Toelichting bij COM(2018)447 - Ruimtevaartprogramma van de Unie en het Agentschap van de EU voor het ruimtevaartprogramma

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Sinds de jaren 1990 heeft de Unie haar investeringen in de ruimtevaartsector verhoogd. Zelfs vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, met een nieuw artikel 189 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) waarin de grondslagen zijn gelegd voor haar handelen op dit gebied, heeft de Unie met succes Egnos en Galileo, de Europese programma’s voor satellietnavigatie, ontwikkeld. Beide programma's zijn operationeel 1 , en het Galileo-systeem wordt momenteel beschouwd als een vlaggenschip van de Unie.

In 2014 is het programma voor aardobservatie Copernicus 2 , dat gebaseerd is op het GMES-programma, toegevoegd aan de eerste twee programma’s. Recentelijk heeft de Unie activiteiten geïnitieerd binnen het ondersteuningskader voor ruimtebewaking en monitoring 3 (Space Surveillance and Tracking Support, SST). De totale begrotingstoewijzing voor alle ruimtevaartactiviteiten van de Unie, met inbegrip van onderzoek, bedroeg voor de periode 20142020 12,6 miljard EUR.

In haar mededeling van 26 oktober 2016 getiteld 'Ruimtevaartstrategie voor Europa' 4 heeft de Commissie een nieuwe ruimtevaartstrategie voor Europa uitgetekend die gericht is op vier strategische doelstellingen: maximalisering van de voordelen van de ruimtevaart voor de maatschappij en de economie van de EU, bevordering van een concurrerende en vernieuwende Europese ruimtevaartsector, versterking van Europa's strategische autonomie inzake toegang tot en gebruik van de ruimte in een klimaat van zekerheid en veiligheid, en versterking van de rol van Europa als mondiale speler en bevordering van internationale samenwerking.

De motivering voor het aannemen van de ruimtevaartstrategie voor Europa is gebaseerd op het strategische belang van de ruimtevaartsector voor de Unie en op de noodzaak voor de Europese ruimtevaartsector om zich aan te passen aan de veranderende internationale context. De ruimtevaart ondersteunt een groot aantal beleidsdomeinen en strategische prioriteiten van de Unie. De ruimtevaart kan een cruciale rol spelen bij het effectief aanpakken van nieuwe uitdagingen zoals de klimaatverandering, duurzame ontwikkeling, grens- en maritieme bewaking en de veiligheid van de burgers van de Unie. De opkomst van deze nieuwe prioriteiten voor de Unie geeft aanleiding tot nieuwe manieren om het Programma te ontwikkelen. De veiligheidsvereisten moeten bij de ontwikkeling van ruimtevaartsystemen van de Unie worden versterkt om ten volle te kunnen profiteren van synergieën tussen burgerlijke en militaire activiteiten.

Maar de ruimtevaart maakt ook deel uit van een mondiale waardeketen die wordt geconfronteerd met ingrijpende veranderingen waardoor de traditionele grenzen van de ruimtevaartsector worden verlegd. De zogenoemde 'nieuwe ruimtevaart' betekent een revolutie voor de ruimtevaartsector, niet alleen vanuit technologisch oogpunt, maar ook wat betreft het bedrijfsmodel. De ruimtevaart trekt meer en meer ondernemingen en ondernemers aan, soms zonder ervaring op dit gebied. Het is derhalve van cruciaal belang dat de Unie actief de gehele ruimtevaartsector steunt, met name op het vlak van onderzoek en ontwikkeling, startende ondernemingen en starterscentra voor ondernemingen die actief zijn in de ruimtesector.

Wat meer bepaald haar programma's betreft, benadrukte de Commissie in de ruimtevaartstrategie voor Europa het belang van het waarborgen van de continuïteit van de diensten die door Galileo, Egnos en Copernicus worden verstrekt, en van de voorbereiding van nieuwe generaties van deze diensten, waarbij ook de SST-diensten worden versterkt, en kondigde de Commissie het initiatief inzake satellietcommunicatie voor de overheid Govsatcom aan, dat oorspronkelijk was opgenomen in het werkprogramma van de Commissie voor 2017. Daarnaast benadrukte de Commissie de sleutelrol van partnerschappen tussen de Commissie, de lidstaten, het Europees GNSS-Agentschap (GNSS staat voor Global Navigation Satellite Systems), het Europees Ruimteagentschap en alle andere agentschappen en belanghebbenden die betrokken zijn bij de tenuitvoerlegging van het Europese ruimtevaartbeleid, waarbij zij het essentiële belang benadrukte van het inrichten van efficiënte en passende bestuursmechanismen voor de tenuitvoerlegging van het ruimtevaartprogramma van de Unie.

Wat betreft het nieuwe initiatief, Govsatcom, zijn de lacunes in de capaciteiten van Europa met betrekking tot veilige satellietcommunicatie erkend in de conclusies van de Europese Raad van december 2013 en verscheidene daaropvolgende conclusies van de Raad, in het Witboek van de Commissie over de toekomst van Europa, in de Verklaring van Rome van de leiders van 27 lidstaten en in verschillende resoluties van het Europees Parlement.

De benadering die de Commissie bepleit in haar mededeling over een ruimtevaartstrategie voor Europa is bevestigd door zowel de Raad, in zijn conclusies van 30 mei 2017 5 , als het Europees Parlement, in zijn resolutie van 12 september 2017 6 . In zijn conclusies van 30 mei 2017 heeft de Raad met name de Commissie en de lidstaten aangemoedigd om, in voorkomend geval, een beroep te blijven doen op de technische knowhow van het Europees Ruimteagentschap (ESA) en de Europese nationale ruimtevaartagentschappen, de Commissie verzocht de potentiële ontwikkeling van de verantwoordelijkheden van het Europees GNSS-Agentschap te onderzoeken en te beoordelen, en de noodzaak erkend om, in voorkomend geval, sterkere synergieën tussen het civiele en militaire gebruik van ruimtesystemen na te streven.

Het voorstel voor een verordening maakt deel uit van de follow-up van de ruimtevaartstrategie voor Europa. Een volledig geïntegreerd ruimtevaartprogramma zal alle activiteiten van de Unie op dit strategisch zeer belangrijke gebied bundelen. Het vormt een coherent kader voor toekomstige investeringen met meer zichtbaarheid en meer flexibiliteit. Door de efficiëntie te verhogen zal het helpen om nieuwe door de ruimtevaart gestuurde diensten uit te rollen die alle EU-burgers ten goede zullen komen.

1.

Het Programma beoogt dus:


–het verstrekken, of het leveren van een bijdrage tot het verstrekken van, hoogwaardige, geactualiseerde en, in voorkomend geval, beveiligde met de ruimtevaart verband houdende gegevens, informatie en diensten zonder onderbrekingen en zoveel mogelijk op mondiaal niveau, waarbij aan de bestaande en toekomstige behoeften wordt voldaan en dit in overeenstemming met de politieke prioriteiten van de Unie, onder meer wat betreft klimaatverandering, veiligheid en defensie;

–het maximaliseren van de socio-economische voordelen, onder meer door bevordering van een zo ruim mogelijk gebruik van de gegevens, informatie en diensten die door de onderdelen van het Programma worden verstrekt;

–het verhogen van de veiligheid van de Unie en haar lidstaten, evenals haar handelingsvrijheid en haar strategische autonomie, met name op het vlak van technologische, op bewijzen gestoelde besluitvorming;

–het bevorderen van de rol van Unie op het internationale niveau als een voortrekker in de ruimtevaartsector en het versterken van de rol van de Unie bij de aanpak van wereldwijde uitdagingen en de ondersteuning van internationale initiatieven, onder meer wat betreft klimaatverandering en duurzame ontwikkeling.

Het voorstel voor een verordening bevat geschikte maatregelen voor de verwezenlijking van deze doelstellingen.

Het voorstel voor een verordening vereenvoudigt en stroomlijnt het bestaande acquis van de Unie aanzienlijk door bijna alle regels die tot dusver in afzonderlijke verordeningen en besluiten vervat zaten samen te voegen in een enkele tekst en ze te harmoniseren. Dit versterkt het imago van het ruimtevaartbeleid van de Unie, hetgeen in overeenstemming is met de belangrijke rol die de Unie in de toekomst wil spelen als mondiale speler in de ruimtevaart.

Het voorstel biedt de Unie een voldoende groot budget voor ruimtevaart om de verschillende beoogde activiteiten uit te voeren, met name ten aanzien van de voortzetting en verbetering van Galileo, Egnos, Copernicus en het SST, alsook de lancering van het Govsatcom-initiatief.

Het stelt de regels vast voor het bestuur van het Programma door de verhoudingen tussen de verschillende betrokken spelers, voornamelijk de lidstaten, de Commissie en het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma, en hun rol te verduidelijken, en door een eengemaakt bestuurssysteem vast te stellen voor alle onderdelen van het Programma. Het versterkt de rol van het voormalig Europees GNSS-Agentschap door de reikwijdte van zijn taken met betrekking tot beveiligingshomologatie uit te breiden tot alle onderdelen van het Programma, waardoor een naamsverandering voor dit agentschap, dat nu het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma wordt, gerechtvaardigd is.

Ten slotte specificeert en standaardiseert het voorstel het veiligheidskader van het Programma, met name met betrekking tot de te eerbiedigen beginselen, te volgen procedures en te nemen maatregelen, wat van cruciaal belang is, gezien het tweeërlei gebruik van de acties.

Dit voorstel, dat van toepassing zou moeten worden op 1 januari 2021, wordt voorgelegd voor een Unie van 27 lidstaten, in overeenstemming met de kennisgeving van het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om zich terug te trekken uit de Europese Unie en uit Euratom die de Europese Raad op 29 maart 2017 heeft ontvangen uit hoofde van artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Verenigbaarheid met bestaande beleidsbepalingen op het beleidsterrein

2.

Het acquis van de Unie op het vlak van de ruimtevaartsector omvat momenteel de volgende verordeningen en besluiten:


–Verordening (EU) nr. 1285/2013van het Europees Parlement en de Raad betreffende de uitvoering en exploitatie van de Europese satellietnavigatiesystemen Galileo en Egnos;

–Verordening (EU) nr. 377/2014 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het Copernicus-programma;

–Besluit nr. 541/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een ondersteuningskader voor ruimtebewaking en monitoring (SST);

–Verordening (EU) nr. 912/2010 van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europese GNSS-Agentschap;

–Besluit nr. 1104/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor toegang tot de overheidsdienst (publiek gereguleerde dienst) die wordt aangeboden door het wereldwijde satellietnavigatiesysteem dat is ingevoerd door het Galileo-programma;

–Besluit 2014/496/GBVB van de Raad over aspecten van de stationering, de exploitatie en het gebruik van het Europese wereldwijde satellietnavigatiesysteem, die betrekking hebben op de veiligheid van de Europese Unie.

De onderhavige verordening vervangt de eerste vier van deze teksten, die tevens worden ingetrokken. Deze verordening stelt regels vast die gelden voor alle onderdelen van het Programma, waaronder Galileo, Egnos, Copernicus en het SST, en bevat bepaalde regels die specifiek zijn voor elk van deze onderdelen. Wat Verordening (EU) nr. 912/2010 betreft, zijn de vereiste wijzigingen van dien aard dat, in het belang van de duidelijkheid en de vereenvoudiging, deze tekst bij voorkeur ook wordt ingetrokken en dat de regels inzake het nieuwe Agentschap, de opvolger van het Europees GNSS-Agentschap, in de voorgestelde verordening tot oprichting van het ruimtevaartprogramma van de Unie worden opgenomen.

De voorgestelde verordening wijzigt of beïnvloedt op geen enkele wijze Besluit nr. 1104/2011/EU, dat een bepaalde door Galileo verstrekte dienst blijft reguleren, namelijk de publiek gereguleerde dienst (PRS). Dat besluit blijft dan ook gelden naast de voorgestelde verordening en vult deze aan door middel van een lex specialis met betrekking tot deze specifieke dienst. Daarnaast zal Besluit 2014/496/GBVB, dat is gebaseerd op artikel 28 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), van toepassing blijven zoals voorheen.

In het kader van Galileo en Egnos, zijn in alle gevallen waarin de stationering, de exploitatie of het gebruik van de onderdelen een belemmering kunnen vormen voor de veiligheid van de Unie of van één van haar lidstaten, in het bijzonder als gevolg van een internationale situatie die het optreden van de Unie vereist of in geval van een bedreiging voor de exploitatie van de onderdelen zelf of van hun diensten, de procedures van Besluit 2014/496/GBVB van toepassing.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De ruimtevaartsector geeft aanleiding tot vele positieve overloopeffecten op andere sectoren van de economie. De voordelen van de ruimtevaart voor het welzijn van de burgers en de welvaart van de economie van de Unie maximaliseren, wetenschappelijke en technische vooruitgang, alsook het concurrentie- en innovatievermogen van de Europese industrie bevorderen, en bijdragen aan de doelstellingen van slimme, duurzame en inclusieve groei zijn ook een aantal van de belangrijkste doelstellingen van de ruimtevaartstrategie van de Unie die naar behoren zijn opgenomen in het voorstel voor een verordening.

De exploitatie van ruimtevaartsystemen zoals Egnos, Galileo of Copernicus vormt rechtstreeks een aanvulling op acties in het kader van andere beleidsdomeinen van de Unie, met name het onderzoeks- en innovatiebeleid, het veiligheidsbeleid en migratie, het industrieel beleid, het gemeenschappelijk landbouwbeleid, het visserijbeleid, trans-Europese netwerken, het milieubeleid, het energiebeleid en de ontwikkelingshulp.

SST en het nieuwe Govsatcom-initiatief zullen tevens bijdragen aan de doelstellingen van het Europees defensieactieplan en de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie. Zij zullen de operationele doeltreffendheid van spelers op het gebied van veiligheid verhogen en de rechten van de burgers op veiligheid, diplomatieke of consulaire bescherming en de bescherming van persoonsgegevens waarborgen. Ten slotte zullen zij de doeltreffendheid verbeteren van de grote EU-beleidsdomeinen, zoals de strategie voor maritieme veiligheid, het EU-beleidskader voor cyberdefensie, het beleid voor het noordpoolgebied, grensbeheer en migratie, humanitaire hulp, visserij, vervoer en het beheer van kritieke infrastructuur.

De acties van het Programma moeten worden aangewend om tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties op een evenredige manier aan te pakken. Acties mogen niet in de plaats komen van private financiering of deze dupliceren en moeten een duidelijke Europese meerwaarde hebben. Hierdoor zal de consistentie tussen de acties van het Programma en de EU-regels voor staatssteun gewaarborgd worden en worden ongegronde verstoringen van de concurrentie op de interne markt vermeden.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor de voorgestelde verordening is artikel 189, lid 2, VWEU, dat bepaalt dat de Unie een Europees ruimtevaartbeleid uitwerkt en het Europees Parlement en de Raad, handelend in overeenstemming met de gewone wetgevende procedure, de bevoegdheid verleent om een Programma vast te stellen dat bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van dat beleid.

Terwijl Verordening (EU) nr. 1285/2013 inzake het GNSS en Verordening (EU) nr. 912/2010 inzake het Europees GNSS-Agentschap, die specifiek Galileo en Egnos behandelen, gebaseerd zijn op artikel 172 VWEU inzake trans-Europese netwerken, is het – in het licht van de jurisprudentie van het Hof van Justitie inzake de keuze van de rechtsgrondslag – passend om de voorgestelde verordening te baseren op artikel 189, lid 2, VWEU, gezien de inhoud en de doelstellingen van de maatregelen die erin worden vastgesteld.

Subsidiariteit

De ruimtevaart is een baanbrekende sector waarin aanzienlijke financiële middelen worden gemobiliseerd en geavanceerde technologieën worden toepast op uiteenlopende gebieden. De doelstellingen van de voorgestelde verordening, zoals hierboven beschreven, kunnen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt, zelfs niet door koplopers op het gebied van de ruimtevaart. Feit is dat de wetenschappelijke en technische ervaring en know-how in deze sector verspreid zijn over verschillende economische regio’s van de Unie en het Europees Ruimteagentschap, een internationale organisatie waarvan de meeste EU-lidstaten lid zijn. In financieel opzicht is de taak van de opbouw en exploitatie van systemen zoals Galileo en Copernicus, die diensten verlenen die van belang zijn voor alle lidstaten van de Unie, om niet te zeggen alle regio’s van de wereld, te groot om door één lidstaat te worden uitgevoerd. De omvang en gevolgen van de doelstellingen van de voorgestelde verordening zijn dusdanig dat zij enkel middels maatregelen op het niveau van de Unie naar behoren kunnen worden bereikt.

Evenredigheid

De voorgestelde verordening voorziet in maatregelen die niet verder gaan dan hetgeen nodig is om haar doelstellingen te bereiken. De onderdelen van Galileo, Egnos, Copernicus, SST en Govsatcom zijn in overeenstemming met de behoeften van de ondernemingen en de burgers van de Unie. Ze hebben aanzienlijke positieve overloopeffecten op de economie van de Unie. Deze systemen worden zodanig ontwikkeld dat ze de tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving ondersteunen en zo goed mogelijk tegemoetkomen aan de politieke prioriteiten van de Unie, onder meer op het gebied van klimaatverandering en veiligheid en defensie. Het ondersteunen van de ruimtevaartsector in de Unie, met name middels steun voor start-ups of lanceerinrichtingen, draagt bij tot de veiligstelling van de handelingsvrijheid en de technologische strategische autonomie van de Unie en tot de uitbreiding van haar internationale outreach.

Bovendien is het aan het Programma toegewezen budget niet onevenredig ten opzichte van het nagestreefde doel. De bedragen die nodig zijn om het programma uit te voeren zijn bepaald in het licht van een aantal analyses en schattingen die zijn uitgevoerd als onderdeel van de effectbeoordeling, zoals hieronder beschreven.

Keuze van het instrument

Een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het Programma is niet alleen expliciet gestipuleerd in artikel 189; lid 2, VWEU, maar is ook het voorkeursinstrument om het Programma een duurzame basis te geven. De keuze voor dat rechtsinstrument garandeert immers de uniformiteit en rechtstreekse toepassing die nodig zijn voor de effectieve uitvoering van het Programma. Tevens geeft een verordening het Programma de nodige zichtbaarheid en voorziet ze het van de financiële middelen die nodig zijn voor de uitvoering ervan.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Ex-postevaluaties van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Wat betreft Galileo en Egnos, heeft de Commissie, overeenkomstig artikel 34 van Verordening (EU) nr. 1285/2013 inzake het GNSS en artikel 26 van Verordening (EU) nr. 912/2010 inzake het Europees GNSS-Agentschap (GSA), aan het Europees Parlement en de Raad een tussentijds verslag over de voortgang van Galileo en Egnos en het functioneren van het Europees GNSS-Agentschap overgelegd. In dat verband werd een tussentijdse evaluatie uitgevoerd in opdracht van de Commissie 7 .

Het verslag van de tussentijdse evaluatie was gericht op de uitvoering van het programma gedurende de periode 20142016. Hierin werd geconcludeerd dat Galileo en Egnos een bevredigend niveau van doeltreffendheid hebben gedemonstreerd en goed op weg zijn om de langetermijndoelstellingen voor 2020 van de GNSS-verordening te verwezenlijken. Er werden evenwel een aantal inefficiënties en gebieden waarop verbeteringen mogelijk zijn in het beveiligingsbestuur van Galileo en in het algemene bestuur van Galileo en Egnos geïdentificeerd.

Wat het bestuur betreft, vormde de periode 20142016 een belangrijke overgangsperiode, aangezien essentiële elementen van het bestuurs- en beheerkader geleidelijk zijn uitgevoerd en geconsolideerd. Hun verdere ontwikkeling zal een belangrijk aspect zijn voor de komende exploitatiefase van Galileo en zal met zorg moeten worden behandeld.

Wat het beveiligingsbestuur betreft, moet in de volgende fase bijzondere aandacht worden besteed aan het waarborgen van de onafhankelijkheid van de Raad voor de beveiligingshomologatie en van het personeel dat ervoor werkt ten aanzien van de operationele activiteiten met betrekking tot Galileo en Egnos.

Met betrekking tot financiële aangelegenheden waren zowel Galileo als Egnos eind 2016 uitgevoerd binnen de door de GNSS-verordening vastgestelde begroting (7,071 miljoen EUR) en is er geen algemene overschrijding van de kosten geregistreerd.

Wat betreft de samenhang met andere EU-beleidsdomeinen, binnen de programma’s onderling en met andere GNSS-programma’s, hebben zowel Galileo als Egnos een hoge mate van samenhang gedemonstreerd.

Het GSA heeft ten slotte zijn doelstellingen in verband met de voortgang van Galileo en Egnos en de ontwikkeling van de downstreammarkt met succes verwezenlijkt door middel van een doeltreffende tenuitvoerlegging van zowel kern- als gedelegeerde taken. Er zijn evenwel een aantal moeilijkheden geweest met betrekking tot de capaciteit om gepast personeel aan te werven.

Wat Copernicus betreft, verstrekte de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad, overeenkomstig artikel 32 van Verordening (EU) nr. 377/2014 inzake Copernicus, een tussentijdse evaluatie van de verwezenlijking van de doelstellingen van alle door Copernicus gefinancierde taken, wat de resultaten, de effecten en de Europese toegevoegde waarde ervan betreft, en over de doeltreffendheid van het gebruik van de middelen. Een tussentijdse evaluatie werd uitgevoerd in opdracht van de Commissie.

De tussentijdse evaluatie had betrekking op de periode 20142016. De conclusie was dat Copernicus 'op de goede weg is en dat hierbij al een aantal hoge verwachtingen zijn ingelost: de autonomie van Europa ondersteunen door de verstrekking van hoogwaardige en nuttige gegevens, en de exploitatie ervan door een groot aantal gebruikers, voor zowel institutionele als commerciële doeleinden'.

Ook andere troeven van Copernicus werden onder de aandacht gebracht, zoals het open gegevensbeleid, de acties die het gebruik door de private sector stimuleren, de tastbare economische voordelen, de goede mate van samenhang (zowel intern als met andere EU-acties), de uitstekende uitvoering van het budget binnen de begroting zoals vastgesteld door de verordening en een goede samenwerking binnen de Commissie en met de lidstaten.

3.

Wat betreft de lessen die werden getrokken, heeft het nooit eerder geziene succes van het Programma en de omvang van de gegevens geleid tot twee voorname bevindingen:


i) de noodzaak tot verbetering van de distributie van en de toegang tot gegevens: als gevolg van het zeer hoge aantal gebruikersregistraties, moeten de communicatieaspecten, de distributie van en toegang tot gegevens, en het downloaden van gegevens worden verbeterd;

ii) de noodzaak tot versterking van de integratie van gegevens uit de ruimtevaart in andere beleidsdomeinen en economische sectoren door zich meer toe te spitsen op de acceptatie door gebruikers: Copernicus bereikt gebruikersgroepen uit het traditionele werkgebied van de ruimtevaart, maar verdere inspanningen zijn nodig om andere potentiële gebruikers van buiten de ruimtevaart te bereiken.

Wat SST betreft, heeft de Commissie op 3 mei 2018 een verslag aangenomen over de uitvoering van het SST-ondersteuningskader (20142017) (COM(2018) 256). De conclusie van het verslag luidde dat de EU-SST voor alle acties en drie diensten resultaten heeft opgeleverd en EU-meerwaarde heeft gecreëerd, maar verder moet worden ontwikkeld om de doeltreffendheid ervan te verbeteren. Naar aanleiding van de aanbevelingen in het verslag werden in de begeleidende effectbeoordeling vier problemen vermeld die moeten worden aangepakt om ervoor te zorgen dat de uitvoering in de komende jaren verbetert:

i) de autonomie van de EU op het vlak van SST-diensten verbeteren door de SST-sensoren te upgraden, nieuwe sensoren te ontwikkelen en een Europese SST-catalogus van voorwerpen in de ruimte aan te leggen;

ii) de Europese dimensie van de EU-SST stimuleren door onnodige duplicatie tussen nationale operationele SST-centra te vermijden en door specialisatie te vereisen op basis van de beste prestaties;

iii) de besluitvormingsstructuur wijzigen met behulp van de gekwalificeerde meerderheid en door het creëren van een gezamenlijk coördinatieteam dat instaat voor het toezicht op de technische werkzaamheden;

iv) het financieringsmechanisme herzien door de invoering van een programma met één budgetlijn en langetermijnperspectief.

Raadpleging van belanghebbenden

Dit initiatief is ook ondersteund door uitgebreide openbare raadplegingen en workshops om de standpunten van alle relevante belanghebbenden (bedrijfsleven, lidstaten, onderzoekers enz.) te vragen, meer bepaald:

·In 2016: een grote openbare raadpleging over alle aspecten van de ruimtevaart, met inbegrip van de programma’s die nu worden voorgesteld voor het volgend meerjarig financieel kader, is door de Commissie georganiseerd vóór de vaststelling van de ruimtevaartstrategie voor Europa.

·In 20152016: twee gerichte raadplegingen werden georganiseerd voor aspecten van het ruimteonderzoek, met inbegrip van standpuntennota’s vanwege de lidstaten, grote brancheorganisaties en onderzoeksinstellingen.

·In 20152017: tal van specifieke workshops, vergaderingen en verslagen op deskundigenniveau om belanghebbenden te raadplegen over: i) de ontwikkeling van Copernicus en Galileo; ii) de specifieke behoeften van het bedrijfsleven; iii) specifieke behoeften inzake satellietcommunicatie voor de overheid; iv) specifieke behoeften inzake omgevingsbewustzijn in de ruimte, met inbegrip van SST, ruimteweer en aardscheerders.

·In 20162017 zijn als onderdeel van de effectbeoordeling voor het toekomstige Govsatcom-programma gerichte raadplegingen georganiseerd met alle relevante belanghebbenden – de lidstaten in hun hoedanigheid van Govsatcom-aanbieders en gebruikers, de EU-instellingen en agentschappen en het bedrijfsleven, met inbegrip van satellietconstructeurs, operatoren en kleine en middelgrote ondernemingen – door middel van bilaterale contacten en plenaire vergaderingen. De meeste lidstaten en ondernemingen staan duidelijk achter het Programma en de doelstellingen ervan. Aanbevelingen van de belanghebbenden, in het bijzonder voor krachtdadige beveiliging, bundeling van de vraag, de afhankelijkheid van nationale en commerciële leveranciers, burgerlijk-militaire synergieën en een modulaire, op de dienstverlening gerichte aanpak zijn opgenomen in het voorstel.

4.

Wat betreft de grote openbare raadpleging die de Commissie organiseerde vóór de goedkeuring van de ruimtevaartstrategie voor Europa in 2016, waren de kernboodschappen de volgende:


Wat betreft Galileo en Egnos, is er wereldwijd een voldoende hoog niveau van tevredenheid bij de belanghebbenden met betrekking tot de uitvoering van de interventielogica van de EU en de verwezenlijkingen van de programma’s tijdens de evaluatieperiode.

De doeltreffendheid ervan is bijzonder duidelijk geworden op basis van de resultaten van het ruimtesegment van Galileo en de consolidatie van de stabiliteit en de goede prestaties van Egnos-dienstverlening met de verklaring van de LPV-200-dienst en het verstrekken van APV-I-diensten op meer dan 98,98 % van het landoppervlak van de EU-lidstaten plus Noorwegen en Zwitserland. Desalniettemin zijn de belanghebbenden van mening dat de doeltreffendheid van het bestuur gebaat zou zijn bij een vermindering van de complexiteit, die vaak leidt tot dubbel werk en vertragingen. Daarnaast vinden de belanghebbenden dat het bestuur in de toekomst moet worden aangepast wanneer Galileo zijn exploitatiefase in gaat.

Wat betreft Copernicus wordt het open gegevensbeleid als een sterke troef beschouwd. De Copernicus-diensten worden gewaardeerd door de gebruikers omwille van de productrelevantie, de tijdigheid van de levering en de beschikbaarheid van de producten. De coördinatie van de in-situcomponent heeft goede resultaten opgeleverd, met een toename van het gebruikersaantal en de productie van een uitgebreidere catalogus gegevensreeksen. Er moet evenwel nog meer nadruk worden gelegd op de ontwikkeling van de in-situcomponent van Copernicus en het gebruik van relevante in-situgegevensreeksen, waarbij meerwaarde kan worden gegenereerd op basis van de integratie van verschillende bronnen van aardobservatiegegevens. Het beheer van Copernicus wordt beschouwd als efficiënt functionerend. De toegang tot in-situgegevens moet evenwel worden verbeterd. Leemten in de beschikbaarheid van in-situgegevens verhinderen dat het volledige potentieel van de Copernicus-diensten wordt bereikt.

De Copernicus-doelstellingen zijn nog steeds relevant, maar de belanghebbenden merkten op dat er nog andere zaken moeten worden aangepakt (bv. antropogene CO2-emissies, het waarborgen van de naleving op het gebied van milieu en klimaat 8 , polaire zones, behoud van cultureel erfgoed enz.). Ze vermeldden tevens dat de toegang tot Sentinel-gegevens en de integratie van verschillende gegevensbronnen kunnen worden verbeterd.

Wat betreft de Europese dimensie van het Programma bestond er onder de belanghebbenden sterke consensus over de noodzaak om de continuïteit van het optreden van de EU te garanderen, en dat het stopzetten of intrekken van de bestaande EU-maatregelen zulke zware gevolgen zou hebben voor Galileo, Egnos en Copernicus dat het gehele Programma in gevaar zou kunnen komen.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

5.

Er werden specifieke verslagen opgesteld:


·Zoals hierboven opgemerkt, is een tussentijdse evaluatie uitgevoerd door externe contractanten op 23 juni 2017. Deze diende als basis voor het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de status van Galileo en Egnos en de oprichting van het GSA om te voldoen aan de vereisten van artikel 34 van Verordening (EU) nr. 1285/2013 inzake het GNSS en artikel 26 van Verordening (EU) nr. 912/2010 inzake het Europees GNSS-Agentschap.

·Een studie over de effecten van de financiering van Galileo en Egnos werd uitgevoerd in het eerste kwartaal van 2018.

·Zoals ook hierboven opgemerkt, is een tussentijdse evaluatie van Copernicus uitgevoerd en afgeleverd door externe contractanten op 23 juni 2017. Deze diende als basis voor het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de status van Copernicus om te voldoen aan de vereisten van artikel 32 van Verordening (EU) nr. 377/2014 inzake Copernicus.

·Een studie over de socio-economische voordelen van Copernicus werd uitgevoerd en gefinaliseerd door externe contractanten in januari 2018.

·Een studie over de effecten, de kosten en de voordelen van de ontwikkeling van SST werd uitgevoerd en afgeleverd door externe contractanten in mei 2018 9 .

·Wat betreft Govsatcom, heeft de Commissie gesteund op een groep van deskundigen uit de lidstaten, het Europees Ruimteagentschap en het Europees Defensieagentschap. Deze groep stelde het Govsatcom-document op hoog niveau inzake de civiel-militaire gebruikersbehoeften (GOVSATCOM High Level Civil-Military User Needs Document) op, begeleidde de effectbeoordelingsprocedure, met inbegrip van de effectbeoordeling over Govsatcom van PwC die in februari is gepubliceerd, en deelde zijn expertise inzake satellietcommunicatiekwesties met de Commissie. Tijdens de raadpleging van de belanghebbenden deelden ook de nationale overheden en het bedrijfsleven hun expertise.

·Er zijn ook aanvullende studies uitgevoerd over specifieke kwesties (bv. toegang tot de ruimte).

Alle studies zijn publiek beschikbaar in EU Bookshop.

Effectbeoordeling

In overeenstemming met haar beleid voor betere regelgeving heeft de Commissie een effectbeoordeling uitgevoerd in het kader van de vaststelling van een ruimtevaartprogramma van de Unie.

6.

De effectbeoordeling werd verricht op basis van drie specifieke doelstellingen:


·het waarborgen van de continuïteit van de bestaande ruimtevaartinfrastructuur en -diensten en de ontwikkeling van nieuwe of verbeterde infrastructuur en diensten;

·het bevorderen van een innovatieve Europese ruimtevaartsector; en

·het handhaven van de capaciteit van de EU om autonome toegang tot de ruimte te hebben door te steunen op een onafhankelijke bedrijfstak van de EU, gewaarborgde toegang te hebben tot ruimtevaartgegevens van de EU en ze veilig te gebruiken.

Wat betreft de financiering van het Programma zijn twee opties onderzocht.

Het 'basisscenario' bestond uit een verlaging (15 %) van de huidige begroting, rekening houdend met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de EU. Het voorgestelde scenario bestond uit een duurzaam niveau van financiering, verhoogd met 50 % ten opzichte van de huidige begroting.

Het basisscenario werd onvoldoende geacht voor het bereiken van de ambitieuze doelstellingen van het ruimtevaartbeleid van de Unie zoals beschreven in de ruimtevaartstrategie voor Europa. Wat Galileo betreft, zou een daling van de lopende begroting leiden tot een geleidelijke achteruitgang van infrastructuren en diensten en tot een definitief stopzetten van activiteiten in de volgende decennia. Wat Egnos betreft, deze dienst zou operationeel blijven, maar zou Galileo niet kunnen versterken overeenkomstig de GNSS-verordening. Soortgelijke gevolgen zouden kunnen worden verwacht voor Copernicus, aangezien de gehele Copernicus-architectuur nauwelijks zou kunnen worden voortgezet, laat staan dat enige vooruitgang mogelijk zou zijn, indien de volledige vervanging van de bestaande satellieten zou worden verhinderd wanneer zij het einde van hun levensduur zouden bereiken.

De voorgestelde optie zal zorgen voor continuïteit in de activiteiten en dienstverlening, de constellatie van Galileo's 30 satellieten en de technologische ontwikkeling, die zal bijdragen tot de ingebruikname van de tweede generatie en de ontwikkeling van de markten voor toepassingen zal ondersteunen. Een duurzaam niveau van financiering voor Copernicus zou de Unie in staat stellen om haar autonomie en leiderschap op het gebied van milieumonitoring, beheer van noodsituaties en steun voor grensbeheer en maritieme veiligheid te handhaven en om een zekere mate van vertrouwen te scheppen waardoor de downstreamsector Copernicusgegevens en -informatie kan gebruiken en integreren op basis van de bestaande Copernicusinfrastructuur en -diensten.

Naar verwachting zal de continuïteit van Galileo, Egnos, Copernicus en SST, door te voorzien in adequate begrotingsmiddelen, aanzienlijke socio-economische en milieuvoordelen bieden, waaronder het scheppen van nieuwe arbeidsplaatsen. De eindgebruikers zullen direct profiteren van een verscheidenheid aan nieuwe toepassingen ter verbetering van de manier waarop mensen reizen, werken en communiceren. Naar verwachting zullen de burgers profiteren van moderne en milieuvriendelijke vervoersdiensten, wat zal leiden tot efficiënter en minder vervuilend verkeersbeheer. Efficiëntere hulpdiensten zullen zorgen voor een betere en snellere reactie in noodsituaties, terwijl het gebruik van geavanceerde GNSS-toepassingen in de landbouw samen met aardobservatiegegevens zal zorgen voor meer duurzame beschikbaarheid van voedsel.

Wat Govsatcom betreft, is een volledige op zichzelf staande effectbeoordeling verricht. Op 29 september 2017 heeft de Raad voor regelgevingstoetsing een gunstig advies uitgebracht. In deze beoordeling werd de uitgangssituatie geanalyseerd, alsook vier beleidsopties die een gemeenschappelijke reeks achterliggende kernelementen delen, waaronder gemeenschappelijke veiligheidsvereisten, synergieën door de nationale en de Europese vraag te aggregeren, coördinatie van het aanbod, civiel-militaire coherentie, schaalvoordelen en efficiëntiewinsten, en versterking van de autonomie en het industrieel concurrentievermogen van de Unie. De vier opties verschillen aan de aanbodzijde door het gebruik van hetzij nationale, hetzij commerciële SatCom-capaciteiten en -diensten, of een mix daarvan. Ze verschillen ook wat betreft de mogelijke toekomstige verwerving van ruimtevaartinfrastructuur, hetzij middels een publiek-privaat partnerschap, hetzij op basis van activa die volledig eigendom zijn van de EU.

De geselecteerde optie optimaliseert de voordelen van de verschillende opties, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, en weerspiegelt de aanbevelingen van de belanghebbenden. Dankzij het aggregeren van civiele en militaire gebruikers op nationaal en EU-niveau, de financiering van diensten uit de begroting van het Programma, en het gebruik van zowel nationale activa als commerciële activa met beveiligingshomologatie zal een snelle start van de operaties mogelijk zijn, zal de flexibiliteit van Govsatcom worden verhoogd en het toepassingsgebied ervan worden uitgebreid. Kosteneffectieve publiek-private partnerschappen worden als beste optie beschouwd voor de toekomstige ontwikkeling van ruimtevaartinfrastructuur, indien vereist. Een hub die eigendom is van de EU en coherente veiligheidsvereisten zijn onmisbaar.

Wat het programma betreft, is een ontwerpversie van de effectbeoordeling (met uitzondering van Govsatcom, dat in een andere effectbeoordeling is behandeld) voorgelegd aan de Raad voor regelgevingstoetsing op 11 april 2018. Op 13 april 2018 bracht de Raad voor regelgevingstoetsing een negatief advies uit. Het ontwerpverslag is vervolgens aanzienlijk gewijzigd om rekening te houden met de aanbevelingen voor verbetering, met name:

·een duidelijkere omschrijving van de uitdagingen voor het Programma, met inbegrip van een betere beschrijving van de oorsprong van de uitdagingen (politieke uitdagingen, mondiale uitdagingen, uitdagingen op basis van lessen die zijn getrokken uit bestaande programma’s);

·duidelijkere verbanden tussen deze uitdagingen en de specifieke doelstellingen van het Programma;

·een duidelijkere omschrijving van de prioriteiten van het Programma en hoe zij verband houden met de uitdagingen en doelstellingen;

·verduidelijkingen over de wijzigingen zake het bestuur van het Programma;

·aanvullende informatie over de begrotingsmiddelen voor de belangrijkste activiteiten.

Een tweede versie werd aan de Raad voor regelgevingstoetsing toegezonden op 25 april 2018. De raad bracht op 3 mei 2018 een positief advies uit, met een aanbeveling voor verdere verbetering van het verslag op het vlak van twee belangrijke aspecten. Vervolgens is het ontwerpverslag overeenkomstig de instructie om rekening te houden met deze opmerkingen vóór het opstarten van het overleg tussen de diensten gewijzigd, met name op de volgende punten:

·een betere beschrijving van de verdeling van de bevoegdheden tussen het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma en de Commissie;

·nadere uitleg over het budget voor de continuïteit en nieuwe activiteiten;

·een beter onderscheid tussen de algemene doelstellingen en de specifieke doelstellingen.

Op 3 mei 2018 bracht de Raad voor regelgevingstoetsing een positief advies uit over de ontwerp-effectbeoordeling.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Zoals hierboven uiteengezet wordt met de voorgestelde verordening beoogd om de huidige wetgeving aanzienlijk te vereenvoudigen door de belangrijkste onderdelen van het ruimtevaartprogramma van de Unie in één tekst te consolideren en drie verordeningen van het Europees Parlement en de Raad en één besluit van het Europees Parlement en de Raad, die momenteel deze onderdelen regelen, te vervangen.

Grondrechten

De voorgestelde verordening bevat de gebruikelijke bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer. In het bijzonder is bepaald dat alle persoonsgegevens die worden behandeld in het kader van de uitvoering van de taken en activiteiten waarin bij deze verordening is voorzien, met inbegrip van behandeling door het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma, moeten worden verwerkt overeenkomstig het toepasselijk recht inzake de bescherming van persoonsgegevens.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De bijdrage van de Unie voor het programma vanaf 2021 bedraagt 16 miljard EUR in lopende prijzen.

Het grootste deel van de begroting zal worden uitgevoerd via indirect beheer dankzij de bijdrageovereenkomsten met de entiteiten waaraan de uitvoering is toevertrouwd.

De geschatte kosten van het programma zijn het resultaat van uitvoerige analyses, ondersteund door de door de Commissie opgedane ervaring bij het beheer van bestaande acties (Galileo, Egnos, Copernicus en SST) en door middel van voorbereidende studies en raadplegingen van belanghebbenden voor Govsatcom. Deze door de Commissie verworven expertise is een essentiële factor bij het verzekeren van de continuïteit van de acties. De geraamde behoefte aan personele middelen zoals aangegeven in het financieel memorandum bij deze verordening weerspiegelt de nood aan continuïteit op het vlak van expertise.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende monitoring, evaluatie en rapportage

De voorgestelde verordening bepaalt dat het Programma wordt uitgevoerd door de Commissie via de werkprogramma’s als bedoeld in [artikel 108] van het Financieel Reglement, rekening houdend met de veranderende gebruikersbehoeften en met de technologische ontwikkelingen.

De uitvoering van de voorgestelde verordening moet op een aantal manieren worden gemonitord.

Ten eerste brengt de Commissie elk jaar bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de uitvoering van het Programma. Het verslag omvat informatie met betrekking tot het risicobeheer, de totale kosten, de jaarlijkse exploitatiekosten, de resultaten van de aanbestedingen, de inkomsten, het schema en de prestaties.

Ten tweede moeten prestatie-indicatoren worden gedefinieerd voor het monitoren van de uitvoering van het Programma en de verwezenlijking van de doelstellingen van de verordening, waarbij de begunstigden van middelen van de Unie worden verplicht relevante informatie te verstrekken. Tevens moeten gegevens worden verzameld over de exploitatie en verspreiding van onderzoeks- en innovatieresultaten, onder meer door het monitoren van de middelen die worden toegewezen voor de benutting van onderzoeks- en innovatieresultaten, met name in het kader van Horizon Europa.

Ten derde moet het Programma eens om de vier jaar worden geëvalueerd. Deze evaluaties moeten tijdig worden uitgevoerd, zodat passende besluiten kunnen worden genomen.

Evaluaties zullen worden uitgevoerd overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 10 , waarin de drie instellingen hebben bevestigd dat evaluaties van bestaande wetgeving en bestaand beleid de basis moeten vormen voor effectbeoordelingen van opties voor verdere actie. In het kader van de evaluaties zullen de praktische gevolgen van het Programma worden beoordeeld aan de hand van de indicatoren/streefdoelen van het programma alsmede een gedetailleerde analyse van de mate waarin het programma kan worden geacht relevant, doeltreffend en doelmatig te zijn, voldoende EU-meerwaarde oplevert en coherent is met andere beleidsmaatregelen van de EU. Tevens zullen aan de hand van geleerde lessen eventuele tekortkomingen/problemen worden geïdentificeerd, zal worden nagegaan of er mogelijkheden voor verdere verbetering van de maatregelen of de resultaten ervan zijn, en zal een optimale benutting/optimaal effect ervan worden nagestreefd.

De conclusies van de evaluatie, alsmede de opmerkingen van de Commissie, moeten worden meegedeeld aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

Artikelsgewijze toelichting

De voorgestelde verordening bestaat uit 12 titels.

Titel I bevat algemene bepalingen inzake onder meer het voorwerp van de verordening, de onderdelen van het Programma, de doelstellingen van dat Programma en het beginsel dat de Unie de in het kader van het Programma gecreëerde of ontwikkelde activa in eigendom heeft.

Titel II bepaalt de begrotingsbijdragen en mechanismen van het Programma.

Titel III bevat de financiële bepalingen die van toepassing zijn op het Programma. Wat openbare aanbestedingen betreft, is het wegens de complexiteit en de specifieke kenmerken van de in de ruimtevaartsector af te sluiten contracten noodzakelijk om in maatregelen met betrekking tot de uitvoering van het Financieel Reglement te voorzien. De financiële bepalingen moeten het ook mogelijk maken aan de uiteenlopende behoeften van de verschillende onderdelen van het programma tegemoet te komen en een scala van vormen van samenwerking en partnerschap tussen de belanghebbenden te gebruiken.

Titel IV heeft betrekking op het bestuur van het Programma. Hierin wordt de rol die moet worden gespeeld door de vier belangrijkste actoren van dit Programma, namelijk de Commissie, het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma, het Europees Ruimteagentschap en de lidstaten, in detail beschreven, alsook de betrekkingen tussen deze verschillende actoren.

Titel V heeft betrekking op veiligheid, wat met name van belang is gezien de strategische aard van verschillende van de onderdelen van het Programma en de verbanden tussen ruimtevaart en veiligheid. Een hoog niveau van veiligheid moet worden gerealiseerd en gehandhaafd door het opleggen van doeltreffende bestuursregelingen die grotendeels gebaseerd zijn op de ervaringen van de lidstaten en op de ervaring die de Commissie de afgelopen jaren heeft opgedaan. Daarnaast moet het Programma, zoals elk programma met een strategische dimensie, een onafhankelijke beveiligingshomologatie ondergaan waarbij de passende normen op dit gebied worden gevolgd.

Titel VI heeft betrekking op Galileo en Egnos. Deze bepalingen zijn grotendeels gebaseerd op de relevante bepalingen van Verordening (EU) nr. 1285/2013 inzake GNSS, maar zij zijn geactualiseerd en indien nodig aangepast, onder meer rekening houdend met het feit dat deze twee systemen nu operationeel zijn en onderdelen van het overkoepelende ruimtevaartprogramma van de Unie zijn geworden.

Titel VII houdt verband met Copernicus. Deze titel bevat een aantal bepalingen die sterk lijken op die van de huidige Verordening (EU) nr. 377/2014 inzake Copernicus maar bepaalde belangrijke ontwikkelingen weerspiegelen van het systeem gericht op de verwerking en het beheer van gegevens en de totstandbrenging van een overkoepelend wettelijk kader.

Titel VIII bevat de gegevens van de andere onderdelen van het ruimtevaartprogramma van de Unie, voornamelijk SST en Govsatcom. Terwijl de bepalingen inzake SST voortbouwen op de bepalingen van Besluit nr. 541/2014/EU inzake SST, is het deel inzake Govsatcom geheel nieuw.

Titel IX wijzigt de naam van het Europees GNSS-Agentschap in het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma en wijzigt een aantal operationele regels van het Agentschap die momenteel zijn vastgelegd in Verordening (EU) nr. 912/2010. Deze wijzigingen weerspiegelen met name de nieuwe rol die is toegewezen aan het Agentschap, waarvan de bevoegdheden mogelijk worden uitgebreid tot alle onderdelen van het ruimtevaartprogramma van de Unie.

De titels X, XI en XII bevatten respectievelijk diverse bepalingen, bepalingen inzake delegatie en uitvoeringsmaatregelen en de slotbepalingen.

Integratie van klimaatmaatregelen

Het voorstel van de Commissie voor het meerjarig financieel kader voor de periode 20212027 stelt een ambitieuzere doelstelling voor de integratie van klimaatmaatregelen in alle EU-programma’s voorop, met het algemene streefdoel dat 25 % van de uitgaven van de EU zou bijdragen aan de verwezenlijking van klimaatdoelstellingen. De bijdrage van dit programma aan de verwezenlijking van dit algemene streefdoel zal worden gevolgd door een EU-referentiesysteem van klimaatindicatoren, op passende wijze opgesplitst, en waar mogelijk zullen eveneens preciezere methoden worden gebruikt. De Commissie zal de informatie jaarlijks blijven presenteren in de vorm van vastleggingskredieten in het kader van de jaarlijkse ontwerpbegroting.

Om te waarborgen dat het programma maximaal kan bijdragen aan de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen zal de Commissie de daartoe relevante acties gedurende de voorbereiding, uitvoering, herziening en evaluatie van het programma identificeren.