Toelichting bij COM(2018)783 - Bepaling van de samenstelling van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Artikel 301 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bepaalt dat het aantal leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité (hierna 'het Comité' genoemd) niet groter mag zijn dan 350 en dat de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen een besluit vaststelt waarbij de samenstelling van het Comité wordt bepaald.

Artikel 300, lid 5, VWEU bepaalt dat de regels betreffende de aard van de samenstelling van de adviesorganen "door de Raad op gezette tijden [moeten worden] getoetst aan de economische, sociale en demografische evolutie in de Unie. De Raad stelt daartoe op voorstel van de Commissie besluiten vast".

Per 1 juli 2013 werd de samenstelling van het Comité gewijzigd bij artikel 23, lid 1, van de Akte betreffende de voorwaarden voor de toetreding van de Republiek Kroatië 1 en bij artikel 23, lid 2, dat voorziet in een tijdelijke verhoging van het aantal leden van het Comité tot 353 om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië. De Raad stelde op 14 juli 2015 het besluit ter bepaling van de samenstelling van het Comité 2 voor de periode 2015-2020 vast om ervoor te zorgen dat het aantal leden niet meer bedraagt dan het maximale aantal van 350 waarin het Verdrag voorziet. Dat leidde ertoe dat de Estlandse, Cypriotische en Luxemburgse delegaties elk één zetel inleverden.

De huidige ambtstermijn van het Europees Economisch en Sociaal Comité loopt af op 20 september 2020. Het is daarom noodzakelijk dat de Raad tijdig zijn goedkeuring hecht aan het besluit over de samenstelling van het Comité, voordat de Raad de procedure start voor de vernieuwing van het Comité voor de periode 2020-2025.

Door de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie op 30 maart 2019 zullen 24 zetels in het Comité vrijkomen.

De Commissie is van mening dat het huidige evenwicht in de samenstelling van het Comité voor zover mogelijk moet worden gehandhaafd, aangezien dit het resultaat is van achtereenvolgende intergouvernementele conferenties.

Daarom wordt voorgesteld de drie zetels die Estland, Cyprus en Luxemburg verloren hebben na het laatste besluit ter bepaling van de samenstelling van het Comité, terug te geven en de rest van de vrijgekomen zetels te bewaren voor eventuele toekomstige uitbreidingen. Als gevolg daarvan zou het Comité in de periode 2020-2025 uit 329 leden bestaan.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

n.v.t.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De Commissie keurt dit voorstel op hetzelfde tijdstip goed als het voorstel betreffende de samenstelling van het Comité van de Regio’s. Het parallellisme met betrekking tot de toekenning van de zetels aan de lidstaten in beide comités moet gehandhaafd blijven.

De Verdragen bevatten geen bepalingen over de wijze van samenstelling van het Europees Economisch en Sociaal Comité of het Comité van de regio’s binnen het maximum van 350 leden. Dit staat in contrast met de criteria voor de samenstelling van het Europees Parlement die zijn vastgesteld in artikel 14, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Terwijl het Parlement uit rechtstreeks gekozen vertegenwoordigers van de burgers van de Unie is samengesteld, bestaat het Comité uit vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers en andere vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld (artikel 300, lid 2, VWEU). In eerste instantie moet bij de bepaling van de nieuwe samenstelling van het Europees Economisch en Sociaal Comité de aandacht daarom niet uitgaan naar het leggen van een rechtstreeks verband tussen de omvang van de nationale delegaties in het Comité en de bevolkingsomvang van de respectieve lidstaten, maar moet ervoor worden gezorgd dat de stem van werkgevers, werknemers en het maatschappelijk middenveld in het Comité wordt gehoord.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 301 VWEU, dat voorziet in een besluit met eenparigheid van stemmen van de Raad ter bepaling van de samenstelling van het Comité.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

n.v.t.

Evenredigheid

n.v.t.

Keuze van het instrument

Artikel 301, tweede alinea, VWEU bepaalt dat de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen een besluit vaststelt waarbij de samenstelling van het Comité wordt bepaald.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

n.v.t.

Raadplegingen van belanghebbenden

De Commissie heeft dit voorstel in nauwe samenspraak met vertegenwoordigers van de lidstaten opgesteld en zij heeft daartoe meerdere vergaderingen met hen belegd.

Op basis van het besluit van zijn bureau van 18 september 2018 3 deed het Europees Economisch en Sociaal Comité de Commissie de aanbeveling om Estland, Cyprus en Luxemburg de drie zetels terug te geven die deze in 2015 hadden verloren en de andere vrijgekomen zetels niet te herverdelen, zodat het aantal leden voor het mandaat van 2020-2025 wordt vastgesteld op 329.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

n.v.t.

Effectbeoordeling

Dit voorstel gaat niet vergezeld van een effectbeoordeling, aangezien geen bredere economische, sociale of milieueffecten van enige betekenis worden verwacht.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

n.v.t.

Grondrechten

n.v.t.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Door het verminderde aantal zetels als gevolg van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie zou de totale begroting van het Comité kunnen krimpen.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplannen en regelingen voor toezicht, evaluatie en rapportage

n.v.t.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

n.v.t.

Inwerkingtreding

Er wordt voorgesteld dat de Raad de toepassing van dit besluit opschort tot de dag na het einde van de huidige ambtstermijn van het Comité.