Toelichting bij COM(2018)390 - Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2018)390 - Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij.
bron COM(2018)390 NLEN
datum 12-06-2018
1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Dit voorstel voorziet in toepassing vanaf 1 januari 2021 en heeft betrekking op een Unie met 27 lidstaten, in overeenstemming met de kennisgeving van het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om zich uit de Europese Unie en Euratom terug te trekken overeenkomstig artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, die door de Europese Raad werd ontvangen op 29 maart 2017.

Motivering en doel van het voorstel

Doel van dit voorstel is de oprichting van het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) voor de periode 2021-2027. Dat fonds is bedoeld om financiering uit de begroting van de Unie aan te wenden voor de ondersteuning van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), het maritiem beleid van de Unie en de internationale verbintenissen van de Unie op het gebied van oceaangovernance, met name in de context van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling.

Dergelijke financiering is onontbeerlijk voor een duurzame visserij en de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee, voor voedselzekerheid door een aanbod van vis en schaal- en schelpdieren, voor de groei van een duurzame blauwe economie en voor gezonde, veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen.

Als wereldspeler in de oceanen en als de op vier na grootste producent van vis en schaal- en schelpdieren ter wereld, draagt de Unie een grote verantwoordelijkheid bij de bescherming, de instandhouding en het duurzame gebruik van de oceanen en hun rijkdommen. Het behoud van zeeën en oceanen is immers van vitaal belang voor een snel groeiende wereldbevolking. Ook is het van sociaaleconomisch belang voor de Unie: een duurzame blauwe economie stimuleert investeringen, banen en groei, bevordert onderzoek en innovatie en draagt bij tot energiezekerheid door oceaanenergie. Bovendien zijn veilige en beveiligde zeeën en oceanen essentieel voor doeltreffende grenscontrole en voor de wereldwijde strijd tegen criminaliteit op zee en wordt zo tegemoet gekomen aan de bezorgdheid van de burgers met betrekking tot veiligheid. Voor deze prioriteiten is financiële steun van de Unie uit het EFMZV nodig.

Die steun zal worden aangevuld met specifieke financiering voor het Europees Bureau voor visserijcontrole, de partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij en het lidmaatschap van de Unie bij regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's) en andere internationale organisaties, die eveneens bijdragen tot de handhaving van het beleid van de Unie in de visserij- en de maritieme sector.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Met dit voorstel wordt beoogd de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB te ondersteunen, de uitvoering van het maritiem beleid van de Unie te bevorderen en de internationale oceaangovernance te versterken. Aangezien de uitdagingen en opportuniteiten die de oceaan biedt, onderling samenhangen en als een geheel moeten worden gezien, dienen deze beleidsterreinen nauw met elkaar verbonden te zijn.

In het op 2 mei 2018 aangenomen voorstel voor het meerjarig financieel kader (MFK) 2021-2027 van de Commissie is het begrotingskader vastgesteld voor de financiering van het GVB en het maritiem beleid. Voorts heeft de Commissie op 29 mei 2018 een voorstel voor een verordening gemeenschappelijke bepalingen vastgesteld met het oog op een betere coördinatie en op de harmonisatie van de uitvoering van steun in het kader van fondsen in gedeeld beheer (hierna 'de fondsen' genoemd), met als belangrijkste doel de beleidsuitvoering op een coherente wijze te vereenvoudigen. Die algemene bepalingen zijn van toepassing op het deel van het EFMZV onder gedeeld beheer.

Met de verschillende fondsen, die alle op dezelfde wijze worden beheerd, worden complementaire doelstellingen nagestreefd. Bijgevolg zijn in de verordening gemeenschappelijke bepalingen een reeks gemeenschappelijke algemene doelstellingen bepaald, evenals algemene beginselen zoals partnerschap en meerlagig bestuur. Die verordening bevat ook de gemeenschappelijke elementen van strategische planning en programmering, waaronder bepalingen inzake de met elke lidstaat te sluiten partnerschapsovereenkomst, en beschrijft een gemeenschappelijke benadering voor de prestatiegerichtheid van de fondsen. Hiertoe zijn in die verordening randvoorwaarden, een evaluatie van de prestaties en regelingen voor monitoring, verslaglegging en evaluatie vastgesteld. Ook zijn gemeenschappelijke bepalingen vastgesteld over de subsidiabiliteitsregels en zijn bijzondere regelingen omschreven voor financieringsinstrumenten, het gebruik van InvestEU, vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling en financieel beheer. Sommige beheers- en controleregelingen zijn ook gemeenschappelijk voor alle fondsen.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit voorstel en de doelstellingen ervan zijn in overeenstemming met het beleid van de Unie, met name op het gebied van milieu, klimaat, cohesie, sociale aangelegenheden, markt en handel.

De complementariteit tussen de fondsen, met inbegrip van het EFMZV, en andere programma's van de Unie wordt beschreven in de partnerschapsovereenkomst overeenkomstig de verordening gemeenschappelijke bepalingen.

In het kader van direct beheer zal het EFMZV synergieën en complementariteit met andere fondsen en programma's van de Unie ontwikkelen. Ook zal financiering mogelijk zijn in de vorm van financieringsinstrumenten in het kader van blendingverrichtingen die worden uitgevoerd in overeenstemming met de InvestEU-verordening.

Steun uit het EFMZV moet worden gebruikt om marktfalen of suboptimale investeringssituaties op evenredige wijze aan te pakken, zonder dat particuliere financiering wordt overlapt of verdrongen, en moet een duidelijke Europese toegevoegde waarde hebben Zo wordt gegarandeerd dat de acties van het EFMZV in overeenstemming zijn met de staatssteunregels van de Unie en worden buitensporige verstoringen van de mededinging op de interne markt vermeden.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 42, artikel 43, lid 2, artikel 91, lid 1, artikel 100, lid 2, artikel 173, lid 3, artikel 175, artikel 188, artikel 192, lid 1, artikel 194, lid 2, artikel 195, lid 2, en artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De bepalingen van het voorstel worden overeenkomstig het Financieel Reglement uitgevoerd in het kader van gedeeld beheer, direct beheer en indirect beheer.

Evenredigheid

De voorgestelde bepalingen zijn in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, aangezien zij passend en noodzakelijk zijn en de nagestreefde beleidsdoelstellingen niet kunnen worden bereikt met andere maatregelen die minder restrictief zijn.

Keuze van het instrument

Voorgesteld instrument: verordening van het Europees Parlement en de Raad.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

De resultaten van de evaluatie achteraf van het Europees Visserijfonds (EVF) 2007-2013 zijn in aanmerking genomen als essentieel element van de effectbeoordeling ter beoordeling van de mogelijkheid om de financiële steun voor de visserijsector na 2020 voort te zetten. De evaluatie is gebaseerd op de raadpleging van belanghebbenden die tussen februari en mei 2016 werd gehouden om de publieke opinie over de doelmatigheid en doeltreffendheid van het EVF te peilen.

De belangrijkste aanbevelingen voor de periode na 2020 waren het verbeteren van het verband tussen de financiering en de beleidsdoelstellingen, de duurzame exploitatie van de visserij evenals de bescherming en verbetering van het milieu en de natuurlijke rijkdommen door de negatieve effecten op het mariene milieu te beperken. Ook werd benadrukt dat een meer strategische aanpak nodig is om het concurrentievermogen van de aquacultuur te vergroten en de productie te verhogen en dat beter rekening moet worden gehouden met de specifieke problemen van de kleinschalige kustvisserij.

Raadpleging van belanghebbenden

Voor de programmeringsperiode na 2020 was de voornaamste raadplegingsactiviteit de conferentie voor belanghebbenden bij het EFMZV genaamd 'Na 2020: steun voor de Europese kustgemeenschappen', die in oktober 2017 in Tallinn werd gehouden. Tijdens deze conferentie, met 70 sprekers en meer dan 300 deelnemers, konden belanghebbenden bijdragen aan de beoordeling van de financiële steun die het EFMZV aan het GVB en het maritiem beleid van de Unie biedt over de programmeringsperiode 2014-2020. Ook konden ze brainstormen over de vorm die deze steun na 2020 zou kunnen aannemen. Aan de conferentie namen uiteenlopende belanghebbenden deel: van de 300 deelnemers waren meer dan 50 % vertegenwoordigers van overheidsinstanties, 12 % vertegenwoordigers van de sector, 11 % ngo's, 14 % visserijverenigingen en -organisaties en 7 % academici.

Ook de leden van de EFMZV-deskundigengroep (overheidsdiensten van de lidstaten) kregen bij twee gelegenheden de kans om bij te dragen aan het debat en input te leveren voor het denkproces. Deze vergaderingen hebben respectievelijk op 6 november 2017 en 15 januari 2018 plaatsgevonden. De gesprekken in de deskundigengroepen werden geschraagd door discussienota's en oriënterende vragen die de Commissie vóór de vergaderingen had verstrekt. Ook werden schriftelijke bijdragen ontvangen van de lidstaten.

Voorts werden adviesraden, ngo's en Europese sociale partners per brief verzocht om feedback over de financiering van de Unie voor de visserijsector en de maritieme sector na 2020. In het kader van de raadpleging werden individuele vergaderingen met sociale partners gehouden.

Er werden eveneens bijdragen ontvangen van de Conferentie van perifere maritieme regio's (CPMR), zoals de technische nota van december 2017 over de "Toekomst van het EFMZV na 2020: elementen van de analyse en mogelijke scenario's" en de CPMR-nota's van oktober 2017 en maart 2017 over het EFMZV na 2020. In maart 2018 nam het politiek bureau van de CPMR het definitieve beleidsstandpunt over de toekomst van het EFMZV aan.

Voorts werd de beoordeling gevoed door een aantal andere workshops en verslagen, zoals de beleidssessie tijdens de conferentie van de Europese Vereniging van visserijeconomen (april 2017) en de workshop inzake steun voor het maritiem beleid voor belanghebbenden tijdens de Europese Dag van de zee (mei 2017).

De resultaten van de raadpleging kunnen als volgt worden samengevat:

–Bijna alle belanghebbenden benadrukten het belang van continuïteit en de behoefte aan een speciaal financieringsinstrument voor de visserij en het maritiem beleid, waarbij de GVB-doelstellingen nog steeds worden nageleefd en de kansen van de blauwe economie worden benut.

–De lidstaten waren het erover eens dat de doelstellingen van het fonds na 2020 moeten gericht zijn op ecologische, economische en sociale duurzaamheid. De verwezenlijking van de GVB-doelstellingen werd door de belanghebbenden gezien als een prioriteit voor het volgende fonds.

–Bij het overleg zijn de belanghebbenden het erover eens geworden dat een van de grootste tekortkomingen van het EFMZV 2014-2020 de trage invoering en de late uitvoering van de operationele programma's was, hetgeen voornamelijk te wijten was aan de late goedkeuring van het wetgevingskader. De andere moeilijkheden waarmee de lidstaten te kampen hebben, zijn de te prescriptieve wetgeving op het niveau van de Unie, de starheid en het gebrek aan flexibiliteit in de interpretatie en te veel nadruk op subsidiabiliteit in plaats van op het bereiken van doelstellingen en streefdoelen. De meerderheid van de belanghebbenden riep dan ook op tot een eenvoudiger rechtskader en minder juridische complexiteit.

–Er was duidelijke eensgezindheid tussen de belanghebbenden over de noodzaak van een zekere mate van stabiliteit, met name via meer vereenvoudiging op alle niveaus (zowel op het niveau van de Unie als op nationaal niveau) wat betreft de uitvoering van het EFMZV. De meningen liepen echter wel uiteen over de manier waarop een evenwicht moet worden gevonden tussen een grotere nadruk op resultaatgerichtheid en de verlaging van de administratieve lasten voor de begunstigden en de overheidsdiensten, terwijl wordt gegarandeerd dat de middelen correct worden besteed.

–De lidstaten merkten in hun bijdragen op dat het monitoring- en evaluatiesysteem een sleutelrol speelt om de doeltreffendheid van het fonds aan te tonen, aangezien het systeem informatie verschaft over de oorzaken achter de ontwikkeling van de visserij en de blauwe economie.

–Over de steun voor vissersvloten werden tegengestelde meningen geuit: ongeveer de helft van de belanghebbenden was voorstander van de voortzetting van de vlootmaatregelen, terwijl de andere helft ertegen was.

–Wat de aquacultuursector betreft, waren alle belanghebbenden het erover eens dat verdere stappen op het gebied van administratieve en juridische vereenvoudiging nodig zijn om de vergunningsprocedures te verkorten, zonder daarbij de in het Unierecht verankerde hoge normen op het gebied van milieu, consumentenbescherming en diergezondheid in het gedrang te brengen. Ze herhaalden dat de administratieve rompslomp nog steeds de belangrijkste hinderpaal is voor de ontwikkeling van de sector, samen met te complexe procedurele vereisten (zowel voor de vergunningsprocedure als voor de toegang tot financiering). Elf lidstaten gaven hun uitdrukkelijke steun te kennen voor de voortzetting van de huidige steun van de Unie voor aquacultuur in het volgende fonds, en in het bijzonder voor de zoetwateraquacultuur.

–Wat de kleinschalige kustvisserij en de visserij in de ultraperifere gebieden betreft, waren de lidstaten voorstander van meer gerichte en op maat gesneden steun en pleitten ze voor een voortzetting van een hoger steunpercentage en de mogelijkheid van gunstigere behandeling door middel van voorschotten. Volgens sommige lidstaten moet de preferentiële financiële behandeling voor de kleinschalige kustvisserij, met inbegrip van de binnenvisserij, na 2020 behouden blijven. De belanghebbenden wezen ook op de behoefte aan flexibiliteit om rekening te houden met de lokale specificiteiten en om generatievernieuwing mogelijk te maken bij een vergrijzende beroepsbevolking.

–Alle lidstaten en belanghebbenden waren van mening dat de steun voor gegevensverzameling, controle en handhaving en de steun voor producentenorganisaties deel moeten blijven uitmaken van het fonds onder gedeeld beheer.

–Versterking van het optreden van de Unie via het EFMZV op verschillende gebieden in het kader van het maritiem beleid (opleiding, maritieme ruimtelijke ordening, maritieme veiligheid en bewaking, financiering van innovatieve projecten, enz.) werd door een aantal belanghebbenden beschouwd als toegevoegde waarde voor Europa en voor de regio's. Aangezien de blauwe economie zich ontwikkelt in een bijzonder complexe omgeving, moet verder worden gezorgd voor complementariteit tussen de verschillende instrumenten om overlapping en versnippering te voorkomen.

–De meeste belanghebbenden erkenden tevens de belangrijke rol die vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling speelt voor de kustgemeenschappen om lokale oplossingen te vinden voor lokale problemen, en zagen het als een waardevolle kans voor de visserij en de aquacultuur om een actieve rol te spelen bij het lokale bestuur. Veel van de belanghebbenden zouden vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling graag een grotere rol toebedelen in de ontwikkeling van de blauwe economie op lokaal niveau.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De effectbeoordeling is opgesteld door de diensten van de Commissie. Voor de beoordeling van de monitoring en evaluatie van prestaties werd input geleverd door externe deskundigen. Deze input omvat een voorstel voor een monitoring- en evaluatiekader voor de periode na 2020 dat is gebaseerd op het systeem dat werd ontwikkeld voor de periode 2014-2020, samen met een beperkt aantal resultaatindicatoren, waaronder een beoordeling van de behoeften inzake gegevensverzameling, bronnen en beschikbaarheid.

Effectbeoordeling

De effectbeoordeling geeft een overzicht van de belangrijkste algemene doelstellingen en de specifieke doelstellingen van het programma. De doelstellingen omvatten onder meer de horizontale MFK-doelstellingen van flexibiliteit, samenhang en synergie, vereenvoudiging en prestatiegerichtheid.

In de effectbeoordeling worden de belangrijkste uitdagingen en problemen toegelicht die in het toekomstige programma moeten worden aangepakt op basis van de bevindingen van evaluaties van eerdere programmeringsperioden en raadplegingsactiviteiten, de horizontale doelstellingen van het nieuwe MFK en de nieuwe politieke prioriteiten en problemen die een interventie van de Unie vereisen.

Op basis van de ervaring met eerdere programma's geeft de effectbeoordeling ruim prioriteit aan acties die mogelijk zullen worden gefinancierd (in het licht van de verwezenlijking van de genoemde doelstellingen), omdat de begrotingstoewijzing nog niet bekend was op het moment dat de effectbeoordeling is opgesteld.

De financieringsprioriteiten werden getoetst aan het subsidiariteitsbeginsel (toegevoegde waarde van de Unie/noodzakelijkheid van optreden van de Unie) en aan het evenredigheidsbeginsel. Ook werden wijzigingen in de reikwijdte en de structuur van het programma geanalyseerd.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het voorstel houdt dan wel geen verband met Refit, maar het is wel gericht op het verlichten van de administratieve rompslomp en op de vereenvoudiging van de uitvoering van het fonds.

Het kent voorts een preferentiële behandeling toe aan kleine begunstigden met een hogere steunintensiteit en specifieke vormen van steun voor begunstigden uit de kleinschalige kustvisserij.

Grondrechten

De eerbiediging van de rechtsstaat is een essentiële voorwaarde voor goed financieel beheer en doeltreffende financiering door de Unie. Regels zijn vastgesteld in de verordening inzake de bescherming van de begroting van de Unie in geval van fundamentele tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in de lidstaten. Met het oog op de naleving van het Handvest van de grondrechten is een randvoorwaarde opgenomen in de verordening gemeenschappelijke bepalingen. Deze is van toepassing op het EFMZV.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

In het meerjarig financieel kader is bepaald dat de begroting van de Unie het visserijbeleid en het maritiem beleid moet blijven ondersteunen. De voorgestelde EFMZV-begroting bedraagt, in lopende prijzen, 6 140 000 000 EUR. De EFMZV-middelen zijn verdeeld tussen gedeeld, direct en indirect beheer. 5 311 000 000 EUR wordt uitgetrokken voor steun onder gedeeld beheerd en 829 000 000 EUR voor steun onder direct en indirect beheer. Meer gegevens over de financiële gevolgen van het EFMZV staan in het financieel memorandum dat bij het voorstel is gevoegd.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Het voorstel houdt verband met de regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage van de verordening gemeenschappelijke bepalingen. Deze regelingen worden uitgevoerd via een in het voorstel vastgesteld monitoring- en evaluatiekader.

De evaluaties zullen worden uitgevoerd overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2006, waarbij de drie instellingen hebben bevestigd dat evaluaties van bestaande wetgeving en bestaand beleid de basis moeten vormen voor effectbeoordelingen van opties voor verdere acties. Bij de evaluaties zullen de effecten van het programma in de praktijk worden beoordeeld op basis van de indicatoren en streefdoelen van het programma en van een gedetailleerde analyse van de mate waarin het programma relevant, doeltreffend en doelmatig kan worden geacht, voldoende toegevoegde waarde voor de Unie oplevert en aansluit bij ander beleid van de Unie. Bij de evaluaties zal rekening worden gehouden met de opgedane ervaring om eventuele tekortkomingen en problemen in kaart te brengen en om na te gaan hoe de acties of de resultaten ervan verder kunnen worden verbeterd en om de benutting en effecten ervan te helpen maximaliseren.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Niet van toepassing.

Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

1.

Doelstellingen


Met dit voorstel voor een verordening inzake het EFMZV wordt beoogd de verwezenlijking van de milieu-, economische, maatschappelijke en werkgelegenheidsdoelstellingen van het GVB te ondersteunen, de uitvoering van het maritiem beleid van de Unie te bevorderen en de internationale verbintenissen van de Unie op het gebied van oceaangovernance te ondersteunen. Het voorstel berust op de volgende vier prioriteiten, die aansluiten op de toepasselijke beleidsdoelstellingen van de verordening gemeenschappelijke bepalingen en gericht zijn op het maximaliseren van de bijdrage van de Unie aan de ontwikkeling van een duurzame blauwe economie:

(1)bevorderen van een duurzame visserij en van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee;

(2)bijdragen tot de voedselzekerheid in de Unie door concurrerende en duurzame aquacultuur en markten;

(3)mogelijk maken van de groei van een duurzame blauwe economie en bevorderen van welvarende kustgemeenschappen;

(4)versterken van de internationale oceaangovernance en tot stand brengen van veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen.

De Europese maritieme sector biedt meer dan 5 miljoen banen, die bijna 500 miljard EUR per jaar opleveren, en dat aantal zou nog sterk kunnen stijgen. De output van de wereldwijde oceaaneconomie wordt momenteel op 1,3 biljoen EUR geraamd en dat bedrag kan tegen 2030 meer dan verdubbelen ("De oceaaneconomie in 2030", OESO-rapport). De noodzaak om te voldoen aan de CO2-emissiedoelstellingen, de hulpbronnenefficiëntie te verhogen en de ecologische voetafdruk van de blauwe economie te verkleinen, is een belangrijke aanzet geweest voor innovatie in andere sectoren, zoals de uitrusting van zeeschepen, de scheepsbouw, oceaanobservatie, de baggerij, de bescherming van kustgebieden en de mariene bouw. De investeringen in de maritieme economie worden gefinancierd uit de structuurfondsen van de Unie, in het bijzonder het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV). Nieuwe investeringsinstrumenten zoals InvestEU moeten worden aangewend om het groeipotentieel van de sector waar te maken.

Het voorstel van de Commissie voor het meerjarig financieel kader 2021-2027 bevat ambitieuzere doelstellingen voor klimaatmainstreaming (integratie van klimaatactie in het beleid en de fondsen) in alle programma's van de Unie met als streefdoel dat 25 % van de uitgaven van de Unie bijdraagt tot de klimaatdoelstellingen. De bijdrage van het EFMZV tot de verwezenlijking van dat streefdoel zal worden gevolgd met behulp van een op passend niveau uitgesplitst systeem van klimaatmarkers, waarbij exactere methoden zullen worden gebruikt als die beschikbaar zijn. De Commissie zal de informatie jaarlijks blijven voorstellen in de vorm van vastleggingskredieten in het kader van de jaarlijkse ontwerpbegroting. Om ervoor te zorgen dat het potentieel van het EFMZV om bij te dragen tot de klimaatdoelstellingen volledig wordt benut, zal de Commissie ernaar streven relevante acties in kaart te brengen tijdens het proces van voorbereiding, toepassing, beoordeling en evaluatie.

Het EFMZV zal eveneens bijdragen tot de verwezenlijking van de milieudoelstellingen van de Unie. Deze bijdrage zal worden gevolgd aan de hand van milieumarkers van de Unie en er moet regelmatig verslag over worden uitgebracht in het kader van evaluaties en van de jaarlijkse prestatieverslagen.

Vereenvoudiging



Met dit voorstel wordt de vereenvoudiging van de uitvoering van het EFMZV beoogd ten opzichte van de uiterst complexe structuur in het kader van de periode 2014-2020. Het EFMZV 2014-2020 is namelijk gebaseerd op een nauwkeurige en strikte omschrijving van financieringsmogelijkheden en subsidiabiliteitsregels ("maatregelen"), wat de uitvoering voor de lidstaten en begunstigden bemoeilijkt heeft. Het EFMZV voor de periode na 2020 zal dan ook overschakelen op een vereenvoudigde structuur met de volgende elementen:

–4 prioriteiten – Deze prioriteiten beschrijven het toepassingsgebied van EFMZV-steun in overeenstemming met de doelstellingen van het GVB, van het maritiem beleid en van de internationale acties op het gebied van oceaangovernance.

–Steungebieden – In de artikelen van de verordening worden geen dwingende maatregelen vastgesteld, maar wordt een beschrijving gegeven van de verschillende steungebieden in het kader van elke prioriteit, hetgeen een flexibel uitvoeringskader schept.

–Geen vooraf bepaalde maatregelen of subsidiabiliteitsregels op Unieniveau – In het kader van gedeeld beheer is het aan de lidstaten om hun programma op te stellen en er de meest geschikte manieren aan te geven om de prioriteiten van het EFMZV te bereiken. Voor het bepalen van de subsidiabiliteitsregels zullen zij over enige flexibiliteit te beschikken. Er kan steun worden verleend voor uiteenlopende maatregelen die de lidstaten aangeven in de programma's, volgens de regels van de EFMZV-verordening en de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen, op voorwaarde dat zij onder de genoemde steungebieden vallen.

–Voorwaarden en beperkingen voor bepaalde gebieden – Er moet een lijst van niet-subsidiabele concrete acties worden opgesteld om schadelijke gevolgen voor de instandhouding van de visbestanden te vermijden, bijvoorbeeld een algemeen verbod op investeringen om de vangstcapaciteit te vergroten. Bovendien zal aan investeringen en compensaties ten bate van de vissersvloot (definitieve stopzetting van visserijactiviteiten, buitengewone stopzetting van visserijactiviteiten, aankoop van een vaartuig, vervanging van motoren) de strikte voorwaarde worden verbonden dat ze stroken met de instandhoudingsdoelstellingen van het GVB. Dat is van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat de financiële steun op de verwezenlijking van deze doelstellingen gericht is.

–Resultaatindicatoren – De prestaties van de EFMZV-steun zullen worden beoordeeld aan de hand van indicatoren. De lidstaten zullen rapporteren over de vooruitgang in de richting van vastgestelde mijlpalen en streefdoelen en de Commissie zal de prestaties jaarlijks evalueren op basis van door de lidstaten opgestelde jaarlijkse prestatieverslagen, zodat mogelijke problemen met de tenuitvoerlegging tijdig kunnen worden opgespoord en corrigerende maatregelen kunnen worden genomen. Daartoe zal een monitoring- en evaluatiekader worden vastgesteld.

De nationale programma's moeten niet langer een lijst van uit een menu met subsidiabele acties geselecteerde maatregelen bevatten, zoals dat momenteel het geval is, maar gericht zijn op de strategische prioriteiten die door elke lidstaat worden gekozen. Met deze structuur zal de uitvoering van de programma's optimaal gericht zijn op de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen op basis van de prestaties, in het kader van een permanente dialoog tussen de Commissie en de lidstaten over het bereiken van resultaten. Flexibiliteit, resultaatgerichtheid en wederzijds vertrouwen tussen de Commissie en de lidstaten zijn dus de drie beginselen van een doeltreffende vereenvoudiging.

In het kader van gedeeld beheer zullen de programma's worden opgesteld door de lidstaten en goedgekeurd door de Commissie. In de context van regionalisering en om de lidstaten aan te moedigen tot een meer strategische aanpak bij de voorbereiding van de programma's, zal de Commissie een analyse ontwikkelen voor elk zeegebied, waarin de gemeenschappelijke sterke en zwakke punten met betrekking tot de verwezenlijking van de GVB-doelstellingen worden aangegeven. Deze analyse zal als basis dienen voor de onderhandelingen tussen de lidstaten en de Commissie over elk programma, rekening houdend met de regionale moeilijkheden en behoeften.

Bij de beoordeling van de programma's zal de Commissie rekening houden met de ecologische en sociaaleconomische uitdagingen van het GVB, de sociaaleconomische prestaties van de duurzame blauwe economie, de uitdagingen op het niveau van het zeegebied, de instandhouding en het herstel van de mariene ecosystemen, de vermindering van zwerfvuil op zee en de matiging van en de aanpassing aan de klimaatverandering.

Vereenvoudiging zal ook tot stand worden gebracht via de verordening gemeenschappelijke bepalingen, waarin de meeste bepalingen inzake uitvoering, monitoring en controle worden vastgesteld.

2.

Toewijzing van middelen


Het EFMZV zal worden uitgevoerd in het kader van twee uitvoeringssystemen:

–onder gedeeld beheer door de lidstaten via EFMZV-programma's op basis van nationale strategieën,

–rechtstreeks door de Commissie onder direct beheer.

Het voorstel is om de verdeling van de middelen tussen gedeeld en direct beheer te behouden zoals in de periode 2014-2020. Bijgevolg wordt voorgesteld 5 311 000 000 EUR (86,5 %) toe te wijzen aan gedeeld beheer en 829 000 000 EUR (13,5 %) aan direct beheer. Op die manier blijven de middelen evenwichtig verdeeld.

Wat gedeeld beheer betreft, zouden de lidstaten na aftrek van de waarde van het Britse programma (243 miljoen EUR) in nominale termen 96,5 % van hun toewijzing voor 2014-2020 behouden. Met het oog op stabiliteit, met name met betrekking tot de verwezenlijking van de GVB-doelstellingen, zal de afbakening van de nationale toewijzingen worden gebaseerd op de verdeling van de periode 2014-2020.

Ook wordt voorgesteld dat bedragen voor bepaalde steungebieden onder gedeeld beheer worden geoormerkt voor:

–controle en handhaving en de verzameling en verwerking van gegevens voor visserijbeheer en wetenschappelijke doeleinden (minimaal 15 % van de per lidstaat toegewezen financiële steun, met uitzondering van niet aan zee grenzende landen),

–de ultraperifere gebieden (geoormerkt bedrag dat zowel de regeling ter compensatie van extra kosten als de structurele steun omvat).

3.

Voorwaardelijkheid


Op de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties is de instandhouding en het duurzame gebruik van de oceanen opgenomen als een van de 17 duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG 14). De Unie wil zich ten volle inzetten voor dat doel en voor de verwezenlijking ervan. In die context heeft zij zich ertoe verbonden om een duurzame blauwe economie te bevorderen die strookt met de maritieme ruimtelijke ordening, de instandhouding van de biologische rijkdommen en het bereiken van een goede milieutoestand; om bepaalde vormen van visserijsubsidies die overcapaciteit en overbevissing in de hand werken te verbieden; om subsidies die bijdragen tot illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij af te schaffen; en om geen nieuwe dergelijke subsidies in te voeren. Dat resultaat moet uiterlijk in 2020 worden bereikt en voortvloeien uit de onderhandelingen van de Wereldhandelsorganisatie over visserijsubsidies.

Daarnaast heeft de Unie zich er, tijdens de onderhandelingen binnen de Wereldhandelsorganisatie in het kader van de Wereldtop inzake duurzame ontwikkeling van 2002 en in het kader van de Conferentie van de Verenigde Naties inzake duurzame ontwikkeling van 2012 (Rio+20), toe verbonden een einde te maken aan subsidies die overcapaciteit in de visserij en overbevissing in de hand werken.

Bovendien is in artikel 42 van de GVB-verordening bepaald dat de financiële bijstand van de Unie in het kader van het EFMZV afhankelijk moet zijn van de naleving van de GVB-voorschriften. Bijgevolg zullen aanvragen van begunstigden die de toepasselijke GVB-voorschriften niet naleven, niet in aanmerking komen voor financiering. Bovendien zal de Commissie worden gemachtigd om op te treden tegen lidstaten die de GVB-voorschriften niet naleven.

4.

Bevorderen van een duurzame visserij en van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee


Het GVB staat er borg voor dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur uit ecologisch oogpunt langdurig duurzaam zijn en worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid, alsmede bij te dragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden. Het beoogt ervoor te zorgen dat de biologische rijkdommen van de zee zodanig worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten worden hersteld en gehandhaafd boven een niveau dat de maximale duurzame opbrengst (MDO) kan opleveren. Het moet er ook voor zorgen dat de negatieve gevolgen van visserijactiviteiten voor het mariene ecosysteem tot een minimum worden beperkt en dat aantasting van het mariene milieu door aquacultuur- en visserijactiviteiten wordt voorkomen (artikel 2 van de GVB-verordening).

De laatste jaren is er grote vooruitgang geboekt bij het terugbrengen van de visbestanden naar een gezond niveau, bij het vergroten van de winstgevendheid van de visserijsector van de Unie en bij de instandhouding van mariene ecosystemen. Er is echter nog heel wat werk voor de boeg om de sociaaleconomische en ecologische doelstellingen van het GVB te bereiken. Daarom moet de steun na 2020 worden voortgezet, met name in zeegebieden waar de vooruitgang trager verloopt. De visserij is van vitaal belang voor het levensonderhoud en het cultureel erfgoed van veel kustgemeenschappen in de Unie, en dan vooral waar de kleinschalige kustvisserij een belangrijke rol speelt. In veel vissersgemeenschappen ligt de gemiddelde leeftijd boven de 50. Generatievernieuwing en diversificatie van activiteiten blijven dan ook een uitdaging.

Steun in het kader van prioriteit 1 is gericht op de verwezenlijking van de in artikel 2 van de GVB-verordening omschreven milieu-, economische, maatschappelijke en werkgelegenheidsdoelstellingen van het GVB. Die steun moet ervoor zorgen dat de visserijactiviteiten uit ecologisch oogpunt langdurig duurzaam zijn en worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid, alsmede bij te dragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden.

Steun uit het EFMZV zal er met name op gericht zijn een duurzame visserij op basis van de MDO tot stand te brengen en te handhaven, en de negatieve gevolgen van visserijactiviteiten op het mariene ecosysteem tot een minimum te beperken. Die steun zal onder meer betrekking hebben op innovatie en investeringen in milieuvriendelijke, klimaatbestendige en koolstofarme visserijpraktijken en -technieken.

De aanlandingsverplichting is een van de grootste uitdagingen van het GVB. Ze heeft voor de sector geleid tot aanzienlijke veranderingen in de visserijpraktijken, die soms gepaard gingen met hoge kosten. Het EFMZV zal dan ook steun bieden, en wel met een hogere steunintensiteit dan die welke voor andere concrete acties geldt, voor innovatie en investeringen die bijdragen tot de uitvoering van de aanlandingsverplichting, zoals investeringen in selectief vistuig, in de verbetering van de haveninfrastructuur en in de afzet van ongewenste vangsten. Het zal tevens een maximale steunintensiteit van 100 % hanteren voor het ontwerp, de ontwikkeling, de monitoring, de evaluatie en het beheer van transparante systemen voor de uitwisseling van vangstmogelijkheden tussen lidstaten om het door de aanlandingsverplichting ontstane 'knelsoorteffect' te matigen.

Steun in het kader van prioriteit 1 kan tevens betrekking hebben op innovatie en investeringen in de situatie aan boord van vissersvaartuigen met het oog op de verbetering van gezondheids-, veiligheids- en arbeidsomstandigheden, van de energie-efficiëntie en van de kwaliteit van de vangsten. Die steun mag echter geen vergroting van de vangstcapaciteit of van het vermogen om vis op te sporen tot gevolg hebben. Voorts mag hij niet worden verleend met als enig doel de naleving van verplichtingen die krachtens het recht van de Unie of nationaal recht gelden. Wat de gezondheids-, veiligheids- en arbeidsomstandigheden aan boord van vissersvaartuigen betreft, zal een hogere steunintensiteit dan die welke voor andere concrete acties geldt, worden toegestaan.

Visserijcontrole is van het allergrootste belang voor de uitvoering van het GVB. Daarom zal uit het EFMZV in het kader van gedeeld beheer steun worden verleend voor de ontwikkeling en uitvoering van een visserijcontrolesysteem van de Unie, als omschreven in de controleverordening. Bepaalde verplichtingen die zijn opgenomen in de herziene controleverordening (volgsystemen voor vaartuigen en elektronische meldsystemen, systemen voor elektronische monitoring op afstand, continue meting en registratie van het vermogen van de voortstuwingsmotor) rechtvaardigen specifieke steun voor een snelle en efficiënte handhaving door de lidstaten en de vissers. Bovendien kunnen de investeringen door de lidstaten in controlemiddelen ook worden ingezet voor maritieme bewaking en samenwerking op het gebied van kustwachttaken.

Voorts hangt het succes van het GVB ook af van de beschikbaarheid van wetenschappelijk advies ten behoeve van het visserijbeheer en dus van de beschikbaarheid van visserijgegevens. Gezien de moeilijkheden en kosten waarmee het verzamelen van betrouwbare en volledige gegevens gepaard gaat, moet steun worden verleend voor de inspanningen van de lidstaten om gegevens te verzamelen en te verwerken overeenkomstig de verordening betreffende het kader voor gegevensverzameling en om bij te dragen aan het beste beschikbare wetenschappelijke advies. Die steun zal synergieën mogelijk maken met het verzamelen en verwerken van andere soorten mariene gegevens.

Uit het EFMZV zal ook steun worden verleend voor een effectieve, op kennis gebaseerde uitvoering en governance van het GVB in het kader van direct en indirect beheer door middel van de verstrekking van wetenschappelijk advies, de ontwikkeling en toepassing van een visserijcontrolesysteem van de Unie, de werking van adviesraden en vrijwillige bijdragen aan internationale organisaties.

5.

Toespitsen van vlootbeheer op instandhoudingsdoelstellingen


Gezien de moeilijkheden om tot een duurzame exploitatie van de biologische rijkdommen van de zee te komen in overeenstemming met de instandhoudingsdoelstellingen van het GVB, zal uit het EFMZV steun worden verleend voor het beheer van de visserijen en de vissersvloten. In dat verband blijft steun voor aanpassing van de vloot soms noodzakelijk voor bepaalde vlootsegmenten en zeegebieden. Die steun moet strikt gericht zijn op de instandhouding en duurzame exploitatie van de biologische rijkdommen van de zee en op het bereiken van een evenwicht tussen de vangstcapaciteit en de beschikbare vangstmogelijkheden. Daarom kan uit het EFMZV steun worden verleend voor de definitieve stopzetting van visserijactiviteiten in de vlootsegmenten waar de vangstcapaciteit niet in evenwicht is met de beschikbare vangstmogelijkheden. Die steun zal een instrument zijn van de actieplannen voor de aanpassing van vlootsegmenten met geconstateerde structurele overcapaciteit, zoals bedoeld in artikel 22, lid 4, van de GVB-verordening en zal worden gerealiseerd hetzij via de sloop van een vissersvaartuig hetzij via de buitenbedrijfstelling ervan en de aanpassing ervan met het oog op andere activiteiten. Indien die aanpassing zou leiden tot een verhoogde druk van de recreatievisserij op het mariene ecosysteem, zal de steun enkel worden verleend als deze in overeenstemming is met het GVB en met de doelstellingen van de desbetreffende meerjarenplannen.

In het verleden was steun voor de definitieve stopzetting van visserijactiviteiten niet doelgericht genoeg en niet toereikend om de structurele onevenwichtigheden van de vissersvloot weg te werken. Om te zorgen voor samenhang tussen de structurele aanpassing van de vloot en de instandhoudingsdoelstellingen zal deze steun strikt gebonden zijn aan de verwezenlijking van resultaten. Daarom wordt voorgesteld om deze steun uitsluitend te implementeren via 'financiering die geen verband houdt met kosten', als bedoeld in de verordening gemeenschappelijke bepalingen. In het kader van dat mechanisme vergoedt de Commissie de lidstaten voor de definitieve stopzetting van visserijactiviteiten niet op basis van de werkelijke kosten, maar op basis van de naleving van de voorwaarden en het bereiken van resultaten. Daartoe zal de Commissie in een gedelegeerde handeling die voorwaarden vaststellen, die betrekking zullen hebben op de verwezenlijking van de instandhoudingsdoelstellingen van het GVB.

6.

Compensatie voor de buitengewone stopzetting van visserijactiviteiten


Gezien de hoge mate van onvoorspelbaarheid van visserijactiviteiten, kunnen buitengewone omstandigheden aanzienlijke economische verliezen teweegbrengen voor de vissers. Om deze gevolgen te verzachten kan uit het EFMZV steun worden verleend voor compensatie voor de buitengewone stopzetting van visserijactiviteiten wegens de uitvoering van bepaalde instandhoudingsmaatregelen (meerjarenplannen, streefdoelen voor de instandhouding en duurzame exploitatie van bestanden, maatregelen om de vangstcapaciteit van vissersvaartuigen aan te passen aan de beschikbare vangstmogelijkheden en technische maatregelen), wegens noodmaatregelen (zoals de sluiting van een visserijtak), wegens de onderbreking van de toepassing van een partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij door overmacht of wegens een natuurramp of een milieuongeval.

Die steun zal enkel worden verleend indien de vissers aanzienlijke gevolgen ondervinden van die omstandigheden, d.w.z. indien de commerciële activiteiten van het betrokken vaartuig gedurende ten minste negentig opeenvolgende dagen worden stopgezet en de economische verliezen ten gevolge van de stopzetting gedurende een bepaalde periode meer dan 30 % van de gemiddelde jaarlijkse omzet van het betrokken bedrijf bedragen.

7.

Preferentiële behandeling voor de kleinschalige kustvisserij en de ultraperifere gebieden


De kleinschalige kustvisserij wordt beoefend door vissersvaartuigen van minder dan 12 m die geen gebruikmaken van gesleept vistuig. Deze sector vertegenwoordigt bijna 75 % van alle in de Unie ingeschreven vissersvaartuigen en bijna de helft van de werkgelegenheid in de visserijsector. Marktdeelnemers uit de kleinschalige kustvisserij zijn zeer sterk aangewezen op gezonde visbestanden voor hun belangrijkste bron van inkomsten. Het EFMZV zal hen daarom een preferentiële behandeling toekennen door middel van een steunintensiteit van 100 % om duurzame visserijpraktijken aan te moedigen. Bepaalde steungebieden zullen worden voorbehouden voor de kleinschalige visserij in vlootsegmenten waar de visserijcapaciteit in evenwicht is met de beschikbare vangstmogelijkheden, d.w.z. steun voor de aankoop van een tweedehands vaartuig en voor de vervanging of modernisering van een motor van een vaartuig. Voorts zullen de lidstaten in hun programma een actieplan voor de kleinschalige kustvisserij opnemen, dat zal worden gemonitord op basis van indicatoren, waarvoor mijlpalen en streefdoelen zullen worden bepaald.

Zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de Europese Investeringsbank van 24 oktober 2017, getiteld 'Een nieuw en sterker strategisch partnerschap met de ultraperifere gebieden van de EU', hebben de ultraperifere gebieden te kampen met specifieke problemen die verband houden met hun afgelegen ligging, hun topografie en het klimaat als bedoeld in artikel 349 van het Verdrag, maar beschikken ze daarnaast over specifieke troeven voor de ontwikkeling van een duurzame blauwe economie. Bijgevolg zal voor elk ultraperifeer gebied een actieplan voor de duurzame ontwikkeling van de sectoren van de duurzame blauwe economie, met inbegrip van de duurzame exploitatie van de visserij en de aquacultuur, worden toegevoegd aan het programma van de betrokken lidstaten en zal een financiële toewijzing worden bestemd voor steun voor de uitvoering van die actieplannen. Ook voor een compensatie voor de extra kosten die voortvloeien uit de ligging en het insulaire karakter van de ultraperifere gebieden, kan uit het EFMZV steun worden verleend. Deze steun zal worden geplafonneerd in de vorm van een percentage van de totale financiële toewijzing. Bovendien zal in ultraperifere gebieden een hogere steunintensiteit worden toegepast dan die welke voor andere concrete acties geldt.

8.

Bescherming en herstel van de mariene biodiversiteit en ecosystemen


De bescherming en het herstel van de biodiversiteit en de ecosystemen van de zee en de kust is van cruciaal belang om gezonde zeeën en oceanen te verkrijgen. Het EFMZV zal in het kader van gedeeld beheer bijdragen tot de verwezenlijking van deze doelstelling door middel van steun voor het verzamelen door vissers van verloren vistuig en zwerfvuil op zee en voor investeringen in havens om te zorgen voor passende voorzieningen om verloren vistuig en zwerfvuil te ontvangen. Ook zal steun worden verleend voor acties om een goede milieutoestand in het mariene milieu te bereiken of te behouden, als omschreven in de kaderrichtlijn mariene strategie, voor de uitvoering van de krachtens die richtlijn vastgestelde ruimtelijke beschermingsmaatregelen, voor het beheer, het herstel en de monitoring van Natura 2000-gebieden en voor de bescherming van soorten uit hoofde van de habitatrichtlijn en de vogelrichtlijn.

In het kader van direct beheer zal het EFMZV bijdragen tot de bevordering van schone en gezonde zeeën en tot de uitvoering van de Europese strategie voor kunststoffen in een circulaire economie, die is uiteengezet in de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van 16 januari 2016, in samenhang met de doelstelling van het bereiken of behouden van een goede milieutoestand in het mariene milieu.

9.

Bijdragen tot de voedselzekerheid in de Unie


Visserij en aquacultuur dragen bij tot voedselzekerheid en voeding. Momenteel voert de Unie echter meer dan 60 % van de te koop aangeboden visserijproducten in en is zij daarvoor sterk afhankelijk van derde landen. Een belangrijke uitdaging is het bevorderen van de consumptie van viseiwitten die in de Unie volgens hoge kwaliteitsnormen zijn geproduceerd en die voor de consument beschikbaar zijn aan betaalbare prijzen.

In dit verband speelt aquacultuur een belangrijke rol. Daarom kan uit het EFMZV steun worden verleend voor de bevordering en de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur, met inbegrip van de zoetwateraquacultuur, ten bate van de teelt van waterdieren en -planten voor de productie van voedingsmiddelen en andere grondstoffen. In sommige lidstaten worden nog steeds complexe administratieve procedures toegepast, wat bijvoorbeeld tot uiting komt in een moeilijke toegang tot ruimte en omslachtige vergunningsprocedures. Dat maakt het voor de sector moeilijk om het imago en het concurrentievermogen van gekweekte producten te verbeteren. De steun moet in overeenstemming zijn met de meerjarige nationale strategische plannen voor de aquacultuur, die worden opgesteld overeenkomstig de GVB-verordening. Met name steun voor ecologische duurzaamheid, productieve investeringen, innovatie, verwerving van beroepsvaardigheden, verbetering van de arbeidsomstandigheden en compenserende maatregelen die voorzien in essentiële land- en natuurbeheerdiensten, zal in aanmerking komen. Acties op het gebied van volksgezondheid, verzekeringsregelingen voor aquacultuurbestanden en acties op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn zullen eveneens in aanmerking komen voor steun. Steun voor productieve investeringen zal evenwel uitsluitend via financieringsinstrumenten en via InvestEU worden verleend, die een grotere hefboomwerking op de markten hebben en daarom beter geschikt zijn dan subsidies om de financiële uitdagingen van de sector aan te pakken.

Voedselzekerheid is ook afhankelijk van doeltreffende en goed georganiseerde markten, die zorgen voor meer transparantie, stabiliteit, kwaliteit en diversiteit in de voedselvoorzieningsketen en voor betere informatie voor de consument. Daarom kan uit het EFMZV steun worden verleend voor de afzet van visserij- en aquacultuurproducten overeenkomstig de doelstellingen van de gemeenschappelijke marktordening (GMO). De steun kan met name worden verleend voor de oprichting van producentenorganisaties, de uitvoering van productie- en afzetplannen, de bevordering van nieuwe afzetmogelijkheden en de ontwikkeling en de verspreiding van informatie over de markt.

De verwerkende industrie speelt eveneens een rol in de beschikbaarheid en de kwaliteit van visserij- en aquacultuurproducten. Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor gerichte investeringen in deze sector, mits deze bijdragen tot de verwezenlijking van de GMO-doelstellingen. Aangezien de recentste gegevens blijk geven van gezonde prestaties in de verwerkende sector in de Unie, zal die steun enkel via financieringsinstrumenten en via InvestEU worden verleend en niet via subsidies. Grootschalige investeringen kunnen worden ondersteund door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO).

10.

Mogelijk maken van de groei van een duurzame blauwe economie en bevorderen van welvarende kustgemeenschappen


Werkgelegenheid in kustgebieden berust op een plaatselijk aangestuurde ontwikkeling van een duurzame blauwe economie, die het sociale weefsel van deze gebieden nieuw leven inblaast. Oceaanindustrieën en -diensten groeien waarschijnlijk sneller dan de economie in het algemeen en dragen in grote mate bij tot de werkgelegenheid en de groei tegen 2030. Om duurzaam te kunnen zijn, is de blauwe groei afhankelijk van innovatie en investeringen in nieuwe maritieme bedrijven en in de bio-economie, met inbegrip van duurzame toerismemodellen, hernieuwbare oceaanenergie, innovatieve hoogwaardige scheepsbouw en nieuwe havendiensten, waar banen kunnen worden gecreëerd en tegelijkertijd de lokale ontwikkeling toeneemt. Terwijl overheidsinvesteringen in de duurzame blauwe economie moeten worden geïntegreerd in de hele begroting van de Unie, zal het EFMZV met name zijn toegespitst op het scheppen van de juiste voorwaarden voor de ontwikkeling van een duurzame blauwe economie en op het wegwerken van knelpunten voor investeringen en voor de ontwikkeling van nieuwe markten en technologieën of diensten.

De ontwikkeling van een duurzame blauwe economie is in grote mate afhankelijk van partnerschappen tussen lokale actoren die bijdragen tot de vitaliteit van kust- en landinwaarts gelegen gemeenschappen en economieën. Het EFMZV zal voorzien in instrumenten om dergelijke partnerschappen te bevorderen. Daartoe zal steun onder gedeeld beheer worden verleend voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (CLLD). CLLD is in de periode 2014-2020 een zeer succesvol instrument gebleken. CLLD-strategieën stimuleren economische diversificatie in een lokale context door de ontwikkeling van kust- en binnenvisserij, aquacultuur en een duurzame blauwe economie. Ze moeten ervoor zorgen dat lokale gemeenschappen beter gebruikmaken van en meer profijt halen uit de kansen die de duurzame blauwe economie biedt en dat ze daarbij de ecologische, culturele, sociale en menselijke middelen benutten en versterken. Het toepassingsgebied van de uit het EFMZV gesteunde CLLD-strategieën zal worden uitgebreid ten opzicht van de periode 2014-2020: elk lokaal partnerschap moet het voornaamste aandachtspunt van zijn strategie weerspiegelen door te zorgen voor een evenwichtige betrokkenheid en vertegenwoordiging van alle belanghebbende partijen uit de plaatselijke duurzame blauwe economie.

Onder gedeeld beheer zal uit het EFMZV ook steun worden verleend voor een duurzame blauwe economie door middel van de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens ter verbetering van de kennis over de toestand van het mariene milieu. Die steun moet gericht zijn op het voldoen aan de vereisten uit hoofde van de habitat- en de vogelrichtlijn, op de ondersteuning van maritieme ruimtelijke ordening en op het verbeteren van de kwaliteit en van de uitwisseling van gegevens in het kader van het Europees marien observatie- en datanetwerk.

In het kader van direct en indirect beheer zal het EFMZV de nadruk leggen op de randvoorwaarden voor een duurzame blauwe economie door de bevordering van een geïntegreerde governance en geïntegreerd beheer van het maritiem beleid, de verbetering van de overdracht en de toepassing van onderzoek, innovatie en technologie in de duurzame blauwe economie, de verbetering van maritieme vaardigheden en kennis over de oceanen, de versterking van de uitwisseling van sociaaleconomische gegevens over de duurzame blauwe economie, de bevordering van een koolstofarme en klimaatbestendige duurzame blauwe economie en de ontwikkeling van projectenpijplijnen en innovatieve financieringsinstrumenten.

11.

Versterken van de internationale oceaangovernance en tot stand brengen van veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen


60 % van de oceanen valt buiten de grenzen van de jurisdictie van nationale staten. Dit impliceert een gedeelde internationale verantwoordelijkheid. De meeste problemen waaronder de oceanen te lijden hebben, zoals overbevissing, klimaatverandering, verzuring, vervuiling en afnemende biodiversiteit, zijn grensoverschrijdend en vragen dus om een gezamenlijke reactie. Krachtens het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, waarbij de Unie partij is, zijn talrijke rechtsbevoegdheden, instellingen en specifieke kaders opgezet om de menselijke activiteiten in de oceanen te reguleren en te beheren. De laatste jaren is men het er wereldwijd over eens geworden dat het mariene milieu en de menselijke activiteiten op zee op een meer doeltreffende manier moeten worden beheerd om het hoofd te kunnen bieden aan de toenemende druk op de oceanen.

De Unie zet zich als wereldspeler resoluut in voor de bevordering van internationale oceaangovernance, overeenkomstig de gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van 10 november 2016, genaamd 'Internationale oceaangovernance: een agenda voor de toekomst van onze oceanen'. Het beleid van de Unie inzake oceaangovernance is een nieuw beleidsterrein dat de oceanen op geïntegreerde wijze bestrijkt. Internationale oceaangovernance is niet alleen belangrijk voor de verwezenlijking van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, en met name duurzame ontwikkelingsdoelstelling 14 (instandhouding en duurzaam gebruik van oceanen, zeeën en rijkdommen van de zee voor duurzame ontwikkeling), maar ook om veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen te waarborgen voor de volgende generaties. De Unie moet deze internationale verbintenissen nakomen en een voortrekkersrol vervullen voor een betere internationale oceaangovernance op bilateraal, regionaal en multilateraal niveau, onder meer om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, om het internationale kader voor oceaangovernance te verbeteren, om de druk op de oceanen en zeeën te verlagen, om de voorwaarden te creëren voor een duurzame blauwe economie en om het internationale oceaanonderzoek en internationale oceaangegevens te versterken. Uit het EFMZV zal steun onder direct beheer worden verleend voor deze internationale verbintenissen en doelstellingen.

Acties ter bevordering van internationale oceaangovernance in het kader van het EFMZV moeten leiden tot een verbetering van het overkoepelende kader van internationale en regionale processen, overeenkomsten, voorschriften en instellingen om menselijke activiteiten in de oceanen te reguleren en te beheren. Het EFMZV zal steun verlenen voor internationale overeenkomsten die de Unie heeft gesloten betreffende gebieden die niet onder partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij met verschillende derde landen vallen, alsook voor de bijdrage van de Unie voor haar lidmaatschap bij regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's). Partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij en ROVB's zullen nog steeds uit hoofde van verschillende onderdelen van de begroting van de Unie worden gefinancierd.

Op het gebied van veiligheid en defensie zijn betere grensbescherming en betere maritieme bewaking van essentieel belang. In het kader van de op 24 juni 2014 door de Raad van de Europese Unie aangenomen strategie van de Europese Unie voor maritieme veiligheid en het op vrijdag 16 december 2016 aangenomen bijbehorende actieplan spelen informatie-uitwisseling en samenwerking inzake grens- en kustwacht tussen het Europees Bureau voor visserijcontrole, het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid en het Europees Grens- en kustwachtagentschap een belangrijke rol voor de verwezenlijking van die doelstellingen. Daarom zal uit het EFMZV steun worden verleend, zowel onder gedeeld als direct beheer, voor samenwerking op het gebied van maritieme bewaking en kustwachttaken, onder meer door de aankoop van artikelen voor multifunctionele maritieme operaties. Ook zullen de betrokken agentschappen steun onder indirect beheer kunnen implementeren op het gebied van maritieme bewaking en beveiliging.