Toelichting bij COM(2019)138 - Machtiging van Italië om in bepaalde geografische gebieden een verlaagd belastingtarief toe te passen op gasolie en lpg voor verwarmingsdoeleinden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De belastingheffing van energieproducten en elektriciteit in de EU is geregeld bij Richtlijn 2003/96/EG van de Raad( 1 ) (hierna 'de energiebelastingrichtlijn' of 'de richtlijn' genoemd).

Behalve op grond van de bepalingen van met name de artikelen 5, 15 en 17 kan de Raad ook uit hoofde van artikel 19, lid 1, van de richtlijn op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen besluiten dat een lidstaat uit specifieke beleidsoverwegingen wordt gemachtigd om verdere vrijstellingen of verlagingen van de accijns in te voeren.

Dit voorstel strekt ertoe Italië te machtigen om in bepaalde bijzonder benadeelde gebieden een verlaagd belastingtarief toe te passen op gasolie en vloeibaar petroleumgas (lpg) voor verwarmingsdoeleinden, teneinde de hoge stookkosten van de bewoners van die gebieden ten dele te compenseren. De hoge stookkosten zijn te wijten aan zeer strenge klimatologische omstandigheden dan wel het gevolg van strenge klimatologische omstandigheden of een afgelegen ligging in combinatie met een moeilijke brandstofbevoorrading.

2.

De belastingverlaging geldt in de geografische gebieden die aan de volgende voorwaarden voldoen:


3.

Op grond van artikel 8, lid 10, van de Italiaanse wet nr. 448/1998 geldt het voordeel voor leveringen van de brandstoffen in kwestie (gasolie en lpg) die worden gebruikt in gemeenten:


·die zijn ingedeeld in klimaatzone F (zeer strenge klimatologische omstandigheden op het Italiaanse grondgebied), zoals bedoeld in presidentieel besluit nr. 412 van 26 augustus 1993;

·die niet over een gasdistributienet beschikken en zijn ingedeeld in klimaatzone E, zoals bedoeld in voornoemd presidentieel besluit nr. 412/1993. In dit geval vervalt het voordeel, zoals bepaald in artikel 8, lid 10, onder c), punt 4, van wet nr. 448/1998 zodra de gemeente wordt aangesloten op het gasdistributienet;

·in de regio Sardinië en op de kleinere eilanden, zolang het aardgasnet niet beschikbaar is in de gemeenten in kwestie. Dit deel van de regeling omvat alle Italiaanse eilanden behalve Sicilië.

Algemene context

Bij brief van 31 oktober 2018 hebben de Italiaanse autoriteiten verzocht om verlenging van Uitvoeringsbesluit 2014/695/EU van de Raad van 24 september 2014 waarbij Italië wordt gemachtigd om in het geografische gebied dat in artikel 8, lid 10, van de Italiaanse wet nr. 448/1998 is omschreven, een verlaagd belastingtarief toe te passen op gasolie en lpg voor verwarmingsdoeleinden in overeenstemming met artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG( 2 ), teneinde in bepaalde geografisch bijzonder benadeelde gebieden een verlaagd belastingtarief te mogen toepassen op gasolie en lpg voor verwarmingsdoeleinden. Op grond van dit besluit mocht Italië tot en met 31 december 2018 in die benadeelde gebieden een verlaagd accijnstarief toepassen op huisbrandolie en lpg voor verwarmingsdoeleinden. Ter onderbouwing van zijn derogatieverzoek wijst Italië op de uiteenlopende klimatologische en geografische omstandigheden op zijn grondgebied. De nationale niveaus van de accijns op gasolie en lpg voor verwarmingsdoeleinden zijn relatief hoog in Italië. Om een te hoge belastingdruk op bepaalde consumenten die sterk afhankelijk zijn van verwarming, te vermijden, heeft Italië in bepaalde delen van zijn grondgebied verlaagde belastingtarieven ingevoerd en het land zou verlagingen willen blijven toepassen voor het gebied dat onder artikel 8, lid 10, van de Italiaanse wet nr. 448/1998 valt. Het aantal gemeenten zonder methaannetwerk, die voor deze belastingregeling in aanmerking komen voor zover zij onder klimaatzone E vallen, is geleidelijk en aanzienlijk verminderd naarmate het methaannetwerk tot stand is gebracht. Dit aantal is gedaald van oorspronkelijk 608 tot momenteel 260.

De voorgestelde verlagingen zijn lager dan die waarin het vorige besluit voorzag. De bij Uitvoeringsbesluit 2014/695/EU van de Raad toegestane belastingverlaging voor gasolie bedroeg 129,11 EUR per 1 000 liter (het toepasselijke tarief daalde daarmee tot 274,10 EUR per 1 000 liter) en voor lpg 159,07 EUR per 1 000 kg (het toepasselijke tarief daalde daarmee tot 30,87 EUR per 1 000 kg).

Met ingang van 11 december 2015 werd het voordeel met 5,07 % verlaagd (in overeenstemming met artikel 2 van het besluit van de voorzitter van de raad van ministers (DPCM) van 29 september 2015 in uitvoering van artikel 1, paragraaf 242, van wet nr. 190 van 23 december 2014) en de belastingverlagingen bedragen momenteel 122,56 EUR per 1 000 liter voor als verwarmingsbrandstof gebruikte gasolie (het toepasselijke tarief daalt daarmee tot 280,65 EUR per 1 000 liter) en 151,01 EUR per 1 000 kilogram voor als verwarmingsbrandstof gebruikt lpg (het toepasselijke tarief daalt daarmee tot 38,93 EUR per 1 000 kg).

Met de gevraagde machtiging wil Italië deze bestaande belastingverlagingen handhaven in de aangewezen geografische gebieden.

De belastingverlaging bedraagt momenteel dus gemiddeld 9-10 % van de prijs van als verwarmingsbrandstof gebruikte gasolie en ongeveer 6 % van de prijs van voor dezelfde doeleinden gebruikt lpg. Met name in de klimaatzones E en F is de belastingverlaging thans goed voor ongeveer 10 % van de prijs van als verwarmingsbrandstof gebruikte gasolie en lpg.

De toepasselijke tarieven liggen boven de in de richtlijn voorgeschreven minimumbelastingniveaus.

Het belastingvoordeel kan niet worden gecombineerd met andere accijnsverlagingen.

Volgens de Italiaanse autoriteiten is de belastingdifferentiatie gebaseerd op objectieve criteria en moet zij zorgen voor geografische continuïteit met de rest van het Italiaanse grondgebied, dat wil zeggen voor meer gelijkheid tussen de bewoners van de betrokken gebieden en de rest van Italië, door hun onevenredig hoge stookkosten te drukken. Voor alle gebruikers is de belastingverlaging even groot; het enige doel is de extra stookkosten van de bewoners van de betrokken gebieden als gevolg van het koude klimaat of de moeilijke brandstofbevoorrading ten dele op te vangen.

Volgens de Italiaanse autoriteiten zijn de extra kosten voor het transport van lpg en gasolie in de bergachtige gebieden 140 % hoger dan in de rest van het land.

Wat de kosten van het transport over de weg betreft, wordt het verschil bepaald door het soort voertuig. In de berggebieden en op de kleinere eilanden (waar er geen opslaginstallaties voor olieproducten zijn) worden lpg en gasolie voor verwarmingsdoeleinden vervoerd door vrachtauto's met aanhangwagens, wat in vergelijking met opleggertrekkers 70-80 % aan extra kosten met zich meebrengt. Het gebruik van dergelijke kleine vrachtauto's is noodzakelijk omdat de wegen moeilijker zijn en de brandstofhoeveelheden lager.

In het geval van de eilanden moeten ook nog de kosten van de veerboot worden toegevoegd. Dat kan de transportkosten fors, tot wel viermaal, opdrijven.

Specifiek voor de eilanden is dat de geografische kenmerken slechts een beperkt aanbod van brandstoffen toelaten, die door het extra transport bovendien duurder zijn dan op het Italiaanse vasteland. De belastingverlaging houdt geen overcompensatie in en doet de prijzen van lpg en gasolie ook niet dalen onder het prijsniveau op het vasteland. Wat de toepassing van de subsidie op de kleinere eilanden betreft, wijzen zij erop dat de kosten in de toeleveringsketen daar onvermijdelijk hoger zijn dan op het Italiaanse vasteland. De hogere kosten zijn het gevolg van een gebrek aan primaire logistieke infrastructuur, hetgeen aanleiding geeft tot hogere distributiekosten. Zij zijn ook te wijten aan een vaak omslachtige bereikbaarheid over de weg, hogere kosten voor motorbrandstoffen dan op het vasteland, de transportkosten naar de kleinere eilanden en de beperkte omvang van afzonderlijke leveringen. Volgens ramingen van de Italiaanse autoriteiten liggen deze kosten ongeveer 10-15 % boven de overeenkomstige kosten op het Italiaanse vasteland.

Volgens de Italiaanse autoriteiten heeft de maatregel in de afgelopen jaren de kleinhandelsprijs van lpg en gasolie voor verwarmingsdoeleinden met ongeveer 10 % doen dalen.

Wat de voortgang van het nationale aardgasdistributienet betreft, merken de Italiaanse autoriteiten op dat de totstandbrenging van een methaangasnet op het Italiaanse grondgebied in het algemeen als voltooid kan worden beschouwd. Gelet evenwel op de diversiteit van het Italiaanse grondgebied, dat wordt gekenmerkt door bijzonder gevarieerde geografische omstandigheden, blijft deze totstandbrenging bijzonder problematisch, of in sommige gevallen van het grondgebied zelfs onuitvoerbaar, ook wat de daarmee verbonden kosten betreft. In dit verband hebben de regio Sardinië, de kleine eilanden en een aantal gemeenten die in typische bergachtige gebieden gelegen zijn, nog steeds geen toegang tot methaan, en in sommige gevallen zal die toegang er ook nooit zijn.

De jaarlijkse begrotingsuitgaven van de maatregel bedragen ongeveer 230 miljoen EUR.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit en Besluit 2014/695/EU van de Raad van 29 september 2014 waarbij Italië wordt gemachtigd om in bepaalde geografische gebieden een verlaagd belastingtarief toe te passen op gasolie en lpg voor verwarmingsdoeleinden in overeenstemming met artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie

Ieder derogatieverzoek uit hoofde van artikel 19 van de energiebelastingrichtlijn moet door de Commissie worden onderzocht met inachtneming van de goede werking van de interne markt, de noodzaak eerlijke mededinging te verzekeren, en het gezondheids-, milieu-, energie- en vervoersbeleid van de EU.

De belastingdifferentiatie ondervangt ten dele de extra stookkosten van burgers in bepaalde geografische gebieden in Italië die bijzonder benadeeld zijn ten opzichte van de rest van het Italiaanse grondgebied en waarvoor bijgevolg het normale belastingtarief dat van toepassing is op lpg en gasolie voor verwarmingsdoeleinden, zou resulteren in een te hoge belastingdruk. Het geografische nadeel vertaalt zich in extra stookkosten die te wijten zijn aan de strenge klimatologische omstandigheden of de afgelegen ligging van die gebieden, in combinatie met het ontbreken van alternatieve verwarmingsbronnen, met name het ontbreken van toegang tot het aardgasnet.

Het verlaagde belastingtarief voor zowel gasolie als lpg blijft boven de in de energiebelastingrichtlijn vastgestelde EU-minimumbelastingniveaus en compenseert slechts ten dele de extra stookkosten in de geografische gebieden in kwestie.

De verlaging kan dus worden geacht verenigbaar te zijn met het streven naar fiscale stimulering van energie-efficiëntie. De maatregel blijkt niet onverenigbaar te zijn met het relevante milieu- en energiebeleid van de EU.

Voorts is de maatregel aanvaardbaar in het licht van de goede werking van de interne markt en de noodzaak om eerlijke mededinging te verzekeren. Hij heeft uitsluitend tot doel de extra stookkosten die verband houden met de objectieve omstandigheden in de betrokken gebieden, ten dele te compenseren. De belastingverlaging wordt niet gecombineerd met andere vormen van belastingverlaging en geldt niet voor ander gebruik van de verwarmingsbrandstoffen dan voor de verwarming van ruimten.

Volgens artikel 19, lid 2, van Richtlijn 2003/96/EG is de maximumduur van dit soort maatregelen zes jaar, maar is verlenging mogelijk. Rekening houdende met het feit dat de huidige regeling geen negatieve gevolgen heeft gehad voor de handel binnen de EU noch voor het algemene niveau van de belasting op brandstoffen in Italië, wil de Commissie voorstellen om de machtiging te verlenen voor een periode van zes jaar, dat wil zeggen van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2024, teneinde de regio's rechtszekerheid te bieden.

Om evenwel toekomstige algemene ontwikkelingen van het bestaande juridische kader niet te ondergraven, moet worden bepaald dat dit besluit, mocht de Raad op grond van artikel 113 van het Verdrag een gewijzigde algemene regeling voor de belasting van energieproducten invoeren waaraan deze machtiging niet zou zijn aangepast, vervalt op de dag waarop die gewijzigde regelgeving van toepassing wordt.

Indien de Raad een dergelijke nieuwe regeling vaststelt en de Commissie van mening is dat de voorgestelde machtiging nog steeds gerechtvaardigd is, zal zij constructief en tijdig ieder verzoek van Italië voor een soortgelijke, aan de nieuwe regeling aangepaste machtiging onderzoeken, om dit voorstel de nodige continuïteit te geven.

Regels inzake staatssteun

De maatregel kan staatssteun vormen overeenkomstig artikel 107, lid 1, VWEU. Aangezien de verlaagde tarieven boven de EU-minima liggen, zou de maatregel onder artikel 44 van Verordening (EU) nr. 651/2014 (de algemene groepsvrijstellingsverordening) vallen en dus als verenigbaar met de interne markt worden aangemerkt. Na het verstrijken van de geldigheidsduur van de algemene groepsvrijstellingsverordening op 31 december 2020 blijft de steunregeling nog vrijgesteld gedurende een aanpassingsperiode van zes maanden (zie artikel 58, lid 4, van de algemene groepsvrijstellingsverordening). Dit besluit laat de toepasselijke staatssteunregels gedurende de periode waarop de derogatie betrekking heeft, onverlet.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG van de Raad.

Subsidiariteitsbeginsel

Het onder artikel 113 VWEU vallende gebied van de indirecte belastingen ressorteert als zodanig niet onder de exclusieve bevoegdheid van de EU in de zin van artikel 3 van het Verdrag.

Op grond van artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG heeft de Raad evenwel, via afgeleid recht, een exclusieve bevoegdheid gekregen om een lidstaat te machtigen verdere vrijstellingen of verlagingen in de zin van dat artikel in te voeren. De lidstaten kunnen derhalve niet in de plaats van de Raad treden. Bijgevolg is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing op het onderhavige uitvoeringsbesluit. Aangezien deze handeling niet een ontwerp van wetgevingshandeling is, dient het hoe dan ook niet te worden toegezonden aan de nationale parlementen overeenkomstig protocol nr. 2 bij de Verdragen ter beoordeling van de naleving van het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheidsbeginsel

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. De belastingverlaging gaat niet verder dan wat nodig is om de gestelde doelen te bereiken. De belastingverlagingen zijn van toepassing op bepaalde geografische gebieden. De toegestane belastingtarieven liggen boven de in de richtlijn voorgeschreven minimumbelastingniveaus.

Keuze van instrumenten

Voorgesteld instrument: uitvoeringsbesluit van de Raad.

Artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG voorziet uitsluitend in dit soort maatregel.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

De maatregel vereist geen evaluatie van bestaande wetgeving.

Raadpleging van belanghebbende partijen

Het voorstel voorziet in een belastingverlaging die uitsluitend betrekking heeft op Italië.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Er is geen beroep gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling

Er is geen effectbeoordeling uitgevoerd.

Grondrechten

De maatregel heeft geen gevolgen voor de grondrechten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De maatregel leidt niet tot financiële of administratieve lasten voor de Unie. Het voorstel heeft derhalve geen gevolgen voor de begroting van de Unie.

5. OVERIGE ELEMENTEN

1.

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage


Er is geen uitvoeringsplan nodig. Dit voorstel betreft een machtiging voor een belastingverlaging, gericht tot een afzonderlijke lidstaat, op diens eigen verzoek. Deze geldt voor een beperkte periode van zes jaar. Het toegepaste belastingtarief zal hoger zijn dan het in de energiebelastingrichtlijn vastgestelde minimumbelastingniveau. De maatregel kan worden geëvalueerd indien er na de periode van zes jaar een verzoek om verlenging wordt ingediend.

Samenvatting van de voorgestelde maatregel

De Commissie stelt voor machtiging te verlenen voor de belastingverlaging met 122,56 EUR per 1 000 liter voor gasolie en met 151,01 EUR per 1 000 kg voor lpg. De toepasselijke belastingtarieven zijn 280,65 EUR per 1 000 liter voor als verwarmingsbrandstof gebruikte gasolie en 38,93 EUR per 1 000 kg voor als verwarmingsbrandstof gebruikt lpg. De toepasselijke belastingtarieven liggen boven de in Richtlijn 2003/96/EG voorgeschreven minimumbelastingniveaus.