Toelichting bij COM(2019)24 - Sluiting van de Overeenkomst met Liechtenstein over de toepassing van (kader)besluiten 2008/615/JBZ, 2008/616/JBZ en 2009/905/JBZ

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit 1 , hierna het „Prümbesluit” genoemd, is vastgesteld teneinde de inhoud van de bepalingen van het eerdere Verdrag van Prüm inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van het terrorisme, de grensoverschrijdende criminaliteit en de illegale migratie, dat op 27 mei 2005 door zeven Europese landen werd gesloten, op te nemen in het rechtskader van de Europese Unie. Op diezelfde datum heeft de Raad Besluit 2008/616/JBZ betreffende de uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit 2 , hierna het „Prümuitvoeringsbesluit” genoemd, vastgesteld, waarin de noodzakelijke technische bepalingen voor de uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ zijn opgenomen.

Het Prümbesluit en het Prümuitvoeringsbesluit zijn bedoeld ter verbetering van de uitwisseling van informatie tussen de autoriteiten die belast zijn met het voorkomen en onderzoeken van strafbare feiten en ter versterking van de grensoverschrijdende politiële en justitiële samenwerking tussen de lidstaten van de Unie. In het Prümbesluit zijn onder andere bepalingen opgenomen waarbij de lidstaten elkaar op basis van wederkerigheid toegang verlenen tot hun geautomatiseerde DNA-analysebestanden, geautomatiseerde dactyloscopische identificatiesystemen en voertuigregistratiegegevens. De informatie die door het vergelijken van gegevens wordt verkregen, zal daadwerkelijk de deur openen naar nieuwe onderzoeksmethoden en tevens een cruciale rol spelen in het ondersteunen van de rechtshandhavings- en justitiële autoriteiten van de lidstaten.

Op 30 november 2009 heeft de Raad Kaderbesluit 2009/905/JBZ over de accreditatie van aanbieders van forensische diensten die laboratoriumactiviteiten verrichten 3 vastgesteld, hierna het „forensisch besluit” genoemd. In dit kaderbesluit van de Raad zijn de vereisten opgenomen voor de uitwisseling van DNA- en vingerafdrukgegevens, teneinde te bewerkstelligen dat de resultaten van laboratoriumactiviteiten die worden verricht door geaccrediteerde aanbieders van forensische diensten in een lidstaat, door de autoriteiten die bevoegd zijn voor het voorkomen, opsporen of onderzoeken van strafbare feiten worden erkend als gelijkwaardig aan de resultaten van laboratoriumactiviteiten die worden verricht door aanbieders van forensische diensten die in iedere andere lidstaat zijn geaccrediteerd voor EN ISO/IEC 17025.

In oktober 2015 heeft de Commissie bij de Raad een aanbeveling ingediend voor een besluit van de Raad houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen met het oog op de sluiting van overeenkomsten met de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein inzake de toepassing van sommige bepalingen van Besluit 2008/615/JBZ van de Raad inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit, van Besluit 2008/616/JBZ van de Raad betreffende de uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit, en de bijlage daarbij (onderhandelingsrichtsnoeren).

Op 10 juni 2016 heeft de Raad de Commissie gemachtigd tot het openen van onderhandelingen met de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein over de toepassing van sommige bepalingen van Besluit 2008/615/JBZ van de Raad, Besluit 2008/616/JBZ van de Raad en de bijlage daarbij, alsmede Kaderbesluit 2009/905/JBZ van de Raad over de accreditatie van aanbieders van forensische diensten die laboratoriumactiviteiten verrichten. De onderhandelingen met beide landen zijn met succes afgerond door de parafering van de overeenkomst op 24 mei 2018.

De Commissie is van oordeel dat de door de Raad in zijn onderhandelingsrichtsnoeren vastgestelde doelstellingen zijn bereikt en dat de ontwerpovereenkomst aanvaardbaar is voor de Unie.

Deze internationale overeenkomst tussen de EU en Liechtenstein is bedoeld ter verbetering en vereenvoudiging van de geautomatiseerde uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en dit geassocieerde land, teneinde de internationale politiële samenwerking te bevorderen. Dat alle lidstaten toegang krijgen tot de Zwitserse en de Liechtensteinse 4 gegevensbanken inzake DNA-gegevens, dactyloscopische gegevens en voertuigregistratiegegevens, en omgekeerd, is ongetwijfeld van eminent belang voor de stimulering en aanmoediging van de grensoverschrijdende politiële samenwerking. De verbetering die de uitwisseling van rechtshandhavingsgegevens teweegbrengt voor de handhaving van de veiligheid in de Europese Unie kan niet door de zelfstandig optredende lidstaten worden gerealiseerd, aangezien de internationale criminaliteit zich door haar aard niet door de grenzen van de EU laat tegenhouden.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het Vorstendom Liechtenstein is tot de associatieovereenkomst van 26 oktober 2004 toegetreden door middel van het protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 5 . Het Vorstendom Liechtenstein is daarmee toegetreden tot Kaderbesluit 2006/960/JBZ van de Raad van 18 december 2006 betreffende de vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie 6 , het zogeheten „Zweedse initiatief”, dat een ontwikkeling inhoudt van de bepalingen van het Schengenacquis.

Het Zweedse initiatief is in zekere mate gerelateerd aan het Prümbesluit, aangezien het regels bevat voor de doeltreffende uitwisseling door de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten en geassocieerde landen van informatie en inlichtingen met het oog op strafrechtelijk onderzoek of strafrechtelijk inlichtingenwerk. Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van het Zweedse initiatief kan worden verzocht om informatie en inlichtingen ten behoeve van het opsporen, voorkomen of onderzoeken van een misdrijf indien er feitelijke redenen zijn om aan te nemen dat in andere lidstaten relevante informatie en inlichtingen beschikbaar zijn. De geautomatiseerde informatie-uitwisseling overeenkomstig het Prümbesluit kan leiden tot de vaststelling dat dergelijke feitelijke redenen aanwezig zijn.

Overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EU) nr. 603/2013 7 moeten de lidstaten bovendien, voordat zij een verzoek indienen om toegang tot Eurodac ten behoeve van de rechtshandhaving, eerst de onder nationaal recht beschikbare vingerafdrukgegevensbanken doorzoeken en de vingerafdrukgegevens vergelijken met de geautomatiseerde vingerafdrukgegevensbanken van andere lidstaten krachtens het Prümbesluit. Lidstaten die niet eerst de verplichte Prümcontrole hebben verricht, krijgen geen toegang tot Eurodac ten behoeve van de rechtshandhaving.

Op 14 december 2015 heeft de Raad de Commissie gemachtigd tot het openen van onderhandelingen met Denemarken, IJsland, Noorwegen, Zwitserland en Liechtenstein over overeenkomsten tussen deze staten en de Unie betreffende de modaliteiten van de deelname van deze staten aan de procedure voor de vergelijking en verzending van gegevens voor rechtshandhavingsdoeleinden, bedoeld in hoofdstuk VI van Verordening (EU) nr. 603/2013.

De internationale overeenkomst tussen de Europese Unie en IJsland en Noorwegen betreffende de toepassing van sommige bepalingen van Besluit 2008/615/JBZ van de Raad inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit, en van Besluit 2008/616/JBZ van de Raad betreffende de uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit, is gesloten op 26 juli 2010.

Overeenkomstig artikel 3 van het protocol (nr. 21) 8 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, dienen deze lidstaten uiterlijk drie maanden na de vaststelling van dit voorstel door de Commissie te kennen te geven of zij aan de vaststelling en toepassing ervan wensen deel te nemen.

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het protocol (nr. 22) 9 betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit en is dit niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor dit besluit van de Raad is artikel 82, lid 1, onder d), en artikel 87, lid 2, onder a), in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Overeenkomstig artikel 218, lid 6, onder a), punt v), VWEU is voor de sluiting van deze overeenkomst de goedkeuring van het Europees Parlement vereist.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Aangezien de doelstellingen van deze overeenkomst slechts op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen.

Evenredigheid

Om snelle, efficiënte en accurate gegevensuitwisseling mogelijk te maken, is het van wezenlijk belang dat alle deelnemers die in het kader het Prümkader gegevens uitwisselen, dezelfde normen en vereisten op technisch, procedureel en gegevensbeschermingsgebied in acht nemen, teneinde de internationale samenwerking op dit gebied te bevorderen. Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel aangezien het niet verder gaat dan wat noodzakelijk is om de doelstelling ervan, namelijk de doeltreffende deelname van het Vorstendom Liechtenstein aan het Prümbesluit, het Prümuitvoeringsbesluit en het forensisch besluit, te verwezenlijken.

Keuze van het instrument

Dit voorstel is in overeenstemming met artikel 218, lid 6, onder a), VWEU, uit hoofde waarvan de Raad besluiten over internationale overeenkomsten vaststelt, na goedkeuring door het Europees Parlement.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

De Raad is geïnformeerd en geraadpleegd in de groep DAPIX van de Raad. Het Europees Parlement (Commissie LIBE) is in kennis gesteld.

Grondrechten

De overeenkomst is volledig in overeenstemming met de grondrechten en de beginselen van gegevensbescherming zoals die zijn opgenomen in het Prümbesluit (hoofdstuk 6).

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

In overweging 8 van de overeenkomst wordt vermeld dat het Vorstendom Liechtenstein de kosten van zijn eigen autoriteiten in verband met de toepassing van de overeenkomst draagt. In artikel 1, lid 1, van de overeenkomst worden de toepasselijke artikelen van het Prümbesluit genoemd, met inbegrip van artikel 34, waarin wordt bepaald dat elke lidstaat de operationele kosten draagt die door zijn eigen autoriteiten bij de toepassing van het Prümbesluit zijn gemaakt. In artikel 1, lid 4, is voor de lidstaten een soortgelijke verplichting vervat met betrekking tot het forensisch besluit. Het voorstel heeft derhalve geen gevolgen voor de EU-begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

In artikel 8 van de overeenkomst wordt de uitvoering beschreven, met inbegrip van de voorafgaande evaluatie door de Raad en de lidstaten, kennisgevingen en verklaringen.

Artikelsgewijze toelichting

De overeenkomst noemt de bepalingen van het Prümbesluit, het Prümuitvoeringsbesluit en het forensisch besluit die vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst van toepassing zijn op het Vorstendom Liechtenstein.

De overeenkomst bevat tevens bepalingen inzake de uniforme toepassing (artikel 3), geschillenbeslechting (artikel 4), wijziging (artikel 5), en kennisgevingen en verklaringen (8). De overeenkomstsluitende partijen stemmen ermee in deze overeenkomst uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding gezamenlijk aan een evaluatie te onderwerpen (artikel 6). De overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten, hoewel elke overeenkomstsluitende partij de overeenkomst te allen tijde kan opzeggen (artikel 10).