Toelichting bij JOIN(2018)27 - Standpunt in de Associatieraad EU-Israël inzake de verlenging van de looptijd van het Actieplan EU-Israël

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in de Associatieraad EU-Israël die is opgericht bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds (hierna “de Euro-mediterrane overeenkomst” genoemd), inzake de goedkeuring van een aanbeveling betreffende de verlenging van het Actieplan EU-Israël.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De Euro-mediterrane overeenkomst

De Euro-mediterrane overeenkomst werd op 20 november 1995 te Brussel ondertekend en is op 1 juni 2000 in werking getreden. De Euro-mediterrane overeenkomst vormt de rechtsgrondslag voor de bilaterale betrekkingen tussen de EU en Israël. De Euro-mediterrane overeenkomst heeft het volgende ten doel:

–een passend kader te bieden voor de politieke dialoog, waardoor nauwe politieke betrekkingen tussen de partijen mogelijk worden;

–de handel te stimuleren, onder andere door de uitbreiding van de handel in goederen en diensten, de wederzijdse liberalisering van het recht van vestiging, de verdere geleidelijke liberalisering van de overheidsopdrachten, het vrije verkeer van kapitaal en de uitbreiding van de wetenschappelijke en technologische samenwerking ter bevordering van de harmonieuze ontwikkeling van de economische betrekkingen tussen de Gemeenschap en Israël en ter stimulering, zowel in de EU als in Israël, van de bloei van de economische activiteit, de verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden en de groei van de productiviteit en de financiële stabiliteit;

–regionale samenwerking aan te moedigen ter consolidatie van de vreedzame coëxistentie en de economische en politieke stabiliteit;

–de samenwerking te bevorderen op andere gebieden van wederzijds belang.

2.2.De Associatieraad

De Associatieraad die is opgericht bij de Euro-mediterrane overeenkomst, is samengesteld uit leden van de Raad van de Europese Unie en leden van de Europese Commissie, enerzijds, en leden van de regering van de Staat Israël, anderzijds. De Associatieraad komt op ministerieel niveau ten minste eenmaal per jaar bijeen en verder wanneer de omstandigheden zulks vereisen, op initiatief van zijn voorzitter en overeenkomstig de bepalingen van het reglement van orde. De besluiten en aanbevelingen van de Associatieraad worden in onderlinge overeenstemming tussen de partijen vastgesteld. Tussen de vergaderingen in kan de Associatieraad besluiten vaststellen of aanbevelingen doen via een schriftelijke procedure, indien de partijen daarmee instemmen, overeenkomstig artikel 10 van het reglement van orde.

2.3.De beoogde handeling van de Associatieraad

De Associatieraad moet een aanbeveling doen over de verlenging van de looptijd van het Actieplan EU-Israël (hierna “de beoogde handeling” genoemd). Overeenkomstig artikel 10 van zijn reglement van orde zal de Associatieraad de aanbeveling via schriftelijke procedure aannemen.

Het doel van de beoogde handeling is de verlenging tot eind 2020, of tot de datum van goedkeuring van de partnerschapsprioriteiten, van de looptijd van het Actieplan EU-Israël, teneinde de voortzetting van de samenwerking tussen beide partijen te garanderen.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Het door de Europese Unie in te nemen standpunt in de Associatieraad die is opgericht bij de Euro-mediterrane overeenkomst inzake de goedkeuring van een aanbeveling tot verlenging van de looptijd van het Actieplan EU-Israël tot eind 2020 of tot de datum van goedkeuring van de partnerschapsprioriteiten, wordt gebaseerd op de tekst van de aanbeveling die aan dit besluit is gehecht. 

Beide partijen hebben bij herhaling de rijkdom en vitaliteit van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Israël bevestigd, alsook hun volledige verbintenis tot de voortdurende ontwikkeling van Israël op alle gebieden van wederzijds belang.

De verlenging van de looptijd van het Actieplan is derhalve in het belang van de partijen.


3.1.Procedurele rechtsgrondslag

3.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van 'de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst'.

Het begrip 'handelingen met rechtsgevolgen' omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die "beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt" 1 .

3.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

De Associatieraad is een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, namelijk de Euro-mediterrane overeenkomst.

De door de Associatieraad vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen.

De beoogde handeling heeft rechtsgevolgen aangezien zij de looptijd van het bestaande Actieplan EU-Israël zal verlengen tot eind 2020, of tot de goedkeuring van de partnerschapsprioriteiten.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

3.2.Materiële rechtsgrondslag

3.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

3.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de samenwerking met een derde land in het kader van een associatie-overeenkomst en het Europees Nabuurschapsbeleid.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 217, VWEU.


3.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit moet zijn artikel 217, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

4. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien het besluit van de Associatieraad de looptijd van het Actieplan EU-Israël zal wijzigen, is het passend het besluit na vaststelling ervan te publiceren in het Publicatieblad van de Europese Unie, overeenkomstig het reglement van orde van de Associatieraad EU-Israël, alsook in Reshumot, het Publicatieblad van Israël, indien de Associatieraad daartoe besluit.