelen. Daarnaast verwijst het ook naar de relevante wetgeving inzake nieuwe eigen middelen en vormt het daar een aanvulling op. Het voorstel is dan ook een voortzetting van het huidige stelsel en een uitbreiding ervan naar de nieuwe eigen middelen.

Dit voorstel houdt geen verband met het programma voor gezonde regelgeving; het is gericht op de lidstaten en niet op micro-ondernemingen of kleine en middelgrote ondernemingen of andere belanghebbenden; het is in beginsel neutraal op het vlak van het sectorale concurrentievermogen van de Unie of internationale handel. Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De gevolgen voor de begroting van dit voorstel en van het wetgevingspakket over de eigen middelen worden toegelicht in een bij dit voorstel gevoegde financieel memorandum. Met de invoering van nieuwe eigen middelen kan het hervormde eigenmiddelenstelsel worden uitgevoerd met hetzelfde niveau van administratieve kredieten en personeelsmiddelen als het huidige stelsel.

5. OVERIGE ELEMENTEN

De toepassing van de eigenmiddelenwetgeving, met inbegrip van de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van eigen middelen, komt op gezette tijden aan de orde in het Raadgevend Comité voor de eigen middelen.

2.

Het Commissievoorstel kan als volgt worden samengevat:


Hoofdstuk I 'Algemene bepalingen'

Artikel 2 van het voorstel, 'Bewaring van bewijsstukken': de bepalingen zijn gelijkluidend aan die van artikel 3 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014, met een onderscheid tussen bepalingen voor eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie (die vergelijkbaar zijn met de bepalingen die gelden voor de traditionele eigen middelen) en de bepalingen voor eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en kunststof verpakkingsafval (die vergelijkbaar zijn met de bepalingen die gelden voor de eigen middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde en het bruto nationaal inkomen).

Artikel 3 van het voorstel, 'Administratieve samenwerking', komt overeen met artikel 4 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014.

Artikel 4 van het voorstel, 'Gevolgen voor de eigen middelen uit het bruto nationaal inkomen' garandeert het aanvullende karakter van de eigen middelen uit het bruto nationaal inkomen. Het is een aanvulling op artikel 5 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 met de vermelding dat het bedrag van eigen middelen uit het bruto nationaal inkomen wordt berekend nadat de som is gemaakt van de ontvangsten uit alle andere - reeds bestaande en nieuwe - eigen middelen. Voorts garandeert dit artikel dat rekening wordt gehouden met in de in het nieuwe eigenmiddelenbesluit toegestane brutokortingen bij de boeking en terbeschikkingstelling van de eigen middelen uit het bruto nationaal inkomen.

Hoofdstuk II 'Boekhouding van de eigen middelen'

Artikel 5 van het voorstel, 'Boeking en verslaglegging', komt overeen met artikel 6 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014, waarbij dit artikel 6 wordt aangepast aan de behoeften van de nieuwe eigen middelen.

Artikel 6 van het voorstel 'Boekhoudkundige correcties voor de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie' komt overeen met artikel 7 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014, waarbij deze eigen middelen worden aangepast aan hetgeen in dit artikel is vastgesteld voor de traditionele eigen middelen, aangezien beide eigen middelen van soortgelijke aard zijn.

Hoofdstuk III 'Berekening van de eigen middelen'

De artikelen 7, 8 en 9 hebben betrekking op de berekeningsmethode voor de eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting, het emissiehandelssysteem van de Europese Unie en kunststof verpakkingsafval. Het hoofdstuk moet worden gelezen in samenhang met artikel 1 van het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie, waarin de toepasselijke afdrachtpercentages worden vastgesteld.

Hoofdstuk IV 'Terbeschikkingstelling van de eigen middelen'

Artikel 10 van het voorstel, 'Schatkist en boekingsregels', komt overeen met artikel 9 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014.

De artikelen 11 en 12 hebben betrekking op de terbeschikkingstelling van de nieuwe eigen middelen. Zoals uiteengezet volgen de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie de bepalingen die gelden voor de traditionele eigen middelen (zie artikel 10 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014). De eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en kunststof verpakkingsafval volgen evenwel de bepalingen die gelden voor de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde en het bruto nationaal inkomen (zie artikel 10 bis van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014).

Artikel 13 van het voorstel, 'Regularisaties van de eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en kunststof verpakkingsafval van vorige begrotingsjaren' voorziet in een aanpassing van de bepalingen van artikel 10 ter van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014, die gelden voor de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde en het bruto nationaal inkomen. Nu worden twee nieuwe eigen middelen opgenomen in de jaarlijkse opmaak van de saldi, waarbij de ramingen worden vergeleken met de eerste feitelijke gegevens. Vervolgens wordt het totale bedrag van de saldi verdeeld tussen de lidstaten overeenkomstig hun aandeel in de bni-middelen (verrekening). In het hoofdstuk wordt ook bepaald dat de correcties of aanpassingen naar aanleiding van de controles op de door de Commissie vastgestelde datum ter beschikking worden gesteld. De bedragen die voortvloeien uit de controleresultaten worden niet opgenomen in de jaarlijkse opmaak van de saldi.

Artikel 14, 'Vervroegde boeking van twaalfden', komt overeen met artikel 10 bis, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 en is van toepassing op de eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en kunststof verpakkingsafval.

Artikel 15 van het voorstel, 'Vertragingsrente' komt overeen met artikel 12 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014. Rente is verschuldigd op elke vertraging bij de terbeschikkingstelling van de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie, zoals dit ook het geval is voor traditionele eigen middelen. Wat betreft de eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting en kunststof verpakkingsafval, is er een volledige lijst van de redenen uit hoofde waarvan rente is verschuldigd, zoals dit ook het geval is met de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde en het bruto nationaal inkomen.

Hoofdstuk V 'Beheer van de kasmiddelen'

Artikel 16, 'Vereisten bij het beheer van kasmiddelen en uitvoering van betalingsopdrachten', verwijst naar de artikelen 14 en 15 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014.

Hoofdstuk VI 'Slotbepalingen'

Artikel 17 van het voorstel, 'Comitéprocedure', bepaalt dat de uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 aan de Commissie moeten worden toegekend.

In artikel 18 van het voorstel, 'Overgangsbepalingen' worden de bepalingen voor de overgangsperiode vastgesteld.

Artikel 19 van het voorstel, 'Inwerkingtreding', bepaalt dat deze verordening in werking moet treden op dezelfde dag als het eigenmiddelenbesluit. De verordening zal met terugwerkende kracht van toepassing zijn vanaf 1 januari 2021 voor de eigen middelen op basis van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie en van het kunststof verpakkingsafval. Wat de eigen middelen op basis van de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting betreft, zijn de bepalingen van toepassing vanaf het tweede jaar na het verstrijken van de omzettingstermijn van de richtlijn betreffende de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting.