Toelichting bij COM(2019)58 - Standpunt EU in het EPO-comité bij de partnerschapsovereenkomst tussen staten in oostelijk en zuidelijk Afrika en de EG inzake het begrip "producten van oorsprong"

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel heeft betrekking op het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het EPO-comité dat is opgericht bij de Tussentijdse Overeenkomst tot vaststelling van een kader voor een Economische Partnerschapsovereenkomst tussen staten in oostelijk en zuidelijk Afrika, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, betreffende de voorgenomen vaststelling van het besluit tot wijziging van een aantal bepalingen van Protocol 1 bij de Overeenkomst.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De Tussentijdse Overeenkomst tot vaststelling van een kader voor een Economische Partnerschapsovereenkomst tussen staten in oostelijk en zuidelijk Afrika, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds.

De Tussentijdse Overeenkomst tot vaststelling van een kader voor een Economische Partnerschapsovereenkomst tussen staten in oostelijk en zuidelijk Afrika, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, (hierna 'de Overeenkomst' genoemd) is erop gericht a) de OZA-staten in staat te stellen gebruik te maken van de door de Europese Unie (hierna 'de EU' genoemd) aangeboden verbeterde markttoegang; b) de duurzame economische ontwikkeling en de geleidelijke integratie van OZA-staten in de wereldeconomie te bevorderen; c) een vrijhandelszone tussen de Europese Unie en de staten in oostelijk en zuidelijk Afrika (hierna 'de OZA-staten' genoemd) tot stand te brengen die berust op gemeenschappelijke belangen, en deze doelstelling te vervullen door de geleidelijke liberalisering van de handel op een wijze die in overeenstemming is met de toepasselijke WTO-regels en het beginsel van asymmetrie, met inachtneming, wat het niveau van en het tijdschema voor verbintenissen betreft, van de specifieke behoeften en de capaciteitsbeperkingen van de OZA-staten; d) passende regelingen voor de beslechting van geschillen vast te stellen en e) passende institutionele regelingen vast te stellen.

Op 13 juli 2009 ondertekende de EU de Overeenkomst 1 , die sinds 14 mei 2012 voorlopig wordt toegepast door Madagaskar, Mauritius, de Seychellen en Zimbabwe.

2.2.Het EPO-comité

Het EPO-comité is een orgaan dat overeenkomstig artikel 64 van de Overeenkomst is ingesteld. Het bestaat uit vertegenwoordigers van de EU en van de OZA-staten (Madagaskar, Mauritius, de Seychellen en Zimbabwe). Het EPO-comité stelt zijn reglement van orde vast en wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de EU en een vertegenwoordiger van de OZA-staten.

Het EPO-comité behandelt alle aangelegenheden die voor de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst noodzakelijk zijn, met inbegrip van ontwikkelingssamenwerking. Voor het uitoefenen van zijn taken kan het EPO-comité a) alle speciale, voor de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst noodzakelijke comités en organen oprichten en daar toezicht op houden, b) op elk door de partijen overeengekomen tijdstip bijeenkomen, c) alle onder deze Overeenkomst vallende onderwerpen behandelen en passende maatregelen nemen ter uitvoering van zijn taken, d) besluiten nemen of aanbevelingen doen in gevallen waarin hierin door de Overeenkomst wordt voorzien, en e) wijzigingen van de Overeenkomst goedkeuren, onder meer van de lijst van overeenkomstsluitende OZA-staten in bijlage II en de bepalingen van Protocol 1.

Het EPO-comité kan de Overeenkomst en de tenuitvoerlegging, de werking en de resultaten ervan zo nodig herzien en de partijen passende voorstellen voor wijziging doen.

2.3.De beoogde handeling van het Comité

In mei/juni 2019, tijdens de achtste vergadering, zal het EPO-comité een besluit vaststellen over de wijziging van een aantal bepalingen van Protocol 1 betreffende de definitie van het begrip 'producten van oorsprong' en methoden van administratieve samenwerking (hierna 'de beoogde handeling' genoemd).

De beoogde handeling heeft tot doel de bepalingen over de oorsprongsregels aan de meest recente ontwikkelingen aan te passen en marktdeelnemers vereenvoudigde en flexibelere oorsprongsregels te bieden door de volgende wijzigingen vast te stellen:

·Rectificatie van artikel 6, lid 2, van Protocol 1 bij de Overeenkomst betreffende de definitie van de begrippen 'hun schepen' en 'hun fabrieksschepen';

·Invoering van een nieuw artikel 13 getiteld 'Gescheiden boekhouding' in Titel III van Protocol 1 bij de Overeenkomst, om marktdeelnemers in staat te stellen kosten te besparen door deze methode voor het beheer van voorraden te gebruiken;

·Vervanging van artikel 14 getiteld 'Rechtstreeks vervoer' door een nieuw artikel 15 getiteld 'Niet-wijziging', om marktdeelnemers meer flexibiliteit te bieden ten aanzien van het bewijs dat moet worden geleverd aan de douaneautoriteiten van het land van invoer wanneer de overslag of het douane-entrepot van goederen van oorsprong in een derde land plaatsvindt;

·Invoering van een nieuw artikel 17 in Titel III van Protocol 1 bij de Overeenkomst, om marktdeelnemers in staat te stellen suiker van verschillende oorsprong te verzenden zonder de suiker in afzonderlijke opslagplaatsen te bewaren;

·Wijziging van artikel 16 van Titel IV van Protocol 1 bij de Overeenkomst, dat is hernummerd en nu artikel 18 is, om marktdeelnemers meer flexibiliteit te bieden met betrekking tot het naleven van de vereisten betreffende de bewijzen van oorsprong;

·Wijzigingen in bijlage II bij Protocol I om rekening te houden met actualiseringen die sinds 1 januari 2012 en 1 januari 2017 zijn ingevoerd in de nomenclatuur waarop het Verdrag over het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen (geharmoniseerd systeem) betrekking heeft. Deze wijzigingen veranderen de oorsprongsregels niet. Gewijzigde of geactualiseerde GS-posten: ex Hoofdstuk 12, ex 1211, ex 121190, ex 3002, 4104, 4105 en 4106, 4107, 4109 (geschrapt), ex 4114, 8485 (geschrapt), ex 8486 en 8487;

·Als gevolg van de toetreding van Kroatië tot de EU moet bijlage IV bij Protocol 1 worden veranderd om de Kroatische versie van de verklaring in bijlage IV op te nemen;

·Wijziging van bijlage IX bij Protocol 1 bij de Overeenkomst, waarin een lijst is opgenomen van landen en gebieden overzee van de EU, om aan te sluiten bij de veranderingen in de lijst van landen en gebieden overzee, overeenkomstig bijlage II VWEU, rekening houdend met de recente wijziging van de status van bepaalde gebieden in de lijst, om de toepassing van de bepalingen over de oorsprongscumulatie te vergemakkelijken.

Gelet op het aantal wijzigingen dat in Protocol 1 bij de Overeenkomst en de bijlagen erbij moet worden aangebracht, moet het Protocol ten behoeve van de duidelijkheid in zijn geheel worden vervangen.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Protocol 1 betreffende de definitie van het begrip 'producten van oorsprong' en methoden van administratieve samenwerking is in 2007 gesloten. Enkele bepalingen van het oorspronkelijke Protocol 1 zijn niet aan de meest recente ontwikkelingen in de oorsprongsregels aangepast, waardoor belemmeringen ontstaan om in aanmerking te komen voor de preferentiële behandeling waarin de Overeenkomst voorziet. De wijzigingen zullen de vereisten en procedures van de oorsprongsregels vereenvoudigen en flexibeler maken. Met deze vereenvoudiging wordt de handel gemakkelijker en de preferentiële behandeling door marktdeelnemers optimaal benut. Daarnaast wordt de regionale integratie en economische ontwikkeling in de OZA-staten door de voorgestelde wijzigingen bevorderd, omdat marktdeelnemers meer mogelijkheden krijgen om aan de oorsprongsregels te voldoen.

Het is noodzakelijk om wijzigingen aan te brengen in producten (posten en omschrijvingen) die in bijlage II bij Protocol 1 bij de Overeenkomst zijn vermeld, om rekening te houden met de actualiseringen van de WDO in de GS-nomenclatuur van 2012 en 2017, en de samenhang te bewaren tussen de productomschrijvingen en de indeling met het geharmoniseerde systeem.

Als laatste is in bijlage IX bij Protocol 1 bij de Overeenkomst een lijst opgenomen van landen en gebieden overzee van de EU. In het protocol worden onder 'landen en gebieden overzee' de landen en gebieden verstaan die zijn bedoeld in bijlage II bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De lijst moet worden geactualiseerd om rekening te houden met de recente wijziging van de status van sommige landen en gebieden overzee.

Het voorgestelde besluit voldoet aan de verplichtingen van de EU op grond van de bepalingen van de Overeenkomst.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

1.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van 'de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.'

Het begrip 'handelingen met rechtsgevolgen' omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die een "beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt 2 ".

2.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


De door het Comité vast te stellen handeling is een handeling die rechtsgevolgen heeft en zal overeenkomstig de artikelen 13, 64 en 68 uit hoofde van het volkenrecht bindend zijn. De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de Overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is daarom artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

3.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De doelstelling en inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het gemeenschappelijk handelsbeleid.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is daarom artikel 207 VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207 VWEU in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Publicatie van de beoogde handeling

Aangezien de handeling van het EPO-comité leidt tot wijzigingen van de Tussentijdse Overeenkomst tot vaststelling van een kader voor een Economische Partnerschapsovereenkomst tussen staten in oostelijk en zuidelijk Afrika, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, is het passend deze handeling na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.