Toelichting bij COM(2018)461 - Associatie van de landen en gebieden overzee met de EU, met inbegrip van de betrekkingen tussen de EU en Groenland en Denemarken anderzijds ("LGO-besluit")

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Dit voorstel wordt gepresenteerd in de context van het meerjarig financieel kader voor 20212027 dat is beschreven in de mededelingen van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over een moderne begroting voor een Unie die ons beschermt, sterker maakt, en verdedigt 1 . In de mededelingen worden de kernprioriteiten en het algemene begrotingskader voor de EU-programma's voor extern optreden beschreven in het hoofdstuk 'Nabuurschap en internationaal beleid'. Een van die prioriteiten is het besluit van de Raad over de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie, met inbegrip van de betrekkingen tussen de Europese Unie enerzijds en Groenland en het Koninkrijk Denemarken anderzijds.

De landen en gebieden overzee (LGO) zijn met de Europese Unie geassocieerd sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Rome. Deze 25 eilanden in de Atlantische Oceaan, Antarctica, de Noordelijke IJszee, het Caribisch gebied, de Indische Oceaan en de Stille Oceaan 2 zijn geen soevereine landen, maar ressorteren onder vier EU-lidstaten: Denemarken, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Nederland.

Dit voorstel, dat van toepassing zou moeten worden op 1 januari 2021, wordt voorgelegd voor een Unie van 27 lidstaten, in overeenstemming met de kennisgeving van het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om zich terug te trekken uit de Europese Unie en uit Euratom die de Europese Raad op 29 maart 2017 heeft ontvangen uit hoofde van artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Het voorstel is dus niet van toepassing op de twaalf LGO die banden hebben met het Verenigd Koninkrijk. De associatie van de resterende dertien LGO met de Unie vloeit voort uit hun constitutionele relatie met de drie genoemde lidstaten: Denemarken, Frankrijk en Nederland.

De LGO beschikken in het algemeen over vergaande autonomie wat betreft economische zaken, arbeidsmarkt, volksgezondheid, interne aangelegenheden, douane en dergelijke. Defensie en buitenlandse zaken vallen meestal onder de lidstaat. De LGO behoren niet tot het douanegebied van de Unie en maken geen deel uit van de interne markt. De EU-wetgeving is dus niet van toepassing. Aangezien de inwoners van de LGO onderdaan zijn van de desbetreffende EU-lidstaten, zijn zij burgers van de Unie.

Besluit 2013/755/EU van de Raad 3 (het LGO-besluit) regelt de betrekkingen tussen de LGO (met inbegrip van Groenland), de lidstaten waarmee zij banden hebben, en de Europese Unie. In het besluit wordt de bijzondere relatie beschreven die de LGO met de EU hebben omdat zij deel uitmaken van de 'EU-familie', evenals het specifieke wettelijke kader dat op hen van toepassing is. De belangrijkste financieringsbron voor het huidige LGO-besluit is het elfde Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), dat de programmering en financiering omvat van de territoriale en regionale programma's voor LGO (met uitzondering van Groenland, waarvoor een apart besluit wordt gefinancierd uit de EU-begroting).

Vóór 1982 werd Groenland, als deel van Denemarken, gezien als een deel van de EU, waardoor Europese schepen in de Groenlandse wateren konden vissen. Daarna trok Groenland zich terug uit de EU en werd het als LGO met de EU geassocieerd krachtens het Groenlandverdrag 4 . Dit verdrag benadrukt dat de nauwe betrekkingen tussen de EU en Groenland moeten worden gehandhaafd, in het bijzonder vanwege de ontwikkelingsbehoeften van Groenland en de visrechten van de EU.

Op 13 maart 1984 werd een visserijovereenkomst ondertekend 5 . Na de tussentijdse evaluatie van het vierde protocol bij de visserijovereenkomst concludeerde de Europese Raad in 2003 dat rekening moet worden gehouden met het belang van de visserij en de structurele ontwikkelingsproblemen in Groenland. In de gemeenschappelijke verklaring van de EU, Groenland en Denemarken 6 van 2006 werden de gemeenschappelijke doelstellingen van een nieuw partnerschap vastgelegd. Deze verklaring vormde de politieke basis voor Besluit 2006/526/EG van de Raad 7 , waarin het kader voor de samenwerking tussen de partijen voor de periode 2007-2013 werd vastgesteld. Momenteel is Besluit 2014/137/EU van de Raad 8 van toepassing voor de periode 2014-2020. Dit besluit is in overeenstemming met de gemeenschappelijke verklaring van 2015 van de EU, Groenland en Denemarken, waarin de nauwe betrekkingen tussen de partijen opnieuw werden bevestigd.

Dit Groenlandbesluit is complementair met het LGO-besluit, maar beschrijft enkele specifieke kenmerken van de betrekkingen met Groenland.

De tussentijdse evaluatie (december 2017) van tien externe financieringsinstrumenten 9 , waaronder het Groenlandbesluit 10 en het elfde EOF, dat de programmering voor de andere LGO omvat, concludeerde dat de externe financieringsinstrumenten aan hun doel beantwoorden. Zowel uit het verslag als de raadplegingen bleek evenwel dat meer flexibiliteit, vereenvoudiging, samenhang en doeltreffendheid gewenst zijn. Daarom is er nu een voorstel gedaan voor een nieuw instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking, waarin de lessen uit het verleden zullen worden benut om de structuur voor het externe optreden van de Unie te stroomlijnen.

Het LGO-besluit en het Groenlandbesluit kunnen niet worden geïntegreerd in het nieuwe instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking of in een andere rechtshandeling waarop de gewone wetgevingsprocedure van toepassing is, omdat voor beide een specifieke goedkeuringsprocedure geldt: een besluit van de Raad met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement 11 . Om het aantal programma's te stroomlijnen wordt wel voorgesteld om beide besluiten samen te voegen in één nieuw besluit voor alle LGO, met inbegrip van Groenland.

Artikel 203 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) vormt de rechtsgrondslag voor het LGO-besluit en het Groenlandbesluit. Gezien het voorstel om het EOF in de begroting te integreren, komt de financiering voor zowel Groenland als de andere LGO te vallen onder de nieuwe begrotingsrubriek 6, 'Nabuurschap en internationaal beleid'.

1.

Een nieuwe rechtshandeling voor alle LGO, die het politieke en juridische kader omvat en bepaalt hoe de samenwerking wordt vormgegeven, heeft de volgende voordelen:


·eenheid van beheer - door alle LGO onder één financieringsbron (de EU-begroting) samen te brengen kunnen synergieën in de programmering en de uitvoering worden bewerkstelligd;

·consolidering van gezamenlijke doelstellingen;

·vereenvoudiging en samenhang van het juridische kader;

·sterkere profilering van de LGO als groep.


Aangezien beide besluiten positief zijn geëvalueerd, wordt ernaar gestreefd dat wat goed functioneert, te behouden en de punten te verbeteren die partners momenteel belemmeren in hun vermogen om hun beleid en prioriteiten doeltreffend uit te voeren. Aan de andere kant hebben de betrokken lidstaten krachtig aangedrongen op behoud van de structuur en de verworvenheden van het huidige LGO-besluit.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De huidige voorschriften en procedures voor de associatie tussen de EU en de LGO zijn vastgesteld bij Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie 12 . Die voor de betrekkingen met Groenland zijn vastgesteld bij Besluit 2014/137/EU van de Raad van 14 maart 2014 inzake de betrekkingen tussen de Europese Unie, enerzijds, en Groenland en het Koninkrijk Denemarken, anderzijds 13 .

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

"Europa 2030" 14 vormt een referentiepunt voor consistentie op alle beleidsterreinen wat betreft energie-efficiëntie en de bijdrage daarvan aan de energiezekerheid en het kader voor het klimaat- en energiebeleid voor de periode tot 2030. Ook de samenhang met de overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering wordt gewaarborgd,

Het geïntegreerde EU-beleid voor het noordpoolgebied 15 weerspiegelt het strategische belang dat de Unie heeft bij het vervullen van een centrale rol in het noordpoolgebied. Voortbouwend op eerdere initiatieven wordt in deze mededeling gepleit voor een EU-beleid dat gericht is op de bevordering van internationale samenwerking bij het bestrijden van de gevolgen van de klimaatverandering op het kwetsbare ecosysteem in het noordpoolgebied, en op het bevorderen van en bijdragen tot duurzame ontwikkeling, met name in het Europese deel van het noordpoolgebied. Groenland is een belangrijk onderdeel van deze beleidsvisie omdat het behoort tot het Koninkrijk Denemarken.

De acties die in het kader van dit voorstel worden gefinancierd, moeten in overeenstemming zijn met het Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en de nieuwe Europese vredesfaciliteit. Humanitaire acties vallen niet onder dit voorstel, want de financiering daarvan blijft vallen onder het instrument voor humanitaire hulp 16 .

In het voorstel van de Commissie voor het meerjarig financieel kader voor 2021-2027 is een ambitieuzere doelstelling opgenomen voor de integratie van klimaatmaatregelen in alle EU-programma's, namelijk dat dat 25 % van de EU-uitgaven moet bijdragen tot klimaatdoelstellingen. Naar verwachting zal 20 % van de totale financiële middelen in het kader van dit programma bijdragen tot klimaatdoelstellingen. De bijdrage van dit programma aan de verwezenlijking van de overkoepelende doelstelling zal worden getraceerd met behulp van een op passend niveau opgesplitst Europees klimaatmarkersysteem, en indien beschikbaar met preciezere methoden. De Commissie zal in dit verband ieder jaar informatie verstrekken over de vastleggingskredieten in het kader van de jaarlijkse ontwerpbegroting.

Om het klimaatpotentieel van het programma optimaal te benutten zal de Commissie relevante maatregelen identificeren tijdens de processen van voorbereiding, uitvoering, herziening en evaluatie van het programma.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het LGO-besluit is gebaseerd op het vierde deel van het VWEU. De specifieke voorschriften en procedures voor de associatie worden vastgesteld bij besluiten van de Raad op basis van artikel 203 VWEU, waarin wordt bepaald dat dergelijke rechtshandelingen volgens een bijzondere wetgevingsprocedure worden vastgesteld.

De artikelen 198-204 VWEU zijn van toepassing op Groenland, behoudens de voor Groenland geldende bijzondere regelingen van Protocol nr. 34 dat aan het VWEU is gehecht.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De nadere regeling voor het vierde deel van het VWEU moet op Unieniveau worden vastgesteld, omdat het doel van de associatie, namelijk het bevorderen van de economische en sociale ontwikkeling van de LGO en de totstandbrenging van nauwe economische betrekkingen tussen hen en de Unie in haar geheel, niet met maatregelen op lidstaatniveau kan worden bereikt. Bovendien kunnen de lidstaten geen maatregelen nemen met betrekking tot de handelsregeling voor de LGO, omdat de gemeenschappelijke handelspolitiek onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie valt (titel II van het vijfde deel van het VWEU).

De benadering van de samenwerking met de LGO die in dit wetgevingsvoorstel van de Commissie is vervat, is in overeenstemming met de beginselen van partnerschap, complementariteit en subsidiariteit. Voorgesteld wordt de financiële bijstand van de Unie aan de LGO te baseren op programmeringsdocumenten waarin de samenwerkingsstrategieën van de Unie en de LGO worden vastgesteld en waarvoor de bevoegde LGO-autoriteiten en de Commissie gezamenlijk verantwoordelijk zijn. De samenwerkingsstrategieën worden vastgesteld aan de hand van de doelstellingen, strategieën en prioriteiten op ontwikkelingsgebied die de bevoegde LGO-autoriteiten hebben vastgesteld. De Commissie, de LGO en de lidstaten waarmee zij banden hebben, zullen in nauw overleg beslissen over de activiteiten, met volledige inachtneming van de institutionele, juridische en financiële bevoegdheden van elk van de partners.

Zonder afbreuk te doen aan de prerogatieven van de Commissie, krijgen de LGO-autoriteiten de primaire verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de activiteiten in het kader van de samenwerkingsstrategie. De Commissie is verantwoordelijk voor de vaststelling van de algemene voorschriften en voorwaarden voor de programma's en projecten.

Het partnerschap tussen de Europese Unie, Groenland en Denemarken faciliteert raadplegingen en beleidsdialogen over de doelstellingen en de samenwerkingsgebieden die bij dit besluit worden vastgesteld, met name de basis voor brede samenwerking en dialoog op gebieden van wederzijds belang.

Evenredigheid

Overeenkomstig de artikelen 198 en 199 VWEU blijft de associatie een alomvattend partnerschap vormen dat een institutioneel kader en een handelsregeling omvat en een groot aantal samenwerkingsgebieden bestrijkt, en waarin de basisbeginselen voor de financiële bijstand aan de LGO door de Unie zijn opgenomen.

Gezien de specifieke kenmerken van de LGO en hun bijzondere relatie met de EU leidt een nieuwe rechtshandeling, die het politieke en juridische kader voor alle LGO omvat en bepaalt hoe de samenwerking wordt vormgegeven, tot meer doeltreffendheid en samenhang, consolidering van gezamenlijke doelstellingen, en meer zichtbaarheid voor de LGO als groep. Het voorstel gaat uit van een flexibele aanpak die op de situatie van elk LGO is afgestemd.

Omwille van de samenhang en de doeltreffendheid, en tenzij anders bepaald, gelden voor dit besluit de uitvoerings-, evaluatie- en monitoringbepalingen van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking(NDICI) 17 .

3. EVALUATIE, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie achteraf van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Krachtens artikel 7 van het Groenlandbesluit moet uiterlijk in juni 2018 een verslag worden gepresenteerd over de tussentijdse evaluatie met het oog op beslissingen over de toekomst van het besluit en de daaruit voortvloeiende maatregelen. Het elfde EOF, dat de programmering voor de andere LGO omvat, moet eind 2018 worden onderworpen aan een prestatiebeoordeling. Daarom zijn het Groenlandbesluit (137/2014/EU) en het elfde EOF opgenomen in een evaluatie met acht andere externe financieringsinstrumenten, die op grond van artikel 17 van de gemeenschappelijke uitvoeringsverordening 18 allemaal voor eind 2017 moesten worden onderworpen aan een tussentijdse evaluatie.

In dit verslag, dat in december 2017 door de Commissie werd goedgekeurd 19 , werd geanalyseerd of de tien instrumenten nog steeds aan hun doel beantwoorden, met het oog op de doeltreffende uitvoering van de EU-bijstand. Het verslag bevatte een algemene analyse en tien werkdocumenten van de diensten van de Commissie, één voor elk financieringsinstrument, die waren gebaseerd op in 2016-2017 door externe consultants uitgevoerde evaluaties.

In het werkdocument over het Groenlandbesluit 20 werd geconcludeerd dat de belangrijkste doelstelling van het besluit - behoud van de nauwe en duurzame betrekkingen tussen de partijen en bevordering van duurzame ontwikkeling in Groenland - nog steeds verder wordt verwezenlijkt. Dankzij het sterke partnerschap en de samenwerking met de Europese Unie heeft Groenland meer capaciteit kunnen opbouwen en zijn bestuurs- en financiële systemen, alsmede het onderwijs - en daarmee de beroepsbevolking - kunnen versterken,

Het Groenlandbesluit is zodanig opgezet dat het aansluit bij en bijdraagt tot de bredere politieke doelstellingen van het partnerschap met de Europese Unie. Als zodanig kan het dienst blijven doen voor de verwezenlijking van de doelstellingen tussen nu en 2020.

In het werkdocument over het elfde EOF 21 werd geconcludeerd dat het fonds relevant is. Over het algemeen is het een efficiënt mechanisme met aantoonbare meerwaarde en voldoende interne coherentie. Er zijn wel enkele inefficiënties in de uitvoeringsmethoden voor de LGO, die de doeltreffendheid van de samenwerking beïnvloeden.

De algemene conclusie van het verslag over de tussentijdse evaluatie luidde dat de externe financieringsinstrumenten aan hun doel beantwoorden, grotendeels overeenstemmen met de EU-doelstellingen en de behoeften van de partnerlanden en flexibel genoeg zijn om de uitvoering van een evoluerend beleidskader te ondersteunen en te faciliteren. De veelheid aan instrumenten en processen wordt wel als een belemmering gezien voor de algemene samenhang en zichtbaarheid van het externe optreden van de EU, waardoor synergieën en de complementariteit niet ten volle worden benut.

In verband met de in de evaluatie geschetste beleids- en operationele kwesties zou de begrotingsrubriek voor het externe optreden zich sterker moeten concentreren op vier horizontale kernelementen: flexibiliteit, vereenvoudiging, samenhang en doeltreffendheid.

Het Groenlandbesluit wordt geïntegreerd in het LGO-besluit, dat ook al betrekking had op Groenland, en de financiële middelen voor zowel Groenland als de andere LGO komen nu uit dezelfde rubriek van de EU-begroting. Het samenvoegen van de twee besluiten leidt tot vereenvoudiging, flexibiliteit en samenhang doordat de politieke betrekkingen met alle LGO en de financiële middelen in één instrument worden verenigd. Dit onderstreept en versterkt de bijzondere status van de LGO en hun specifieke kenmerken in vergelijking met andere ontwikkelingspartners. Ook komt de nadruk van de samenwerking hierdoor duidelijker te liggen op de duurzame ontwikkeling van de LGO.

Raadpleging van belanghebbenden

De betrekkingen met de LGO, met inbegrip van Groenland, zijn besproken tijdens een thematische sessie over het kader na 2020 tijdens het 16e EU-LGO-forum, dat op 23 februari 2018 in Brussel plaatsvond, en in een achtergronddocument over het debat over de situatie na 2020 en de gevolgen daarvan voor de LGO 22 , dat werd opgesteld in opdracht van de LGO-associatie (OCTA).

Tijdens de externe evaluatie van de externe financieringsinstrumenten, waaronder het Groenlandbesluit en het elfde EOF, vond daarnaast een openbare raadpleging plaats, die twaalf weken duurde en werd afgesloten op 3 mei 2017 23 . Deze raadpleging leverde ook voorbereidende input voor de toekomstige externe financieringsinstrumenten. De raadpleging werd gehouden in de vorm van i) een online enquête, met enkele oriëntatievragen om de feedback te structureren, en ii) face-to-face-vergaderingen met belangrijke belanghebbenden.

2.

Uit deze raadpleging kwamen de volgende punten naar voren:


Volgens het door de OCTA gevraagde achtergronddocument zijn de LGO over het algemeen van mening dat het huidige LGO-besluit hun veel heeft opgeleverd en een goed juridisch instrument is dat niet wezenlijk hoeft te worden gewijzigd. Het zou wel goed zijn om de toekomstige samenwerking tussen de LGO en de EU te concentreren op de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen. In de toekomst zou gebruik kunnen worden gemaakt van een apart LGO-instrument binnen de begroting, met passende regels die eenvoudige, flexibele en soepele programmering mogelijk maken. Integratie van het EOF in de EU-begroting wordt toegejuicht, mits bepaalde flexibiliteitskenmerken van het EOF kunnen worden behouden. Sommige LGO riepen op tot meer financiële steun vanwege hun specifieke geografische kenmerken en het feit dat zij tot de EU-familie behoren.

Dit standpunt werd gedeeld door de lidstaten, die van mening zijn dat het LGO-besluit de juiste basis vormt voor de samenwerking tussen de LGO en de EU, hoewel aanzienlijke wijzigingen in de uitvoering werden verwacht. Volgens het achtergronddocument staan de lidstaten open voor een apart instrument binnen de begroting, mits de daaraan gekoppelde bepalingen passend zijn, en meer in het bijzonder dat begrotingssteun en het beginsel van een meerjarenprogrammering behouden blijven.

De deelnemers aan de openbare raadpleging over de evaluatie van het Groenlandbesluit waren het er veelal over eens dat het besluit relevant en doeltreffend was gebleken voor het nastreven en verwezenlijken van de algemene en specifieke doelstellingen en voor het weerspiegelen van de algemene beginselen wat betreft het faciliteren van de beleidsdialoog over mondiale en Arctische vraagstukken. Bij het vormgeven van de financiële bijstand na 2020 zou het nuttig zijn de procedures voor de programmering en uitvoering van de bijstand voor Groenland te vergelijken met de EOF-procedures die al gelden voor de andere LGO. Het Groenlandbesluit wordt beschouwd als een waardevol instrument voor het behoud en de versterking van de sterke banden tussen Groenland en de Unie. De politieke aspecten van de relatie zijn in de loop der jaren sterk geëvolueerd.

Externe expertise

De externe evaluatie van het Groenlandbesluit en het elfde EOF is gebruikt als uitgangspunt voor het verslag over de tussentijdse evaluatie en de daarbij behorende werkdocumenten. Daarnaast is in opdracht van de LGO een extern achtergronddocument opgesteld over het debat over de situatie na 2020 en de gevolgen daarvan voor de LGO.

Effectbeoordeling

In 2018 voerde de Commissie een effectbeoordeling uit voor alle instrumenten die vallen onder de rubriek 'Europa als wereldspeler' van het meerjarig financieel kader voor 2014-2020. Deze effectbeoordeling richtte zich op de belangrijkste veranderingen die in het financiële kader voor 20212027 worden voorgesteld voor het externe optreden. Deze veranderingen omvatten de stroomlijning van verschillende instrumenten in één breed instrument en de integratie van het EOF in de EU-begroting.

Uit de analyse bleek dat de voordelen van de integratie van het EOF in de begroting opwegen tegen de nadelen, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Zo zou het totaalbedrag voor het externe optreden niet lager mogen zijn dan de som van het EOF en de andere externe instrumenten, de flexibiliteit van het EOF zou zo veel mogelijk moeten worden overgenomen en de militaire operaties die nu worden gefinancierd in het kader van de Vredesfaciliteit voor Afrika, moeten worden voortgezet via een ander mechanisme buiten de begroting.

Ook werd geconcludeerd dat de meeste instrumenten kunnen worden samengevoegd, met uitzondering van instrumenten met een zeer specifieke rechtsgrondslag of met zeer specifieke doelstellingen. Tot de samen te voegen instrumenten behoren het instrument voor ontwikkelingssamenwerking, het Europees Ontwikkelingsfonds, het Europees nabuurschapsinstrument, het Europees instrument voor de democratie en de mensenrechten, het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede en het partnerschapsinstrument. De volgende instrumenten zouden apart moeten blijven: humanitaire hulp, de begroting voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, een deel van het instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid, de landen en gebieden overzee (incl. Groenland), het Uniemechanisme voor civiele bescherming, het instrument voor pretoetredingssteun, de regeling 'EU Aid Volunteers', de steun voor de Turks-Cypriotische gemeenschap, de reserve voor noodhulp en de Europese vredesfaciliteit.


Zoals opgemerkt door de Commissie 24 en onderschreven door de partners tijdens de openbare raadpleging, is de huidige structuur van de externe financieringsinstrumenten te complex. Door een aantal instrumenten samen te voegen in één breed instrument, kunnen de beheers- en toezichtsystemen worden gerationaliseerd, zodat de administratieve belasting voor de EU-instellingen en de lidstaten kan afnemen. Met een vereenvoudigd systeem voor het toezicht zouden de desbetreffende instellingen een beter en breder overzicht hebben van de externe uitgaven van de EU.

Op 25 april 2018 werd de effectbeoordeling onderzocht door de Raad voor regelgevingstoetsing, die een positief advies met opmerkingen uitbracht.

Vereenvoudiging

De stroomlijning van de juridische structuur heeft tot doel de administratieve belasting ten opzichte van de huidige instrumenten te verminderen. Momenteel zijn vier instrumenten van toepassing op de LGO en de financiële middelen daarvoor (met inbegrip van de voorschriften inzake programmering en uitvoering): i) het LGO-besluit, ii) de verordening inzake het elfde EOF, iii) het Groenlandbesluit en iv) de gemeenschappelijke uitvoeringsverordening.

Voorgesteld wordt één instrument in te stellen voor zowel de politieke aspecten als de specifieke betrekkingen tussen de Unie en de LGO. Het besluit bevat waar nodig specifieke bepalingen voor de betrekkingen met Groenland, de financiële middelen, die worden geconsolideerd in één rubriek van de EU-begroting, en de uitvoeringsvoorschriften, die grotendeels het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking volgen, zodat samenhang en vereenvoudiging zijn gewaarborgd. Waar nodig bevat het voorgestelde besluit specifieke, vereenvoudigde regels voor LGO op het gebied van de programmering.

Daarnaast maakt de overname van EOF-kenmerken (waar mogelijk), zoals het beginsel van meerjarenprogrammering, voor Groenland eenvoudigere en flexibelere procedures dan voorheen mogelijk. Met dit voorstel worden de beheers- en toezichtsstructuren van het huidige pakket instrumenten vereenvoudigd.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De financiële middelen voor Groenland moeten komen uit rubriek 6 van de EU-begroting: 'Nabuurschap en internationaal beleid'. Gezien het voornemen om sommige elementen van het EOF, zoals meerjarenprogrammering, over te nemen in de EU-begroting, worden de huidige procedures voor de toewijzing van middelen aan Groenland vereenvoudigd.

De financiële toewijzingen voor de andere LGO worden overgeheveld van het EOF naar de begrotingsrubriek 'Nabuurschap en internationaal beleid'.

In de mededelingen van de Commissie over een moderne begroting voor een Unie die ons beschermt, sterker maakt, en verdedigt 25 , is in deze rubriek 500 miljoen EUR uitgetrokken voor de samenwerking met de LGO.

Dit besluit voorziet in een totaalbedrag van 500 000 000 EUR (in lopende prijzen) voor de associatie met de LGO. Daarvan wordt 225 000 000 EUR toegewezen aan Groenland, 225 000 000 EUR voor de andere LGO, waarvan 159 000 000 EUR voor territoriale programma's en 66 000 000 EUR voor regionale programma's. Daarnaast is er een intraregionale portefeuille van 15 000 000 EUR beschikbaar voor alle LGO, met inbegrip van Groenland. Het nieuwe besluit omvat ook een bedrag van 22 000 000 EUR voor technische bijstand, alsmede een niet-toegewezen reserve van 13 000 000 EUR.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende monitoring, evaluatie en rapportage

De regelingen voor uitvoering, monitoring, evaluatie en rapportage volgen die van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking, tenzij anders vermeld in het besluit.


Toelichting bij de bepalingen van het voorstel

Aangezien het LGO-besluit en het Groenlandbesluit worden samengevoegd, worden alle delen samengevoegd die vergelijkbaar zijn of waarop synergieën mogelijk zijn. De structuur van het huidige LGO-besluit en de meeste bepalingen daarvan wordt gehandhaafd, met waar nodig vermelding van de specifieke aspecten van de betrekkingen en samenwerking tussen de Unie en Groenland, zoals behoud van de nauwe en duurzame betrekkingen tussen de Unie, Groenland en Denemarken; de erkenning van de geostrategische positie van Groenland; beleidsdialoog en potentiële samenwerking inzake Arctische vraagstukken; en de continuïteit van de voedselvoorziening. De positieve resultaten van het Groenlandbesluit blijven bewaard.

3.

Het nieuwe LGO-besluit heeft dezelfde structuur met dezelfde pijlers (politieke aspecten, handel en samenwerking) als het huidige besluit. De belangrijkste wijzigingen zijn:



·In het voorstel wordt rekening gehouden met de gevolgen van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en het feit dat de speciale regeling van het vierde deel van het VWEU niet langer van toepassing zal zijn op de twaalf Britse LGO.

·Formeel gezien worden de tekst en de bijlagen over de hele linie geactualiseerd, met name in verband met de laatste wijzigingen van de belasting- en handelswetgeving.

·Vanwege de integratie van het EOF in de EU-begroting worden de bijlagen IV en V van het huidige besluit geschrapt. Bijlage I inzake geïsoleerde LGO is in het besluit geïntegreerd. Bijlage III over het beheer van de eigen middelen van de EIB wordt geschrapt.

·Aanvulling en actualisering van de bepalingen over de stand van zaken in de betrekkingen met Groenland in artikel 3 (doelstellingen, beginselen en waarden), artikel 5 (wederzijdse belangen, complementariteit en prioriteiten), artikel 13 (richtsnoeren voor de dialoog), artikel 23 (nieuw artikel over grondstoffen), artikel 31 (samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie) en artikel 35 (volksgezondheid en voedselzekerheid).

·Deel IV over de financiering van de samenwerking betreft een specifieke financiële portefeuille binnen begrotingsrubriek 6, 'Nabuurschap en internationaal beleid' ten behoeve van de LGO. Dit deel bevat ook:

·Een algemene clausule waarin wordt verwezen naar het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking voor de uitvoering van de financiële samenwerking in het kader van dit voorstel. Voor de LGO blijven evenwel specifieke en eenvoudigere programmeringsprocedures gelden.

·De LGO blijven ook binnen het volgende meerjarig financieel kader principieel in aanmerking komen voor deelname aan de programma's van de Unie. Zij komen in aanmerking voor de thematische programma's en snelleresponsmaatregelen van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking.

·Met een specifieke bepaling/faciliteit kan de Commissie actief intraregionale projecten bevorderen tussen LGO, ACS- en niet-ACS-staten of gebieden en de ultraperifere gebieden van de Unie.