Toelichting bij COM(2018)684 - Standpunt EU in de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF) mbt het wijzigen van de technische voorschriften UTP GEN-B, UTP TAF

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Tijdens de 11e vergadering van het comité van technische deskundigen (CTE) van de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorvervoer (OTIF), op 12 en 13 juni 2018 in Bern, heeft het CTE besloten om via schriftelijke procedure bepaalde wijzigingen aan te nemen van de eenvormige technische eisen (UTP's): UTP GEN-B betreffende de definitie van subsystemen en UTP TAF betreffende telematicatoepassingen voor het goederenvervoer.

De UTP's van de OTIF zijn een reeks technische specificaties die zijn ontleend aan de beginselen, doelstellingen en procedures van het Cotif voor de bouw en de exploitatie van spoorwegmaterieel, om maximale interoperabiliteit te bekomen. In dat opzicht zijn de UTP's van de OTIF gelijkwaardig aan de technische specificaties voor interoperabiliteit (TSI's) van de EU.

In UTP GEN-B zijn de subsystemen van het spoorwegsysteem gedefinieerd binnen het toepassingsgebied van APTU en ATMF; aanhangsels F en G van het Verdrag. UTP GEN-B is gelijkwaardig aan de overeenkomstige EU-bepalingen in bijlage II bij Richtlijn (EU) 2016/797 van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie 1 .

In UTP TAF zijn fundamentele en aanvullende eisen bepaald met betrekking tot het communicatieproces tussen spoorwegondernemingen en infrastructuurbeheerders, databanken voor het traceren van trein- en wagonbewegingen en informatie die moet worden verstrekt aan klanten van het goederenvervoer, zonder welke het subsysteem TAF niet kan functioneren. UTP TAF is gelijkwaardig aan de TSI TAF 2 .

De Raad moet in een besluit het standpunt vaststellen dat namens de Unie moet worden ingenomen in verband met dit voorstel tot wijziging van de bovengenoemde UTP's via schriftelijke procedure. De voorstelde wijzigingen zijn:

–wijziging van de punten 2.1, 2.2 en 2.3 van UTP GEN-B, zoals uiteengezet in de bijlage bij dit besluit en in werkdocument TECH-18010-CTE11-5 3 van het CTE,

–actualisering van UTP TAF door de herziene lijst van technische documenten (aanhangsel I) van de TSI TAF op te nemen,

teneinde de gelijkwaardigheid tussen de TSI's en UTP's te waarborgen.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (Cotif)

Het Cotif is de wettelijke oprichtingsakte van de OTIF. Volgens artikel 2, lid 1, heeft het Cotif als doelstelling het internationale spoorverkeer in alle opzichten te bevorderen, te verbeteren en te vereenvoudigen, met name door eenvormige rechtsstelsels voor het internationaal spoorwegverkeer in te stellen. Het Cotif regelt ook de werking van de OTIF, haar doelstellingen en bevoegdheden, de betrekkingen met de verdragsluitende landen en de activiteiten in het algemeen.

Het Cotif betreft spoorwegwetgeving inzake een aantal wettelijke en technische aangelegenheden en is in twee delen verdeeld: het verdrag zelf, dat de werking van de OTIF regelt, en acht aanhangsels (met inbegrip van een nieuw aanhangsel H dat zal worden vastgesteld tijdens de 13e algemene vergadering van de OTIF), waarin eenvormige spoorwetgeving is vastgesteld.

–Aanhangsel A – Overeenkomst van internationaal spoorwegvervoer van reizigers (CIV)

–Aanhangsel B – Overeenkomst van internationaal spoorwegvervoer van goederen (CIM)

–Aanhangsel C – Internationaal spoorwegvervoer van gevaarlijke goederen (RID)

–Aanhangsel D – Overeenkomst inzake het gebruik van voertuigen in het internationale spoorwegverkeer (CUV)

–Aanhangsel E – Overeenkomst inzake het gebruik van infrastructuur in het internationale spoorwegverkeer (CUI)

–Aanhangsel F – Uniforme Regelen betreffende de verbindendverklaring van technische normen en de aanneming van uniforme technische voorschriften die van toepassing zijn op spoorwegmaterieel bestemd voor gebruik in internationaal verkeer (APTU UR)

–Aanhangsel G – Uniforme Regelen betreffende de technische toelating van spoorwegmaterieel dat wordt gebruikt in internationaal verkeer (ATMF UR)

–Aanhangsel H – Uniforme Regelen betreffende de veilige exploitatie van treinen in internationaal verkeer (EST UR)

Op grond van de aanhangsels F en G van het Cotif zijn er 12 UTP's voor de technische interoperabiliteit.

Het Cotif geldt in 46 landen, waaronder alle lidstaten van de EU met uitzondering van Malta en Cyprus.


2.2.De Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF)

Op 16 juni 2011 heeft de Raad Besluit 2013/103/EU 4 vastgesteld betreffende de ondertekening en sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF) tot toetreding van de Europese Unie tot het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (Cotif) van 9 mei 1980, als gewijzigd bij het Protocol van Vilnius van 3 juni 1999. De overeenkomst is op 1 juli 2011 in werking getreden.

De Unie en al haar lidstaten, met uitzondering van Cyprus en Malta, zijn partij bij de overeenkomst. In Besluit 2013/103/EU is bepaald dat de Unie in de vergaderingen van de OTIF wordt vertegenwoordigd door de Commissie. Het besluit bevat ook een verklaring van de Unie betreffende de uitoefening van bevoegdheden (bijlage I) en een interne regeling voor de Raad, de lidstaten en de Commissie betreffende procedures in het kader van de OTIF (bijlage III).


2.3.Het comité van technische deskundigen van de OTIF

Het CTE is een orgaan van de OTIF dat is ingesteld bij artikel 8 van het Cotif. Het bestaat uit de lidstaten van de OTIF die de aanhangsels F en G (APTU, ATMF) van het Cotif toepassen.

Het CTE is bevoegd voor interoperabiliteit en technische harmonisatie in de spoorwegsector en technische goedkeuringsprocedures. Het ontwikkelt de aanhangsels APTU en ATMF en de Uniforme Regelen, die van toepassing zijn op spoorwegmaterieel dat wordt gebruikt in het internationaal verkeer, met name:

·de vaststelling van technische voorschriften voor voertuigen en infrastructuur en de validering van normen;

·procedures voor de beoordeling van de conformiteit van voertuigen;

·bepalingen inzake het onderhoud van voertuigen;

·verantwoordelijkheden voor de samenstelling van treinen en het veilig gebruik van voertuigen;

·bepalingen inzake risico-evaluatie en -beoordeling;

·specificaties voor registers.

Het CTE heeft momenteel een permanente werkgroep (WG TECH) die de besluiten van het comité voorbereidt.


2.4.De vaststelling van besluiten door het CTE via schriftelijke procedure

De gewone aannemingsprocedure voor UTP's is bepaald in de artikelen 6 en 8 van APTU en kan ongeveer anderhalf jaar in beslag nemen. Overeenkomstig artikel 21, lid 3, van het reglement van orde van het CTE 5 kan het comité UTP's ook sneller wijzigen via schriftelijke procedure (binnen een termijn van ongeveer zes maanden). Overeenkomstig artikel 21, lid 3, van het reglement van orde van het CTE zijn de leden, op voorstel van de voorzitter, tijdens de 11e vergadering van het CTE overeengekomen dat de wijzigingen via schriftelijke procedure worden aangenomen.


Overeenkomstig artikel 21, lid 3, van orde zal het comité een besluit via schriftelijke procedure nemen in overeenstemming met de volgende regels:

·alle leden van het Technisch Comité worden schriftelijk in kennis gesteld van het onderwerp en de reden van de stemming;

·over afzonderlijke punten moet afzonderlijk worden gestemd;

·de leden worden verzocht hun schriftelijke stem naar de secretaris-generaal van de OTIF te sturen binnen een specifieke termijn (datum en tijd) die minstens 21 kalenderdagen bedraagt;

·de secretaris-generaal van de OTIF stuurt voor elke stem een schriftelijke ontvangstbevestiging;

·alle reacties die binnen de termijn worden ontvangen, worden geregistreerd;

·er geldt eenzelfde quorum als tijdens vergaderingen van het CTE. Als het vereiste quorum niet binnen de gestelde termijn wordt behaald, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Het voorstel kan echter opnieuw worden ingediend op de volgende vergadering van het technisch comité;

·als ten minste drie leden van het comité vragen om de voorgestelde maatregelen te behandelen tijdens een vergadering van het comité, wordt de schriftelijke procedure zonder verder gevolg afgesloten; er wordt zo snel mogelijk een nieuwe vergadering bijeengeroepen en

·alle leden van het comité worden in kennis gesteld van het resultaat van de stemming.


2.5.De handelingen van het CTE die via schriftelijke procedure moeten worden aangenomen

Op de 11e vergadering van het CTE is voorgesteld de volgende wijzigingen via schriftelijke procedure aan te nemen:

–wijziging van de punten 2.1, 2.2 en 2.3 van UTP GEN-B betreffende subsystemen;

–actualisering van UTP TAF teneinde die in overeenstemming te brengen met de herziene versie van de TSI TAF.


De voorgestelde wijzigingen van UTP GEN-B zijn een gevolg van CTE 10, waarop werd verzocht om punt 2.1 van UTP GEN-B uit te breiden met bruggen, als aanvulling op de reeds opgenomen sporen en wissels. De redenering was dat er schadelijke trillingen kunnen ontstaan indien de raakvlakken tussen bruggen en voertuigen niet correct worden beheerd.

De WG TECH heeft dit punt op basis van het verzoek tijdens CTE 10 besproken en is overeengekomen dat punt 2.1 van UTP GEN-B op meer algemene wijze kan worden gewijzigd door te stellen dat het Cotif infrastructuur omvat in zoverre die verband houdt met de raakvlakken met de voertuigen, zonder in details te treden. Dat algemene beginsel zou ook van toepassing zijn op andere subsystemen die vaste installaties betreffen, d.w.z. energie en besturing en seingeving langs het spoor.

Na die wijziging zou het comité van technische deskundigen bevoegd zijn om voor elke (toekomstige) UTP voor infrastructuur, energie of besturing en seingeving langs het spoor te besluiten welke raakvlakken precies moeten worden opgenomen.

Dit is in overeenstemming met het OTIF-strategiedocument over de ontwikkeling van bepalingen die betrekking hebben op infrastructuur, dat werd besproken tijdens CTE 11 (document 'TECH-18012-CTE11-6.2') en op grond waarvan het CTE de WG TECH de opdracht heeft gegeven om voorstellen in te dienen voor adequate en uitvoerbare bepalingen betreffende infrastructuur.


De voorgestelde actualisering van UTP TAF volgt op de recente herziening van de TSI TAF waarbij de structuur van de TSI TAF-berichten, het data- en berichtenmodel en de exploitatiedatabank wagons en intermodale eenheden (WIMO) zijn bijgewerkt en een IT-norm is vastgesteld voor de communicatielaag van de gemeenschappelijke interface. Die wijzigingen zijn aangebracht teneinde de vroegere eigen logica te ondervangen en een snellere en goedkopere tenuitvoerlegging van dit instrument mogelijk te maken in de gebruikersgemeenschap van de TSI TAF. De referentiebestanden zijn dienovereenkomstig herzien, met een bijwerking van de lijst van technische documenten (aanhangsel I) van de TAF TSI tot gevolg. Daardoor moet de dienovereenkomstige lijst in de UTP TAF worden geactualiseerd.

De beoogde handelingen zullen juridisch bindend zijn voor de lidstaten van de OTIF en de organisaties voor regionale economische integratie die tot het Cotif zijn toegetreden, met name de Unie. Het doel van de beoogde handelingen is de eenvormige technische eisen (UTP's) van het Cotif verder in overeenstemming te brengen met de technische specificaties inzake interoperabiliteit van de EU.

2.6.Bevoegdheid van de Unie en stemrecht

In artikel 6 van de overeenkomst tussen de EU en de OTIF is het volgende bepaald:

"1. Met betrekking tot besluiten ter zake waarvan de Unie uitsluitende bevoegdheid bezit, oefent de Unie het stemrecht uit dat haar lidstaten krachtens het verdrag hebben.

2. Met betrekking tot besluiten omtrent zaken waarin de Unie met de lidstaten bevoegdheid deelt, wordt door de Unie of door haar lidstaten gestemd.

3. Onverminderd het bepaalde in artikel 26, lid 7, van het verdrag is het aantal stemmen waarover de Unie beschikt, gelijk aan dat van haar lidstaten die tevens partij bij het verdrag zijn. Bij stemming door de Unie stemmen haar lidstaten niet."

Zoals vastgesteld in bijlage I bij Besluit 2013/103/EU oefent de Europese Unie in de spoorwegsector een met de lidstaten gedeelde bevoegdheid uit krachtens artikel 91 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Volgens het Unierecht geniet de Unie uitsluitende bevoegdheid inzake spoorvervoer in de gevallen waarin het Cotif, of de op grond daarvan vastgestelde regelgeving, het bestaande Unierecht kan aantasten of de strekking daarvan kan wijzigen. De aanneming van dergelijke wijzigingen zal duidelijke gevolgen voor het Unierecht hebben omdat de maatregel is bedoeld om de UTP's van het Cotif in overeenstemming te brengen met de EU-bepalingen in bijlage II bij Richtlijn (EU) 2016/797 en met de TSI TAF.

Daarom zal de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, in dit geval haar stemrecht uitoefenen.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Om alle voornoemde redenen moet de Unie bij de schriftelijke procedure vóór stemmen.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

1.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van 'de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst'.

Artikel 218, lid 9, VWEU is van toepassing ongeacht of de Unie lid is van het lichaam of partij is bij de overeenkomst 6 .

Het begrip 'handelingen met rechtsgevolgen' omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die een "beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt" 7 .

2.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


De door het CTE aan te nemen handelingen zijn handelingen met rechtsgevolgen. De beoogde handelingen hebben rechtsgevolgen aangezien zij het rechtskader van het OTIF wijzigen door de UTP's van het Cotif in overeenstemming te brengen met de TSI's van de EU voor subsystemen.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 91, VWEU in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de handeling van het CTE een wijziging van UTP GEN-B op grond van aanhangsel F van het Cotif inhoudt, moet dit besluit, na goedkeuring ervan, bekend worden gemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.