Toelichting bij COM(2018)498 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 1303/2013 wat betreft de middelen voor economische, sociale en territoriale samenhang en rectificatie van die verordening

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Het doel van het voorstel is de in artikel 91, lid 1, en artikel 92, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 1 vastgestelde middelen voor de doelstelling 'investeren in groei en werkgelegenheid' en de doelstelling 'Europese territoriale samenwerking' aan te passen, alsmede de jaarlijkse verdeling van de vastleggingskredieten uit bijlage VI om veranderingen in de financiële programmering voor het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief te weerspiegelen. Meer specifiek moeten de vastleggingskredieten voor de specifieke toewijzing voor het YEI, zoals vastgelegd in de goedgekeurde begroting voor 2018, worden verhoogd met een bedrag van 116,7 miljoen EUR, waardoor het totaalbedrag voor 2018 uitkomt op 350 miljoen EUR. De vastleggingskredieten voor 2020 zijn aangepast om rekening te houden met de vervroegde terbeschikkingstelling voor 2018.

Bovendien moet een aantal fouten worden gecorrigeerd in de bedragen en percentages voor de middelen voor de doelstelling 'investeren in groei en werkgelegenheid' als bedoeld in artikel 1, punt 2, onder a), van Verordening (EU) 2017/2305, waarbij artikel 92, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 is gewijzigd.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

Dit voorstel is het resultaat van het begrotingsbesluit voor 2018.

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

Het voorstel is in overeenstemming met andere voorstellen en initiatieven die de Commissie heeft vastgesteld.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De herziening weerspiegelt de vervroegde terbeschikkingstelling van de middelen voor de specifieke toewijzing voor het Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (YEI) in de EU-begroting voor 2018.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheid

Het voorstel is beperkt tot de technische aanpassingen die nodig zijn.

Keuze van het instrument

Voorgesteld instrument: wijziging van de huidige verordening.

De Commissie heeft onderzocht welke speelruimte het rechtskader biedt en acht het nodig om wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1303/2013 voor te stellen.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

De bestaande wetgeving is niet aan een ex-postevaluatie of geschiktheidscontrole onderworpen.

Raadpleging van belanghebbenden

Er zijn geen externe belanghebbenden geraadpleegd.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Er hoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling

Niet van toepassing.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Dit initiatief ressorteert niet onder het programma voor gezonde regelgeving (Refit).

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Er zijn veranderingen in de vastleggingskredieten als gevolg van de vervroegde terbeschikkingstelling van de specifieke toewijzing voor het YEI. De vastleggingskredieten voor 2018 moeten worden verhoogd met een bedrag van 116,7 miljoen EUR in lopende prijzen en het bedrag voor 2020 moet met hetzelfde bedrag worden verlaagd.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Niet van toepassing.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Niet van toepassing.

Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

Het doel van het voorstel is de in artikel 91, lid 1, en artikel 92, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 vastgestelde middelen voor de doelstelling 'investeren in groei en werkgelegenheid' en de doelstelling 'Europese territoriale samenwerking' aan te passen, alsmede de jaarlijkse verdeling van de vastleggingskredieten uit bijlage VI om veranderingen in de financiële programmering voor het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief te weerspiegelen. Meer specifiek moeten de vastleggingskredieten voor de specifieke toewijzing voor het YEI, zoals vastgelegd in de goedgekeurde begroting voor 2018, worden verhoogd met een bedrag van 116,7 miljoen EUR, waardoor het totaalbedrag voor 2018 uitkomt op 350 miljoen EUR. De vastleggingskredieten voor 2020 zijn aangepast om rekening te houden met de vervroegde terbeschikkingstelling voor 2018.

Bovendien moet een aantal fouten worden gecorrigeerd in de bedragen en percentages voor de middelen voor de doelstelling 'investeren in groei en werkgelegenheid' als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder a), van Verordening (EU) 2017/2305, waarbij artikel 92, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 is gewijzigd.

Artikel 92, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2017/2305, luidt als volgt:

"1. De middelen voor de doelstelling 'investeren in groei en werkgelegenheid' bedragen 96,09 % van de totale middelen (d.w.z. in totaal 317 103 114 309 EUR) en worden als volgt verdeeld:

a) 48,64 % (d.w.z. in totaal 160 498 028 177 EUR) voor de minder ontwikkelde regio's;

b) 10,19 % (d.w.z. in totaal 33 621 675 154 EUR) voor de overgangsregio's;

c) 15,43 % (d.w.z. in totaal 50 914 723 304 EUR) voor de meer ontwikkelde regio's;

d) 20,01 % (d.w.z. in totaal 66 029 882 135 EUR) voor de door het Cohesiefonds ondersteunde lidstaten;

e) 0,42 % (d.w.z. in totaal 1 378 882 914 EUR) als aanvullende financiering voor de in artikel 349 VWEU bedoelde ultraperifere gebieden en de regio's van NUTS-niveau 2 die aan de criteria in artikel 2 van Protocol nr. 6 bij de Toetredingsakte van 1994 voldoen."

Die bepaling moet als volgt luiden en moet derhalve worden gecorrigeerd:

"1. De middelen voor de doelstelling 'investeren in groei en werkgelegenheid' bedragen 96,09 % van de totale middelen (d.w.z. in totaal 317 073 545 392 EUR) en worden als volgt verdeeld:

a) 51,52 % (d.w.z. in totaal 163 359 380 738 EUR) voor de minder ontwikkelde regio's;

b) 10,82 % (d.w.z. in totaal 34 319 221 039 EUR) voor de overgangsregio's;

c) 16,33 % (d.w.z. in totaal 51 773 321 432 EUR) voor de meer ontwikkelde regio's;

d) 20,89 % (d.w.z. in totaal 66 236 030 665 EUR) voor de door het Cohesiefonds ondersteunde lidstaten;

e) 0,44 % (d.w.z. in totaal 1 385 591 518 EUR) als aanvullende financiering voor de in artikel 349 VWEU bedoelde ultraperifere gebieden en de regio's van NUTS-niveau 2 die aan de criteria in artikel 2 van Protocol nr. 6 bij de Toetredingsakte van 1994 voldoen."