Toelichting bij COM(2018)506 - Toepassing van Verordening 549/2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de EU en toepassing van de toegestane afwijkingen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

2.

Brussel, 29.6.2018


COM(2018) 506 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de toepassing van Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie en over de toepassing van de toegestane afwijkingen

{SWD(2018) 354 final}
{SWD(2018) 355 final}


Inleiding



Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (de "ESR 2010-verordening" 1 ) bevat twee bepalingen waarin rapportageverplichtingen worden vastgesteld:

• In artikel 6, lid 3, is het volgende bepaald:

"Na raadpleging van het Comité voor het Europees statistisch systeem brengt de Commissie uiterlijk op 1 juli 2018 aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van de toegestane afwijkingen, teneinde na te gaan of zij nog steeds gerechtvaardigd zijn."

• In artikel 12 is het volgende bepaald:

"Herziening

Uiterlijk op 1 juli 2018 en daarna om de vijf jaar legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een rapport voor over de toepassing van deze verordening.

In het verslag wordt onder meer het volgende beoordeeld:

a) de kwaliteit van gegevens over nationale en regionale rekeningen;

b) de doeltreffendheid van deze verordening en het op ESR 2010 toegepaste toezichtsproces; en

c) de vooruitgang wat betreft gegevens aangaande voorwaardelijke verplichtingen en de beschikbaarheid van ESR 2010-gegevens."

Dit verslag voldoet aan beide vereisten. Het gaat vergezeld van twee werkdocumenten van de diensten van de Commissie met nadere bijzonderheden en analyses.

Punt 2 van het verslag bevat nadere achtergrondinformatie over de doelstellingen en toepassingen van het ESR 2010. In punt 3 wordt de tenuitvoerlegging van de verordening besproken, waarbij de op grond van artikel 6, lid 3, en artikel 12 (beide hierboven genoemd) te beoordelen punten aan de orde komen. Punt 4 bevat de conclusies.

1.

Achtergrond



Het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen (ESR 2010) is het internationale compatibele EU-kader voor financiële verslaggeving dat wordt gebruikt voor een systematische en gedetailleerde beschrijving van een economie. Het ESR 2010 is gepubliceerd als Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013. Het is voor het eerst toegepast op gegevens die vanaf 1 september 2014 bij de Commissie zijn ingediend; sinds die datum dienen de lidstaten gegevens in bij Eurostat volgens de regels van het ESR 2010.

Het ESR 2010 verschilt wat zowel reikwijdte als concepten betreft van zijn voorganger, het ESR 95 2 , en weerspiegelt de ontwikkelingen op het gebied van het meten van moderne economieën, de vooruitgang op het gebied van methodologisch onderzoek en de behoeften van gebruikers. De structuur van het ESR 2010 is in overeenstemming met de mondiale richtlijnen voor nationale rekeningen die zijn uiteengezet in het Systeem van Nationale Rekeningen 2008 (System of National Accounts 2008, SNA 2008 3 ). Eurostat heeft verschillende handleidingen en handboeken gepubliceerd 4 om de uitvoering van het ESR 2010 te ondersteunen.

Nationale rekeningen zijn de bron voor tal van belangrijke economische indicatoren voor beleidsvorming en economische analyses door de academische wereld, overheden en internationale instellingen. Het bruto binnenlands product (bbp) is de meest gebruikte maatstaf voor de totale omvang van een economie, terwijl afgeleide indicatoren zoals het bbp per hoofd van de bevolking veelvuldig worden gebruikt om materiële levensstandaarden te vergelijken of om de economische convergentie of divergentie binnen de EU te monitoren.

Bovendien geven bbp-componenten en gerelateerde indicatoren – zoals die voor de productie, invoer, uitvoer, binnenlandse (private en publieke) consumptie of investeringen – waardevolle inzichten in de belangrijkste drijvende krachten achter de economische activiteit en vormen zij aldus een basis voor het ontwerpen en evalueren van, en het houden van toezicht op, specifiek EU-beleid.

De ESR 2010-gegevens worden ook gebruikt voor specifieke administratieve doeleinden, zoals het bepalen van de bijdrage van elke lidstaat aan de vierde bron van eigen middelen van de EU (op basis van het bruto nationaal inkomen 5 ), de buitensporigtekortprocedure en de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden (zie ook punt 3c).

De ESR 2010-verordening voorziet in:

a) een methode inzake gemeenschappelijke normen, definities, classificaties en registratieregels voor de opstelling van vergelijkbare rekeningen en tabellen voor de doeleinden van de EU (bijlage A bij de verordening)

b) een programma (uiteengezet in bijlage B bij de verordening) waarin de termijnen zijn vastgesteld waarbinnen de lidstaten de rekeningen en tabellen die in overeenstemming met de in bijlage A omschreven methode moeten worden opgesteld, bij Eurostat moeten indienen.

Eurostat publiceert de overeenkomstig bijlage B ingediende gegevens op zijn website en voegt daar EU- en eurozoneaggregaten aan toe.

3.

3. Tenuitvoerlegging van de verordening


a) Beschikbaarheid van gegevens over nationale en regionale rekeningen

Krachtens de ESR 2010-verordening zijn de lidstaten verplicht de in bijlage B bij deze verordening gespecificeerde gegevens te verstrekken. Op grond van artikel 6 van de verordening konden de lidstaten tot 17 oktober 2013 verzoeken om tijdelijke afwijkingen van de in het ESR 2010 opgenomen indieningsvereisten indienen. In dit deel van het verslag wordt ingegaan op ontwikkelingen op het gebied van de beschikbaarheid van gegevens in de lidstaten en worden de resultaten van een analyse van de toegestane afwijkingen gepresenteerd.

4.

Beschikbaarheid van gegevens overeenkomstig de vereisten van het ESR 2010


De Commissie (Eurostat) beoordeelt regelmatig of de beschikbaarheid van gegevens in de lidstaten in overeenstemming is met de vereisten van het ESR 2010. De onderliggende analyse heeft betrekking op de beoordeling van de volledigheid en, in beperkte mate, de actualiteit van de gegevens. De beoordelingen vonden plaats in oktober 2015, april 2016, februari 2017 en januari 2018. Er kan worden geconcludeerd dat de beschikbaarheid van gegevens tussen oktober 2015 en januari 2018 duidelijk is verbeterd: terwijl in 2015 64 % van de door de lidstaten ingediende tabellen zonder tekortkomingen en 4 % met ernstige problemen werd ingediend, bedroegen deze percentages in 2018 respectievelijk 81 % en 1 % — zie figuur 1.


Figuur 1: Beschikbaarheid van gegevens voor de 22 tabellen 6 van het ESR 2010-indieningsprogramma (okt 2015-jan 2018), EU en Noorwegen

Volledige gegevens ingediend. Dat betekent dat de lidstaat alle gegevens heeft verstrekt. Er kunnen slechts minieme, onregelmatige tekortkomingen zijn.
Vrijwel volledige gegevens ingediend. Er kunnen weinig of minieme tekortkomingen zijn, maar de belangrijke indicatoren zijn wel ingediend.
De gegevens zijn ingediend met tekortkomingen wat betreft belangrijke indicatoren of er is sprake van een opeenstapeling van minder belangrijke indicatoren.
De gegevens zijn ingediend met aanzienlijke tekortkomingen of er zijn helemaal geen gegevens ingediend.


5.

Afwijkingen en de ontwikkeling daarvan in de tijd


Na een zorgvuldige toetsing aan vooraf vastgestelde criteria heeft de Commissie uitvoeringsbesluit 2014/403 vastgesteld, waarbij aan 27 lidstaten 888 tijdelijke afwijkingen werden toegestaan 7 . Daarnaast heeft de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA 145 afwijkingen toegestaan aan Noorwegen en IJsland.

Aangezien afwijkingen van de indieningsvereisten de beschikbaarheid van gegevens beperken en dus van invloed zijn op de belangen van de gebruikers, houdt Eurostat regelmatig toezicht op de stand van zaken met betrekking tot de toegestane afwijkingen en controleert het of de lidstaten zich houden aan de geldigheidsduur van de toegestane afwijkingen. Eind 2015, 2016 en 2017 werd een uitgebreid toezicht uitgevoerd. In het kader van het toezichtsproces worden alle afwijkingen in vier klassen ingedeeld: 'afgehandeld', 'op schema', 'met moeilijkheden' en 'nog niet behandeld'.

Tussen eind 2015 en eind 2017 is het aantal afwijkingen dat op schema ligt of reeds is afgehandeld, in alle lidstaten toegenomen of stabiel gebleven. Voor de 28 lidstaten samen zien we een duidelijke verschuiving van nog niet behandelde afwijkingen (een daling van 31 % naar 13 %) naar afgehandelde afwijkingen (een stijging van 25 % naar 54 %) — zie figuur 2.


Figuur 2: Afwijkingen in verband met de stand van zaken (eind 2015 – eind 2017), totaal EU


6.

Verificatie van toegestane afwijkingen


Zoals gespecificeerd in artikel 6, lid 3, tweede alinea, van de ESR 2010-verordening, wordt in dit verslag van de Commissie beoordeeld of de door de lidstaten in 2013 opgegeven motiveringen voor de afwijkingen nog steeds geldig zijn. Daartoe heeft Eurostat de lidstaten een vragenlijst voorgelegd waarin ze moesten aangeven of hun afwijkingen:

·nog steeds geldig zijn (in welk geval ze ongewijzigd kunnen blijven);

·gedeeltelijk geldig zijn (in welk geval een of meer aspecten van de afwijkingen moeten worden gewijzigd); of

·niet langer geldig zijn (in welk geval de afwijkingen kunnen worden geschrapt omdat ze zijn opgelost en de gegevens zijn verstrekt).

Uit de geanalyseerde resultaten van de vragenlijst kan worden geconcludeerd dat de meeste lidstaten al veel van de problemen die oorspronkelijk aanleiding waren voor het indienen van afwijkingsverzoeken hebben opgelost nog vóór het jaar waarin de geldigheidsduur van de toegestane afwijkingen zou verstrijken. Van de 365 afwijkingen van alle EU-lidstaten waarvan de geldigheidsduur naar verwachting in 2018, 2019 of 2020 zou verstrijken, is 67 % (244 afwijkingen) nog steeds geldig, wat betekent dat deze afwijkingen ongewijzigd kunnen blijven.

Voor 27 % van de afwijkingen (98 afwijkingen – die alle kunnen worden afgesloten omdat de gegevens al vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van de afwijkingen zijn ingediend) is de motivering niet langer geldig.

Voor een relatief beperkt aantal afwijkingen (23 of 6 %) is de motivering gedeeltelijk geldig. Het gaat om afwijkingen waarvoor het toepassingsgebied kan worden ingeperkt, bijvoorbeeld door variabelen uit de afwijking te schrappen, de bestreken periode in te korten, het eerste jaar van indiening te vervroegen, enz.

In het licht van de resultaten van de evaluatie is het passend Besluit 2014/403/EU te wijzigen om rekening te houden met de wijzigingen in de motivering van bestaande afwijkingen.

7.

Acties die zijn ondernomen om de beschikbaarheid van gegevens te verbeteren


Eurostat, in samenwerking met de nationale gegevensverzamelaars, werkt voortdurend aan de verbetering van de beschikbaarheid van gegevens voor zijn gebruikers. De beschikbaarheid van gegevens wordt regelmatig gecontroleerd tijdens perioden van gegevensproductie, maar ook door middel van structureel (jaarlijks) toezicht en regelmatige jaarlijkse evaluaties van de stand van zaken met betrekking tot afwijkingen.

De lidstaten hebben aanzienlijke inspanningen geleverd, en doen dat nog steeds, om de beschikbaarheid van gegevens te verbeteren in overeenstemming met de vereisten van het ESR 2010. De Commissie (Eurostat) ondersteunt deze inspanningen door middel van bijeenkomsten, workshops, cursussen, handleidingen en documenten. De technische samenwerking vindt plaats via de werkgroepen Nationale rekeningen en de procedure bij buitensporige tekorten onder leiding van de vergadering van de directeuren macro-economische statistieken van de nationale bureaus voor de statistiek.

Financiële steun van de Commissie aan de lidstaten is een belangrijk instrument om hen aan te moedigen de beschikbaarheid van gegevens te verbeteren en afwijkingen op te heffen, nog vóór het verstrijken van de geldigheidsduur ervan. Tussen 2010 en 2017 is aan de lidstaten een aantal subsidies verstrekt voor de uitvoering van het ESR 2010 en ter verbetering van de ESR 2010-gegevens, met inbegrip van de ontwikkeling van vrijwillige gegevens en gegevens waarvoor afwijkingen zijn toegestaan.

In het beperkte aantal gevallen waarin de beschikbaarheid van gegevens ernstig in het gedrang komt doordat de lidstaten de gegevens niet overeenkomstig de verplichtingen van het ESR 2010 verstrekken, herinnert Eurostat de betrokken lidstaten aan de indieningsvereisten.

8.

Conclusie


De beschikbaarheid van gegevens is tussen oktober 2015 en januari 2018 aanzienlijk verbeterd. De meeste afwijkingen waarvan de geldigheidsduur uiterlijk in 2017 verstreek, zijn door de desbetreffende lidstaten opgelost. Bovendien verstrekt een aanzienlijk aantal lidstaten (een deel van) de gegevens waarvoor afwijkingen zijn toegestaan, zelfs vóór de in Uitvoeringsbesluit 2014/403/EU van de Commissie vastgestelde datum van eerste indiening. Het is passend dat de Commissie Besluit 2014/403/EU wijzigt om rekening te houden met de wijzigingen in de motivering van bestaande afwijkingen.

Om de belangen van de gebruikers te dienen, zal Eurostat in samenwerking met de lidstaten alle nodige maatregelen nemen om tot een volledige tenuitvoerlegging van de ESR 2010-verordening te komen. Eurostat zal nauw contact met de lidstaten onderhouden om de beschikbaarheid van gegevens in de komende jaren verder te verbeteren en zal zijn werkzaamheden in verband met het toezicht op afwijkingen voortzetten.

9.

b) Kwaliteit van gegevens over nationale en regionale rekeningen


Dit deel bevat: i) de beoordeling door Eurostat van de kwaliteit van de nationale en regionale rekeningen die in 2016 door de EU-lidstaten, IJsland, Noorwegen en Zwitserland zijn ingediend; en ii) kwaliteitsinformatie over de publicatie van Europese aggregaten door Eurostat zelf.

De kwaliteitsbeoordeling is uitgevoerd overeenkomstig artikel 4 van de ESR 2010-verordening, waarin is bepaald dat de kwaliteit van de aan Eurostat toegezonden gegevens van de nationale en regionale rekeningen moet worden beoordeeld aan de hand van de kwaliteitscriteria van het Europees statistisch systeem dat bij Verordening (EG) nr. 223/2009 betreffende de Europese statistiek 8 is ingesteld. In Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2304 9 van de Commissie zijn de modaliteiten, structuur, periodiciteit en indicatoren van het beoordelingsproces vastgesteld.

De in 2016 verzonden gegevens voldeden in grote lijnen aan de kwaliteitsnormen van het Europees statistisch systeem en de ESR 2010-verordening. De lidstaten zijn erin geslaagd aan de nieuwe gegevensvereisten en methode te voldoen, terwijl de aanpassing van de nationale systemen voor gegevensverzameling tot 2020 zal worden voortgezet. De algemene resultaten voor de verschillende kwaliteitscriteria zijn hieronder beschreven.

10.

Relevantie


Het volledigheidspercentage was zeer hoog voor de kwartaal- en jaartabellen en kwam de gebruikers rechtstreeks ten goede. Voor de belangrijkste aggregaten van de nationale rekeningen, statistieken over de overheidsfinanciën, niet-financiële sectorrekeningen en financiële rekeningen lag de gemiddelde volledigheid tussen 95 % en 100 %. Voor de aanbod-, gebruik- en input-outputtabellen en regionale rekeningen lag de gemiddelde volledigheid tussen 88 % en 97 %. Alle lidstaten hebben op vrijwillige basis niet-vereiste aanvullende gegevens toegezonden.

11.

Nauwkeurigheid


De meeste EU-lidstaten, IJsland en Noorwegen publiceren online informatie over hun nationale herzieningsbeleid. Hoewel voor dit verslag geen gedetailleerde herzieningsanalyse van de door de lidstaten toegezonden gegevens is uitgevoerd, is uit de analyse van de herzieningspercentages van de belangrijkste Europese aggregaten gebleken dat de lidstaten gegevens van goede kwaliteit verstrekken, waardoor Eurostat in staat is vroege en betrouwbare ramingen van het bbp en de werkgelegenheid te publiceren voor zowel EU- als eurozoneaggregaten.

12.

Actualiteit en stiptheid


Dankzij de door de EU-lidstaten verstrekte gegevens werden de voorlopige flash-ramingen van het bbp van de EU en de eurozone en de driemaandelijkse sectorrekeningen van de eurozone in 2016 met respectievelijk 15 en 18 dagen vervroegd bekendgemaakt. Dit is een belangrijke verbetering in de actualiteit van de publicatie van Europese aggregaten. Over het algemeen werden de nationale kwartaalrekeningen relatief stipt ingediend. De stiptheid van de indiening van de jaargegevens was daarentegen vrij laag: dit is een gebied dat voor verbetering vatbaar is.

13.

Toegankelijkheid en duidelijkheid


Alle EU-lidstaten alsmede de EVA-lidstaten publiceren onlinedocumentatie over de methoden en compilatiemethoden van de nationale rekeningen. De inhoud van de beschikbare informatie verschilt echter aanzienlijk van lidstaat tot lidstaat en zou waar nodig kunnen worden verrijkt. Ongeveer de helft van de EU-lidstaten heeft online toegang tot een uitgebreide reeks documenten.

14.

Coherentie


Voor dit verslag is een beperkte analyse van de coherentie uitgevoerd. De algemene interne samenhang binnen en tussen geselecteerde tabellen van de nationale rekeningen was voor bijna alle lidstaten zeer groot. Kleine verschillen die voor enkele lidstaten werden vastgesteld, waren hoofdzakelijk het gevolg van afrondingspraktijken.

15.

c) Doeltreffendheid van de verordening en het toezichtsproces


Doeltreffendheid van de verordening

Verordening (EU) nr. 549/2013 heeft tot doel het ESR 2010 op te zetten en te zorgen voor vergelijkbare, actuele en betrouwbare gegevens voor beleids- en andere doeleinden van de EU. In artikel 5, lid 1, is vastgesteld dat "het ESR 2010 voor het eerst [wordt] toegepast op de overeenkomstig bijlage B opgestelde gegevens die met ingang van 1 september 2014 moeten worden ingediend". Na deze eerste indieningen door alle lidstaten publiceerde Eurostat op 17 oktober 2014 de eerste resultaten van het ESR 2010 voor het bbp en de belangrijkste aggregaten daarvan, met inbegrip van een analyse van het effect van wijzigingen van de methode en statistische verbeteringen op het niveau van het bbp.

De belangrijkste wijziging van de methode die in het ESR 2010 is ingevoerd, is de registratie van uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling als bruto-investeringen in vaste activa in plaats van als intermediair verbruik, zoals in het vorige ESR het geval was. Deze wijziging erkent het toenemende belang van intellectuele eigendom in de economieën van de lidstaten en maakt het ERA nuttiger voor de gebruikers. Deze wijziging van de methode had onder meer tot gevolg dat het niveau van het bbp in de eurozone en de EU-28 in alle jaren steeg, bijvoorbeeld in 2010 met 1,9 %.

Verder rekening houdend met de analyse van de beschikbaarheid en de kwaliteit van de gegevens in de punten 3a en 3b van dit verslag, is de Commissie van mening dat de verordening doeltreffend is geweest wat betreft het opzetten van het ESR 2010 en dat ze er op doeltreffende wijze voor zorgt dat de lidstaten vergelijkbare, actuele en betrouwbare gegevens verstrekken.

16.

Doeltreffendheid van het op het ESR 2010 toegepaste toezichtsproces


Op de uitvoering van het ESR 2010 in de lidstaten wordt op verschillende manieren toezicht gehouden.

Er wordt voortdurend toezicht gehouden op de volledigheid en kwaliteit van de door de lidstaten ingediende gegevens, met bijzondere aandacht voor de opvolging van afwijkingen. Dit proces is beschreven in de punten 3a en 3b hierboven.

Het toezicht op de voor het bruto nationaal inkomen (bni) gerapporteerde gegevens vindt op specifieke wijze plaats in de context van eigen middelen, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 (BNI-verordening) 10 . Er bestaat een overgangsmechanisme waarbij voor de jaren 2010 tot en met 2013 de op het ESR 2010gebaseerde bni-ramingen volgens een overeengekomen methode naar ESR 95-cijfers worden omgerekend. Vanaf het verslagjaar 2014 is het op het bni gebaseerde eigen middel gebaseerd op ESR 2010-gegevens.

In het kader van de bni-verordening verifieert de Commissie (Eurostat) de bronnen en methoden die de lidstaten voor de berekening van het bni gebruiken. Dit gebeurt met behulp van jaarlijkse en meerjarige verificatiemechanismen.

Het jaarlijkse verificatieproces wordt gebaseerd op de gegevens die worden verstrekt via de bni-vragenlijst en het begeleidende kwaliteitsverslag die elk jaar vóór 22 september worden verzonden. Dit proces leidt tot een advies van het BNI-comité over de geschiktheid van de bni-gegevens voor de vaststelling van de eigen middelen.

Het meerjarige verificatieproces wordt gebaseerd op een groot aantal elementen, maar in de eerste plaats op de bni-inventaris van bronnen en methoden die door elke lidstaat wordt opgesteld en tijdens de bezoeken van Eurostat aan elke lidstaat wordt besproken. Ten slotte kan de Commissie een voorbehoud maken als zij van mening is dat de methode die aan de bni-cijfers ten grondslag ligt, moet worden gewijzigd. De cijfers worden dan waar nodig verbeterd.

Op de gegevens over het overheidstekort en de overheidsschuld wordt toezicht gehouden in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten (PBT), ook wel buitensporigtekortprocedure (BTP) genoemd. Dit houdt ook in dat de onderliggende gegevens van de statistieken van de overheidsfinanciën (Government Finance Statistics, of GFS) worden gevalideerd in het licht van de BTP. De rechtsgrond voor het toezicht op de overheidsgegevens is Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad 11 . In Verordening (EU) nr. 220/2014 12 van de Commissie is bepaald dat het ESR 2010 met ingang van 1 september 2014 moet worden gebruikt voor BTP- en GFS-doeleinden.

De rechtsgrond van de BTP voorziet in regelmatige, grondige rapportage aan de Raad 13 en het Europees Parlement, onder meer over GFS-aspecten. Daarnaast brengt Eurostat regelmatig verslag uit over de consistentie van de onderliggende GFS-gegevens met de BTP en over aspecten van vergelijkbaarheid, nauwkeurigheid, beschikbaarheid/actualiteit en verspreiding (alsook over een reeks aanvullende kwaliteitsindicatoren).

De indicatoren van de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden worden berekend op basis van de onderliggende statistieken die door de nationale bureaus voor de statistiek en de centrale banken worden opgesteld en die afkomstig zijn van verschillende gebieden, waaronder de nationale rekeningen en de betalingsbalans. Eurostat houdt actief toezicht op de kwaliteit van deze onderliggende statistieken en met name op de consistentie tussen de betalingsbalansstatistieken en de statistieken van de nationale rekeningen, met bijzondere aandacht voor de niet-financiële rekeningen. Voor het toezicht op de financiële rekeningen en de betalingsbalans werkt Eurostat samen met de Europese Centrale Bank.

De invoering van het ESR 2010 heeft ervoor gezorgd dat de samenstelling van het bbp consistent is met de internationale normen voor nationale rekeningen. Dit draagt bij tot een betere vergelijkbaarheid, niet alleen tussen de EU-lidstaten maar ook op mondiaal niveau. Er blijven echter nog enkele uitdagingen bestaan wat globalisering betreft: bijvoorbeeld het effect op het bbp van de verplaatsing van de activiteiten van grote multinationale ondernemingen naar kleine en open economieën.

Voorts is een gemeenschappelijk geharmoniseerd Europees beleid voor de herziening van nationale rekeningen en betalingsbalansstatistieken met betrekking tot benchmark- en routinematige herzieningen ontwikkeld en is een begin gemaakt met de vrijwillige toepassing ervan door de lidstaten. Het beleid is gericht op een betere inachtneming van het tweeledige beginsel van onderlinge afstemming op nationaal niveau tussen statistische gebieden en gecoördineerde onderlinge afstemming op EU-niveau tussen de lidstaten.

Concluderend is de Commissie van mening dat de combinatie van de verschillende toezichtsactiviteiten op doeltreffende wijze zorgt voor hoogwaardige en vergelijkbare ESR 2010-statistieken.


17.

d) Vooruitgang met betrekking tot gegevens over voorwaardelijke verplichtingen


Eurostat verzamelt gegevens over voorwaardelijke verplichtingen in het kader van Richtlijn 2011/85/EU van de Raad 14 . In artikel 14, lid 3, van die richtlijn zijn nieuwe statistische vereisten vastgesteld waaraan de lidstaten moeten voldoen:

"Voor alle subsectoren van de overheid publiceren de lidstaten relevante informatie over voorwaardelijke verplichtingen met mogelijk grote gevolgen voor de overheidsbegrotingen, zoals onder meer overheidsgaranties, oninbare leningen en uit de exploitatie van overheidsbedrijven voortvloeiende verplichtingen, met vermelding van de omvang ervan. Tevens publiceren de lidstaten informatie over overheidsparticipaties in kapitaal van particuliere en overheidsbedrijven, voor zover het om economisch significante bedragen gaat."

In de ESR 2010-verordening wordt het bovenstaande erkend (in de overwegingen 19, 20 en 22) en is bepaald dat de Commissie met een bepaalde regelmaat aan het Parlement en de Raad verslag dient uit te brengen over de beschikbaarheid van de desbetreffende informatie (zie de artikelen 11 en 12). In dit verband heeft de Commissie in juni 2016 het eerste 'Verslag over impliciete verplichtingen die mogelijk gevolgen hebben voor de overheidsbegrotingen' 15 gepubliceerd; in 2018 zal een volgend verslag worden opgesteld.

De gegevens die Eurostat in het kader van de bovengenoemde richtlijn verzamelt, zijn de belangrijkste bron van informatie over voorwaardelijke verplichtingen van de overheden in de lidstaten. 16 De modellen voor de gegevensverzameling en de richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging zijn opgenomen in het besluit van Eurostat van 22 juli 2013 inzake het overheidstekort en de overheidsschuld – Supplement inzake voorwaardelijke verbintenissen en mogelijke verplichtingen in verband met de vragenlijst met betrekking tot de BTP 17 .

In dit besluit is gespecificeerd dat Eurostat geselecteerde indicatoren met betrekking tot de volgende voorwaardelijke verplichtingen verzamelt en publiceert: overheidsgaranties, buiten de balans vallende publiek-private partnerschappen, verplichtingen van door de overheid beheerde entiteiten die zijn ingedeeld als niet behorend tot de sector overheid (overheidsbedrijven) en oninbare leningen (overheidsactiva 18 ).

De lidstaten hebben gegevens gepubliceerd op nationaal niveau en deze voor het eerst bij Eurostat ingediend tegen eind december 2014. Sindsdien worden de gegevens jaarlijks verzameld, gevolgd door de publicatie ervan door Eurostat tegen eind januari van elk jaar. Eurostat publiceert de cijfers in miljoenen van de nationale valuta en als percentage van het bbp in zijn database, samen met de bijbehorende metagegevens en landspecifieke voetnoten. Er werd ook een begeleidend persbericht 19 gepubliceerd.

Sinds de eerste gegevensverzameling in 2014 hebben de lidstaten aanzienlijke vooruitgang geboekt op het gebied van de volledigheid (d.w.z. de opname van alle verplichtingen) en de dekking van de gegevens (d.w.z. het bestrijken van de gehele overheid). Een aantal lidstaten hebben hun cijfers herzien om ze beter af te stemmen op de overeengekomen richtsnoeren.

De volledigheid en dekking van de gegevens variëren per indicator en per lidstaat. De gegevensverzameling van Eurostat bevat voor de meeste lidstaten volledige gegevens met een goede dekking voor alle indicatoren. Voor sommige lidstaten zijn de gegevens echter nog niet volledig. Met name moet nog vooruitgang worden geboekt op het gebied van gegevens over oninbare leningen. Wat de verplichtingen van overheidsbedrijven betreft, hebben niet alle lidstaten de verplichtingen van financiële instellingen en/of de verplichtingen van eenheden waarover een lokale overheid zeggenschap heeft, opgenomen.

18.

4. Conclusies en uitdagingen voor de toekomst


In dit verslag zijn de beschikbaarheid en de kwaliteit van ESR 2010-gegevens, de doeltreffendheid van de verordening en de toezichtsprocessen en de vooruitgang wat betreft voorwaardelijke verplichtingen geanalyseerd, zoals vereist op grond van artikel 6, lid 3, en artikel 12 van de ESR 2010-verordening.

Het ESR 2010 werd in september 2014 voor het eerst in de lidstaten ingevoerd. Sindsdien is de tenuitvoerlegging voortgezet, bijvoorbeeld door het opheffen van afwijkingen die aan afzonderlijke lidstaten waren toegestaan. In deze context is de volledigheid van gegevens aanzienlijk verbeterd, ook wat voorwaardelijke verplichtingen betreft. Op grond van de analyse in dit verslag is het passend Besluit 2014/403/EU te wijzigen om rekening te houden met wijzigingen in de motivering van bestaande afwijkingen.

Dankzij de door de EU-lidstaten verstrekte gegevens werd in 2016 een belangrijke verbetering in de actualiteit van Europese aggregaten bereikt: de voorlopige flash-ramingen van het bbp van de EU en de eurozone en de driemaandelijkse sectorrekeningen van de eurozone werden in dat jaar met respectievelijk 15 en 18 dagen vervroegd bekendgemaakt. Uit een analyse van de herzieningen van deze flash-ramingen blijkt dat ze robuust zijn.

De Commissie is van mening dat de ESR 2010-verordening, in combinatie met verschillende toezichtsactiviteiten op basis van andere rechtskaders, er op doeltreffende wijze voor zorgt dat de lidstaten vergelijkbare, actuele en betrouwbare gegevens verstrekken voor beleids- en andere doeleinden van de EU.

Toch zijn er nog uitdagingen, bijvoorbeeld op het gebied van globalisering. De gegevens van de nationale rekeningen van kleine en open economieën zijn gevoelig voor verplaatsingen van de activiteiten van grote multinationale ondernemingen, vaak in combinatie met verplaatsingen van intellectueel eigendom. Met name globaliseringsgerelateerd werk zal een intensievere samenwerking en informatie-uitwisseling op internationaal niveau vereisen.

Een andere uitdaging voor statistieken is de toegenomen digitalisering van de economie en samenleving. Er ontstaan nieuwe manieren van productie en consumptie en van uitwisseling tussen huishoudens en bedrijven. Gebruikers vragen of deze nieuwe fenomenen naar behoren in de nationale rekeningen zijn weerspiegeld.

Een derde prioriteit is het verbeteren van op nationale rekeningen gebaseerde maatregelen inzake welzijn, duurzaamheid en ongelijkheid.

Eurostat investeert aanzienlijke middelen in de aanpak van deze prioritaire kwesties, zowel binnen Europa als met zijn internationale partners.


(1)

PB L 174 van 26.6.2013, blz. 1.

(2)

Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1).

(3)

unstats.un.org/unsd/nationalaccount/docs .

(4)

Zie ec.europa.eu/eurostat/web/esa-2010 voor een lijst.

(5)

Het op het ESR 2010 gebaseerde bruto nationaal inkomen (bni) wordt eerst omgerekend naar ESR 95-cijfers (zie punt 3c).

(6)

De indiening van gegevens voor een extra tabel (tabel 29 'opgebouwde pensioenrechten in de sociale zekerheid') werd pas eind 2017 verplicht. Deze tabel is daarom niet meegenomen in de beoordelingen.

(7)

Uitvoeringsbesluit 2014/403/EU van de Commissie van 26 juni 2014 tot verlening van afwijkingen aan de lidstaten met betrekking tot de indiening van statistieken overeenkomstig Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (PB L 195 van 2.7.2014, blz. 1).

(8)

Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164).

(9)

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2304 van de Commissie van 19 december 2016 betreffende de modaliteiten, de structuur, de periodiciteit en de evaluatie-indicatoren van de kwaliteitsverslagen over krachtens Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad ingediende gegevens (PB L 345 van 20.12.2016, blz. 27).

(10)

Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad van 15 juli 2003 betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen ("BNI-verordening") (PB L 181 van 19.7.2003, blz. 1).

(11)

Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 145 van 10.6.2009, blz. 1).

(12)

Verordening (EU) nr. 220/2014 van de Commissie van 7 maart 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad met betrekking tot de verwijzingen naar het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (PB L 69 van 8.3.2014, blz. 101).

(13)

Economisch en Financieel Comité.

(14)

Richtlijn 2011/85/EU van de Raad van 8 november 2011 tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 41).

(15)

eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT:52015DC0314

(16)

Er bestaan ook andere gegevensverzamelingen van Eurostat (bijv. de aanvullende tabel voor de financiële crisis, de vragenlijst met betrekking tot de BTP enz.). Deze bevatten beperkte en/of vertrouwelijke informatie over bepaalde soorten voorwaardelijke verplichtingen.

(17)

ec.europa.eu/eurostat/documents/1015035/2041337 .

(18)

De lidstaten moeten dezelfde indicatoren publiceren op nationaal niveau en in aanvulling daarop, de gegevens over de overheidsparticipatie in het kapitaal van bedrijven.

(19)

ec.europa.eu/eurostat/web