Toelichting bij COM(2018)271 - Stelsels voor onderwijs en opvang van hoge kwaliteit voor jonge kinderen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De eerste levensjaren 1 zijn het meest bepalend voor de ontwikkeling van de basiscompetenties en de leerdispositie, welke een grote invloed hebben op latere onderwijs- en arbeidsvooruitzichten en succes en tevredenheid in ruimere zin.

De Europese pijler van sociale rechten 2 bepaalt dat kinderen recht moeten hebben op betaalbare en kwaliteitsvolle vormen van onderwijs en opvang voor jonge kinderen. Verder moeten kinderen uit kansarme milieus recht hebben op specifieke maatregelen die gelijke kansen versterken.

In de mededeling 'De Europese identiteit versterken via onderwijs en cultuur' 3 zet de Commissie haar visie voor een Europese onderwijsruimte uiteen, waar hoogwaardige, inclusieve voorzieningen voor onderwijs, opleiding en onderzoek niet worden belemmerd door grenzen en waar mensen kunnen profiteren van het rijke onderwijsaanbod in de Unie. Onderwijs en opvang van hoge kwaliteit voor jonge kinderen 4 maakt deel uit van deze visie, aangezien het de basis legt voor leren op latere leeftijd 5 en de vorming van identiteit en burgerschap.

Hoogwaardige voorzieningen spelen een doorslaggevende rol bij het verbeteren van de onderwijsresultaten, inclusief de ontwikkeling van sociale competenties. Onderzoek toont aan dat jonge kinderen die deelnemen aan onderwijs en opvang van hoge kwaliteit meer basisvaardigheden verwerven en minder kans lopen op schooluitval 6 . PISA, het OESO-programma voor de internationale beoordeling van leerlingen, toont eveneens aan dat vijftienjarigen die meer dan één jaar kleuteronderwijs volgden, hogere resultaten behaalden voor wiskunde. Leerlingen die geen kleuteronderwijs hadden gevolgd, liepen drie keer zo veel risico om slecht te presteren als leerlingen die meer dan één jaar kleuteronderwijs hadden gevolgd 7 .

Inclusieve vormen van onderwijs en opvang voor jonge kinderen leveren een wezenlijke bijdrage aan het uitvlakken van ongelijkheid en sociale uitsluiting. Zonder kleuteronderwijs van hoge kwaliteit zou al in een vroeg stadium een ontwikkelings- en vaardigheidskloof worden gevormd tussen kinderen met een verschillende sociaal-economische achtergrond 8 . Bijgevolg zou de overdracht van achterstand van generatie op generatie alleen maar worden versterkt. Ervaringen met onderwijs en opvang voor jonge kinderen bieden de kans om achterstand bij kinderen uit kansarme Roma-gemeenschappen alsook bij kinderen met een migratieachtergrond te voorkomen en te verminderen. Onderzoek toont aan dat van de jonge kinderen met een soortgelijke migratieachtergrond, de kinderen die in hun gastland onderwijs en opvang hebben genoten, betere resultaten behalen voor lezen 9 . Bovendien hebben voorzieningen voor onderwijs en opvang van hoge kwaliteit voor jonge kinderen een positieve invloed op de arbeidsparticipatie van ouders en dragen zij duidelijk bij aan het bereiken van meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen.

Dit voorstel voor een aanbeveling van de Raad is bedoeld om lidstaten te ondersteunen bij hun inspanningen om de toegang tot en de kwaliteit van hun stelsels voor onderwijs en opvang voor jonge kinderen te verbeteren, en erkent tegelijkertijd dat lidstaten daarbij de eerste verantwoordelijken zijn. In de aanbeveling wordt getracht om op Europees niveau tot een gezamenlijk inzicht te komen over datgene dat onderwijs en opvang voor jonge kinderen kwaliteitsvol maakt. Er worden instrumenten en beleidsvoorbeelden aangereikt om de lidstaten te ondersteunen in hun ambities om ervoor te zorgen dat hun stelsels en voorzieningen inclusief en van hoge kwaliteit zijn. Een recente beleidsevaluatie 10 toonde aan dat landen met een strategische kwaliteitsbenadering in vergelijking met andere landen meer vooruitgang boeken bij het ontwikkelen en verbeteren van de voorzieningen voor onderwijs en opvang voor jonge kinderen. Toch beschikken maar weinig lidstaten over een kwaliteitskader of een gelijkwaardig beleidsdocument dat deze voorzieningen regelt. Daarom worden in dit voorstel de sleutelelementen van een kwaliteitskader voor onderwijs en opvang voor jonge kinderen voorgesteld die lidstaten kunnen gebruiken als inspiratie voor hun strategische onderbouwing van deze voorzieningen.

In de meeste EU-landen voldoen noch de kwaliteit noch het aantal plaatsen aan de verwachtingen. Op dit moment zijn er in de EU ruim 32 miljoen kinderen onder de leerplichtige leeftijd, maar slechts 15 miljoen van die jonge kinderen volgen onderwijs of gaan naar de opvang 11 . Hoewel het de ouders vrijstaat al dan niet van de voorzieningen gebruik te maken, is de vraag naar plaatsen in Europa groter dan het aanbod.

De Europese benchmark die werd vastgesteld met het oog op het strategische kader voor samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding 12 bepaalde dat ten minste 95 % van de kinderen tussen vier jaar en de leerplichtige leeftijd voor het basisonderwijs moet deelnemen aan kleuteronderwijs. Deze benchmark werd al bijna gehaald 13 . De doelstelling die in 2002 tijdens de Europese Raad in Barcelona werd overeengekomen (met het oog op een betere arbeidsparticipatie van vrouwen) bepaalde dat 33 % van de kinderen jonger dan drie jaar en 90 % van de kinderen tussen drie jaar en de leerplichtige leeftijd toegang moeten hebben tot deze voorzieningen. Een beoordeling van deze doelstellingen wordt samen met dit voorstel gepresenteerd 14 .

De kwaliteit van de voorzieningen is vaak ontoereikend en verschilt sterk in en tussen landen, tussen publieke en private instellingen, tussen stedelijke en landelijke of afgelegen gebieden, en tussen leeftijdsgroepen (0-3 en 3-6 jaar) 15 .

Het gebrek aan beschikbare en betaalbare plaatsen en de lage kwaliteit van de voorzieningen hebben verstrekkende gevolgen 16 . De beperkte beschikbaarheid en/of betaalbaarheid van voorzieningen van hoge kwaliteit vormt met name een groot probleem voor kinderen die met een achterstand geboren worden, vanwege verschillende factoren, zoals armoede, handicap of discriminatie, of omdat ze een Roma- of migratieachtergrond hebben. De kans dat kinderen die opgroeien in armoede of sociale uitsluiting het goed doen op school, gezond zijn en zich later volledig kunnen ontplooien, is in het huidige Europa nog steeds minder groot dan bij kinderen die het beter hebben 17 .

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De behoefte aan een betere toegang tot en kwaliteit van onderwijs en opvang voor jonge kinderen werd eveneens sterk beklemtoond in de mededeling van de Commissie betreffende ontwikkeling van scholen en uitstekend onderwijs 18 en de aanverwante conclusies van de Raad over ontwikkeling van scholen en uitstekend onderwijs 19 .

De aanbeveling van de Commissie 'Investeren in kinderen: de vicieuze cirkel van achterstand doorbreken' 20 benadrukt hoe belangrijk het is dat toegang wordt geboden tot hoogwaardige, inclusieve vormen van onderwijs en opvang voor jonge kinderen, dat de betaalbaarheid ervan wordt gewaarborgd en dat het aanbod ervan wordt afgestemd op de behoeften van gezinnen, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de behoeften van kansarme kinderen.

In januari 2018 heeft de Commissie een voorstel aangenomen voor een aanbeveling van de Raad inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren 21 , waarin wordt verwezen naar onderwijs en opvang voor jonge kinderen en naar het belang van de ondersteuning van de ontwikkeling van competenties in het kleuteronderwijs, met een nadruk op sociale en emotionele competenties.

De Commissie heeft eveneens een voorstel aangenomen voor een aanbeveling van de Raad inzake de bevordering van gemeenschappelijke waarden, inclusief onderwijs en de Europese dimensie in lesgeven 22 . Dit voorstel onderstreept het belang van inclusief onderwijs voor alle leerlingen vanaf een jonge leeftijd.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel hangt nauw samen met de Europese pijler van sociale rechten 23 , die onder beginsel 11 stelt dat kinderen recht hebben op betaalbare en kwaliteitsvolle voor- en vroegschoolse educatie en zorg.

De beschikbaarheid, toegankelijkheid en betaalbaarheid van kinderopvangfaciliteiten van hoge kwaliteit zijn eveneens belangrijke factoren die ouders in staat stellen actief te zijn op de arbeidsmarkt. De vooruitgang die de lidstaten hebben geboekt met betrekking tot de in 2002 door de Europese Raad in Barcelona overeengekomen doelstellingen wordt beoordeeld in een door de Europese Commissie gepubliceerd verslag 24 .

De mededeling over het evenwicht tussen werk en privéleven 25 erkent de behoefte om in heel Europa hoogwaardige formele zorg te verlenen om, met name voor vrouwen, de hindernissen om aan het werk te gaan weg te nemen. Dit kan bijdragen aan het verhogen van de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt en aan de gelijke economische zelfstandigheid van mannen en vrouwen, een prioriteit die werd gesteld in het Strategisch engagement voor gendergelijkheid 2016-2019 van de Commissie 26 . Het initiatief draagt derhalve bij aan de in het Verdrag 27 opgenomen doelstellingen omtrent gelijkheid van mannen en vrouwen wat hun kansen op de arbeidsmarkt betreft en de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid in de Unie.

In het EU-kader voor de nationale strategieën voor integratie van de Roma tot 2020 28 en de aanbeveling van de Raad van 2013 over doeltreffende maatregelen voor integratie van de Roma in de lidstaten 29 worden de lidstaten opgeroepen om de toegang tot en de kwaliteit van onderwijs en opvang voor jonge kinderen te verbeteren, onder meer met gerichte ondersteuning van Roma-kinderen.

Het Actieplan inzake de integratie van onderdanen van derde landen 30 en de mededeling betreffende de bescherming van migrerende kinderen 31 erkennen dat onderwijs en opvang voor jonge kinderen uiterst belangrijk is voor de integratie van families en kinderen uit derde landen. Het initiatief draagt bij tot het wegnemen van de belemmeringen voor de toegang van jongens en meisjes uit derde landen tot kleuteronderwijs te bevorderen, het waarborgen dat alle kinderen de kans krijgen zich volledig te ontplooien en het ondersteunen van de integratie van migrerende kinderen.

Het Europees semester heeft het vraagstuk van onderwijs en opvang voor jonge kinderen naar de voorgrond geschoven en verschillende lidstaten hebben landspecifieke aanbevelingen inzake kinderopvang en inclusief onderwijs ontvangen. De richtsnoeren inzake werkgelegenheid onderstrepen het belang van toegang tot betaalbare en hoogwaardige vormen van onderwijs en opvang voor jonge kinderen. De jaarlijkse groeianalyse 2018 verwijst naar dat belang uit het oogpunt van beleidsmaatregelen voor gelijke kansen, sociale integratie en evenwicht tussen werk en privéleven. Het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2018 verwijst eveneens naar de vooruitgang die de lidstaten op dit gebied hebben geboekt, en ziet in het bijzonder toe op de toegang tot onderwijs en opvang voor jonge kinderen onder drie jaar in het kader van het scorebord van de sociale pijler 32 . Het combineren van werk en gezin moet worden bevorderd, in het bijzonder door toegang te bieden tot langdurige zorg en tot betaalbare en hoogwaardige vormen van onderwijs en opvang voor jonge kinderen.

Ook de Europese structuur- en investeringsfondsen spelen tot slot een belangrijke rol bij het ondersteunen van investeringen in toegankelijke, betaalbare en hoogwaardige infrastructuur en voorzieningen.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het initiatief is in overeenstemming met artikel 165 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. In artikel 165, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie staat dat de Unie bijdraagt tot de ontwikkeling van onderwijs van hoog gehalte door samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en zo nodig door hun activiteiten te ondersteunen en aan te vullen, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud en de opzet van het onderwijsstelsel.

Het initiatief voorziet niet in een uitbreiding van de regelgevingsbevoegdheid van de EU en legt de lidstaten geen dwingende verbintenissen op. De lidstaten bepalen zelf, overeenkomstig de nationale omstandigheden, hoe zij de aanbeveling van de Raad het beste ten uitvoer kunnen leggen.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De Commissie neemt maatregelen om lidstaten verder aan te moedigen om samen te werken op het gebied van onderwijs en opvang voor jonge kinderen 33 , voortbouwend op belangrijke resultaten die al werden behaald, waaronder in het bijzonder het voorstel van de deskundigengroep voor een kwaliteitskader voor onderwijs en opvang voor jonge kinderen van 2014 34 .

Actie op EU-niveau kan een toegevoegde waarde bieden doordat de EU:

·kan gebruikmaken van de kennis en expertise binnen de Unie en de samenwerking kan voortzetten op basis van het voorgestelde kwaliteitskader als gemeenschappelijk referentie-instrument;

·lidstaten verder kan ondersteunen bij hun inspanningen om hun voorzieningen te hervormen;

·lidstaten kan ondersteunen bij hun inspanningen door Europese instrumenten aan te reiken, zoals een reeks kwaliteitsindicatoren.

Evenredigheid

Het voorstel heeft tot doel aanbevelingen uit te werken in overeenstemming met de vijf dimensies van het kwaliteitskader, waaraan mogelijke beleidsreacties op de belangrijkste uitdagingen in de sector worden toegevoegd. De lidstaten kunnen op die manier de aanbeveling van de Raad gebruiken naargelang hun specifieke context. De lidstaten beslissen zelf welke benadering zij zullen volgen om verbeteringen aan te brengen aan hun respectieve stelsels.

Keuze van het instrument

Een aanbeveling van de Raad is een passend instrument op het gebied van onderwijs en opleiding, omdat de EU op dit gebied een ondersteunende bevoegdheid heeft. Het is een instrument dat al vaak voor Europese maatregelen op het gebied van onderwijs en opleiding is gebruikt. Als juridisch instrument duidt een aanbeveling op het belang dat de lidstaten aan de maatregelen in de tekst hechten en biedt een aanbeveling een sterkere politieke grondslag voor samenwerking op dit gebied, met volledige eerbiediging van de bevoegdheid van de lidstaten op het gebied van onderwijs en opleiding.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

In december 2016 woonden 250 deskundigen, beleidsmakers en praktijkmensen de conferentie "A Great start in life! The best possible education in the early years" bij. Bij de voorbereiding van dit voorstel werd naar behoren rekening gehouden met de conclusies van de conferentie 35 . De relevante bevindingen tijdens de openbare raadplegingen over het initiatief voor het evenwicht tussen werk en privéleven 36 en de Europese pijler van sociale rechten 37 werden verder in aanmerking genomen.

De Commissie organiseerde op 31 januari 2018 een gerichte raadpleging van belanghebbenden die volgde op een reeks voorafgaande raadplegingen over voorstellen voor de grondbeginselen van een kwaliteitskader voor onderwijs en opvang voor jonge kinderen 38 . De deelnemers waren vertegenwoordigers van de lidstaten en van tal van maatschappelijke organisaties, zoals organisaties die actief zijn op het gebied van onderwijs en een leven lang leren, organisaties die zich inzetten voor de bescherming en de rechten van het kind, verenigingen voor ouders en gezinnen, netwerken voor de bestrijding van sociale ongelijkheid, bureaus voor personen met speciale onderwijsbehoeften en personen met een handicap, en onderwijsvakbonden. De bijeenkomst van belanghebbenden heeft de algemene benadering bevestigd en toegejuicht en gaf meer inzicht in de actuele uitdagingen en mogelijke oplossingen binnen de sector.

·Belanghebbenden wezen op de behoefte aan sociale integratie en de beschrijving van specifieke groepen kinderen (of gezinnen) opdat deze niet buiten beschouwing worden gelaten. Zij wezen nogmaals op het belang van constante kwaliteit op elke plek, ook in landelijke gebieden, en herhaalden dat de aandacht moet worden gericht op de behoeften van kinderen, dat doelstellingen en doelen moeten worden vastgesteld die zijn afgestemd op de verschillende leeftijden en dat meer nadruk moet worden gelegd op spelenderwijs leren.

·Belanghebbenden gaven ook aan dat het kwaliteitskader niet enkel mag worden beschouwd als instrument om minimumnormen vast te leggen en dat lidstaten moeten worden aangemoedigd om hoogwaardige voorzieningen aan te reiken. De aanbeveling van de Raad moet daarnaast lidstaten of stelsels ondersteunen, en moet de nodige flexibiliteit waarborgen opdat de verschillende landen hun eigen kwaliteitsbenadering kunnen herzien.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De afgelopen twee jaar heeft de Commissie samengewerkt met vooraanstaande deskundigen uit de EU om kwaliteitsfactoren te definiëren 39 en zelfbeoordelingsinstrumenten te ontwikkelen. Andere belangrijke bronnen worden hieronder vermeld:

1) Gegevens over toegang, deelname en kwaliteit worden gehaald bij Eurydice (2016), 'Key Data on Early Childhood Education and Care', de Onderwijs- en opleidingsmonitor (2017) en de OESO (2017), 'Starting Strong V: Key indicators on early childhood education and care'.

2) CARE (Curriculum and Quality Analysis and Impact Review of European Early Childhood Education and Care) (2016), 'Policy Recommendations on quality'. Dit multidisciplinaire Europese onderzoeksproject reikte conclusies en aanbevelingen aan over leerprogramma's, kwaliteit, welzijn, impact, toegang, financiering en beheer, en de rol van professionals.

3) EENEE (2017), 'Benefits of early childhood education and care and the conditions under which they can be obtained'. In dit verslag worden verschillende soorten determinanten voorgesteld die een invloed kunnen hebben op het al dan niet realiseren van deze mogelijke voordelen.

4) NESET (2017), 'Current state of national early childhood education and care quality frameworks, or equivalent strategic policy documents, governing early childhood education and care quality in EU Member States'.

5) Werkdocument van de diensten van de Commissie over de tenuitvoerlegging van de aanbeveling 'Investeren in kinderen' 40 dat samen met de Europese pijler van sociale rechten werd gepubliceerd.

Ook het Europees platform voor investeringen in kinderen reikt empirisch onderbouwde goede praktijken aan voor de tenuitvoerlegging van de aanbeveling 'Investeren in kinderen', evenals geactualiseerde landprofielen over het kinder- en gezinsbeleid in de EU.

Effectbeoordeling

Aangezien de maatregelen de initiatieven van de lidstaten aanvullen en de voorgestelde activiteiten op vrijwillige basis worden uitgevoerd, en gezien de reikwijdte van de verwachte effecten, is er geen effectbeoordeling uitgevoerd. Het voorstel werd wel ontwikkeld op basis van eerdere studies, de raadpleging van de lidstaten en de raadpleging van belanghebbenden.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

Grondrechten

Deze aanbeveling is in overeenstemming met de grondrechten en de beginselen die in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, waaronder het recht op onderwijs, de eerbiediging van de culturele, godsdienstige en taalverscheidenheid, en non-discriminatie. In de aanbeveling worden met name de in artikel 24 vastgelegde rechten van het kind bevorderd, en wordt rekening gehouden met het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, met name met artikel 29, lid 1, punt c), waarin staat dat het onderwijs aan het kind dient te zijn gericht op: het bijbrengen van eerbied voor de ouders van het kind, voor zijn of haar eigen culturele identiteit, talen en waarden, voor de nationale waarden van het land waar het kind woont, het land waar het is geboren, en voor andere beschavingen dan de zijne of hare 41 . Deze aanbeveling moet worden toegepast overeenkomstig deze rechten en beginselen.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De in deze aanbeveling voorgestelde maatregelen met gevolgen voor de begroting zullen worden gesteund uit de bestaande middelen van het Erasmus+-programma en eventueel ook Horizon 2020 of Europese structuur- en investeringsfondsen, op voorwaarde dat de bepalingen van de betrokken basishandelingen voorzien in zulke steun. Dit initiatief doet geen afbreuk aan de onderhandelingen over het volgende meerjarig financieel kader en toekomstige programma's.

Er zijn geen aanvullende middelen uit de EU-begroting nodig.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De vooruitgang wordt opgevolgd aan de hand van vergaderingen van de onlangs in het kader van Onderwijs en opleiding 2020 opgerichte werkgroep voor onderwijs en opvang voor jonge kinderen, die een forum aanreikt voor wederzijds leren en de uitwisseling van goede praktijken.

Het Europees semester blijft een cruciaal instrument om het aanbod aan voorzieningen voor onderwijs en opvang van goede kwaliteit voor jonge kinderen op te volgen, ook met betrekking tot de Barcelona-doelstelling 42 , en zal verdere richtsnoeren verstrekken aan de lidstaten, in voorkomend geval onder meer aan de hand van landspecifieke aanbevelingen.

Een mogelijke nieuwe benchmark voor de voorzieningen voor onderwijs en opvang voor jonge kinderen zal verder met de lidstaten worden besproken. Daarbij kan worden gedacht aan een mogelijke herziening van de Barcelona-doelstelling voor de voorziening van formele kinderopvang, mogelijke benchmarking in het kader van het Europees semester, en de herziening van de benchmark die werd gedefinieerd in het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (Onderwijs en opleiding 2020) 43 .

De Commissie zal verslag uitbrengen aan de Raad over de vorderingen bij de tenuitvoerlegging van de aanbeveling in overeenstemming met de verslagleggingsmodaliteiten van het strategisch kader voor samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Niet van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

1.

Bepalingen van de lidstaten


In het voorstel wordt aanbevolen dat de lidstaten de toegang tot en de kwaliteit van de voorzieningen voor onderwijs en opvang voor jonge kinderen verbeteren. In de bijlage bij het voorstel wordt een EU-kwaliteitskader voor onderwijs en opvang voor jonge kinderen naar voren geschoven.

De lidstaten worden in het voorstel uitgenodigd om de belangrijkste uitdagingen van hun sectoren van onderwijs en opvang voor jonge kinderen aan te pakken. Het voorstel omvat beleidsmogelijkheden die:

·waarborgen dat voorzieningen voor onderwijs en opvang voor jonge kinderen toegankelijk, betaalbaar en inclusief zijn;

·de professionalisering van het personeel ondersteunen, afhankelijk van de bestaande niveaus van vakbekwaamheid en de arbeidsomstandigheden;

·de ontwikkeling van leerprogramma's voor jonge kinderen stimuleren opdat ze tegemoetkomen aan de welzijns- en onderwijsbehoeften van kinderen;

·een transparante opvolging en evaluatie van de voorzieningen aanmoedigen op alle bestuursniveaus;

·instaan voor een toereikende financiering en een rechtskader voor de voorzieningen, waarbij onder meer nationale of regionale op maat gemaakte kwaliteitskaders voor onderwijs en opvang voor jonge kinderen worden ontwikkeld en onderhouden.

2.

Bepalingen van de Commissie


In de aanbeveling wordt voorgesteld de volgende voornemens van de Commissie toe te juichen:

·de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken tussen lidstaten in het licht van het strategisch kader voor samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020 - Onderwijs en opleiding 2020) te vergemakkelijken;

·financiële middelen van de Europese Unie beschikbaar te stellen ter ondersteuning van de verbetering van de beschikbaarheid en kwaliteit van de voorzieningen, met name via het Erasmus+-programma en de Europese structuur- en investeringsfondsen;

·naar aanleiding van de raadplegingen met lidstaten voor te stellen om de benchmark Onderwijs en opleiding 2020, de Barcelona-doelstellingen evenals de mogelijke benchmarking van onderwijs en opvang voor jonge kinderen in het kader van het Europees semester en de tenuitvoerlegging van de pijler van sociale rechten te herzien.