Toelichting bij COM(2018)576 - Standpunt EU in het Gemengd Comité EU-CTC (vereenvoudiging formaliteiten goederenverkeer en een regeling inzake douanevervoer) mbt een uitnodiging aan het VK tot toetreding

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ONDERWERP VAN HET VOORSTEL

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het namens de Unie in te nemen standpunt in het Gemengd Comité EU-CTC 11 dat is ingesteld bij de overeenkomst inzake de vereenvoudiging van de formaliteiten in het goederenverkeer van 20 mei 1987 en in de Gemengde Commissie EU-CTC die is ingesteld bij de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer van 20 mei 1987, met betrekking tot de voorgenomen vaststelling door dit comité en deze commissie van een besluit waarbij het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland ("het Verenigd Koninkrijk") wordt uitgenodigd om toe te treden tot de overeenkomst inzake de vereenvoudiging van de formaliteiten in het goederenverkeer respectievelijk de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer ("de overeenkomsten").

2. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

2.1. De overeenkomsten

De overeenkomsten hebben tot doel het goederenverkeer tussen de Europese Unie en de andere landen die partij zijn bij de overeenkomsten, te vergemakkelijken. Zij zijn op 1 januari 1988 in werking getreden.

De Europese Unie is partij bij de overeenkomsten.

De landen die partij zijn bij de overeenkomsten maar geen lid zijn van de Unie, worden in de overeenkomsten 'landen die deelnemen aan het gemeenschappelijk douanevervoer' genoemd.

2.2. Het Gemengd Comité en de Gemengde Commissie

Het Gemengd Comité en de Gemengde Commissie zijn belast met het beheer van hun respectieve overeenkomst en zien toe op de correcte uitvoering ervan. Zij nodigen bij besluit derde landen uit om tot de overeenkomst toe te treden.

Hun besluiten worden aangenomen in onderlinge overeenstemming tussen de overeenkomstsluitende partijen.

2.3. •De beoogde handelingen van het Gemengd Comité en de Gemengde Commissie

Keuze van het instrument

De mededeling van de Europese Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 2001 over een strategie ter voorbereiding van de kandidaat-lidstaten op de toetreding tot de EG-EVA-overeenkomsten van 1987 betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer en inzake de vereenvoudiging van de formaliteiten in het goederenverkeer 22, gevolgd door de mededeling van de Europese Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 2010 over een strategie ter voorbereiding van bepaalde buurlanden op toetreding tot beide overeenkomsten 33, alsook de conclusies van de Raad van 14 april 2011 waarin de aanpak in de twee mededelingen wordt bevestigd, voorzien in steun voor een aantal landen bij hun inspanningen om toe te treden tot de overeenkomsten.

Het Verenigd Koninkrijk heeft de overeenkomsten als lidstaat van de Europese Unie toegepast sinds de inwerkingtreding ervan in 1988. Het heeft dus voldoende ervaring met de toepassing van de bepalingen van de overeenkomsten en voldoet als lidstaat van de Unie aan de technische criteria die in de mededelingen van 2001 en 2010 zijn vastgesteld.

Wanneer het Verenigd Koninkrijk zich uit de Europese Unie terugtrekt, zullen de overeenkomsten automatisch niet langer van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk, omdat alleen de Unie (en niet haar lidstaten) een overeenkomstsluitende partij is. De toetreding van het Verenigd Koninkrijk als een afzonderlijke partij bij de overeenkomsten zal het goederenverkeer tussen de Unie, het Verenigd Koninkrijk en de andere landen die deelnemen aan het gemeenschappelijk douanevervoer, sterk vergemakkelijken.

Indien de tussen de onderhandelaars van de EU en het Verenigd Koninkrijk overeengekomen overgangsregeling in werking treedt in het kader van het terugtrekkingsakkoord waarover momenteel wordt onderhandeld overeenkomstig artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, zullen de internationale overeenkomsten waarbij de Unie partij is, daaronder begrepen de twee overeenkomsten in kwestie, van toepassing zijn op en in het Verenigd Koninkrijk met ingang van de datum van terugtrekking tot en met 31 december 2020. In dat geval mag de toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot deze overeenkomsten pas van kracht worden vanaf de datum waarop het Unierecht (daaronder begrepen deze overeenkomsten) niet langer van toepassing is op en in het Verenigd Koninkrijk.

De Commissie wordt verzocht onderhavig ontwerpvoorstel voor een besluit aan te nemen en aan de Raad toe te zenden.

De besluiten van het Gemengd Comité en de Gemengde Commissie waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt uitgenodigd om tot hun respectieve overeenkomst toe te treden, zullen bindend worden voor de overeenkomstsluitende partijen in overeenstemming met artikel 2 van elk besluit, waarin is bepaald dat het in werking treedt op de dag van de vaststelling ervan - 'Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld'.

In overeenstemming met artikel 11, lid 3, van de overeenkomst inzake de vereenvoudiging van de formaliteiten in het goederenverkeer en artikel 15, lid 3, van de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer moeten besluiten betreffende de uitnodiging aan derde landen om tot de overeenkomst toe te treden, door de overeenkomstsluitende partijen ten uitvoer worden gelegd overeenkomstig hun eigen wetgeving.

3. NAMENS DE UNIE IN TE NEMEN STANDPUNT

Het voorgestelde standpunt houdt in dat een besluit wordt aangenomen waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt uitgenodigd om tot de overeenkomsten toe te treden zodat deze toepassing kunnen vinden zodra het Verenigd Koninkrijk zich uit de Unie terugtrekt of, indien de tussen de onderhandelaars van de EU en het Verenigd Koninkrijk overeengekomen overgangsregeling in werking treedt in het kader van het terugtrekkingsakkoord waarover momenteel wordt onderhandeld overeenkomstig artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, vanaf de datum waarop het Unierecht (daaronder begrepen deze overeenkomsten) niet langer van toepassing is op en in het Verenigd Koninkrijk.

Het voorgestelde standpunt strekt ertoe de handel tussen de Unie, het Verenigd Koninkrijk en de landen die momenteel deelnemen aan het gemeenschappelijk douanevervoer, te vergemakkelijken. Verwacht wordt dat de toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot de overeenkomsten zowel het bedrijfsleven als de douane aanmerkelijke en concrete voordelen zal opleveren dankzij de vereenvoudiging van de formaliteiten bij het douanevervoer en de vergemakkelijking van het goederenverkeer.

Het voorgestelde standpunt is in overeenstemming met het gemeenschappelijk handelsbeleid.

4. RECHTSGRONDSLAG

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

1.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van 'de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst'.

In artikel 11, lid 3, van de overeenkomst inzake de vereenvoudiging van de formaliteiten in het goederenverkeer en artikel 15, lid 3, van de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer is bepaald dat het Gemengd Comité respectievelijk de Gemengde Commissie bij besluit een derde land in de zin van artikel 1, lid 2, en artikel 3, lid 1, onder c), uitnodigen om tot hun overeenkomst toe te treden.

2.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


Het Gemengd Comité en de Gemengde Commissie zijn lichamen die zijn opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk de overeenkomst inzake de vereenvoudiging van de formaliteiten in het goederenverkeer (artikel 10) en de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer (artikel 14).

De door het Gemengd Comité en de Gemengde Commissie vast te stellen besluiten zijn handelingen met rechtsgevolgen. Deze besluiten zullen overeenkomstig artikel 15 van de overeenkomst inzake de vereenvoudiging van de formaliteiten in het goederenverkeer en artikel 20 van de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer uit hoofde van het volkenrecht bindend zijn.

Hoewel het Verenigd Koninkrijk geen derde land zal zijn wanneer het Gemengd Comité en de Gemengde Commissie bij besluit hun uitnodiging vaststellen, is het niettemin in het belang van de Unie ervoor te zorgen dat het land als een afzonderlijke partij tot de overeenkomsten toetreedt vanaf de datum waarop het Unierecht (daaronder begrepen deze overeenkomsten) niet langer van toepassing is op en in het Verenigd Koninkrijk. Daarom is het noodzakelijk de voorbereidingen te treffen voor de vaststelling van de uitnodiging van het Gemengd Comité en de Gemengde Commissie om tot deze overeenkomsten toe te treden, zodat het Verenigd Koninkrijk onmiddellijk een afzonderlijke overeenkomstsluitende partij wordt zodra het een derde land is geworden.

De beoogde handelingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomsten.

De procedurele rechtsgrondslag voor de voorgestelde besluiten is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

De vereenvoudigingen die worden bereikt met de uitnodiging aan het Verenigd Koninkrijk om toe te treden tot de overeenkomsten, waarborgen efficiënte procedures voor grensoverschrijding. De doelstelling en inhoud van de beoogde handelingen hebben in de eerste plaats dus betrekking op het gemeenschappelijk handelsbeleid.

De materiële rechtsgrondslag voor de voorgestelde besluiten is derhalve artikel 207 VWEU.

4.3.Conclusies

De rechtsgrondslag voor de voorgestelde besluiten is artikel 207 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.