Toelichting bij COM(2018)548 - Globaliseringsfonds aanvraag van Nederland - EGF/2018/001 NL/Financiële dienstverlening

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

1. De regels die van toepassing zijn op de financiële bijdragen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) zijn vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006 1 ("de EFG-verordening").

2. Op 23 februari 2018 heeft Nederland aanvraag EGF/2018/001 NL/Financiële dienstverlening ingediend voor een financiële bijdrage van het EFG naar aanleiding van ontslagen 2 in de economische sector die is ingedeeld in NACE Rev. 2-afdeling 64 (Financiële dienstverlening, exclusief verzekeringen en pensioenfondsen) in de regio's van NUTS-niveau 2 Friesland (NL12), Drenthe (NL13) en Overijssel (NL21) in Nederland.

3. Na de aanvraag te hebben beoordeeld, heeft de Commissie overeenkomstig alle toepasselijke bepalingen van de EFG-verordening geconcludeerd dat aan de voorwaarden voor het toekennen van een financiële bijdrage uit het EFG is voldaan.

1.

Samenvatting


VAN DE AANVRAAG


EFG-aanvraagEGF/2018/001 NL/Financiële dienstverlening
LidstaatNederland
Betrokken regio('s) (NUTS-niveau 2 3 )NL12 - Friesland

NL13 - Drenthe

NL21 - Overijssel
Datum waarop de aanvraag is ingediend23 februari 2018
Datum van de bevestiging van de ontvangst van de aanvraag23 februari 2018
Datum van het verzoek om aanvullende informatie9 maart 2018
Uiterste termijn voor het verstrekken van de aanvullende informatie4 mei 2018

Uiterste datum voor de voltooiing van de beoordeling27 juli 2018
Criterium voor steunverleningArtikel 4, lid 1, onder b), van de EFG-verordening

Aantal betrokken ondernemingen
20
Economische sector(en)

(NACE Rev. 2-afdeling) 4
Afdeling 64 – Financiële dienstverlening, exclusief verzekeringen en pensioenfondsen
Referentieperiode (negen maanden)24 maart 2017 – 24 december 2017
Totaal aantal begunstigden dat in aanmerking komt1 324
Totaal aantal beoogde begunstigden450
Aantal beoogde NEET's (jongeren die geen werk hebben en evenmin onderwijs of een opleiding volgen)0
Budget voor individuele dienstverlening (EUR)1 908 000
Budget voor de implementatie van het EFG 5 (EUR) 79 500
Totaal budget (EUR)1 987 500
EFG-bijdrage (60 %) (EUR)1 192 500

BEOORDELING VAN DE AANVRAAG

Procedure

4. Nederland heeft aanvraag EGF/2018/001 NL/Financiële dienstverlening ingediend op 23 februari 2018, binnen twaalf weken na de datum waarop aan de in artikel 4 van de EFG-verordening vermelde criteria voor steunverlening was voldaan. De Commissie heeft de ontvangst van de aanvraag nog op dezelfde dag bevestigd, en heeft Nederland op 9 maart 2018 om aanvullende informatie verzocht. Deze aanvullende informatie werd verstrekt na een verlenging met twee weken van de termijn van zes weken op het naar behoren gemotiveerde verzoek van Nederland. De termijn van twaalf weken na de ontvangst van de volledige aanvraag, binnen welke de Commissie moet beoordelen of de aanvraag voldoet aan de voorwaarden voor het verlenen van een financiële bijdrage, loopt op 27 juli 2018 af.

Subsidiabiliteit van de aanvraag

2.

Betrokken ondernemingen en begunstigden


5. De aanvraag betreft 1 324 werknemers die werden ontslagen in de economische sector die is ingedeeld in NACE Rev. 2-afdeling 64 (Financiële dienstverlening, exclusief verzekeringen en pensioenfondsen). De ontslagen zijn gevallen in de regio's van NUTSniveau 2 Friesland (NL12), Drenthe (NL13) en Overijssel (NL21) 6 .

Ondernemingen en aantal ontslagen tijdens de referentieperiode
Rabobank981BNP Paribas3
ING Bank149SBOT BV3
ABN-AMRO112KAS Bank NV2
Volksbank/SNS29Pale BV2
Kredietbank Nederland11Royal Bank of Scotland2
Triodos6CEM Finance BV1
F. Van Lanschot Bankiers
5DNB1
Lacent BV5KBC Bank1
Santander5Krediet Unie BV1
Kempen & Co NV4UBS Europe SE1

Totaal aantal ondernemingen: 20
Totaal aantal ontslagen: 1 324
Totaal aantal zelfstandigen dat zijn werkzaamheden heeft beëindigd: 0
Totaal aantal in aanmerking komende werknemers en zelfstandigen:1 324

3.

Criteria voor steunverlening


Nederland heeft de aanvraag ingediend in het kader van de criteria voor steunverlening van artikel 4, lid 1, onder b), van de EFG-verordening, dat bepaalt dat binnen een referentieperiode van negen maanden ten minste 500 werknemers gedwongen moeten zijn ontslagen in ondernemingen die actief zijn in dezelfde NACE Rev. 2-afdeling en gevestigd zijn in twee aan elkaar grenzende regio's van NUTS-niveau 2 in een lidstaat. In de regio van NUTS-niveau 2 Overijssel (NL21) zijn 610 ontslagen gevallen. De referentieperiode van negen maanden loopt van 24 maart 2017 tot en met 24 december 2017.

4.

Berekening van de gedwongen ontslagen en beëindigingen van werkzaamheden


6. Alle 1 324 ontslagen tijdens de referentieperiode werden berekend vanaf de datum van de individuele kennisgeving door de werkgever dat de arbeidsovereenkomst van de betrokken werknemers tijdelijk of definitief wordt beëindigd.

7. In totaal komen 1 324 werknemers in aanmerking.

5.

Verband tussen de ontslagen en de in Verordening (EG) nr. 546/2009 behandelde wereldwijde financiële en economische crisis


8. Nederland legt het verband tussen de ontslagen enerzijds en de in Verordening (EG) nr. 546/2009 behandelde wereldwijde financiële en economische crisis anderzijds met het argument dat de financiële en economische crisis ernstige gevolgen had op de dienstverlening en de werking van de Nederlandse banken 7 8 9 .

9. Het klimaat van lage rente, die werd ingevoerd als reactie op de financiële crisis, de strengere regelgevingsvoorwaarden, en de aanzienlijke daling op de hypotheekmarkt en op het vlak van kredietverlening voor kleine en middelgrote ondernemingen (mkb) heeft een daling van de winstgevendheid teweeggebracht en een dringende behoefte gecreëerd om de kosten terug te dringen. In het landverslag 2018 van de Commissie zijn de lage rente, de daling van kredietverlening aan het mkb en de schuldenlast van de particuliere huishoudens in Nederland bevestigd 10 .

10. Op de hypotheekmarkt is een aanzienlijke daling merkbaar van 2006 tot en met 2015 11 . Vanaf 2016 is sprake van een licht herstel, hoewel de niveaus nog steeds ruim onder de niveaus van voor de financiële en economische crisis liggen. De groeipercentages van jaarlijkse nieuwe hypotheken bedragen momenteel ongeveer nul, terwijl zij voor de crisis van 2008 4 à 5 % per jaar bedroegen. De intrede van nieuwe spelers, zoals pensioenfondsen en verzekeraars, hebben verder bijgedragen aan de terugval van de hypotheekmarkt voor banken.

11. Op het vlak van kredietverlening voor kleine en middelgrote ondernemingen (mkb) 12 is de voorbije tien jaar een sterke daling waargenomen zonder herstel tot het niveau van 2008.

12. Als gevolg daarvan hebben de banken hun personeel ingekrompen, voornamelijk door regionale bijkantoren te sluiten en zich meer te richten op onlinebankieren. In de periode 2004-2014 is de helft van de bijkantoren verdwenen 13 en deze tendens zet zich nog steeds voort. De meeste ontslagen vielen bij personen die rechtstreeks in contact stonden met klanten en die zich bezighielden met aanverwante administratie.

13. Tot op heden werden voor de sector 'Financiële dienstverlening, exclusief verzekeringen en pensioenfondsen' nog geen andere EFG-aanvragen ingediend.

6.

Factoren die de ontslagen en de beëindigingen van werkzaamheden hebben veroorzaakt


14. De lage rente (lage rentemarges) hadden een rechtstreeks en negatief effect op de winstgevendheid van de banken. Het herstel van de winstgevendheid is voornamelijk bereikt door de kosten terug te dringen, regionale kantoren te sluiten en te automatiseren om in de markt te blijven. Als gevolg daarvan neemt het aantal werknemers in alle banken gestaag af.

15. In de Nederlandse banksector nam het aantal ontslagen tussen april 2016 en april 2017 toe met 8,6 % terwijl het gemiddelde aantal ontslagen voor alle sectoren met 12,8 % daalde 14 . In 2004 had Rabobank 1 434 bijkantoren; in 2014 waren er dat nog slechts 566 (- 60 %). In dezelfde periode sloot ABN-AMRO 427 kantoren (- 57 %) 15 en sloot de Volksbank (SNS) 14 % van zijn regionale kantoren. Het aantal regionale kantoren is het sterkst afgenomen in Friesland, Drenthe en Overijssel. ING, dat nooit zoveel regionale kantoren had als de andere banken (276), heeft geen kantoren gesloten maar zijn personeel in de bestaande kantoren ingekrompen.

16. In de periode 2010-2016 is het totale aantal werknemers bij de vier bovengenoemde banken gedaald van 158 588 naar 122 556, een daling van 23 % 16 .

17. Bovendien staan bij ABN-AMRO 17 , ING 18 en Rabobank 19 grootschalige ontslagen gepland. De Volksbank, waar de laatste jaren geen uitgebreide reorganisatie of herstructurering heeft plaatsgevonden, heeft plannen voor een reorganisatie en ontslagen bekendgemaakt 20 .

18. Het aantal mensen met een werkloosheidsuitkering in de sector is in de periode 2008-2015 21 22 meer dan verdrievoudigd en het aantal mensen uit de banksector dat een werkloosheidsuitkering heeft aangevraagd is in 2016 als gevolg van de reorganisatie van de sector met 27,7 % gestegen in vergelijking met 2015. Bovendien was de banksector de enige sector waar de werkgelegenheid daalde in 2016; in alle andere sectoren werden minder nieuwe werkloosheidsuitkeringen geteld.

19. Vooral personeel met een laag of gemiddeld onderwijsniveau, zoals administratief personeel en receptiebedienden, zijn door de inkrimping getroffen. De vooruitzichten op werk zijn laag voor dit soort functies. In de banksector hebben vrouwen vooral lage en middelhoge functies; er zijn dus meer vrouwen dan mannen werkloos (55 % in vergelijking met 45 %). 45 % van de werklozen in de banksector zijn 55 jaar of ouder.

7.

Verwachte gevolgen van de ontslagen voor de plaatselijke, regionale of nationale economie en voor de werkgelegenheid


20. De ontslagen in de banksector zijn bijzonder problematisch voor de drie getroffen provincies 23 . In de drie regio's is de werkloosheid hoger dan het nationale gemiddelde van 5,4 %. In Friesland bedraagt zij 10,8 % 24 , in Drenthe 7 % 25 en in Overijssel 6,3 % 26 . Over het algemeen vond 66 % van de mensen een nieuwe baan binnen een jaar na hun ontslag. In de banksector vond slechts 39 % van de mensen een nieuwe baan binnen een jaar 27 .

21. Volgens het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) hebben deze mensen weinig vooruitzichten op ander werk in dezelfde sector aangezien niet wordt verwacht dat de werkgelegenheid in de sector zal herstellen. Volgens prognoses zal de werkgelegenheid in de sector in 2018 opnieuw dalen 28 .

22. In Friesland bekleedde 16 % van de aanvragers van een werkloosheidsuitkering een type functie in de banksector dat niet langer nodig is in de regio door onder andere de sluiting van de regionale kantoren van de banken 29 .

23. In Overijssel bekleedt de banksector de tweede plaats op de lijst van beroepsgroepen die een werkloosheidsuitkering aanvragen 30 .

24. De verwachte gevolgen van de ontslagen in de getroffen gebieden houden verband met het feit dat het moeilijk is in dezelfde sector ander werk te vinden. Het UWV geeft mensen in de banksector in deze drie provincies de raad te overwegen van beroep, sector of regio te veranderen 31 32 . De drie betrokken regio's zijn in mindere mate geïndustrialiseerd en gediversifieerd dan andere regio's in Nederland en de meeste bedrijven behoren tot het mkb 33 . Er zijn echter nieuwe kansen op banen in de gezondheidszorg, ICT, logistiek, financiële controle en andere sectoren.

25. Onder de 1 324 ontslagen werknemers bevinden zich kwetsbare groepen: kantoor-/verkoopmedewerkers (52 % in de aanvraag), vrouwen (59 %) en ouderen boven 55 jaar (27 %). De helft van de ontslagen werknemers had een gespecialiseerde of technische baan. Het is daarom belangrijk een snelle terugkeer van de ontslagen werknemers naar de arbeidsmarkt te ondersteunen aangezien zij alleen moeilijk een andere baan zullen vinden.

26. De gemiddelde periode waarin werklozen uit de banksector een werkloosheidsuitkering ontvangen is aanzienlijk langer dan voor werklozen uit andere sectoren. Bovendien blijkt uit gegevens van het UWV dat ten minste 12 % van de personen die een werkloosheidsuitkering hebben aangevraagd ook vroeger een baan hadden in de financiële sector 34 .

Beoogde begunstigden en voorgestelde acties

8.

Beoogde begunstigden


27. Naar verwachting zullen 450 ontslagen werknemers aan de maatregelen deelnemen. De andere werknemers die in aanmerking komen, kiezen andere sectoren of regio's, gaan met pensioen of nemen deel aan nationale en lokale regelingen voor terugkeer naar de arbeidsmarkt. De uitsplitsing van die werknemers naar geslacht, nationaliteit en leeftijdsgroep is als volgt:

CategorieAantal
beoogde begunstigden*
Geslacht:Mannen:183(40,7 %)
Vrouwen:267(59,3 %)
Nationaliteit:EU-burgers:450(100,0 %)
Niet-EU-burgers:0(0 %)
Leeftijdsgroep:15-24 jaar:38(8,4 %)
25-29 jaar:50(11,1 %)
30-54 jaar:241(53,6 %)
55-64 jaar:104(23,1 %)
Ouder dan 64 jaar:17(3,8 %)

*: % afgerond.

9.

Subsidiabiliteit van de voorgestelde acties


28. De individuele dienstverlening die aan de ontslagen werknemers zal worden verstrekt, bestaat uit de volgende acties:

–Intake: in het kader van deze maatregel worden de capaciteiten, het potentieel en de uitzichten op werk van de deelnemers in kaart gebracht. Iedere intake zal met een advies worden afgesloten.

–Hulp bij het zoeken naar werk: in het kader van deze maatregel zal eerst een aanbod worden gedaan voor een gepersonaliseerd programma. De maatregel zal onder meer de opstelling van transferdocumenten, een intensieve opleiding in het zoeken van werk, de organisatie van banenmarkten en intensieve contacten met werkgevers omvatten.

–Mobiliteitspool: deze maatregel bestaat erin een flexibele pool te creëren, zowel voor werkzoekenden als voor werkgevers die tijdelijke vacatures hebben. Regionale, gespecialiseerde mobiliteitspools voor voormalige bankmedewerkers zullen worden opgericht. Dankzij deze maatregel zullen de (omgeschoolde) werknemers werkervaring kunnen verwerven en in contact kunnen komen met nieuwe werkgevers.

–Promotie, cursussen en begeleiding ondernemerschap: een aantal van de deelnemers kan van zijn vaardigheden en ervaring gebruikmaken om een eigen bedrijf op te richten. In het kader van deze maatregel zullen aan deze deelnemers opleiding en coaching worden aangeboden met als doel hun vaardigheden te ontwikkelen, een levensvatbaar businessplan op te stellen en hen door de wettelijke procedures te loodsen.

–Opleiding en herscholing: in het kader van deze maatregel zullen scholing, cursussen en andere opleidingsfaciliteiten worden aangeboden, niet alleen voor de detailhandel, maar ook voor nieuwe beroepsprofielen, zoals vervoer, ITdiensten, technische beroepen en andere.

–Outplacement begeleiding: in het kader van deze maatregel zullen loopbaanoriëntatie, counseling en competentieverwerving worden aangeboden.

–Toelage ondernemerschap: in het kader van deze maatregel zal een toelage worden toegekend om investeringskosten te dekken, op voorwaarde dat de deelnemer voldoende vaardigheden verwerft en over een levensvatbaar businessplan beschikt.

29. De hier voorgestelde acties zijn actieve arbeidsmarktmaatregelen die behoren tot de in artikel 7 van de EFG-verordening vastgestelde subsidiabele acties. Deze acties komen niet in de plaats van maatregelen die gericht zijn op passieve sociale bescherming.

30. Nederland heeft de nodige informatie verstrekt over acties waartoe de betrokken bedrijven krachtens de nationale wetgeving of collectieve arbeidsovereenkomsten verplicht zijn. Het heeft bevestigd dat een financiële bijdrage uit het EFG niet in de plaats zal komen van deze acties.

10.

Geraamd budget


31. De totale kosten worden op 1 987 500 EUR geraamd, met inbegrip van uitgaven voor een bedrag van 1 908 000 EUR voor individuele dienstverlening en van 79 500 EUR voor de activiteiten op het vlak van voorbereiding, beheer, voorlichting en publiciteit, en controle en rapportage.

32. Van het EFG wordt in totaal een financiële bijdrage van 1 192 500 EUR (60 % van de totale kosten) gevraagd.

ActiesGeraamd aantal deelnemersGeraamde kosten per deelnemer*
(EUR)
Geraamde totale kosten

(EUR)
Individuele dienstverlening (acties overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder a) en c), van de EFG-verordening)
Intake2501 152288 000
Hulp bij het zoeken naar werk (Trajectbegeleiding reintegratie)450900405 000
Mobiliteitspool1753 200560 000
Promotie, cursussen en begeleiding ondernemerschap202 00040 000
Scholing en cursussen753 500262 500
Outplacement begeleiding351 50052 500
Toelage ondernemerschap2015 000300 000
Subtotaal a):

Percentage van het pakket individuele dienstverlening:
1 908 000
(100 %)
Toelagen en premies (acties overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder b), van de EFG-verordening)
000
Subtotaal b):

Percentage van het pakket individuele dienstverlening:
0
(100 %)
Acties overeenkomstig artikel 7, lid 4, van de EFG-verordening
1. Voorbereiding
0
2. Beheer
19 875
3. Voorlichting en publiciteit
39 750
4. Controle en rapportage
19 875
Subtotaal c):

Percentage van de totale kosten
79 500
(4 %)
Totale kosten (a + b + c)1 987 500
EFG-bijdrage (60 % van de totale kosten)1 192 500

*: afgeronde cijfers.

33. Nederland heeft bevestigd dat de investeringskosten voor wie zich als zelfstandige vestigt of een eigen bedrijf opricht en voor overnames door werknemers per begunstigde niet meer dan 15 000 euro zullen bedragen.

11.

Periode waarbinnen de uitgaven subsidiabel zijn


34. De Nederlandse autoriteiten hebben de beoogde begunstigden met ingang van 1 januari 2018 individuele dienstverlening verstrekt. De uitgaven voor de acties zullen bijgevolg van 1 januari 2018 tot en met 23 februari 2020 voor een financiële bijdrage uit het EFG in aanmerking komen.

35. Op 1 oktober 2017 heeft Nederland de eerste administratieve uitgaven gedaan met het oog op de implementatie van het EFG. De uitgaven voor de activiteiten op het vlak van voorbereiding, beheer, voorlichting en publiciteit, en controle en rapportage zullen bijgevolg van 1 oktober 2017 tot en met 23 augustus 2020 voor een financiële bijdrage uit het EFG in aanmerking komen.

12.

Complementariteit met acties die door nationale of EU-fondsen worden gefinancierd


36. De bronnen van de nationale voorfinanciering of medefinanciering zijn de middelen van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), de provincies, onderwijsfondsen en de sociale partners.

37. Nederland heeft bevestigd dat de hierboven beschreven maatregelen die een financiële bijdrage uit het EFG ontvangen, niet ook financiële steun van andere financiële instrumenten van de Unie zullen ontvangen.

13.

Procedures voor het overleg met de beoogde begunstigden, hun vertegenwoordigers of de sociale partners, alsook plaatselijke en regionale autoriteiten


38. Nederland heeft laten weten dat het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening werd opgesteld in nauw overleg met belanghebbenden en sociale partners zoals de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) en het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV), in het bijzonder wat betreft de samenstelling van het aangeboden gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening. De sociale partners zullen ook deelnemen aan de stuurgroep die zal worden opgericht voor de coördinatie van alle arbeidsmarktmaatregelen.

39. De voorbereidende activiteiten omvatten bijeenkomsten met sectorvertegenwoordigers, de gemeente Leeuwaarden en de drie provincies. De betrokken partijen (sociale partners, vertegenwoordigers van de banksector) en het UWV hebben een overzicht opgesteld van de aard en de omvang van het probleem. Een plan is uitgewerkt om de kansen van ontslagen werknemers op een nieuwe baan te vergroten.

Beheers- en controlesystemen



40. De aanvraag bevat een beschrijving van de beheers- en controlesystemen die de verantwoordelijkheden van de betrokken organen specificeert. De structuur daarvan is identiek aan die voor het ESF. De kosten die met deze activiteiten verband houden, zijn in de totale kosten voor het project begrepen. Nederland heeft de Commissie ervan in kennis gesteld dat het project door de dienst Uitvoering Van Beleid, onderdeel van de directie Dienstverlening, Samenwerkingsverbanden en Uitvoering (SZW, ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) zal worden beheerd.

41. De directeur-generaal van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat, die als certificerende autoriteit zal fungeren, zal voor de financiële controle instaan. De Auditdienst Rijk van het ministerie van Financiën zal als onafhankelijke auditautoriteit fungeren.

42. Met betrekking tot interne controle- en boekhoudsystemen is het provinciebestuur van Drenthe verplicht voor auditdoeleinden controleerbare administratieve dossiers bij te houden.

14.

Toezeggingen door de betrokken lidstaat


43. Nederland heeft op de volgende punten de nodige garanties geboden:

–bij de toegang tot de voorgestelde acties en hun uitvoering zullen de beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie worden gerespecteerd;

–aan de voorschriften van de nationale en EU-wetgeving betreffende collectieve ontslagen is voldaan;

–de voorgestelde acties zullen geen financiële steun ontvangen van andere fondsen of financiële instrumenten van de Unie, en dubbele financiering zal worden voorkomen;

–de voorgestelde acties zullen complementair zijn met acties die door de structuurfondsen worden gefinancierd;

–de financiële bijdrage uit het EFG zal voldoen aan de procedurele en materiële EU-regels inzake overheidssteun.

GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Begrotingsvoorstel

44. Zoals vastgesteld in artikel 12 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 35 , mag het EFG het jaarlijks maximumbedrag van 150 miljoen EUR (prijzen van 2011) niet overschrijden.

45. Na de aanvraag te hebben onderzocht op de voorwaarden van artikel 13, lid 1, van de EFG-verordening, en rekening houdend met het aantal beoogde begunstigden, de voorgestelde acties en de geraamde kosten, stelt de Commissie voor om uit het EFG een bedrag van 1 192 500 euro beschikbaar te stellen, hetgeen overeenstemt met 60 % van de totale kosten van de voorgestelde acties, teneinde een financiële bijdrage te leveren in het kader van de aanvraag.

46. Overeenkomstig punt 13 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer zal het voorgestelde besluit om middelen uit het EFG beschikbaar te stellen door het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk worden genomen 36 .

Met dit besluit samenhangende handelingen

47. Samen met dit voorstel voor een besluit om middelen uit het EFG beschikbaar te stellen, dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel in voor een overschrijving van 1 192 500 EUR naar het desbetreffende begrotingsonderdeel.

48. Wanneer de Commissie dit voorstel voor een besluit om middelen uit het EFG beschikbaar te stellen goedkeurt, zal zij aan de hand van een uitvoeringshandeling tegelijkertijd een besluit over een financiële bijdrage vaststellen, dat in werking zal treden op de datum waarop het Europees Parlement en de Raad het voorgestelde besluit om middelen uit het EFG beschikbaar te stellen, vaststellen.