Toelichting bij COM(2018)730 - Standpunt EU in het Handels- en ontwikkelingscomité met de SADC-EPO-staten met betrekking tot de goedkeuring van de lijst van arbiters

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Handels- en ontwikkelingscomité, dat is opgericht krachtens de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds, met betrekking tot de voorgenomen vaststelling van de lijst van personen die bereid en in staat zijn om als arbiter op te treden.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds

De economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds, ("de overeenkomst") heeft tot doel:

a) bij te dragen tot het terugdringen en uitroeien van armoede door de instelling van een handelspartnerschap dat in overeenstemming is met het doel van duurzame ontwikkeling, de MDG's en de Overeenkomst van Cotonou;

b) regionale integratie, economische samenwerking en goed bestuur te bevorderen met het oog op de totstandbrenging en uitvoering van een doeltreffend, voorspelbaar en transparant regionaal regelgevingskader voor handel en investeringen tussen de partijen en tussen de SADC-EPO-staten onderling;

c) de geleidelijke integratie van de SADC-EPO-staten in de wereldeconomie te bevorderen, in overeenstemming met hun politieke keuzes en ontwikkelingsprioriteiten;

d) de capaciteit van de SADC-EPO-staten op het gebied van handelsbeleid en handelsgerelateerde vraagstukken te verbeteren;

e) de voorwaarden voor meer investeringen en initiatieven van de particuliere sector te ondersteunen en de leveringscapaciteit, het concurrentievermogen en de economische groei in de SADC-EPO-staten te verbeteren; en

f) de bestaande relaties tussen de partijen op basis van solidariteit en wederzijdse belangen te versterken.

De overeenkomst wordt sinds 10 oktober 2016 voorlopig toegepast tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Botswana, Lesotho, Namibië, Eswatini en Zuid-Afrika, anderzijds, en sinds 4 februari 2018 tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Mozambique, anderzijds.

2.2.Het Handels- en ontwikkelingscomité

Bij artikel 100 van de overeenkomst is een Gezamenlijke Raad opgericht en is bepaald dat deze 'toezicht houdt op de uitvoering van deze overeenkomst en deze beheert'. Artikel 103 van de overeenkomst bepaalt dat Gezamenlijke Raad "bij de vervulling van zijn taken [wordt] bijgestaan door een Handels- en ontwikkelingscomité, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen, gewoonlijk hoge ambtenaren".

Artikel 94 van de overeenkomst bepaalt dat "het
Handels- en ontwikkelingscomité [...] een lijst op[stelt] van eenentwintig (21) personen die bereid en in staat zijn om als arbiter op te treden".

2.3.De beoogde handeling van het Handels- en ontwikkelingscomité

Tijdens de eerste vergadering van het Handels- en ontwikkelingscomité, die plaatsvindt na de goedkeuring van het reglement van orde van dat comité door de Gezamenlijke Raad, wordt een besluit aangenomen met betrekking tot de vaststelling van de lijst van personen die bereid en in staat zijn om als arbiter op te treden krachtens artikel 94 van de overeenkomst ("de beoogde handeling").

Het doel van de beoogde handeling is een lijst op te stellen van eenentwintig personen die als arbiter kunnen optreden in geval van een geschillenbeslechtingsprocedure overeenkomstig deel III van de overeenkomst. De vaststelling van deze lijst is een essentieel element voor de afronding van het operationele kader voor de bepalingen van de overeenkomst inzake het vermijden en beslechten van geschillen.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

In dit voorstel voor een besluit van de Raad wordt het standpunt vastgesteld dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Handels- en Ontwikkelingscomité, dat is opgericht krachtens de EU-SADC-EPO, met betrekking tot de vaststelling van de lijst van personen die bereid en in staat zijn om als arbiter op te treden overeenkomstig artikel 94 van de overeenkomst.

De partijen bij de overeenkomst hebben overeenstemming bereikt over de lijst van personen die bereid en in staat zijn als arbiter op te treden overeenkomstig artikel 94 van de overeenkomst en, behoudens de besluitvormingsprocedures van de EU, wordt het ontwerpbesluit van het Handels- en ontwikkelingscomité tot vaststelling van de lijst goedgekeurd tijdens de eerste vergadering van het Handels- en ontwikkelingscomité die plaatsvindt na de goedkeuring van het reglement van orde van dat comité door de Gezamenlijke Raad, die gepland is voor de eerste jaarhelft van 2019.

Dit besluit is essentieel om de bepalingen van deel III van de overeenkomst inzake het vermijden en beslechten van geschillen operationeel te maken, en dus voor een vlotte uitvoering van de overeenkomst.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van 'de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst'.

Het begrip 'handelingen met rechtsgevolgen' omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die "beslissende invloed [hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt" 1 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

Het Handels- en ontwikkelingscomité is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de SADC-EPO-staten, anderzijds.

De door het Handels- en ontwikkelingscomité vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 94 van de overeenkomst uit hoofde van het volkenrecht bindend zijn.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor de voorgestelde besluiten is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het gemeenschappelijke handelsbeleid.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207 VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.