Toelichting bij COM(2019)62 - Internationale status van centrale banken en publieke entiteiten die publieke schuld beheren met betrekking tot OTC-derivatentransacties

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 30.1.2019


COM(2019) 62 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de internationale status van centrale banken en publieke entiteiten die publieke schuld beheren met betrekking tot OTC-derivatentransacties


Inleiding



De verordening betreffende otc-derivaten (over-the-counter derivaten), centrale tegenpartijen en transactieregisters van 4 juli 2012 (European Market Infrastructure Regulation, EMIR) bepaalt onder meer dat alle gestandaardiseerde otc-derivatencontracten centraal moeten worden gecleard, dat alle derivatencontracten aan transactieregisters moeten worden gerapporteerd en dat voor dergelijke niet centraal geclearde transacties risicolimiteringstechnieken moeten worden toegepast.

Krachtens artikel 1, lid 4, EMIR zijn de centrale banken van de Unie en de overheidsinstellingen in de Unie die belast zijn met of betrokken zijn bij het beheer van de overheidsschuld van EMIR vrijgesteld en bijgevolg niet aan bovengenoemde verplichtingen onderworpen.

Krachtens artikel 1, lid 6, EMIR is de Europese Commissie bevoegd de lijst van vrijgestelde entiteiten door middel van gedelegeerde handelingen te wijzigen indien zij, na analyse van de internationale status van centrale banken en van overheidsorganen die de overheidsschuld beheren in rechtskaders van andere rechtsgebieden en na het Europees Parlement en de Raad in kennis te hebben gesteld van de resultaten daarvan, tot de conclusie komt dat de vrijstelling van de monetaire verantwoordelijkheden van die centrale banken en overheidsorganen die belast zijn met of betrokken zijn bij het beheer van de overheidsschuld van derde landen van de clearing- en rapportageverplichting en de verplichting om risicolimiteringstechnieken toe te passen, noodzakelijk is.

2.

2.De vorige beoordelingen van de Commissie


De Commissie heeft twee evaluaties uitgevoerd van de internationale status van centrale banken en andere overheidsorganen die belast zijn met of betrokken zijn bij het beheer van de overheidsschuld met betrekking tot OTC-derivatentransacties.

De eerste evaluatie betrof de juridische kaders in Japan, Zwitserland, de Verenigde Staten, Australiƫ, Canada en Hongkong en de conclusie luidde in 2013 1 dat Japan en de Verenigde Staten voldeden aan de voorwaarden om de centrale banken en overheidsorganen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de overheidsschuld in deze twee rechtsgebieden toe te voegen aan de lijst van vrijgestelde entiteiten in artikel 1, lid 4, EMIR 2 .

De tweede evaluatie had betrekking op de rechtskaders van Australiƫ, Canada, Hongkong, Mexico, Singapore en Zwitserland en de conclusie luidde in 2017 3 dat al deze rechtsgebieden voldeden aan de voorwaarden om de centrale banken en overheidsorganen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de overheidsschuld in die rechtsgebieden toe te voegen aan de lijst van vrijgestelde entiteiten in artikel 1, lid 4, EMIR 4 .

3.De huidige beoordeling

De aanleiding voor deze beoordeling is de kennisgeving door het Verenigd Koninkrijk op 29 maart 2017 van zijn voornemen om uit de Unie uit te treden overeenkomstig artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Wanneer het recht van de Unie niet langer van toepassing is op en in het Verenigd Koninkrijk, zou de in artikel 1, lid 4, onder a), EMIR vervatte vrijstelling voor uniale centrale banken en overheidsorganen die belast zijn met of betrokken zijn bij het beheer van de overheidsschuld, niet langer van toepassing zijn op de centrale bank of de overheidsorganen voor beheer van de overheidsschuld van het Verenigd Koninkrijk.

Totdat het Verenigd Koninkrijk uit de Unie uittreedt, is EMIR, met inbegrip van de bepalingen betreffende de clearing- en rapportageverplichtingen en risicolimiteringstechnieken, rechtstreeks toepasselijk in het Verenigd Koninkrijk. Als onderdeel van de European Union (Withdrawal) Act 2018 heeft het Verenigd Koninkrijk op 26 juni 2018 de bepalingen van EMIR in zijn nationale recht opgenomen met ingang van de datum van uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie. Om fouten of tekortkomingen aan te pakken die voortvloeien uit de opname van EMIR in de nationale wetgeving van het Verenigd Koninkrijk, zal het Verenigd Koninkrijk de Financial Services and Markets Act 2000 (de 'FSMA') en de nationale wetgeving van het Verenigd Koninkrijk tot opneming van EMIR wijzigen 5 of heeft het deze reeds gewijzigd 6 , bijvoorbeeld door de overdracht van verantwoordelijkheden en taken van de Commissie of de Europese Autoriteit voor effecten en markten ("ESMA") aan de Treasury of andere Britse autoriteiten. De beoordeling in dit verslag is gebaseerd op dit wettelijke kader.

3.

4.Vorderingen bij de hervormingen van otc-derivatenmarkten


Clearingverplichting

Volgens het ontwerpwetgevingskader van het Verenigd Koninkrijk houdende opneming van EMIR zou de verplichting om OTC-derivatentransacties te clearen, behouden blijven. De clearingverplichting zou in beginsel gelden voor alle OTC-derivatentransacties, met soortgelijke vrijstellingen als die welke op grond van de EMIR van toepassing zijn.


4.

Rapportageverplichting


Op grond van het ontwerpwetgevingskader van het Verenigd Koninkrijk houdende opneming van EMIR zou de verplichting om alle OTC-derivatentransacties te rapporteren gehandhaafd blijven, met inbegrip van de regels die beschrijven welke van de tegenpartijen de verantwoordelijkheid heeft om de transactie te rapporteren en welke informatie moet worden gerapporteerd.

5.

Risicolimiteringstechnieken


In het ontwerpwetgevingskader van het Verenigd Koninkrijk houdende opneming van EMIR zouden de regels betreffende het gebruik van risicolimiteringstechnieken die verplicht zijn voor niet-centraal geclearde OTC-derivatentransacties behouden blijven, met inbegrip van de regels inzake tijdige bevestiging van transacties, afstemming van portefeuilles en procedures voor geschillenbeslechting.

6.

5.Internationale status van centrale banken en van overheidsorganen voor het beheer van de overheidsschuld


Clearingverplichting

Volgens het ontwerpwetgevingskader van het Verenigd Koninkrijk houdende opneming van EMIR 7 zouden het Verenigd Koninkrijk en bepaalde buitenlandse centrale banken en andere overheidsorganen die belast zijn met of betrokken zijn bij het beheer van de overheidsschuld zijn vrijgesteld van de toepassing van de clearingverplichting. De Treasury zou deze vrijstelling bij reglement kunnen uitbreiden tot andere buitenlandse jurisdicties. Bovendien zou de vrijstelling van de clearingverplichting gelden voor de Bank voor internationale betalingen en bepaalde multilaterale ontwikkelingsbanken en andere entiteiten uit de publieke sector die eigendom zijn van centrale overheden.

7.

Rapportageverplichting


Wat de rapportageverplichting betreft is het Verenigd Koninkrijk voornemens het Verenigd Koninkrijk en bepaalde buitenlandse centrale banken en andere overheidsorganen die belast zijn met of betrokken zijn bij het beheer van de overheidsschuld vrij te stellen van de rapportageverplichting. Het zou mogelijk zijn om de vrijstelling uit te breiden tot andere buitenlandse rechtsgebieden. Bovendien zou de vrijstelling van de rapportageverplichting gelden voor de Bank voor internationale betalingen.

8.

Risicolimiteringstechnieken


Volgens het ontwerpwetgevingskader van het Verenigd Koninkrijk zouden het Verenigd Koninkrijk en bepaalde buitenlandse centrale banken en andere overheidsorganen die belast zijn met of betrokken zijn bij het beheer van de overheidsschuld vrijgesteld zijn van de verplichting om risicolimiteringstechnieken toe te passen op niet centraal geclearde otc-derivatentransacties. De Treasury zou de vrijstelling kunnen uitbreiden tot andere buitenlandse jurisdicties. De vrijstelling zou ook gelden voor de Bank voor internationale betalingen en voor bepaalde multilaterale ontwikkelingsbanken en andere entiteiten uit de publieke sector die eigendom zijn van centrale overheden.

9.

6.Conclusie


Het wetgevingskader voor de uitvoering van de in 2009 in Pittsburgh overeengekomen hervormingen op het gebied van otc-derivaten zal in het Verenigd Koninkrijk van kracht zijn na zijn uittreding uit de Unie, als de aangekondigde wetgeving van kracht wordt. Het ontwerpwetgevingskader van het Verenigd Koninkrijk houdende opneming van EMIR stelt het Verenigd Koninkrijk en bepaalde centrale banken en overheidsorganen van derde landen die belast zijn met of betrokken zijn bij het beheer van de overheidsschuld vrij van de clearing- en rapportageverplichtingen en de verplichting om risicolimiteringstechnieken toe te passen. Het ontwerpwetgevingskader van het Verenigd Koninkrijk bevat ook bepalingen die het mogelijk maken de vrijstelling uit te breiden tot de centrale banken en instellingen voor het beheer van de overheidsschuld van andere derde landen.

Door de centrale bank van het Verenigd Koninkrijk en de organen voor het beheer van de overheidsschuld toe te voegen aan de lijst van entiteiten die zijn vrijgesteld van het toepassingsgebied van EMIR, worden hun monetaire verantwoordelijkheden vrijgesteld van het toepassingsgebied van EMIR en wordt een gelijk speelveld bevorderd bij de toepassing van EMIR-hervormingen ten aanzien van transacties met centrale banken in alle rechtsgebieden. Een en ander zal ook de internationale coherentie en consistentie ten goede komen.

De Commissie concludeert dan ook dat artikel 1, lid 4, van EMIR moet worden gewijzigd om de centrale bank en andere overheidsorganen die belast zijn met of betrokken zijn bij het beheer van de overheidsschuld van het Verenigd Koninkrijk vrij te stellen van het toepassingsgebied van EMIR.

De in dit verslag gepresenteerde vergelijkende analyse is niet compleet. Zij is gebaseerd op de nationale wetgeving van het Verenigd Koninkrijk houdende opneming van EMIR, waarvan delen nog niet volledig zijn goedgekeurd.

De Commissie zal de internationale status van centrale banken en overheidsinstanties met betrekking tot otc-derivaten in derde landen, met inbegrip van de in artikel 1, lid 4, EMIR opgenomen derde landen, regelmatig blijven evalueren. De lijst van vrijgestelde entiteiten kan worden bijgewerkt in het licht van de ontwikkeling van de reglementeringen in derde landen en rekening houdend met elke relevante nieuwe informatiebron. Op basis van een dergelijke herbeoordeling kunnen ook derde landen uit de lijst van vrijgestelde entiteiten worden geschrapt.

(1)

Over de resultaten van de evaluatie is op 22 maart 2013 een verslag goedgekeurd, COM(2013) 158 final.

(2)

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1002/2013 van de Commissie van 12 juli 2013 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012, PB L 279 van 19.10.2013, blz. 2.

(3)

Over de resultaten van de evaluatie is op 2 maart 2017 een verslag goedgekeurd, COM(2017) 104 final.

(4)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/979 van de Commissie van 2 maart 2017, PB L 148 van 10.6.2017, blz. 1.

(5)

The Central Counterparties (Amendment, etc., and Transitional Provision) (EU Exit) Regulations 2018, goedgekeurd op 13 november 2018 (SI 2018 No. 1184); The trade repositories (Amendment and Transitional provision) (EU Exit) Regulations 2018, goedgekeurd op 6 december 2018 (SI 2018 No. 1318)

(6)

The Over the Counter Derivatives, Central Counterparties and Trade Repositories (Amendment, etc., and Transitional Provision) (EU Exit) Regulations 2018, ontwerp gepubliceerd voor raadpleging op 22 oktober 2018.

(7)

The Over the Counter Derivatives, Central Counterparties and Trade Repositories (Amendment, etc., and Transitional Provision) (EU Exit) Regulations 2018, ontwerp gepubliceerd voor raadpleging op 22 oktober 2018.