Toelichting bij COM(2018)713 - Wijziging van Beschikking 2009/790/EG waarbij Polen wordt gemachtigd af te wijken van artikel 287 van de btw-richtlijn

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna 'de btw-richtlijn' genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 15 mei 2018, heeft Polen verzocht om belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan de tegenwaarde van 40 000 EUR in de nationale munteenheid van de btw te mogen blijven vrijstellen. Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 20 juli 2018 van het verzoek in kennis gesteld, behalve Spanje, dat zij bij brief van 23 juli 2018 in kennis heeft gesteld. Bij brief van 23 juli 2018 heeft de Commissie Polen meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Overeenkomstig hoofdstuk 1 van titel XII van de btw-richtlijn kunnen de lidstaten een bijzondere regeling voor kleine ondernemingen toepassen, waarbij zij onder meer de mogelijkheid hebben om belastingplichtigen van wie de jaaromzet onder een bepaalde drempel blijft, van de btw vrij te stellen. Deze vrijstelling houdt in dat de belastingplichtige geen btw in rekening hoeft te brengen over zijn prestaties, maar bijgevolg ook geen voorbelasting kan aftrekken.

Volgens punt 14 van artikel 287 van de btw-richtlijn mag Polen vrijstelling van btw verlenen aan belastingplichtigen met een jaaromzet die ten hoogste gelijk is aan de tegenwaarde van 10 000 EUR in de nationale munteenheid.

Bij Beschikking 2009/790/EG 1 heeft de Raad Polen gemachtigd om tot en met 31 december 2012 vrijstelling van btw te verlenen aan belastingplichtigen met een jaaromzet die ten hoogste gelijk is aan de tegenwaarde van 30 000 EUR in de nationale munteenheid. Deze derogatie is nadien verlengd bij Uitvoeringsbesluit 2012/769/EU 2 van de Raad tot en met 31 december 2015, en ten slotte bij Uitvoeringsbesluit 2015/1173/EU 3 van de Raad tot en met 31 december 2018. Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2090 4 van de Raad is de vrijstellingsdrempel verhoogd tot de tegenwaarde van 40 000 EUR in de nationale munteenheid.

Polen heeft gevraagd om deze maatregel opnieuw voor een beperkte periode te mogen verlengen. De redenen voor het Poolse derogatieverzoek zijn grotendeels dezelfde. De bijzondere maatregel verlicht de administratieve lasten voor een groter aantal belastingplichtigen die slechts beperkte bedrijfsactiviteiten verrichten, en stimuleert de ontwikkeling van dergelijke kleine ondernemingen. Tegelijkertijd leidt de maatregel ook tot lagere administratieve lasten voor de belastingdienst, doordat minder controles moeten worden verricht bij kleine belastingplichtigen, hetgeen relatief duur is in vergelijking met de btw-inkomsten die op het spel staan. Hij maakt het ook mogelijk de controles toe te spitsen op grotere belastingplichtigen. De maatregel is facultatief voor de belastingplichtigen en zal dat ook blijven.

Gelet op het feit dat de maatregel de administratieve lasten kan verlichten voor zowel de bedrijven als de belastingdienst zonder dat dit grote gevolgen heeft voor de totale btw-inkomsten, wordt voorgesteld om de derogatie opnieuw voor een beperkte periode te verlengen, meer bepaald tot en met 31 december 2021. De Commissie heeft onlangs een voorstel 5 gedaan tot wijziging van de artikelen 281 tot en met 294 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen. Het is dus mogelijk dat een richtlijn in werking treedt die deze artikelen wijzigt en voorziet in een datum met ingang waarvan de lidstaten nationale bepalingen moeten toepassen om deze richtlijn uit te voeren. Indien deze datum wordt vastgesteld voordat de derogatie op 31 december 2021 verstrijkt, dient dit besluit te vervallen.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

Aan andere lidstaten zijn reeds soortgelijke derogaties toegestaan. Luxemburg 6 mag een drempel toepassen van 30 000 EUR, Estland 7 een drempel van 40 000 EUR, Italië 8 een drempel van 65 000 EUR, Kroatië 9 een drempel van 45 000 EUR, Letland 10 een drempel van 40 000 EUR en Roemenië 11 een drempel van 88 500 EUR.

Derogaties van de btw-richtlijn moeten steeds in de tijd worden beperkt, zodat de gevolgen ervan kunnen worden beoordeeld. Bovendien worden de bepalingen van de artikelen 281 tot en met 294 van de btw-richtlijn betreffende de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen momenteel geëvalueerd. Zoals in het btw-actieplan 12 en het werkprogramma 13 van de Commissie voor 2017 werd aangekondigd, heeft de Commissie onlangs haar voorstel betreffende de regeling 14 voor kleine en middelgrote ondernemingen gepresenteerd.

Daarom wordt voorgesteld machtiging voor de derogatiemaatregel te verlenen tot en met 31 december 2021 of tot de datum met ingang waarvan de lidstaten nationale bepalingen moeten toepassen die zij moeten vaststellen indien er een richtlijn wordt aangenomen tot wijziging van de artikelen 281 tot en met 294 van Richtlijn 2006/112/EG.

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

De maatregel is in overeenstemming met de EU-doelstellingen voor kleine bedrijven zoals die zijn uiteengezet in de mededeling van de Commissie 'Denk eerst klein' — Een 'Small Business Act' voor Europa" 15 , waarin de lidstaten worden opgeroepen om bij de opstelling van wetgeving rekening te houden met de bijzondere kenmerken van midden- en kleinbedrijven en het bestaande regelgevingskader te vereenvoudigen.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 395 van de btw-richtlijn.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Gelet op de bepaling in de btw-richtlijn die de grondslag voor het voorstel vormt, is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing.

Evenredigheid

Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel, namelijk een vereenvoudiging voor een extra aantal kleine belastingplichtigen en voor de belastingdienst.

Keuze van het instrument

Voorgesteld instrument: uitvoeringsbesluit van de Raad.

Overeenkomstig artikel 395 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een uitvoeringsbesluit van de Raad is het aangewezen instrument, omdat het tot een individuele lidstaat kan worden gericht.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Raadplegingen van belanghebbenden

Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van Polen en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling

Het voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad strekt ertoe een vereenvoudigingsmaatregel die bedrijven met een jaaromzet van niet meer dan de tegenwaarde van 40 000 EUR in de nationale munteenheid van vele btw-verplichtingen ontheft, met nog eens drie jaar te verlengen, en kan aldus de administratieve lasten verlichten voor zowel de bedrijven als de belastingdienst, zonder dat dit grote gevolgen heeft voor de totale btw-inkomsten. Gelet op de beperkte werkingssfeer en toepassingsduur van de derogatie zal het effect in ieder geval beperkt zijn.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de EU-begroting, omdat Polen een compensatieberekening zal verrichten overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Het voorstel bevat een vervalbepaling - een termijn die automatisch afloopt.