Toelichting bij COM(2018)337 - Minimumeisen voor hergebruik van water

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2018)337 - Minimumeisen voor hergebruik van water.
bron COM(2018)337 NLEN
datum 28-05-2018
1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Water geldt binnen de EU als schaarse hulpbron: een derde van het EU-grondgebied wordt geconfronteerd met watertekort. Als gevolg van de toenemende vraag onder de bevolking en vanwege klimaatverandering zal de toereikende kwantitatieve en kwalitatieve beschikbaarheid van water in de toekomst alleen nog maar een groter probleem worden voor Europa. De onttrekking van overmatige hoeveelheden water, in het bijzonder ten behoeve van irrigatie in de landbouwsector 1 , maar ook voor industrieel gebruik en stadsontwikkeling, vormt een van de grootste risico's voor de watersituatie binnen de EU, terwijl de beschikbaarheid van water van een geschikte kwaliteit een cruciale voorwaarde is voor groei in economische sectoren die van water afhankelijk zijn, en voor de samenleving in het algemeen. De gevolgen die de periode van droogte in 2003 heeft gehad voor de economie — en die met name voelbaar waren in de mediterrane landen, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk — is geschat op minstens 8,7 miljard EUR, gemeten als geschatte verliezen die rechtstreeks aan de droogte te wijten waren (EC, 2007). Naast de onmiddellijke effecten van droogte zoals landbouw- en infrastructurele schade kunnen minder rechtstreekse effecten zoals terughoudendheid om te investeren in een risicogebied eveneens serieuze economische gevolgen met zich meebrengen.

De frequentie en intensiteit van droogten en de daardoor veroorzaakte schade aan het milieu en de economie zijn als gevolg van klimaatverandering in de afgelopen dertig jaar drastisch toegenomen. Tussen 1976 en 2006 is het aantal door droogte getroffen mensen en gebieden met bijna 20 % toegenomen en bedroegen de totale kosten van die droogten 100 miljard EUR (EC, 2012). De droogteperioden van de zomer van 2017 kunnen dienen als nadere illustratie van de omvang van de economische schade; alleen al de Italiaanse landbouwsector voorspelde een verlies van 2 miljard EUR 2 . Naar verwachting zal deze trend aanhouden met dien verstande dat waterschaarste niet langer beperkt zal blijven tot een paar uithoeken in Europa, maar vandaag de dag al een kopzorg is voor de hele EU met beduidende gevolgen voor het milieu en de economie. Dit kan op zijn beurt een nadelige uitwerking hebben op het concurrentievermogen en de doelmatige werking van de interne markt. Als antwoord op dit probleem dienen de watervoorraden in Europa efficiënter te worden beheerd. De mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over waterschaarste en droogte 3 stelt een hiërarchie van maatregelen vast die lidstaten in overweging zouden moeten nemen bij het beheer van waterschaarste en droogte, waarbij de Commissie benadrukt dat waterbesparing prioriteit dient te krijgen en alle mogelijkheden van een efficiënter watergebruik dienen te worden verkend. In het kader van een integrale benadering van waterbeheer biedt — naast het zuiniger omspringen met water — gezuiverd afvalwater afkomstig van stedelijke afvalwaterzuiveringsinstallaties een betrouwbaar alternatief voor diverse doeleinden. Van die doeleinden heeft die van landbouwirrigatie het grootste potentieel wat betreft een bredere toepassing van hergebruikt water en wat betreft de bijdrage aan de bestrijding van waterschaarste in Europa. Het hergebruiken van gezuiverd afvalwater heeft doorgaans geringere milieueffecten dan bijvoorbeeld de omleiding of ontzilting van water, en biedt een scala aan voordelen voor het milieu, de economie en de maatschappij. Een ander effect is dat hierdoor de levenscyclus van water wordt verlengd, waardoor watervoorraden worden gespaard, hetgeen geheel conform de doelstellingen van de circulaire economie is. Het moge duidelijk zijn dat hergebruik van water alleen, als enige maatregel, niet voldoende zou zijn om waterschaarste in de EU op te lossen, maar er is nog veel ruimte om het hergebruik te verhogen, en de mate van hergebruik verschilt bovendien per lidstaat sterk.

De algemene doelstelling is om — in het kader van de aanpassing aan klimaatverandering — bij te dragen aan de strijd tegen waterschaarste in de hele EU, met name door een bredere toepassing van hergebruikt water, in het bijzonder voor landbouwirrigatie, waar dit maar relevant en kosteneffectief is, zonder afbreuk te doen aan een hoog niveau van volksgezondheid en milieubescherming. Het vaststellen van geharmoniseerde minimumeisen (met name belangrijke parameters voor referentiepathogenen) voor de kwaliteit van teruggewonnen water en het monitoren zullen, in combinatie met geharmoniseerde risicobeheertaken, zorgen voor een gelijk speelveld voor iedereen die bij hergebruik van water betrokken is en voor alle getroffenen, verhinderen dat het vrije verkeer van landbouwproducten die zijn geïrrigeerd met teruggewonnen water wordt belemmerd, waarborgen dat gezondheid en milieu worden beschermd en zullen daarmee ook zorgen voor een groter vertrouwen in het hergebruik van water. Het voorgestelde instrument kan ertoe leiden dat naar schatting 6,6 miljard m3 per jaar aan hergebruikt water voor landbouwirrigatie wordt gebruikt, ten opzichte van 1,7 miljard m3 per jaar zonder EU-rechtskader. Hergebruik van meer dan 50 % van het totale watervolume afkomstig van afvalwaterzuiveringsinstallaties in de EU dat in theorie beschikbaar is voor irrigatie zal zorgen voor dat er meer dan 5 % minder water wordt onttrokken aan waterlichamen en grondwater, wat op zijn beurt zal leiden tot een daling van het totale watertekort met ruim 5 %. Door nu op te treden kunnen we watertekort, waar dit vandaag de dag in de EU inmiddels realiteit is, helpen verminderen en worden ook exploitanten en boeren in die delen van de EU die in de komende jaren en decennia in toenemende mate zullen worden geconfronteerd met watertekort ook erop voorbereid om in actie te komen.

In de mededeling van de Commissie 'Een blauwdruk voor het behoud van de Europese wateren' (COM(2012) 673) werd de noodzaak reeds erkend om het probleem op EU-niveau te benaderen. Uit een controle van de resultaatgerichtheid van het zoetwaterbeleid van de EU (SWD(2012) 393), waarvan de uitkomsten werden gepubliceerd in november 2012 en die mede als basis diende voor de blauwdruk, kwam als slotsom naar voren dat 'er meer gebruik moet worden gemaakt van alternatieve watervoorzieningsmogelijkheden met een gering milieueffect' om waterschaarste aan te pakken. In de mededeling van de Commissie "Maak de cirkel rond — Een EU-actieplan voor de circulaire economie" (COM(2015) 614), werd een aantal maatregelen geopperd om hergebruik van water te stimuleren. Een daarvan behelsde de voorbereiding van een wetgevingsvoorstel inzake minimumeisen voor hergebruik van water voor irrigatie en de aanvulling van grondwater. Dit voorstel is opgenomen in het werkprogramma van 2017 en 2018 van de Europese Commissie aangezien het bijdraagt aan de beleidsprioriteiten van de Commissie ter bevordering van een meer circulaire economie. Daarnaast kan het voorstel dienen als aanvulling op de voorgenomen modernisering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. 4 Ten slotte draagt de voorgestelde verordening bij aan de uitvoering door de EU van de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (SDG's of Sustainable Development Goals), in het bijzonder SDG 6 inzake schoon water en sanitaire voorzieningen, waarin als doel is gesteld om vóór 2030 een substantiële toename van recycling en veilig hergebruik van water te realiseren.

In zijn conclusies inzake de mededelingen van de Commissie over de blauwdruk en de circulaire economie en in zijn conclusies over duurzaam waterbeheer (11902/16) nam de Raad met belangstelling kennis van het voornemen om te komen tot een nieuw wetgevingsvoorstel met betrekking tot hergebruik van water. Voorts riepen het Europees Parlement in zijn resolutie van september 2015 over het vervolg op het Europees burgerinitiatief Right2Water en het Comité van de Regio's in zijn advies van december 2016 over 'Een doeltreffend waterbeheersysteem: een benadering van innovatieve oplossingen' de Commissie op om een rechtskader op te stellen inzake hergebruik van water.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Momenteel wordt hergebruik van water specifiek vermeld en aangemoedigd in bepalingen van twee bestaande EU-instrumenten. Daarin staan echter geen specifieke voorwaarden vermeld voor hergebruik.

·De kaderrichtlijn water (2000/60/EG, KRW): in bijlage VI, deel B van deze kaderrichtlijn wordt hergebruik van water genoemd als een van de mogelijke aanvullende maatregelen;

·De richtlijn behandeling stedelijk afvalwater (91/271/EEG, UWWTD): waarvan artikel 12 bepaalt dat — als deelvoorwaarde voor lozingen van afvalwater "gezuiverd afvalwater [indien mogelijk dient] te worden hergebruikt. De afvoertrajecten dienen van dien aard te zijn dat de nadelige gevolgen voor het milieu minimaal zijn.".

In de kaderrichtlijn water wordt de aanpak van waterschaarste als een van de belangrijkste aspecten van waterbeheer aangemerkt. In deze wettekst wordt onder meer als centraal doel geformuleerd om uiterlijk in 2015 een goede toestand van de wateren in Europa te hebben bereikt. Volgens de kaderrichtlijn worden lidstaten geacht om een beeld te geven van de toestand van hun water aan de hand van de belasting door menselijke activiteit en "maatregelenprogramma's" in te stellen om de beoogde goede toestand te bereiken. Deze programma's maken deel uit van stroomgebiedbeheerplannen, die om de zes jaar dienen te worden geëvalueerd en aan de Europese Commissie te worden gerapporteerd. In 2007 werd in het EU-beleid inzake waterschaarste en droogte (COM(2007) 414) uitvoeriger ingegaan op de inpassing van planning inzake waterschaarste in stroomgebiedbeheerplannen, waaronder het vaststellen van gepaste waterprijzen en ecologische vereisten voor rivieren. In de kaderrichtlijn werd gedetailleerd de hiërarchie van maatregelen beschreven die lidstaten in overweging dienen te nemen in verband met het beheer van waterschaarste en droogte, waarbij maatregelen voor waterbesparing en -efficiëntie prioriteit verdienen en aanvullende infrastructuren voor watervoorziening alleen als optie in beeld komen als alle overige opties zijn uitgeput. De voorgestelde verordening inzake hergebruik van water moet worden gezien binnen een dergelijke integrale benadering van waterbeheer. Daarnaast zal de voorgestelde verordening een aanvulling zijn op de richtlijn behandeling stedelijk afvalwater.

Een voorstel voor een verordening zou — zonder afbreuk te doen aan het niveau van milieubescherming — een coherente aanvulling zijn op het bestaande EU-rechtskader inzake water, met name:

·de kaderrichtlijn water, de grondwaterrichtlijn, de richtlijn milieukwaliteitsnormen, de richtlijn behandeling stedelijk afvalwater, de zuiveringsslibrichtlijn, de kaderrichtlijn afvalstoffen, de verordening inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen, en de nitratenrichtlijn;

·voedselveiligheid, met name de verordening inzake levensmiddelenhygiëne.


Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De algemene doelstelling van het voorstel stemt geheel overeen met het 7e Milieuactieprogramma 5 en, op mondiaal niveau, met Agenda 2030 van de Verenigde Naties voor duurzame ontwikkeling en met de verwezenlijking van duurzame-ontwikkelingsdoelstelling nr. 6 'Verzeker toegang tot water en sanitaire voorzieningen voor iedereen', in het bijzonder ten aanzien van de volgende twee doelen:

·de waterkwaliteit tegen 2030 verbeteren door verontreiniging te beperken, de lozing van gevaarlijke chemicaliën en materialen een halt toe te roepen en de uitstoot ervan tot een minimum te beperken, het aandeel van onbehandeld afvalwater te halveren en recyclage en veilige hergebruik wereldwijd aanzienlijk te verhogen;

·de efficiëntie van het watergebruik in alle sectoren tegen 2030 aanzienlijk te verhogen en het duurzaam winnen en de beschikbaarheid van zoetwater te garanderen om een antwoord te bieden op de waterschaarste en om het aantal mensen dat gebukt gaat onder waterschaarste aanzienlijk te verminderen.

Het voorstel is bedoeld om bij te dragen aan de tenuitvoerlegging van een aantal andere EU-beleidslijnen, in het bijzonder beleid op het gebied van aanpassingen aan klimaatverandering en ramppreventie en het vlaggenschipinitiatief 'Efficiënt gebruik van hulpbronnen' in het kader van de Europa 2020-strategie.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 192, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (oud artikel 175 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap), aangezien de primaire doelstelling als volgt luidt: het behoud, de bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, de bescherming van de gezondheid van de mens, bijdragen aan een behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen en bevordering van maatregelen op internationaal niveau om het hoofd te bieden aan regionale en mondiale milieuproblemen en in het bijzonder het tegengaan van klimaatverandering. Van het voorstel wordt tevens verwacht dat daarmee een bijdrage wordt geleverd aan de werking van de interne markt.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De EU en de lidstaten bezitten een gedeelde bevoegdheid om milieu en gezondheid op het gebied van water te reguleren. Dit betekent dat de EU alleen wetgevende bevoegdheden heeft voor zover de verdragen dit toestaan en met inachtneming van de beginselen van noodzakelijkheid, subsidiariteit en evenredigheid.

De doelstellingen van deze verordening, te weten de bescherming van het milieu en de gezondheid van de mens tegen nadelige gevolgen van eventuele verontreiniging van teruggewonnen water, worden gerealiseerd door het vaststellen van minimumeisen voor waterkwaliteit, controles en preventieve maatregelen en de belangrijkste risicobeheertaken op Unieniveau.

Ten aanzien van milieubescherming is het op EU-niveau treffen van maatregelen voor waterbeheer eveneens gerechtvaardigd, aangezien 60 % van de rivieren binnen de EU grensoverschrijdend zijn en door minimaal 2 en maximaal 19 landen (Donau) lopen; het is daarom niet voldoende wanneer er door een of een paar lidstaten maatregelen worden getroffen, bijvoorbeeld met betrekking tot kwantitatieve aspecten van waterbeheer en grensoverschrijdende waterverontreiniging. Bovendien zullen de technische belemmeringen voor hergebruik van water en de daarmee gepaard gaande kosten waarschijnlijk onnodig hoog uitvallen als lidstaten ieder voor zich handelen.

Dat de EU zelf met maatregelen komt op het gebied van hergebruik van water voor landbouwirrigatie is gerechtvaardigd om te voorkomen dat er in verschillende rechtsgebieden andere eisen gelden, waardoor een ongelijk speelveld ontstaat (bijv. tussen boeren en telers) en er hindernissen voor de interne markt worden opgeworpen, in het bijzonder voor primaire landbouwproducten. Daarnaast kunnen verschillen in voorschriften ook worden gebruikt als argument om de invoer van voedingsproducten uit lidstaten waarvan wordt vermoed dat die minder strenge eisen hanteren, te beperken, zoals het geval was tijdens de uitbraak van de E. coli-bacterie in 2011 6 . De huidige situatie is geen garantie voor een gelijk speelveld voor de voedselproducenten uit verschillende landen; in het huidige EU-regelgevingskader blijven de specifieke modaliteiten van met gezuiverd afvalwater geïrrigeerde landbouwproducten vooralsnog buiten beschouwing. Dat dergelijke belemmeringen op EU-niveau worden aangepakt, rekening houdend met EU-beleid inzake voedselveiligheid, gezondheid, landbouw, klimaat en energie, is dan ook gepast.

Dat de EU maatregelen treft is verder gerechtvaardigd omdat verschillende en wisselende voorschriften in afzonderlijke rechtsgebieden een belemmering vormen voor de totstandkoming van een gelijk speelveld voor investeringen op het gebied van innovatie en hergebruik van water. Het is onwaarschijnlijk dat nationale toezichthouders in staat zullen zijn de harmonisatie van hun regelgevingsvereisten te coördineren, omdat het aantal betrokken lidstaten te groot is, en toeneemt.

Evenredigheid

De voorgestelde verordening inzake minimumeisen voor hergebruik van water, in het bijzonder voor landbouwirrigatie is, samen met andere maatregelen van niet-regelgevende aard, zoals vermeld in het actieplan voor de circulaire economie, een evenredig antwoord op de doelstelling om de ontwikkeling van een veilig hergebruik van gezuiverd afvalwater te stimuleren. De voorgestelde verordening gaat niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. NB: het recht van de lidstaten om te bepalen hoe sterk hergebruik van water wordt aangemoedigd, blijft onverlet.

Gezuiverd afvalwater kan voor velerlei doeleinden worden gebruikt. In de mededeling van de Commissie "Maak de cirkel rond — Een EU-actieplan voor de circulaire economie" (COM/2015/614) en in de effectbeoordeling werd landbouwirrigatie aangemerkt als het belangrijkste potentiële deel van de vraag naar hergebruikt water, met het grootste potentieel wat betreft een grotere marktacceptatie, vermindering van schaarste en EU-relevantie.

Keuze van het instrument

In de effectbeoordeling voor dit voorstel zijn alle rechtsinstrumenten in aanmerking genomen: wijziging van een van de bestaande richtlijnen, een nieuwe richtlijn of verordening, of richtsnoeren.

Bij het overwegen van nieuwe wetgeving inzake het hergebruik van water is gekeken naar de mogelijkheid van wijziging van het bestaande kader waarin hergebruik van water reeds wordt genoemd, en met name de richtlijn behandeling stedelijk afvalwater. Een gewijzigde of nieuwe richtlijn zou echter door alle lidstaten omgezet moeten worden in de nationale wetgeving. Hergebruik van water is weliswaar een veelbelovende mogelijkheid voor veel lidstaten, maar slechts zes (Cyprus, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië en Portugal) hebben momenteel voorschriften voor hergebruik van water geïmplementeerd (in wetgeving of in nationale normen van niet-regelgevende aard). Een gewijzigde of een nieuwe richtlijn zou door alle lidstaten in nationale wetgeving omgezet moeten worden, en zou de nodige flexibiliteit moeten bieden voor de omzetting van de eisen. Hoewel op deze manier rekening wordt gehouden met de verschillen binnen de EU, zou dit een ernstige beperking betekenen niet alleen voor het behalen van de doelstellingen, en dan in het bijzonder ten aanzien van de minimale mate van harmonisatie van de vereisten voor teruggewonnen water en de methodiek voor het uitvoeren van risicobeheer, maar ook voor het tot stand brengen van een gemeenschappelijk gelijk speelveld. Op deze beperking werd reeds gewezen in de effectbeoordeling van de 'Blauwdruk voor het behoud van de Europese wateren', waarin een verordening uiteindelijk de enige beleidsoptie op het gebied van regelgeving was die gedetailleerd werd geëvalueerd. Flexibiliteit ten behoeve van aanpassing aan de lokale context, wat het voornaamste argument lijkt voor een richtlijn of wijziging van een richtlijn, kan worden bereikt met andere middelen, met name de voorgestelde invoering van een gemeenschappelijk risicobeheer.

Ten aanzien van de vorm van het rechtsinstrument komt uit de effectbeoordeling naar voren dat zowel een richtlijn als een verordening een geschikt instrument zou kunnen zijn, met elk zijn eigen voor- en nadelen. Een verordening is geschikter voor het stimulerende karakter van het initiatief, in het bijzonder voor die lidstaten waar het hergebruik van water nuttig lijkt of waar sterke zakelijke belangen spelen om technologieën voor hergebruik van water te ontwikkelen. Een richtlijn zou meer flexibiliteit voor strengere nationale eisen kunnen bieden, terwijl alle lidstaten in hogere mate worden belast met een omzettingsplicht, ondanks het feit dat hergebruik van water momenteel niet voor alle lidstaten relevant is.

2.

Uiteindelijk is gekozen voor de verordening als meest aangewezen rechtsinstrument om de doelstellingen te behalen, en wel om de volgende redenen:


·een verordening is niet alleen rechtstreeks van toepassing op lidstaten, maar ook op het bedrijfsleven, waarmee de marktacceptatie wordt bevorderd, mogelijk zelfs in die lidstaten waar waterschaarste vooralsnog geen probleem is, maar waar wel goede 'groene' technologieën worden geproduceerd. Dit zou een positieve uitwerking kunnen hebben op onderzoek en innovatie en op de ontwikkeling van de beste technologieën en nieuwe zakelijke kansen op de interne markt;

·een verordening treedt veel sneller in werking dan een eventuele toekomstige wijziging van de richtlijn behandeling stedelijk afvalwater (waarvoor de afronding van de lopende evaluatie staat gepland in 2019; een eventueel later wetgevingsvoorstel tot wijziging is alleen mogelijk na een effectbeoordelingsprocedure), waardoor de primaire doelstelling — waterschaarste aanpakken — eerder wordt gerealiseerd.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

In de mededeling van de Commissie 'Een blauwdruk voor het behoud van de Europese wateren' (COM(2012) 673) werd de noodzaak reeds erkend om het probleem op EU-niveau te benaderen. In een controle van de resultaatgerichtheid van het zoetwaterbeleid van de EU (SWD(2012) 393), waarvan de uitkomsten werden gepubliceerd in november 2012 en die mede aan de basis heeft gestaan van de blauwdruk, is geëvalueerd in hoeverre de maatregelen die op het gebied van milieu en andere beleidsterreinen zijn getroffen de doelstellingen hebben bereikt die reeds in het kader van het waterbeleid waren overeengekomen. Ook werden hierin de voornaamste aan te vullen leemten in kaart gebracht om milieudoelstellingen efficiënter te verwezenlijken. Ten aanzien van het hergebruik van afvalwater kwam uit de controle van de resultaatgerichtheid als slotsom naar voren dat 'er meer gebruik moet worden gemaakt van alternatieve watervoorzieningsmogelijkheden met een gering milieueffect' om waterschaarste aan te pakken.

Raadpleging van belanghebbenden

Het raadplegingsproces voor een eventueel nieuw EU-initiatief voor hergebruik van water ging van start in 2012 en werd tot juli 2017 in diverse vormen voortgezet — zowel georganiseerd als ad hoc. De uitvoering van de raadplegingsstrategie omvatte het verzamelen en analyseren van inbreng afkomstig van vele verschillende belanghebbenden en twee openbare raadplegingen via het internet.

Op de eerste openbare raadpleging via het internet liep van 30 juli tot 7 november 2014 kwamen 506 reacties. De tweede raadpleging via het internet liep van 28 oktober 2016 tot 27 januari 2017 en was gericht op de meer gedetailleerde beleidsopties om minimumeisen vast te stellen voor hergebruikt water voor irrigatie en grondwateraanvulling. In totaal werden daarop 344 reacties ontvangen. In de openbare raadplegingen via het internet in 2016 en 2014 was 60 % tot 80 % van alle respondenten voorstander van een EU-regelgevingskader. Daarnaast was ruim 80 % van de respondenten bij de openbare raadpleging via het internet van 2014 van mening dat wettelijk verplichte minimumnormen voor hergebruik van water een doeltreffend middel is om de veiligheid voor gezondheid en milieu te waarborgen. De respondenten die het meest voorstander zijn van een EU-verordening als instrument zijn, in beide raadplegingen, vertegenwoordigers van private ondernemingen uit de sanitaire sector, de drinkwatersector, de voedingsindustrie en de milieusector, en/of afkomstig uit zuidelijke EU-lidstaten.

Onder de respondenten wordt hergebruik van water algemeen gezien als een goede optie voor irrigatiedoeleinden of voor het aanvullen van watervoerende lagen met betrekking tot de beschikbaarheid van watervoorraden, in het kader van watertekort of waterschaarste, niet-duurzame wateronttrekkingen en klimaatverandering (perceptie van meer dan 70 % van de respondenten uit alle en binnen de verschillende categorieën respondenten). Daarnaast heeft een groot aantal respondenten ook oog voor de bijdrage die het hergebruik van water kan leveren als het gaat om de kwaliteit van waterlichamen, door verzilting van grondwater te voorkomen. Verder ziet een aantal respondenten hergebruik van water ook als een manier om efficiënter met hulpbronnen om te gaan, innovatie te stimuleren en bij te dragen aan bodembemesting, hoewel deze voordelen minder groot werden geacht dan de eerdergenoemde.

Anderzijds zijn respondenten veel minder snel bewust van de kostenbesparingen voor overheden, toegenomen inkomsten, of energie- en CO2-besparingen als gevolg van hergebruik van water. De analyse per categorie respondenten laat in het bijzonder zien dat landen die regelmatig te maken hebben met watertekort en zuidelijke EU-lidstaten significant vaker de voordelen zien en ook significant vaker meer voordelen zien dan andere categorieën respondenten. Er bestaat onder de respondenten uit de sanitaire sector, drinkwatersector, milieusector en economische sector brede consensus ten aanzien van deze voordelen.

Onder respondenten heerst algemene overeenstemming over de veiligheid van hergebruikt water vergeleken met water uit rivieren: bijna 70 % van de respondenten beschouwt hergebruikt water als minstens even veilig. Respondenten uit zuidelijke EU-lidstaten en landen die regelmatig te maken hebben met watertekorten zijn significant vaker geneigd om hergebruikt water voor zowel irrigatie als het aanvullen van watervoerende lagen te zien als minstens even veilig als alternatieve bronnen (rivieren of grondwater) dan respondenten uit oostelijke en noordelijke EU-lidstaten, die hergebruikt water in dezelfde verhoudingen als minder veilig beschouwen. Respondenten van private ondernemingen blijken veruit de meest positieve perceptie te hebben ten aanzien van de veiligheid van hergebruikt water vergeleken met andere soorten organisaties, met de kanttekening dat zij voor 68 % werkzaam zijn in de drinkwatersector en sanitaire sector.

De inbreng van de verschillende doelgroepen belanghebbenden 7 staat vermeld in bijlage II — Samenvattend verslag inzake de raadplegingsactiviteiten van het effectbeoordelingsverslag. De ontvangen inbreng en bevindingen zijn gebruikt bij het opstellen van de effectbeoordeling en het actualiseren van de wetenschappelijke basis voor het huidige voorstel (het verslag van het JRC in bijlage 7 van het effectbeoordelingsverslag), en zijn daarnaast ook gebruikt voor het besluitvormingsproces met het oog op een voorstel voor een verordening inzake hergebruik van water op EU-niveau.

1.

Raadpleging van deskundigen in lidstaten en organisaties van belanghebbenden


De raadpleging vond plaats in het kader van de gemeenschappelijke uitvoeringsstrategie voor de uitvoering van de kaderrichtlijn water (KRW). Hergebruik van water werd besproken tijdens zes vergadersessies van de voormalige Werkgroep maatregelenprogramma's (september en november 2013, maart en oktober 2014, maart en oktober 2015). Het werkprogramma voor de gemeenschappelijke uitvoeringsstrategie voor 20162018 omvatte onder meer een speciale activiteit in verband met hergebruik van water en een ad-hoctaakgroep die de ontwikkeling van verwante maatregelen begeleidde. Deze taakgroep kwam regelmatig bijeen 8 .

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Het wetsvoorstel is, net als de effectbeoordeling, gebaseerd op een grote hoeveelheid ondersteunend bewijs, zoals staat vermeld in het werkdocument van de diensten van de Commissie inzake de effectbeoordeling. De belangrijkste informatiebronnen voor de effectbeoordeling van de voorgestelde verordening waren de effectbeoordeling uit 2012 van de blauwdruk en latere ondersteunende studies, en de door het JRC ontwikkelde wetenschappelijke basis (minimumkwaliteitseisen) samen met door het JRC ontwikkelde hydrologische modellen. Bovendien zijn er specifieke aspecten beoordeeld, te weten de effecten op innovatie en territoriale effecten.

Met het oog op de uitwerking van het huidige voorstel heeft het JRC als aanzet de beschikbare wetenschappelijke, technische en juridische kennis over hergebruik van water voor landbouwirrigatiedoeleinden en voor het aanvullen van watervoerende lagen bestudeerd. De documenten waarop de voorgestelde minimumkwaliteitseisen zijn gebaseerd, zijn de volgende:

·het regelgevingskader op EU-niveau inzake de bescherming van de volksgezondheid en het milieu;

·de in de verschillende lidstaten van toepassing zijnde wetgeving en richtsnoeren inzake hergebruik van water en de ervaring van die lidstaten met systemen voor hergebruik van water;

·mondiale referentierichtsnoeren en -voorschriften inzake hergebruik van water;

·aanvullende wetenschappelijke referenties die voor het onderwerp van belang werden geacht.

Tijdens het uitwerken van de wetenschappelijke basis voor dit voorstel hanteerde het JRC een gefaseerde raadplegingsbenadering. In de eerste fase vroeg het JRC een groep geselecteerde deskundigen uit de academische wereld, de watersector en de Wereldgezondheidsorganisatie om mee te denken en feedback te geven over de uitgewerkte versie. In de tweede fase werden de lidstaten formeel geïnformeerd via de ad-hocgroep Hergebruik van water, waar het JRC bij drie gelegenheden de respectieve versies presenteerde. De schriftelijke opmerkingen die van de lidstaten werden ontvangen, werden gedocumenteerd en het JRC stuurde reacties op die opmerkingen uit. Daarnaast presenteerde het JRC bij diverse openbare gelegenheden en tijdens wetenschappelijke vergaderingen de voortgang van de werkzaamheden. Zo kwamen onder meer de Watergroep van het Europees Parlement, de Actiegroep waterhergebruik van de EIP Water, de 11e internationale conferentie van IWA over de terugwinning en hergebruik van water en de COST NEREUS Action on New and Emerging Challenges and Opportunities in Wastewater Reuse aan de beurt. Met het oog op gevoelige aspecten zoals volksgezondheid en milieu alsmede het publieke vertrouwen in het hergebruik van water werd in de derde fase wetenschappelijk advies ingewonnen bij het onafhankelijke Wetenschappelijk Comité inzake gezondheids-, milieu- en opkomende risico's (SCHEER of Scientific Committee on Health, Environmental and Emerging Risks) en de Europese autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA). Dit advies is meegenomen bij het opstellen van de definitieve versie van het document; waar dit niet is gebeurd, is de beslissing daartoe gemotiveerd. In de loop van de kritische bespreking van het document zijn deskundigen geraadpleegd; hun commentaar en inbreng wordt bijzonder op prijs gesteld.

Alle onderliggende studies en het technisch verslag van het JRC zijn beschikbaar op ec.europa.eu/environment/water/reuse

Effectbeoordeling

Het voorstel is gebaseerd op een effectbeoordeling waarvoor op 19 januari een positief advies met voorbehoud 9 werd ontvangen van de Raad voor regelgevingstoetsing (eerder, op 27 oktober, was er een negatief advies ontvangen). De door de Raad voor regelgevingstoetsing genoemde kwesties zijn meegenomen in de herziene versie van het werkdocument van de diensten van de Commissie met de effectbeoordeling, dat een hoofdstuk bevat waarin de wijzigingen die zijn doorgevoerd op grond van het advies van de Raad voor regelgevingstoetsing worden toegelicht (bijlage 1 bij het effectbeoordelingsverslag — Procedurele informatie).

Aan de hand van de blauwdruk voor het behoud van de Europese wateren, de controle van de resultaatgerichtheid van het zoetwaterbeleid van de EU, ondersteunende studies en de raadplegingen van belanghebbenden is er een aantal beleidsopties uitgewerkt om het gesignaleerde probleem en de onderliggende oorzaken ervan aan te pakken. In de effectbeoordeling werden de opties beoordeeld in het licht van hun potentieel en doeltreffendheid om de overkoepelende doelstelling van de verordening te realiseren, namelijk om waterschaarste aan te pakken door middel van hergebruik van water zonder afbreuk te doen aan de bescherming van het milieu en de gezondheid van de mens. Ten aanzien van het aanvullen van watervoerende lagen liet de analyse die in de effectbeoordeling is uitgevoerd, zien dat regelgevende maatregelen van de EU niet evenredig worden geacht, en wel vanwege de sterke lokale dimensie. De bijzonderheden over de resultaten van deze analyses staan vermeld in de effectbeoordelingsstudie en het werkdocument van de diensten van de Commissie met de effectbeoordeling.

De drie beoordeelde beleidsopties bevatten 1) een rechtsinstrument die de veiligheid van landbouwproducten waarborgt door de strengste minimumeisen toe te passen op alle voedingsgewassen en irrigatietechnieken, ongeacht de categorie (een 'alles-over-één-kam'-benadering), en de plaatselijke volksgezondheid en het milieu (de belangrijkste riscobeheertaken) beschermt, 2) een 'fit for purpose'-rechtsinstrument dat de veiligheid van landbouwproducten waarborgt met minimumeisen die afhangen van de categorie voedingsgewassen en irrigatietechniek en de plaatselijke volksgezondheid en het milieu (de belangrijkste riscobeheertaken) beschermt en 3) "fit for purpose"-richtsnoeren inzake de veiligheid van landbouwproducten met minimumeisen afhankelijk van de categorie voedingsgewassen en irrigatietechniek en de bescherming van de plaatselijke volksgezondheid en het milieu (de belangrijkste riscobeheertaken). Voor optie 1) en optie 2) zal het rechtsinstrument vergezeld gaan van richtsnoeren inzake de uitvoering van de belangrijkste riscobeheertaken, die samen met de lidstaten verder zullen worden uitgewerkt.

Landbouwirrigatie is wereldwijd en in Europa veruit de meest voorkomende toepassing van hergebruikt water en neemt een significant aandeel van het watergebruik in Europa voor haar rekening: ongeveer een kwart van alle onttrokken hoeveelheid zoetwater wordt voor landbouwirrigatie gebruikt. In Zuid- en Zuidoost-Europa wordt ongeveer 60 % en in bepaalde stroomgebiedsdistricten tot 80 % van de totale hoeveelheid onttrokken zoetwater voor irrigatie gebruikt. De grootste potentiële winst door hergebruik van water (en de grootste bijdrage aan de vermindering van waterschaarste in Europa) is dus in de landbouwsector te behalen. De analyses en de daaropvolgende rangschikking van de opties voerden tot de conclusie dat de voorkeursoptie in het geval van landbouwirrigatie een 'fit for purpose'-rechtsinstrument is, omdat hiermee een groter volume gezuiverd afvalwater tegen lagere kosten kan worden verkregen dan met de andere opties. Voor landbouwirrigatie zal een EU-verordening met een benadering en risicobeheer die geschikt zijn voor het beoogde doel de meeste milieuvoordelen, economische voordelen en maatschappelijke voordelen met zich meebrengen ten opzichte van andere opties. Hiermee zal in het bijzonder een bijdrage worden geleverd aan het verminderen van watertekort door middel van een toename in het gebruik van hergebruikt water tegen betaalbare prijzen, tot een volume van ongeveer 6,6 miljard m3 per jaar ten opzichte van de referentiewaarde van 1,7 miljard m3. Daarnaast zal hiermee een gelijk speelveld voor investeerders worden gecreëerd en zekerheid worden geboden voor de distributie van de relevante producten op de interne markt en daarmee ook een bijdrage worden geleverd aan een toegenomen vertrouwen onder de bevolking in hergebruik van water voor irrigatiedoeleinden.

Volgens een schatting zouden de administratieve kosten voor nationale overheden verwaarloosbaar zijn of worden verlaagd ten opzichte van de referentiewaarde. Naar verwachting zal een EU-verordening met een 'fit-for-purpose'-benadering een investering vergen van 38 EUR/m3/dag om de beschikbare hoeveelheden water te zuiveren, terwijl dit met een 'alles-over-één-kam'-benadering zou kunnen oplopen tot 271 EUR/m3/dag. Met een investering van minder dan 700 miljoen EUR moet het mogelijk zijn om meer dan 6,6 miljard m3 per jaar te zuiveren onder dezelfde kostendrempel van de 'fit-for-purpose'-benadering, waarbij de totale kosten van teruggewonnen water minder dan 0,5 EUR/m3 zullen bedragen.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

De voorgestelde verordening is nieuw en is derhalve niet meegenomen in de recente geschiktheidscontrole van de verslaglegging over en monitoring van het milieubeleid van de EU 10 . Echter, de uitkomst, opgedane ervaringen en aanbevelingen met betrekking tot deze controle van de resultaatgerichtheid en het daaraan verbonden actieplan 11 zijn wel meegenomen bij het opstellen van de monitoring- en verslagleggingsverplichtingen in het kader van dit voorstel, teneinde de administratieve belasting zo beperkt mogelijk te houden (door gebruik te maken van moderne ICT-tools en de nadruk te leggen op verslagen die op indicatoren zijn gebaseerd) en transparantie en verantwoording jegens burgers te waarborgen. Bovendien houdt de benadering eveneens rekening met de noodzaak om ervoor te zorgen dat de correcte bewijsgrondslag beschikbaar is voor de beoordeling van de verordening, zoals voorgeschreven door de richtsnoeren voor betere regelgeving (afdeling V inzake toezicht). De gestroomlijnde benadering voor toezicht op de uitvoering is voor het eerst toegepast in het recente voorstel van de Commissie inzake de herziening van de drinkwaterrichtlijn 12 . In het onderhavige voorstel zijn deze bepalingen als uitgangspunt genomen en waar nodig aangepast. De benadering zal derhalve ook zorgen voor samenhang, wat een ander belangrijk aspect is van gezonde regelgeving.

Grondrechten

Dit voorstel zal bijdragen aan de toepassing van artikel 37 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat handelt over milieubescherming.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel is met name bedoeld voor regelgevingsmaatregelen zonder onmiddellijk gevolgen voor operationele uitgaven. Tijdens de concrete uitvoering, waarmee naar verwachting pas in 2021 een begin zal worden gemaakt, kan enige gevolgen hebben voor de middelen van het Europees Milieuagentschap (EMA). Dit zal echter in elk geval worden gedekt door de financiële en personele middelen die in het kader van het volgende MFK na 2020 aan het EMA worden toegewezen.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, beoordeling en verslaglegging

Om ten aanzien van de veiligheid van teruggewonnen water het vertrouwen van de gebruikers en ook de algemene bevolking te bevorderen, zijn transparantie en toegankelijkheid van informatie van cruciaal belang. Er is dus veel nadruk gelegd op publieke voorlichting en minder op de traditionele verslagleggingsverplichtingen. Naleving van de monitoringvereisten wordt primair de plicht van de exploitanten van waterterugwinningsinstallaties; lidstaten dienen ervoor te zorgen dat de informatie online voor het publiek beschikbaar wordt gesteld.

De voorgestelde verordening omvat aanvullende monitoringvereisten inzake de kwaliteit van teruggewonnen water. De lidstaten worden geacht te controleren of de vergunningsvoorwaarden worden nageleefd door, naast andere relevante informatie, gebruik te maken van monitoringgegevens die krachtens dit voorstel voor een verordening, de kaderrichtlijn water, en de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater zijn verkregen. De lidstaten zullen de resultaten van de nalevingscontrole publiceren en ervoor zorgen dat de Commissie toegang heeft tot relevante gegevens.

De Commissie zal gedetailleerde regels vaststellen ten aanzien van de vorm en presentatie van de informatie waartoe het publiek online toegang moet hebben. De vereisten worden uitgewerkt in overleg met deskundigen uit verschillende lidstaten, rekening houdend met de conclusie uit de geschiktheidscontrole van de verslaglegging over en monitoring van het milieubeleid van de EU en vervolgacties, met name ten aanzien van het gebruik van geavanceerde informatie- en communicatietechnologieën (ICT).

Gezien de verwachte ontwikkeling van de kennis over opkomende contaminanten en van het beleidskader op dat gebied is er in het voorstel een bepaling opgenomen over de aanpassing van bijlagen aan technische en wetenschappelijke vooruitgang, en een bepaling waarin evaluatie verplicht wordt gesteld.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 — Onderwerp en doel

Dit artikel geeft een specifieke omschrijving van de doelstellingen van het voorstel, namelijk het vaststellen van minimumeisen voor waterkwaliteit en monitoring en het aangeven van belangrijkste riscobeheertaken teneinde te waarborgen dat het hergebruik van gezuiverd afvalwater veilig is, waarmee waterschaarste wordt aangepakt en een bijdrage geleverd wordt aan de doelmatige werking van de interne markt.

Artikel 2 — Toepassingsgebied

Dit artikel geeft een specifieke omschrijving van de toepassing van de voorgestelde verordening op teruggewonnen water voor specifieke gebruiksdoelen zoals uiteengezet in bijlage I, deel 1, namelijk landbouwirrigatie.

Artikel 3 — Definities

Dit artikel bevat definities zoals die gehanteerd worden in de voorgestelde verordening.

Artikel 4 — Verplichtingen van exploitanten van waterterugwinningsinstallaties ten aanzien van waterkwaliteit

Dit artikel definieert de minimumeisen waaraan moet worden voldaan voordat het teruggewonnen water mag worden gebruikt voor landbouwirrigatie. Daarbij wordt verwezen naar de minimumeisen voor de kwaliteit van teruggewonnen water van bijlage I en de monitorings- en aanvullende eisen van artikel 7, op basis van de toepassing van het risicobeheer van artikel 5.

Artikel 5 — Risicobeheer

Dit artikel omschrijft de risicobeheerprocedure die moet worden gevolgd door de exploitant van een waterterugwinningsinstallatie in samenwerking met de relevante partijen (de eindgebruiker van het teruggewonnen water, de stedelijke waterzuiveringsinstallatie die water levert aan de waterterugwinningsinstallatie enz.). De exploitant van de waterterugwinningsinstallatie moet een risicobeheerplan voor hergebruik van water opstellen waarin de aanvullende vereisten voor verdere beperking van risico's in kaart worden gebracht en die deel zouden uitmaken van een door de bevoegde autoriteit verleende vergunning. Het risicobeheerplan voor hergebruik van water moet zijn gebaseerd op de belangrijkste beginselen voor risicobeheer, zoals omschreven in bijlage II van het voorstel. De opstelling is voorzien van een gedelegeerde handeling om technische specificaties vast te stellen die als aanvulling kan dienen op de belangrijkste risicobeheertaken, zoals omschreven in bijlage II.

Artikel 6 — Aanvraag van een vergunning voor levering van teruggewonnen water

In dit artikel wordt de aanvraagprocedure voor een vergunning voor het leveren van teruggewonnen water vastgesteld, en de documenten die door de aanvrager moeten worden ingediend.

Artikel 7 — Vergunningverlening

In dit artikel worden de plichten van de bij de vergunningsprocedure betrokken actoren gespecificeerd. Verder wordt in dit artikel vastgesteld welke voorwaarden onderdeel moeten zijn van de vergunning en wordt bepaald dat de vergunning ten minste om de vijf jaar moet worden herzien.

Artikel 8 — Nalevingscontrole

Dit artikel bepaalt dat de bevoegde autoriteiten verplicht zijn om te controleren of het teruggewonnen water voldoet aan de voorwaarden die in de vergunning zijn vastgelegd. Verder specificeert dit artikel regels die moeten worden opgevolgd bij niet-naleving of incidenten die leiden tot niet-naleving van de voorgestelde verordening.

Artikel 9 — Samenwerking tussen de lidstaten

Dit artikel voorziet in de modaliteiten voor de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, waar dit relevant is, voordat er een vergunning voor hergebruik van water wordt verleend.

Artikel 10 — Voorlichting van het publiek

In overeenstemming met de conclusies uit de controle van de resultaatgerichtheid voor verslaglegging wordt in dit artikel bepaald van welke informatie de lidstaten het publiek moeten voorzien. Beoogd wordt ten eerste een grotere transparantie, waardoor een groter consumentenvertrouwen in hergebruik van water ontstaat en ten tweede inzicht in de effecten van deze verordening op een bredere toepassing van hergebruik van water. De opstelling is voorzien van een uitvoeringshandeling ter vaststelling van gedetailleerde regels ten aanzien van de vorm en presentatie van beschikbaar te stellen informatie.

Artikel 11 — Informatie met betrekking tot monitoring van de uitvoering

In overeenstemming met de conclusies van de controle van de resultaatgerichtheid voor verslaglegging wordt in dit artikel de procedure voor het verzamelen van relevante gegevens over de uitvoering van de voorgestelde verordening gespecificeerd teneinde de administratieve belasting zo beperkt mogelijk te houden (door gebruik te maken van moderne ICT-tools en door de nadruk te leggen op verslagen die op indicatoren zijn gebaseerd) en transparantie en verantwoording jegens burgers te waarborgen. Dit artikel bepaalt dat lidstaten worden geacht informatie over hergebruik van water in gegevenssets bijeen te brengen en daarbij zoveel mogelijk gebruik te maken van gegevens uit huidige rapportagestromen in het kader van de richtlijn behandeling stedelijk afvalwater en de kaderrichtlijn water. De gegevens dienen te worden aangelegd in overeenstemming met de Inspire-richtlijn. In dat verband wordt gerekend op steun van het Europees Milieuagentschap, dat zich tevens regelmatig toegang zal verschaffen tot de gegevens en de Commissie zal voorzien van overzichten van de uitvoering van de verordening op Unie-niveau, die ook in het kader van toekomstige beoordelingen van de verordening (artikel 13) zullen worden gebruikt. De opstelling is voorzien van een uitvoeringshandeling ter vaststelling van gedetailleerde regels ten aanzien van de vorm en presentatie van beschikbaar te stellen informatie.

Artikel 12 — Toegang tot recht

In dit artikel, dat conform is met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten, wordt het toegang tot recht van het Verdrag van Aarhus vastgesteld. Burgers en ngo's moeten in de gelegenheid zijn de rechtsgeldigheid te toetsen van de besluiten die de lidstaten in het kader van deze verordening nemen.

Artikel 13 — Evaluatie

In dit artikel wordt het kader voor toekomstige evaluaties (in de zin van de richtsnoeren van de Commissie voor betere regelgeving) van de verordening vastgesteld. De eerste evaluatie wordt voorzien zes jaar na de inwerkingtreding van de verordening.

Artikel 14 — Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Dit is een standaardartikel voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen.

Artikel 15 — Comitologie

Dit is een standaardartikel voor de vaststelling van uitvoeringshandelingen.

Artikel 16 — Sancties

Dit is een standaardartikel over sancties.

Artikel 17 — Inwerkingtreding en toepassing

Dit artikel stelt de datum van de inwerkingtreding en de datum van toepassing vast, namelijk één jaar na de datum van de inwerkingtreding teneinde de lidstaten voldoende tijd te geven om zich aan de verordening aan te passen en om een uitvoeringshandeling op te stellen die de uniforme toepassing van het risicobeheer waarborgt.

Bijlage I — Gebruik en minimumeisen

Deel 1 — Toepassingen van teruggewonnen water

In dit deel worden de toepassingen van teruggewonnen water gespecificeerd, namelijk landbouwirrigatie.

Deel 2 — Minimumeisen

In dit deel worden de verschillende kwaliteitsklassen van teruggewonnen water en het bijbehorende agrarisch gebruik gespecificeerd (tabel 1). In deel a) worden minimumeisen voor waterkwaliteit gespecificeerd volgens de definities van het JRC, op basis van de praktijk in de lidstaten en de internationale praktijk (tabel 2).

In deel b) worden de monitoringvereisten voor teruggewonnen water (tabel 3) en de validatiemonitoring voor klasse A, de strengste klasse (tabel 4), gespecificeerd.

Bijlage II — Belangrijkste risicobeheertaken

In deze bijlage worden de bijzonderheden uiteengezet voor de taken, die de exploitant van de waterterugwinningsinstallatie wordt geacht uit te voeren teneinde een risicobeheerplan inzake hergebruik van water uit te werken, om in de vergunning op te nemen aanvullende vereisten in kaart te brengen, en ten behoeve van de implementatie van het systeem voor hergebruik van water.