Toelichting bij COM(2018)614 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 1303/2013 wat betreft de aanpassing van de jaarlijkse voorfinanciering voor de jaren 2021 tot en met 2023

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De jaarlijkse voorfinanciering die voor een gegeven boekjaar aan de lidstaten wordt betaald en wordt behandeld in het kader van de goedkeuring van de rekeningen geeft jaarlijks aanleiding tot terugvorderingen van aanzienlijke omvang (bijvoorbeeld 6,6 miljard EUR in 2017). Dat betekent in de praktijk dat de lidstaten om betalingskredieten wordt verzocht om hun uit de begroting van de Unie de jaarlijkse voorfinanciering te betalen, die een jaar later grotendeels moet worden teruggevorderd.

Om de transparantie te vergroten en bij te dragen tot de voorspelbaarheid van de budgettaire planning en een stabieler en voorspelbaarder betalingsprofiel, wordt voorgesteld de jaarlijkse voorfinanciering tot het noodzakelijke minimum te beperken voor de laatste drie jaren van de huidige uitvoeringsperiode 2021-2023, die overlappen met de volgende uitvoeringsperiode die in 2021 begint. In deze benadering wordt ook rekening gehouden met de betalingsbehoeften die voortvloeien uit de voorfinancieringsregelingen die voor de programma's voor de periode 2021-2027 zijn voorgesteld, waarbij alleen initiële voorfinanciering zou worden uitgekeerd in zes jaarlijkse tranches 1 . De Commissie heeft al op die intentie gewezen 2 .

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorstel is in overeenstemming met de bepalingen inzake de besteding van de middelen van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF), zoals bepaald in Verordening (EU) nr. 1303/2013 3 . De wijziging houdt geen structurele verandering van die bepalingen in.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel is in overeenstemming met andere voorstellen en initiatieven die de Commissie heeft vastgesteld. Het is ook in overeenstemming met de vereisten van gezond begrotingsbeheer.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Verordening (EU) nr. 1303/2013 stelt gemeenschappelijke voorschriften voor de ESI-fondsen vast. De verordening is gebaseerd op het beginsel van gedeeld beheer tussen de Commissie en de lidstaten en omvat bepalingen voor het programmeringsproces en afspraken voor programmabeheer (inclusief financieel beheer), monitoring, financiële controle en evaluatie van projecten.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel heeft betrekking op de verlaging van de jaarlijkse voorfinanciering van de Commissie uit de begroting van de Unie aan de lidstaten. De jaarlijkse voorfinancieringspercentages zijn op het niveau van de Unie vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1303/2013. Om de bepalingen van die verordening te wijzigen is daarom een wijziging van die verordening nodig. Nationale of regionale middelen zijn niet geschikt om het probleem in kwestie aan te pakken. Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: het is beperkt tot het minimum dat vereist is om de genoemde doelstelling op Unieniveau te verwezenlijken, en gaat niet verder dan wat daartoe nodig is. Het percentage jaarlijkse voorfinanciering wordt verlaagd om geheel in verhouding te zijn met de behoefte aan liquide middelen, rekening houdend met het hogere tempo van de cash flow op basis van tussentijdse betalingsaanvragen ten gevolge van de versnelde uitvoering van de ESI-fondsen. Bij het vaststellen van het voorgestelde percentage heeft de Commissie in overweging genomen dat voor de desbetreffende jaren de basis waarop de percentages betrekking hebben al de prestatiereserve omvat, vandaar dat een lager percentage hetzelfde voorfinancieringsbedrag kan garanderen.

Keuze van het instrument

Voorgesteld instrument: wijziging van de huidige verordening. De Commissie heeft onderzocht welke speelruimte het rechtskader biedt en acht het nodig om wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1303/2013 voor te stellen.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

De bestaande wetgeving is niet aan een ex-postevaluatie of geschiktheidscontrole onderworpen.

Raadpleging van belanghebbenden

Er zijn geen externe belanghebbenden geraadpleegd.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Er hoefde geen beroep te worden gedaan op externe expertise.

Effectbeoordeling

Verwacht wordt dat het voorstel geen aanzienlijke economische, sociale of milieugevolgen zal hebben. Het voorstel zal leiden tot een daling van de jaarlijkse voorfinanciering van 3 % van het steunbedrag uit de Fondsen en het Europees Fonds voor Maritieme zaken en visserij (EFMZV) aan het operationele programma voor de gehele programmeringsperiode tot 1 % voor de jaren 2021-2023. Dat staat beter in verhouding tot de behoefte aan liquide middelen als gevolg van de uitvoering van het programma. Bij deze lagere voorfinanciering wordt rekening gehouden met de verwachte versnelde indiening van aanvragen voor tussentijdse betalingen, het feit dat voor deze jaren de basis voor de berekening van het bedrag van de jaarlijkse voorfinanciering is verhoogd door de grootte van de prestatiereserve die dan ook definitief zal worden toegewezen als voor de lidstaten beschikbare voorfinanciering voor de programmeringsperiode 2021-2027.

Omdat de jaarlijkse voorfinanciering beschikbaar wordt gesteld voor een boekjaar dat zich uitstrekt over twee begrotingsjaren, zal het in jaar N als jaarlijkse voorfinanciering te veel betaalde bedrag worden behandeld in jaar N+1, wat tot onnodige betalingsstromen zonder toegevoegde waarde leidt. De jaarlijkse voorfinanciering voor de voorgestelde jaren verlagen, zal bijdragen tot de voorspelbaarheid van de budgettaire planning en een stabieler en voorspelbaarder betalingsprofiel, tot de vermindering van het risico op betalingsachterstanden, tot meer transparantie in betalingsbehoeften en daardoor tot een beter begrotingsbeheer.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Dit initiatief ressorteert niet onder het programma voor gezonde regelgeving (Refit).

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Er zijn geen gevolgen voor de vastleggingskredieten, aangezien geen wijziging wordt voorgesteld van de maximumbedragen voor financiering uit de ESI-fondsen, als vastgesteld in de operationele programma's voor de programmeringsperiode 2014-2020.

De algehele gevolgen voor de betalingskredieten worden geneutraliseerd. Zoals beschreven in het financieel memorandum dat bij dit voorstel is gevoegd, zal de voorgestelde wijziging bijdragen tot een verlaging van de betalingskredieten in verband met het jaar 2021 door de verlaging van de jaarlijkse voorfinancieringsbedragen die zullen worden gecompenseerd door hogere betalingsbehoeften voor het jaar 2024. Voor de jaren 2022 en 2023 zal lagere jaarlijkse voorfinanciering worden gecompenseerd in het kader van de controle en goedkeuring van de rekeningen. Daarom zijn de gevolgen neutraal.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Niet van toepassing. De bestaande systemen van de ESI-fondsen kunnen worden gebruikt om toezicht op de uitvoering van dit voorstel te houden.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Niet van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 134, lid 2, zal worden gewijzigd om de jaarlijkse voorfinanciering voor de jaren 2021 tot en met 2023 op 1 % te brengen in plaats van de huidige 3 % van het steunbedrag uit de Fondsen en het EFMZV aan het operationele programma voor de gehele programmeringsperiode. De jaarlijkse voorfinanciering voor het jaar 2020 wordt behouden op 3 % van het steunbedrag uit de Fondsen en het EFMZV aan het operationele programma voor de gehele programmeringsperiode.