Toelichting bij COM(2019)46 - Standpunt EU in het Comité voor overheidsopdrachten mbt toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten ikv Brexit

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Comité voor overheidsopdrachten ("het GPA-comité" of 'het comité') met betrekking tot de voorgenomen vaststelling van een besluit betreffende de toetreding van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland ("het Verenigd Koninkrijk") tot de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten in het kader van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De Overeenkomst inzake overheidsopdrachten en de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie

De Overeenkomst inzake overheidsopdrachten (hierna "de overeenkomst 1 " genoemd) is een plurilaterale overeenkomst in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) die tot doel heeft de markten voor overheidsopdrachten wederzijds voor alle partijen open te stellen. De herziene overeenkomst is op 6 april 2014 in werking getreden.

De Europese Unie is partij bij de overeenkomst omdat het onderwerp ervan valt binnen het toepassingsgebied van het gemeenschappelijk handelsbeleid, waarvoor de Unie exclusief bevoegd is. De lidstaten vallen krachtens het Unierecht onder de overeenkomst.

Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk de Europese Raad overeenkomstig artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie kennisgegeven van zijn voornemen zich terug te trekken uit de Europese Unie. Bijgevolg zal het Verenigd Koninkrijk een derde land worden en zal het recht van de Unie met ingang van 30 maart 2019 niet langer van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk, tenzij in een terugtrekkingsakkoord tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk een andere datum wordt vastgesteld, dan wel de Europese Raad met instemming van het Verenigd Koninkrijk met eenparigheid van stemmen een andere datum vaststelt. De Unie en het Verenigd Koninkrijk hebben overeenkomstig artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie onderhandeld over een terugtrekkingsakkoord. Het terugtrekkingsakkoord is goedgekeurd door de Europese Raad van 25 november 2018. Deel vier van het terugtrekkingsakkoord voorziet in een overgangsperiode gedurende welke het recht van de Unie op en in het Verenigd Koninkrijk van toepassing zal zijn ("overgangsperiode").

De Unie en het Verenigd Koninkrijk zijn het eens geworden over een terugtrekkingsakkoord, dat op 25 november 2018 is goedgekeurd door de Europese Raad (artikel 50). De ratificering ervan in het Verenigd Koninkrijk staat echter op losse schroeven.

Met ingang van de datum waarop het Unierecht niet langer op en in het Verenigd Koninkrijk van toepassing zal zijn, zal de overeenkomst automatisch niet langer op het Verenigd Koninkrijk van toepassing zijn.

Het is in het belang van de Unie te waarborgen dat met ingang van de datum waarop het Unierecht niet langer op en in het Verenigd Koninkrijk van toepassing is, voor het Verenigd Koninkrijk de rechten en verplichtingen in het kader van de overeenkomst blijven gelden. Tot aan zijn terugtrekking uit de Unie blijft het Verenigd Koninkrijk een lidstaat die alle rechten ontleent aan de Verdragen en gebonden is door alle daaruit voortvloeiende verplichtingen, waaronder de inachtneming van het beginsel van loyale samenwerking. In de richtsnoeren van 29 april 2017 heeft de Europese Raad erkend dat in de internationale context rekening moet worden gehouden met de specifieke omstandigheden van het Verenigd Koninkrijk als zich terugtrekkende lidstaat, voor zover het Verenigd Koninkrijk zijn verplichtingen nakomt en loyaal blijft aan de belangen van de Unie zolang het nog een lidstaat is.

Het Verenigd Koninkrijk heeft de wens geuit om na zijn terugtrekking uit de Unie tot de overeenkomst toe te treden.

Bij hun gezamenlijke brief van 11 oktober 2017 hebben het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie de leden van de WTO in kennis gesteld van hun voornemen om 'samen te werken met het oog op de doelstelling van het Verenigd Koninkrijk om na het vertrek uit de EU onderworpen te blijven aan de rechten en verplichtingen die momenteel voor het Verenigd Koninkrijk als EU-lidstaat gelden uit hoofde van de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten, op basis van de verbintenissen die momenteel zijn opgenomen in de EU-lijst van verbintenissen' 2 .

Op 1 juni 2018 heeft de Europese Unie aan de directeur-generaal van de WTO een brief van het Verenigd Koninkrijk doen toekomen waarin het Verenigd Koninkrijk zijn belangstelling voor toetreding tot de overeenkomst kenbaar heeft gemaakt, met relevante bewijstukken, waaronder het initiële markttoegangsaanbod van het Verenigd Koninkrijk en zijn antwoorden op de 'checklist van problemen' 3 .

Het door het Verenigd Koninkrijk ingediende verzoek is samen met zijn initiële aanbod en zijn antwoorden op de checklist van problemen op 5 juni 2018 4 aan de partijen bij de overeenkomst gezonden.

Na raadpleging van de partijen bij de overeenkomst heeft het Verenigd Koninkrijk vervolgens op 1 oktober 2018 een definitief aanbod bij het Comité voor overheidsopdrachten ingediend. Het definitieve aanbod is op 2 oktober 2018 aan de partijen bij de overeenkomst gezonden 5 . Hieronder wordt een samenvatting gegeven van het definitieve aanbod van het Verenigd Koninkrijk en de beoordeling daarvan door de Commissie.

Het besluit van de Raad moet de Commissie in staat stellen namens de Unie de goedkeuring te hechten aan de toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot de overeenkomst, onder de in het beoogde besluit van het GPA-comité vermelde voorwaarden.

2.2.Het Comité voor overheidsopdrachten

Het GPA-comité is opgericht om de uitvoering van de overeenkomst te beheren. Het bestaat uit vertegenwoordigers van elk van de partijen alsmede uit WTO-leden en intergouvernementele organisaties met de status van waarnemer.

Evenals alle andere partijen bij de overeenkomst is de Unie een lid van het GPA-comité, waarin zij wordt vertegenwoordigd door de Commissie. Het GPA-comité neemt zijn besluiten bij consensus.

2.3.Het beoogde besluit van het Comité voor overheidsopdrachten

Op de vergadering van het GPA-comité van 17 oktober 2018 heeft de Europese Commissie namens de Unie verklaard in beginsel in te stemmen met de toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot de overeenkomst.

De Unie heeft in beginsel instemming verleend voor zover de aan de toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot de overeenkomst verbonden voorwaarden niet ten nadele van de Unie worden gewijzigd of de belangen van de Unie niet worden geschaad door het standpunt van de andere partijen bij de overeenkomst.

Voorts heeft zij in beginsel instemming verleend zonder vooruit te lopen op de onderhandelingen tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk over een terugtrekkingsakkoord, waarin een overgangsperiode zou kunnen worden opgenomen gedurende welke het Verenigd Koninkrijk gebonden zou blijven door de verbintenissen van de Unie in het kader van de overeenkomst, en zou de toetreding van het Verenigd Koninkrijk na het verstrijken van de overgangsperiode van kracht worden.

Op de vergadering van het GPA-comité van 28 november 2018 hebben alle partijen verklaard in beginsel in te stemmen met de toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot de overeenkomst, hoewel de beraadslagingen over de exacte tekst van het in een latere fase formeel aan te nemen besluit nog aan de gang waren.

Het GPA-comité moet een besluit nemen met betrekking tot de toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot de overeenkomst, waarin de voorwaarden van de toetreding worden vermeld.

Artikel XXII, lid 2, van de herziene overeenkomst bepaalt: "Elk WTO-lid kan tot deze overeenkomst toetreden op tussen dat lid en de partijen overeen te komen voorwaarden; deze voorwaarden worden vastgesteld in een besluit van het Comité. Toetreding geschiedt door nederlegging bij de directeur-generaal van de WTO van een toetredingsinstrument waarin de overeengekomen voorwaarden worden gespecificeerd. Deze overeenkomst treedt voor een toetredend lid in werking op de 30e dag nadat het zijn toetredingsinstrument heeft nedergelegd." 6 .

2.4. De voorwaarden voor de toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot de overeenkomst

Voor de toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot de overeenkomst moeten voorwaarden gelden die moeten worden opgenomen in de beoogde handeling van het GPA-comité.

Zonder een terugtrekkingsakkoord tussen het Verenigd Koninkrijk en de Unie waarin in een overgangsperiode wordt voorzien, moet het het Verenigd Koninkrijk worden toegestaan zijn toetredingsinstrument neer te leggen op voorwaarde dat:

1.

a) zulks niet eerder gebeurt dan dertig dagen vóór de datum waarop het Verenigd Koninkrijk geen lidstaat van de Unie meer is, en


b) zulks gebeurt binnen zes maanden na de datum van het besluit van het GPA-comité, tenzij de periode voor nederlegging van het toetredingsinstrument door het comité wordt verlengd.

De nederlegging van het toetredingsinstrument van het Verenigd Koninkrijk bij de directeur-generaal van de WTO in de zin van artikel XXIV, lid 2, van de overeenkomst van 1994 en artikel XXII, lid 2, van de herziene overeenkomst moet evenwel worden geacht niet te hebben plaatsgevonden, wanneer de Unie binnen de daaropvolgende dertig dagen het GPA-comité ervan in kennis stelt dat de overeenkomst krachtens het Unierecht voor het Verenigd Koninkrijk blijft gelden.

In het geval van een terugtrekkingsakkoord tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk waarin in een overgangsperiode wordt voorzien, moet de Unie de andere partijen bij de overeenkomst ervan in kennis stellen dat het Verenigd Koninkrijk gedurende de overgangsperiode voor de toepassing van de overeenkomst als een lidstaat moet worden behandeld. Derhalve zou de overeenkomst voor het Verenigd Koninkrijk blijven gelden tot de datum van het verstrijken van de overeengekomen overgangsperiode.

In dat geval moet het Verenigd Koninkrijk uiterlijk drie maanden vóór het verstrijken van de overgangsperiode een bijgewerkte reeks antwoorden op de checklist van problemen indienen. Het GPA-comité zal de bijgewerkte reeks antwoorden op de checklist van problemen beoordelen en zich op dat moment beraden over een passend besluit.


3. Namens de Unie in te nemen standpunt

3.1.Het definitieve aanbod van het Verenigd Koninkrijk

Het definitieve aanbod van het Verenigd Koninkrijk neemt de voorwaarden van de huidige EU-lijst van verbintenissen in het kader van de overeenkomst over voor zover die van toepassing is op het Verenigd Koninkrijk. Met deze voorwaarden beoogt het Verenigd Koninkrijk te waarborgen dat bij zijn toetreding tot de overeenkomst voor de andere partijen bij de overeenkomst hetzelfde niveau van markttoegang behouden blijft. Bij het overnemen van de voorwaarden van de EU-lijst moet het Verenigd Koninkrijk technische aanpassingen verrichten om rekening te houden met het feit dat het recht van de Unie niet langer op en in het Verenigd Koninkrijk van toepassing zal zijn.

2.

Verbintenissen inzake markttoegang (drempels, onder de overeenkomst vallende instanties, goederen, diensten alsmede diensten voor de bouw, en algemene aantekeningen)


Drempels

De drempels van het Verenigd Koninkrijk in bijlage 1, bijlage 2 en bijlage 3 komen overeen met de drempels die door de Unie worden toegepast voor goederen, diensten en diensten voor de bouw.

3.

Instanties


De lijst van instanties van het Verenigd Koninkrijk in bijlage 1 ("Centrale overheidsinstanties") blijft dezelfde als die voor het Verenigd Koninkrijk op grond van de EU-lijst, zodat die dezelfde instanties bestrijkt als momenteel het geval is bij de EU-lijst.

Voor die gevallen waarin de taken van een in deze bijlage vermelde instantie zijn of worden overgedragen aan een andere instantie, die zelf een aanbestedende dienst is, preciseert het Verenigd Koninkrijk, teneinde ervoor te zorgen dat de markttoegang hierdoor niet zou worden beperkt, in voetnoot 1 verder dat de opvolgende instantie moet worden geacht in deze bijlage te zijn opgenomen. Bovendien heeft het Verenigd Koninkrijk, voor zover van toepassing, verwijzingen naar zijn nationale wetgeving in plaats van naar het recht van de Unie opgenomen.

Ter vergelijking: bijlage 1 bij de EU-lijst betreffende centrale overheidsinstanties omvat vier categorieën met elk een verschillend niveau van toegang tot overheidsopdrachten (punten 1 tot en met 4). In zijn definitieve aanbod heeft het Verenigd Koninkrijk de Unie een zo breed mogelijke dekking toegekend, met inbegrip van alle centrale overheidsinstanties van het Verenigd Koninkrijk (punt 1).

Punt 2 van het definitieve aanbod van het Verenigd Koninkrijk omvat alle niet in punt 1 genoemde partijen.

In bijlage 1 zijn vier aantekeningen opgenomen. Het definitieve aanbod van het Verenigd Koninkrijk neemt de voorbehouden van de Unie ten aanzien van bepaalde partijen over.

In bijlage 2 ("Niet-centrale overheidsinstanties") biedt het definitieve aanbod van het Verenigd Koninkrijk dezelfde dekking van niet-centrale overheidsinstanties als momenteel het geval is bij de Uniewijde dekking in het kader van de overeenkomst.

De verwijzingen naar NUTS-regio's van de Unie in de zin van het Unierecht zijn evenwel vervangen door verwijzingen naar territoriale eenheden van het Verenigd Koninkrijk als omschreven in aantekening 3 bij bijlage 7 (zie hierna onder Algemene aantekeningen).

In punt 2 van bijlage 2 blijft het Verenigd Koninkrijk vasthouden aan de op definities gebaseerde aanpak, zoals momenteel het geval is bij de EU-lijst, wat betreft de dekking van 'publiekrechtelijke lichamen'. In het definitieve aanbod van het Verenigd Koninkrijk is de definitie van de publiekrechtelijke lichamen voor Engeland, Wales, Schotland en Noord-Ierland gebaseerd op de nationale wetgeving van het Verenigd Koninkrijk en niet op het recht van de Unie. In elk geval neemt het Verenigd Koninkrijk de indicatieve lijst op van de aanbestedende diensten die publiekrechtelijke lichamen zijn, die dezelfde blijft als de lijst voor het Verenigd Koninkrijk op grond van de EU-lijst. Derhalve blijft de door het Verenigd Koninkrijk geboden dekking dezelfde als bij de EU-lijst.

In bijlage 2 zijn vier aantekeningen opgenomen. Het definitieve aanbod van het Verenigd Koninkrijk neemt de voorbehouden van de Europese Unie ten aanzien van bepaalde partijen over. In aantekening 2 betreffende het voorbehoud van het Verenigd Koninkrijk ten aanzien van Japan, Korea en de VS met betrekking tot kleine of middelgrote ondernemingen (kmo's) is een technische aanpassing nodig. De definitie van kmo's komt te luiden als die in de nationale wetgeving van het Verenigd Koninkrijk en niet als die in bepalingen van EU-recht. De wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk (Regulation 112 (4) van de Public Contracts Regulations 2015) verwijst rechtstreeks naar de aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen.

De lijst van het Verenigd Koninkrijk neemt de voorbehouden van de Unie ten aanzien van bepaalde partijen over.

In bijlage 3 ("Andere instanties") biedt het definitieve aanbod van het Verenigd Koninkrijk de dekking met betrekking tot aanbestedende diensten in de nutssector, eveneens onder overneming van de lijst van de Unie.

Er zijn evenwel enkele kleine technische aanpassingen in die bijlage nodig. Het definitieve aanbod van het Verenigd Koninkrijk bevat geen verwijzingen naar het recht van de Unie maar naar zijn nationale wetgeving, bijvoorbeeld wat de begrippen 'overheidsonderneming' en 'overheersende invloed' betreft.

De indicatieve lijsten van instanties blijven dezelfde als die voor het Verenigd Koninkrijk op grond van de EU-lijst. Derhalve blijft de door het Verenigd Koninkrijk geboden dekking dezelfde als bij de EU-lijst.

In bijlage 3 zijn acht aantekeningen opgenomen. Het definitieve aanbod van het Verenigd Koninkrijk neemt de voorbehouden van de Unie ten aanzien van bepaalde partijen over.

4.

Goederen


Bijlage 4 bij het definitieve aanbod van het Verenigd Koninkrijk bestrijkt dezelfde goederen als momenteel bij de EU-lijst het geval is.

5.

Diensten


Bijlage 5 bij het definitieve aanbod van het Verenigd Koninkrijk bestrijkt dezelfde diensten als momenteel bij de EU-lijst het geval is.

6.

Diensten in verband met de bouw en concessies voor werken


In bijlage 6, punt 2, bij het definitieve aanbod biedt het Verenigd Koninkrijk verleners van bouwdiensten uit de Unie toegang tot zijn markt voor concessieovereenkomsten voor werken met een waarde gelijk aan of hoger dan de drempel van 5 000 000 BTR (bijzondere trekkingsrechten).

Voorts neemt het Verenigd Koninkrijk het voorbehoud over dat de Unie in de aantekening bij bijlage 6 maakt.

7.

Algemene aantekeningen


Het Verenigd Koninkrijk verstrekt in bijlage 7 de lijst van zijn nationale territoriale eenheden voor de toepassing van punt 1 van en aantekening 1 bij bijlage 2 alsmede aantekening 6 bij bijlage 3. Deze lijst reproduceert de NUTS-regio's van het Verenigd Koninkrijk als momenteel omschreven in Verordening EG) nr. 1059/2003 7 .

3.2.De beoordeling door de Commissie van het aanbod van het Verenigd Koninkrijk

Het definitieve aanbod van het Verenigd Koninkrijk neemt de bestaande EU-lijst over voor zover zij van toepassing is op het Verenigd Koninkrijk, met kleine technische aanpassingen. Aangezien de lijst van de Unie al zeer uitgebreid is wat onder de overeenkomst vallende instanties, goederen en diensten betreft, en grote openheid van de markten voor overheidsopdrachten waarborgt, zal het Verenigd Koninkrijk bij toetreding tot de overeenkomst de huidige grote mate van openheid van haar markt voor overheidsopdrachten ten aanzien van de partijen bij de overeenkomst handhaven.

In termen van markttoegang voor goederen, diensten en marktdeelnemers uit de Unie is het definitieve aanbod van het Verenigd Koninkrijk gepast omdat het Verenigd Koninkrijk de Unie de maximale dekking biedt die aan de partijen bij de overeenkomst wordt geboden (zie met name bijlage 1 voor aanbestedende diensten van de centrale overheden en bijlage 6 voor concessies voor werken).

Aangezien het definitieve aanbod van het Verenigd Koninkrijk de EU-lijst van verbintenissen wat de dekking betreft overneemt en het Verenigd Koninkrijk bereid is om de Unie het hoogst mogelijke niveau van markttoegang te bieden dat ook aan de partijen bij de overeenkomst wordt geboden, zal de Unie zorgen voor een op wederkerigheid berustende behandeling en haar lijst waar nodig aanpassen, teneinde goederen, diensten, leveranciers en dienstverleners uit het Verenigd Koninkrijk toegang te verschaffen tot de door de lijst van de Unie bestreken overheidsopdrachten.

De dienovereenkomstige wijzigingen van de lijst van de Unie, die de door de Unie gestelde voorwaarden voor de toetreding van het Verenigd Koninkrijk (zoals vermeld in de bijlage bij dit besluit) zijn, zullen worden gehecht aan het door het GPA-comité te nemen besluit en zullen derhalve deel uitmaken van de voorwaarden voor toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot de Overeenkomst. De dienovereenkomstige wijzigingen zullen als volgt worden opgenomen in de lijst van de Unie in aanhangsel I van de Overeenkomst:

·bijlage 1, sectie 2 (De aanbestedende diensten van de centrale overheden van de EU-lidstaten), punt 1:

het Verenigd Koninkrijk zal worden toegevoegd aan de lijst van partijen bij de overeenkomst die toegang hebben tot overheidsopdrachten van alle aanbestedende diensten van de centrale overheden van de lidstaten van de Unie;

·bijlage 6, sectie 2 (Concessieovereenkomsten voor werken gegund door aanbestedende diensten van de bijlagen 1 en 2):

·het Verenigd Koninkrijk zal worden toegevoegd aan de lijst van partijen bij de overeenkomst die toegang hebben tot concessieovereenkomsten voor werken met een waarde gelijk aan of hoger dan 5 000 000 BTR;

·voetnoot bij de titel van aanhangsel I, Verbintenissen van de Europese Unie:

de Unie zal in haar lijst in aanhangsel I preciseren dat de verwijzingen naar de aanbestedende diensten en aanbestedende entiteiten van het Verenigd Koninkrijk die momenteel zijn opgenomen in de lijst van de Unie, niet meer relevant zijn.

8.

Voorbehouden van andere partijen


Indien een andere partij bij de overeenkomst specifieke beperkingen of uitzonderingen inzake de door haar geboden dekking heeft opgenomen met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk, dan moet dit in het besluit van het GPA-comité tot uitdrukking komen als door die partij gestelde voorwaarden voor de toetreding van het Verenigd Koninkrijk. Dergelijke beperkingen van of uitzonderingen op de door een partij geboden dekking die specifiek zijn voor het Verenigd Koninkrijk, zullen evenwel geen gevolgen hebben voor het definitieve aanbod van het Verenigd Koninkrijk zoals hierboven uiteengezet of voor de door de huidige partijen bij de overeenkomst onderling overeengekomen werkingssfeer.

9.

Aanbeveling


Met de toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot de overeenkomst zal naar verwachting het huidige niveau van internationale openstelling van de markten voor overheidsopdrachten behouden blijven. Na toetreding tot de overeenkomst zal het Verenigd Koninkrijk op basis van de momenteel in de lijst van de Unie opgenomen verbintenissen onderworpen blijven aan de rechten en verplichtingen die momenteel uit hoofde van de overeenkomst voor het Verenigd Koninkrijk gelden als lidstaat van de Europese Unie. De Commissie beveelt aan dat het definitieve aanbod van het Verenigd Koninkrijk wordt aanvaard, onder de door de Unie gestelde voorwaarden voor de toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot de overeenkomst.

Dienovereenkomstig wordt voorgesteld dat de Commissie wordt gemachtigd in het GPA-comité het standpunt van de Unie ten gunste van de toetreding van het Verenigd Koninkrijk onder de volgende voorwaarden tot uitdrukking te brengen, welk standpunt in het besluit van het GPA-comité moet worden opgenomen:

zonder terugtrekkingsakkoord tussen het Verenigd Koninkrijk en de Unie waarin in een overgangsperiode wordt voorzien, moet het het Verenigd Koninkrijk worden toegestaan zijn toetredingsinstrument neer te leggen op voorwaarde dat:

10.

a) zulks niet eerder gebeurt dan dertig dagen vóór de datum waarop het Verenigd Koninkrijk geen lidstaat van de Unie meer is, en


b) zulks gebeurt binnen zes maanden na de datum van het besluit van het GPA-comité, tenzij de periode voor nederlegging van het toetredingsinstrument door het comité wordt verlengd.

De nederlegging van het toetredingsinstrument van het Verenigd Koninkrijk in de zin van artikel XXIV, lid 2, van de overeenkomst van 1994 en artikel XXII, lid 2, van de herziene overeenkomst moet worden geacht niet te hebben plaatsgevonden, wanneer de Europese Unie binnen dertig dagen na de nederlegging het comité ervan in kennis stelt dat de overeenkomst krachtens het Unierecht voor het Verenigd Koninkrijk blijft gelden.

De Commissie moet machtiging worden verleend om namens de Unie die kennisgeving te doen indien aan de voorwaarden daarvoor is voldaan.

In het geval van een terugtrekkingsakkoord tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk waarin in een overgangsperiode wordt voorzien, moet de Unie de andere partijen bij de overeenkomst ervan in kennis stellen dat het Verenigd Koninkrijk gedurende de overgangsperiode voor de toepassing van de overeenkomst als een lidstaat moet worden behandeld. Derhalve zou de overeenkomst tot de datum van het verstrijken van de overeengekomen overgangsperiode voor het Verenigd Koninkrijk blijven gelden.

In dat geval moet het Verenigd Koninkrijk uiterlijk drie maanden vóór het verstrijken van de overgangsperiode een bijgewerkte reeks antwoorden op de checklist van problemen indienen. Het GPA-comité zal de bijgewerkte reeks antwoorden van het Verenigd Koninkrijk op de checklist van problemen beoordelen en zich op dat moment beraden over een passend besluit.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

11.

4.1.1. Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van 'de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst'.

Het begrip 'handelingen met rechtsgevolgen' omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die "beslissende invloed [hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt 8 ".

12.

4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval


Het GPA-comité is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten.

De door het GPA-comité vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal uit hoofde van het volkenrecht bindend zijn.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2. Materiële rechtsgrondslag

13.

4.2.1. Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling verschillende doelstellingen heeft of uit verschillende componenten bestaat, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstellingen of componenten slechts ondergeschikt zijn, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

14.

4.2.2. Toepassing op het onderhavige geval


De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het gemeenschappelijk handelsbeleid.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207 VWEU.

4.3. Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.