Toelichting bij COM(2019)33 - Standpunt EU over een wijziging van bijlage IX (Financiële diensten) en bijlage XIX (Consumentenbescherming) bij de EER-overeenkomst

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel



Het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER (in de bijlage bij het voorstel voor een besluit van de Raad) strekt ertoe een wijziging aan te brengen in bijlage IX (Financiële diensten) en bijlage XIX (Consumentenbescherming) bij de EER-overeenkomst om Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen erin op te nemen.

• Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Met het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER wordt het reeds bestaande EU-beleid uitgebreid tot de EER-/EVA-staten (Noorwegen, IJsland en Liechtenstein).

• Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De uitbreiding van de EU-wetgeving tot de EER-/EVA-staten door de opname van deze wetgeving in de EER-overeenkomst geschiedt conform de doelstellingen en beginselen van deze overeenkomst, met het oog op een dynamische en homogene Europese economische ruimte, gebaseerd op gemeenschappelijke regels en gelijke concurrentievoorwaarden.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag



De wetgeving die in de EER-overeenkomst dient te worden opgenomen, is gebaseerd op artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Overeenkomstig artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad 1 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de EER-overeenkomst stelt de Raad met betrekking tot dit soort besluiten op voorstel van de Commissie het standpunt van de Unie vast.

De Commissie dient in samenwerking met de EDEO het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER bij de Raad in met het oog op vaststelling van het standpunt van de Unie. De Commissie hoopt dit standpunt zo spoedig mogelijk in het Gemengd Comité van de EER te kunnen uiteenzetten.

• Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

De doelstelling van dit voorstel, namelijk te zorgen voor de homogeniteit van de interne markt, kan niet voldoende door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt en kan derhalve, gezien de gevolgen van de maatregelen, beter op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt.

De opname van de EU-wetgeving in de EER-overeenkomst geschiedt conform Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hetgeen een bevestiging is van de gekozen aanpak.

Evenredigheid



Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat dit voorstel niet verder dan nodig is om de doelstelling te verwezenlijken.

Keuze van het instrument



Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst is voor een besluit van het Gemengd Comité van de EER gekozen. Het Gemengd Comité van de EER ziet toe op de doeltreffende uitvoering en werking van de EER-overeenkomst. Het neemt daartoe besluiten in de gevallen waarin de EER-overeenkomst voorziet.

3. EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Niet van toepassing.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Er worden geen gevolgen voor de begroting verwacht door de opname van Richtlijn 2014/17/EU in de EER-overeenkomst.

5. OVERIGE ELEMENTEN

De voornaamste aanpassingen waarom door de EVA is verzocht

Motivering en voorgestelde oplossing:

Aanpassing van artikel 5, lid 3, onder b) - aanpassing b)

Ingevolge de bevoegdheidsverdeling tussen de Europese Bankautoriteit (EBA) en de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA is een aanpassing met het oog op de opneming van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA in de lijst van autoriteiten waarmee de nationale autoriteiten dienen samen te werken, ingevoerd.

Aanpassing van de artikelen 12, lid 3, en 27, lid 3 - aanpassing c)

Overeenkomstig artikel 7 van de EER-overeenkomst zijn alleen handelingen die zijn opgenomen in de EER-overeenkomst, bindend voor de EER-/EVA-staten. Bepaalde verplichtingen die in de richtlijn zijn vervat, kunnen bijgevolg alleen van toepassing zijn met ingang van de datum van inwerkingtreding van het besluit van het Gemengd Comité van de EER waarbij de richtlijn in de EER-overeenkomst wordt opgenomen. Aanpassing c) garandeert dat de relevante datum voor de toepassing van de artikelen 12, lid 3, en 27, lid 3, de datum van inwerkingtreding van de richtlijn in de EER is.

Aanpassing van artikel 14, lid 5 - aanpassing d)

Overeenkomstig artikel 7 van de EER-overeenkomst zijn alleen handelingen die zijn opgenomen in de EER-overeenkomst, bindend voor de EER-/EVA-staten. Bepaalde verplichtingen die in de richtlijn zijn vervat, kunnen bijgevolg alleen van toepassing zijn met ingang van de datum van inwerkingtreding van het besluit van het Gemengd Comité van de EER waarbij de richtlijn in de EER-overeenkomst wordt opgenomen. Aanpassing d) garandeert dat de overgangsperioden voor bestaande nationale regelgeving die van kracht zijn vóór de inwerkingtreding van de richtlijn, in de context van de EER worden begrepen als zijnde van toepassing in verband met de inwerkingtreding van de richtlijn in de EER.

Aanpassing van artikel 26, lid 2 - aanpassing e)

In Liechtenstein vinden volgens cijfers van de belastingadministratie van Liechtenstein slechts 50 tot 100 vastgoedtransacties per jaar plaats. Voor een betrouwbaar en betekenisvol statistisch resultaat in verband met de woningmarkt, als bedoeld in artikel 26, lid 2, van de richtlijn, zouden veel meer vastgoedtransacties moeten plaatsvinden.

In de gegeven situatie zou het statistische toezicht in tegenspraak zijn met de volgende beginselen van de Europese praktijkcode voor statistieken:

• Beginsel 4: Statistische instanties moeten kwaliteit leveren.

• Beginsel 7: Aan statistieken van goede kwaliteit liggen deugdelijke methoden ten grondslag.

• Beginsel 12: Europese statistieken zijn nauwkeurig en geven een betrouwbaar beeld van de werkelijkheid.

Bijgevolg wordt Liechtenstein bij aanpassing e) vrijgesteld van de verplichting om een passend statistisch toezicht te garanderen van de woningmarkt op zijn grondgebied overeenkomstig artikel 26, lid 2, van de richtlijn.

Aanpassing van artikel 34, leden 2 en 4, en artikel 37 - aanpassingen f) en g)

Op basis van de regeling van punt 31g van bijlage IX bij de EER-overeenkomst berust de bevoegdheid om besluiten vast te stellen die bindend zijn in de EVA-pijler in het kader van artikel 19 van de EBA-verordening, bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, terwijl de meeste technische aspecten van het toezicht wat betreft aangelegenheden die de EVA-Staten aangaan, door de EBA zullen worden uitgevoerd. De EBA zal ook bevoegd zijn voor niet-bindende bemiddeling uit hoofde van artikel 19, lid 2, van de EBA-verordening.

De aanpassingen f) en g) verduidelijken dat de verwijzingen naar de bevoegdheden van de EBA uit hoofde van artikel 19 van de EBA-verordening respectievelijk in artikel 34, leden 2 en 4, en in artikel 37 van de richtlijn in voorkomend geval dienen te worden begrepen als betrekking hebbend op de bevoegdheden van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.

Aanpassing van artikel 43 - aanpassing h)

Overeenkomstig artikel 7 van de EER-overeenkomst zijn alleen handelingen die zijn opgenomen in de EER-overeenkomst, bindend voor de EER-/EVA-staten. Bepaalde verplichtingen die in de richtlijn zijn vervat, kunnen bijgevolg alleen van toepassing zijn met ingang van de datum van inwerkingtreding van het besluit van het Gemengd Comité van de EER waarbij de richtlijn in de EER-overeenkomst wordt opgenomen. Aanpassing h) garandeert dat de overgangsperioden als bedoeld in artikel 43 van de richtlijn in de context van de EER worden begrepen als zijnde van toepassing in verband met de inwerkingtreding van de richtlijn in de EER.