Toelichting bij COM(2018)542 - Standpunt EU in de bijeenkomst van de deelnemers aan de regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het namens de Unie in de bijeenkomst van de deelnemers aan de regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten (de bijeenkomst van de deelnemers) in te nemen standpunt met betrekking tot de voorgenomen vaststelling van een besluit tot uitbreiding van het toepassingsgebied van bijlage V bij de regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten (sectorovereenkomst inzake exportkredieten voor spoorweginfrastructuur) tot kabelwagens en trolleybussen.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten

De regeling is een herenakkoord tussen de EU, de VS, Canada, Japan, Korea, Noorwegen, Zwitserland, Australië en Nieuw-Zeeland, en heeft ten doel een kader te creëren voor het ordelijke gebruik van door de overheid gesteunde exportkredieten. In de praktijk betekent dit dat wordt gezorgd voor een gelijk speelveld (zodat de mededinging wordt gebaseerd op de prijs en de kwaliteit van de uitgevoerde goederen in plaats van op de geboden financiële voorwaarden) en wordt gewerkt aan het uitbannen van subsidies en marktverstoringen met betrekking tot door de overheid gesteunde exportkredieten. De regeling is in april 1978 in werking getreden, is van onbepaalde duur en is, hoewel het OESO-secretariaat administratieve steun verleent, geen besluit van de OESO 1 .

Deze regeling wordt regelmatig bijgewerkt in het licht van nieuwe technische en politieke ontwikkelingen die exportkredieten in verschillende sectoren beïnvloeden. De richtsnoeren in de regeling zijn in de wetgeving van de Unie opgenomen en derhalve in de EU juridisch verbindend gemaakt bij Verordening (EU) nr. 1233/2011 van het Europees Parlement en de Raad 2 3 . Bijwerkingen worden regelmatig in de wetgeving van de Unie opgenomen door middel van gedelegeerde handelingen op grond van artikel 2 van die verordening.

2.2.De bijeenkomst van de deelnemers aan de regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten

De Europese Commissie vertegenwoordigt de Unie in de bijeenkomst van de deelnemers, waarin wijzigingen van de regeling worden vastgesteld bij consensus van de negen deelnemers. De standpunten van de Unie worden voorbereid in overleg met de lidstaten, die zijn vertegenwoordigd in de Groep exportkredieten van de Raad 4 .

Artikel 67 van de regeling luidt: 'De deelnemers evalueren op gezette tijden de werking van deze regeling. Daarbij onderzoeken zij onder andere de kennisgevingsprocedures, de uitvoering en werking van het systeem van gedifferentieerde disconteringspercentages, de voorschriften en procedures betreffende gebonden hulp, vraagstukken met betrekking tot matching, eerdere toezeggingen en mogelijkheden tot ruimere deelneming aan deze regeling.'

2.3.De beoogde handeling van de bijeenkomst van de deelnemers aan de regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten

Tijdens de 136ste en de 137ste bijeenkomst van de deelnemers op 16 november 2017 hebben de deelnemers het voorstel van de Unie om het toepassingsgebied van de sectorovereenkomst uit te breiden tot kabelwagens en trolleybussen besproken. Tijdens de 137ste bijeenkomst is de Unie verzocht aanvullende informatie te verstrekken over de financiële redenen voor de uitbreiding van het toepassingsgebied van de sectorovereenkomst tot die infrastructuren; de afgevaardigden van de EU hebben die informatie verstrekt tijdens de 138ste bijeenkomst van de deelnemers, die plaatsvond op 14 en 15 maart 2018. Tijdens die bijeenkomst heeft geen van de deelnemers zich tegen de voorgestelde uitbreiding van het toepassingsgebied verzet.

De bijeenkomst van de deelnemers zal tijdens zijn 140ste vergadering in de week van 14 november 2018 een door het secretariaat op basis van het voorstel van de Unie geredigeerd besluit vatststellen ("de beoogde handeling").

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Het huidige toepassingsgebied van de sectorovereenkomst is beperkt tot spoorweginfrastructuur. Er zijn evenwel andere vervoersystemen die niet op de spoorweginfrastructuur zijn gebaseerd, maar toch een integrerend onderdeel vormen van het openbaar vervoer, vooral in stedelijke gebieden. Kabelwagens en trolleybussen zijn voorbeelden van niet op het spoor gebaseerde openbaarvervoerssystemen die hoe langer hoe belangrijker worden in de vervoersinfrastructuur van grote steden, met name in opkomende landen. Momenteel kunnen die projecten echter geen voordeel halen uit de voorwaarden van de sectorovereenkomst die beter aansluiten bij de aard van die projecten. Producenten van dergelijke infrastructuur in de EU zouden voordeel halen uit de uitbreiding van het toepassingsgebied, en hun klanten betere voorwaarden kunnen aanbieden.

De bouwkosten voor projecten voor kabelwagens en trolleybussen liggen doorgaans boven de minimale totale contractwaarde van 10 miljoen SDR, en de nuttige levensduur van de infrastructuur is gewoonlijk meer dan 20 jaar. Zij zijn dus vergelijkbaar met andere spoorweginfrastructuurprojecten die momenteel binnen het toepassingsgebied van de sectorovereenkomst vallen en waarvoor dus langere krediettermijnen gelden.

Projecten voor kabelwagens en trolleybussen worden vooral gerealiseerd door overheidsentiteiten die vaak slechts beperkte toegang hebben tot de commerciële financiële markten. De uitbreiding van het toepassingsgebied van de sectorovereenkomst tot kabelwagens en trolleybussen zou het mogelijk maken voor die projecten door de overheid gesteunde exportkredieten te gebruiken overeenkomstig de specifieke voorwaarden van de sectorovereenkomst, met langere krediettermijnen die de uitvoering van die projecten zouden vergemakkelijken.

Daarom is het aangewezen dat de EU de uitbreiding van het toepassingsgebied van de sectorovereenkomst tot kabelwagens en trolleybussen steunt.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van 'de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst'.

Het begrip 'handelingen met rechtsgevolgen' omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die "beslissende invloed [hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt" 5 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

De door de bijeenkomst van de deelnemers vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling heeft rechtsgevolgen omdat de Commissie krachtens artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1233/2011 gedelegeerde handelingen moet vaststellen om de wetgeving van de Unie te wijzigen naar aanleiding van wijzigingen in de richtsnoeren die de deelnemers aan de regeling overeenkomen.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de regeling van door de overheid gesteunde exportkredieten, die binnen de werkingssfeer van de gemeenschappelijke handelspolitiek vallen. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207 VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de handeling van de bijeenkomst van de deelnemers de regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten zal wijzigen, is het passend die handeling na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.