Toelichting bij JOIN(2018)29 - Standpunt EU inzake de reglementen van orde van de Partnerschapsraad EU-Armenië, het Partnerschapscomité, de gespecialiseerde subcomités of elk ander orgaan

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ONDERWERP VAN HET VOORSTEL

Dit voorstel betreft een besluit betreffende het namens de Unie in de door de brede en versterkte partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Armenië (hierna 'CEPA' of 'de overeenkomst' genoemd) ingestelde Partnerschapsraad in te nemen standpunt over de vaststelling van de reglementen van orde van de Partnerschapsraad en het Partnerschapscomité en de oprichting van subcomités en andere organen.

2. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

2.1. De brede en versterkte partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Armenië

De CEPA beoogt het brede politieke en economische partnerschap en de samenwerking tussen de EU en Armenië te bevorderen, gebaseerd op gemeenschappelijke waarden en nauwe banden, onder meer door een grotere participatie van de Republiek Armenië aan het beleid, de programma's en de agentschappen van de Europese Unie. Hierbij komt een robuust kader tot stand dat zorgt voor een versterkte politieke dialoog op alle terreinen van wederzijds belang en wordt de totstandkoming van nauwe politieke betrekkingen bevorderd.

In de CEPA worden de algemene beginselen en doelstellingen voor de betrekkingen tussen de EU en Armenië omschreven en wordt een institutionele structuur voor de uitvoering van de overeenkomst ingesteld.

De overeenkomst is met ingang van [1 juni 2018] voorlopig toegepast.

2.2. De Partnerschapsraad

De Partnerschapsraad is opgericht bij artikel 362 van de overeenkomst. De Partnerschapsraad houdt toezicht op en toetst regelmatig de uitvoering van de overeenkomst.

De Partnerschapsraad is samengesteld uit vertegenwoordigers van de partijen op ministerieel niveau en komt regelmatig bijeen, ten minste eenmaal per jaar en verder wanneer de omstandigheden zulks vereisen. De Partnerschapsraad komt bijeen in een samenstelling die in onderling overleg wordt bepaald. Hij stelt zijn eigen reglement van orde vast.

De Partnerschapsraad neemt besluiten binnen het toepassingsgebied van de overeenkomst in de gevallen waarin de overeenkomst voorziet. De besluiten zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan. De Partnerschapsraad kan tevens aanbevelingen doen. De Partnerschapsraad stelt zijn besluiten en aanbevelingen vast in overeenstemming tussen de partijen, onder voorbehoud van de voltooiing van hun respectieve interne procedures.

2.3. Het Partnerschapscomité

Het Partnerschapscomité is opgericht bij artikel 363 van de overeenkomst. Het Partnerschapscomité ondersteunt de Partnerschapsraad bij de vervulling van zijn taken en bereidt de bijeenkomsten van de Partnerschapsraad voor.

Het Partnerschapscomité kan besluiten vaststellen op gebieden waar de Partnerschapsraad bevoegdheden aan het comité heeft gedelegeerd en in de gevallen waarin de overeenkomst voorziet. Deze besluiten zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan. Het Partnerschapscomité stelt zijn besluiten vast in overleg tussen de partijen, mits deze hun respectieve interne procedures hebben voltooid.

Het Partnerschapscomité is samengesteld uit vertegenwoordigers van de partijen, gewoonlijk op het niveau van hoge ambtenaren. Het wordt beurtgewijs afwisselend voorgezeten door een vertegenwoordiger van de EU of de Republiek Armenië. Het komt gewoonlijk eenmaal per jaar bijeen. Het reglement van orde van het Partnerschapscomité wordt vastgesteld door de Partnerschapsraad.

2.4. De beoogde handeling van de Partnerschapsraad

De Partnerschapsraad dient een besluit vast te stellen met betrekking tot zijn eigen reglement van orde en dit van het Partnerschapscomité, alsook met betrekking tot de oprichting van subcomités en andere organen.

De beoogde handeling strekt ertoe overeenkomstig artikel 362, lid 4, en artikel 363, lid 4, van de overeenkomst, de reglementen van orde vast te stellen betreffende de werking van de Partnerschapsraad en het Partnerschapscomité en subcomités en andere organen op te richten met het oog op de uitvoering van de CEPA.

3. NAMENS DE UNIE IN TE NEMEN STANDPUNT

Het namens de Unie in te nemen standpunt moet de vaststelling mogelijk maken van de reglementen van orde van de Partnerschapsraad en het Partnerschapscomité.

4. RECHTSGRONDSLAG

4.1. Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1. Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van 'de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst'.

Het begrip 'handelingen met rechtsgevolgen' omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die "beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt" 1 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

De Partnerschapsraad en het Partnerschapscomité zijn organen die krachtens de CEPA zijn opgericht.

De in de bijlage bij dit besluit opgenomen handelingen zijn handelingen met rechtsgevolgen, omdat overeenkomstig artikel 362, lid 6, van de overeenkomst de Partnerschapsraad besluiten kan vaststellen die bindend zijn voor de partijen. De handelingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.    Materiële rechtsgrondslag

Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.


Wanneer de beoogde handeling tegelijkertijd een aantal doelstellingen heeft, of meerdere componenten, die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, zonder dat de ene ondergeschikt is aan de andere, moet de materiële rechtsgrondslag waarop een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, te nemen besluit wordt gebaseerd, uitzonderlijk de verschillende rechtsgrondslagen omvatten.


5. CONCLUSIE

Gelet op het bovenstaande is de rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit artikel 37, VEU, en artikel 91, artikel 100, lid 2, artikel 207 en artikel 209, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.