Toelichting bij COM(2018)567 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 391/2009 wat betreft de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk kennisgegeven van zijn voornemen om zich uit de Unie terug te trekken krachtens artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Dit betekent dat vanaf 30 maart 2019 ("de terugtrekkingsdatum") alle primaire en secundaire wetgeving van de Unie niet langer van toepassing is op het Verenigd Koninkrijk, tenzij in een geratificeerd terugtrekkingsakkoord een andere datum wordt vastgesteld. Het Verenigd Koninkrijk wordt dan een derde land.

Onder voorbehoud van een eventuele overgangsregeling in een mogelijk terugtrekkingsakkoord zal de EU-wetgeving betreffende het zeevervoer niet langer van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk. Een van de gebieden van het Unierecht waarvoor dit gevolgen zou hebben, is de erkenning op het niveau van de Unie van organisaties die diensten verlenen voor de inspectie en controle van schepen die onder de vlag van de lidstaten varen ("erkende organisaties").

Volgens artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 391/2009 1 ("de verordening") moeten organisaties voor de inspectie en controle van schepen die op EU-niveau door de Commissie zijn erkend ("erkende organisaties"), ten minste om de twee jaar worden beoordeeld door de Commissie samen met de lidstaat die de oorspronkelijke erkenningsaanvraag voor de organisatie heeft ingediend. Organisaties die oorspronkelijk uit hoofde van de eerdere wetgeving door de desbetreffende lidstaat werden erkend en die momenteel door de EU worden erkend uit hoofde van artikel 15, lid 1, van de verordening, moeten op dezelfde wijze worden beoordeeld. Bijgevolg moet de lidstaat die oorspronkelijk deze organisaties uit hoofde van artikel 15, lid 1, heeft erkend, worden beschouwd als de 'indienende' lidstaat die aan de beoordeling van de Commissie deelneemt uit hoofde van artikel 8, lid 1, van de verordening.

Bovendien vloeit uit de artikelen 7 en 8 van de verordening voort dat erkende organisaties, om erkenning door de EU te blijven genieten, moeten blijven voldoen aan de eisen en minimumcriteria van bijlage I bij de verordening. Dat wordt gecontroleerd door middel van een permanente herbeoordeling door de Commissie en de 'indienende' lidstaat uit hoofde van artikel 8, lid 1.

Zodra het Verenigd Koninkrijk zich heeft teruggetrokken, kan het niet langer deelnemen aan de beoordeling, uit hoofde van artikel 8, lid 1 van de verordening, van de organisaties waarvoor het optreedt als 'indienende' lidstaat. Bijgevolg kan de vraag worden gesteld of de erkenning van die organisaties op het niveau van de EU nog wel geldig is, iets wat op grond van de huidige bepalingen van de verordening niet met voldoende juridische zekerheid kan worden beantwoord.

Als organisaties door de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk hun EU-erkenning verliezen, zou dat negatieve gevolgen kunnen hebben voor het concurrentievermogen en de aantrekkelijkheid als vlaggenstaat van de 27 EU-landen die deze erkende organisaties hebben gemachtigd om namens hen wettelijke inspecties en controles van schepen uit te voeren en certificaten af te leveren. De betrokken erkende organisaties hebben momenteel met de meeste lidstaten van de EU-27 een overeenkomst inzake machtiging; na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk zouden die landen niet langer een beroep op die erkende organisaties kunnen doen voor de schepen die onder hun vlag varen. Tegelijk zouden reders die een beroep op deze organisaties doen voor classificatiedoeleinden, voor het dilemma staan om ofwel hun schepen onder de vlag van een derde land te laten varen, ofwel hun lopende private overeenkomsten voor de classificatie van hun schepen met de betrokken organisaties te verbreken.

Het doel van dit voorstel is de rechtszekerheid te verhogen, de bedrijfscontinuïteit van de betrokken reders te verzekeren en het concurrentievermogen van de lidstaten van de EU-27 als vlaggenstaat te handhaven.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel is noodzakelijk door de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie, en het toepassingsgebied blijft beperkt tot het aanpakken van de gevolgen daarvan. De belangrijkste beleidsdoelstellingen van de verordening blijven ongewijzigd.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit voorstel is volledig in overeenstemming met het mandaat van de Raad voor de onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk over zijn terugtrekking uit de Unie.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 100, lid 2, VWEU.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Aangezien de voorgestelde handeling de inhoud van de bestaande handeling van de Unie wijzigt, kan dit alleen worden bereikt met een maatregel op het niveau van de Unie.

Evenredigheid

Het voorstel geldt als evenredig omdat het de nodige juridische wijzigingen omvat maar tegelijk niet verder gaat dan nodig is om een einde te maken aan de juridische onzekerheid die is ontstaan door de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie. Het voorziet in de nodige wetswijzigingen om het concurrentievermogen van de lidstaten van de EU-27 als vlaggenstaat te vrijwaren.

Keuze van het instrument

Aangezien bij de handeling een verordening van het Europees Parlement en de Raad wordt gewijzigd, is de voorgestelde wijziging de enige passende vorm.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

In een mededeling over het zeevervoer 2 heeft de Commissie de betrokken belanghebbenden gewezen op de problemen inzake de herbeoordeling die verband houden met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie.

De betrokken belanghebbenden en de lidstaten konden twee weken lang commentaar op het voorstel geven via het portaal voor betere regelgeving van de Europese Commissie ("Geef uw mening").

In die periode, van 28 juni tot en met 12 juli 2018, gaf één belanghebbende commentaar. Het voornemen om meer rechtszekerheid en duidelijkheid te scheppen en het concurrentievermogen van de reders in de EU-27 te vrijwaren, werd over het algemeen op prijs gesteld. Bij de opstelling van het voorstel is met die commentaar rekening gehouden.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Zowel belanghebbenden als lidstaten en het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid werden geraadpleegd voor commentaar en technische expertise. Het voorstel werd ook onderbouwd met een juridische analyse van de gevolgen van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk voor het beleid inzake erkende organisaties.

Effectbeoordeling

Volgens de richtsnoeren voor betere regelgeving hoeft geen effectbeoordeling te worden uitgevoerd, omdat de voorgenomen maatregel wellicht geen significante gevolgen zal hebben en er geen andere materieel verschillende beleidsopties mogelijk zijn.

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Niet van toepassing.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

In artikel 2 van het voorstel is een bepaling inzake evaluatie opgenomen om te kunnen nagaan of het initiatief zijn doelstelling heeft bereikt zonder onbedoelde gevolgen voor de concurrentie.

Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

Doel van het voorstel is een einde te maken aan de door de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk ontstane juridische onzekerheid over de blijvende geldigheid van de erkenning van organisaties waarvoor het Verenigd Koninkrijk optreedt als de 'indienende' lidstaat die moet deelnemen aan de beoordeling door de Commissie. Daardoor zouden de huidige overeenkomsten inzake machtiging tussen die organisaties en de lidstaten van de EU-27 kunnen worden voortgezet en zouden de organisaties namens de lidstaten schepen kunnen blijven inspecteren en controleren, waardoor de veiligheid ononderbroken wordt gehandhaafd.

Volgens de huidige bepaling van artikel 8, lid 1, van de verordening mag alleen de 'indienende' lidstaat deelnemen aan het regelmatige beoordelingsproces van de Commissie; de voorgestelde wettelijke maatregel zou dat voorschrift in die zin wijzigen dat elke lidstaat die een erkende organisatie heeft gemachtigd, aan de beoordeling kan deelnemen. De Commissie zou derhalve een erkende organisatie kunnen beoordelen samen met elke lidstaat die de betrokken organisatie heeft gemachtigd om namens hem op te treden voor de toepassing van artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/15/EG 3 , en niet alleen met de 'indienende' lidstaat.

Deze oplossing is gekozen als de meest efficiënte en effectieve wijze om een einde te maken aan de door de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk ontstane juridische onzekerheid over erkende organisaties. De voorgestelde handeling zou die juridische onzekerheid wegnemen op niet-discriminerende wijze voor de lidstaten die erkende organisaties hebben gemachtigd om namens hen op te treden.

Bovendien beantwoordt het voorstel aan de doelstelling om de bedrijfscontinuïteit te vrijwaren en behouden de lidstaten van de EU-27 die met de desbetreffende organisaties samenwerken, hun concurrentievermogen als vlaggenstaat.

De verordening zou alleen de mogelijke negatieve gevolgen voor die lidstaten corrigeren die worden veroorzaakt door de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie. Nadat de maatregel voldoende lang is toegepast, moet de Commissie verslag uitbrengen over het effect ervan, vooral over eventuele gevolgen die buiten het toepassingsgebied van deze verordening vallen.